Een naam met ouden klank <Ketu&fiaal uan Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden den daq F 250.- F 750.- F 750.- AT j ,F, ABONNÉ’S ?eraekerd°wx>rtee^^der^volgende uitkeeringen HET STADJE MAESEYCK fa et ailand der eenzamen DONDERDAG 7 MEI 1936 r ii tein No. 13 AANGIFTE~MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uiterste post der Kempen 4 i Brieven onder HET VERLEDEN HER LEEFT irt A B schou- en schoof Blake op dit blad sün ingevolge de als anders een hartelijk woord voor hen >3 Kajetan beleefde een En zij glipte weg. na. „misschien DERTIENDE HOOFDSTUK had (Wordt vervolgd) bij levenslange geheele i verlies van belde armen. wordt.„Zoo gauw het volk zijn verhalen niet meer heeft en de vereerlng voor de geestelijken een al te groote per^oonsvereerlng wordt; aoo- dra het volk de menachelljke eigenschappen van de geestelijken niet meer mag ultkristalliseeren In zijn humor, is de eerste stap gezet naar het echte, venijnige antl-clericalisme. ia, oud-; zal 10 id „Til hem op, onze redder* klonk het uit duizend kikker- monden en een der kikkers zette Tuimeltje op zijn schouder en daar ging hij de hoogte in, onder luid gelach en hoera geroep van al het volk. Het duurde nog al lang en Tuimeltje werd moe van het zitten. „Laat me er maar gauw af,” zei ie te gen den kikker, „en zeg tegen de kikkers dat ze naar huls gaan* Roman van Paul Keiler Vertaald door Louie de Bourbon den pastoor, want het vol» aai fel tegen ir’ ’•nitit/befaald. Hjj set, dat hij roepen was. .Kajetan,” fluisterde het meisje, koopt de jonker desa twee dingen.” „Welke jonker?” vroeg Kajetan. „Wel. mijnheer Ounther. Ik geloof dat hü veel geld heeft.” „Of hl) geld heeft of niet, dat laat mij koud. Wat gaat mü de jonker aan? Ik heb genoeg ms koopt hü ook niets van u ik in de stad kom, scheldt hü van hem. Ore, lederen keer qp u." „HU is dus nog in da stad?” vroeg sü vol straat, maar die hier aandoet als een lawaaiende motorfiets tusschen een jachtrtt te paard. Als ge na aoo'n wandeling uwen pot Kristal gaat drinken in een café ge süt immers in België, het land van den grootsten bierdorst dan ervaart ge pas, wat In de menschen leeft. Dan ervaart ge pas, wat een rijkdom er leeft onder de menschen aan oude verhalen; en het doet pleizier te hooren, hoe hier in MaeseUck de laatste plaats van de Kempen'tegen de Maas, dezelfde verhalen leven, als'ge vroeger bij toch ten door Brabant en Limburg hoorde vertellen b(j kermissen en boerenfeesten. Als ge in de herberg komt, hoort ge geen ra- dlomuziek of Voordrachten over sport, ge hoort geen geschreeuw of geroep over den voetbalwed strijd van verleden Zondag of van de volgende ongeschiktheid tot werken door le' 7^11 bij 4en ongeval met n, belde beenen of beide oogen l doodelijken afloop bij verlies van een hand, een voet at een oog alg we maar eens vroolük mogen zijn over hun menachelljke vergissingen. Wat er overbluft na het passeeren van dezen filter is een mooie, op rechte waardeering voor de geestelijken en hun liefde voor hen. Juist door de verhalen over hen belet het volk zichzelf, dat de vereerlng voor de geestelijken een al te groote persoonsvereerlng drie kwart eeuw geleden allerlei theaters. Dr. J. A. Worp en dr. J. f Sterck verhalen ervan in bun geschil htjn menschelljkheden maar eens lachen rtioged, -<Blkai*nk!*Ko»h Bi'W-abant of Llmbuqp niet ---aan *-• worden. Lach eena mqp over'"de menschëiüke vergissingen en waardeer hen dan even als bet volk én als mensch, n als geestelijke. Dat zjjn ervaringen, die ge kunt meemaken in een oud stadje als MaeseUck. den laatsten post I pan de Kempen tegen de Maas. week. Als met den eersten pot bier de kennisma king is gedronken, behoort heel de saai bü el- Itaar, en langzaam komen de verhalen los, van kort of van lang geleden. Oude legendes vn jon gere'verhalen, maar het gebeurt maar zelden, dat de pastoor of de paters niet erin genoemd worden; dat se niét gaan over broeders of zus ters. En dan niet scherp en afkeurend, aooals van menschen, dié eigenlijk niet gezien zijn, maar vol humor en goeden spot, zooals van menschen, die gewaardeerd worden en die een stuk zün van het eigen leven van het volk. De verhalen vol humor en goede spotternij over de geestelijken zijn mee van de waarde volste bezittingen van het volk, niet alleen in MaeseUck, maar van heel Brabant en Limburg. Ze zijn een teeken van waardeering en wan goede sympathie, want we spreken niet over menschen, die ons onverschillig zijn. Die zjjn ons onverschillig en we zwijgen over hen. Die verhalen zijn geen teeken van mindere achting voor de geestelijken. Ze zjjn en dit is juist het waardevolle erin «-een filter voor deze waar deering en depe achting. In dezen filter wordt de waardeering gezuiverd; de menschelljke eigen schappen en de menschelljke gebreken, die nu eenmaal alle menschen en bok de geestelijken hebben, blijven in dezen filter van volkshu mor en goedmoedigen spot achter. We aanvaar den de geestlijken aooals ze zijn, als we met ruim markplein met een standbeeld van Jan en Hubert van Ejjck, die daar geboren moeten zijn, ofwel in Aldeneljck, een kilometer verder. Alden- ejjck zelf is plets. Er staat glleen een mooi oud kerkje, dat heel wat stormen in de historie over zich heen heeft laten gaan, en dat niets veran derd is. Alleen de muren zijn beschilderd ge weest, en later overgekalkt. Nu is men bezig de kalklaag te verwijderen om de schilderingen, bloot te leggen, maar veel is er niet van over gebleven. Heel erg zwak en bleek kan men op de muren nog enkele flgur^p zien, 'maar het is bij de moeste zelfs moeilijk na te gaan, w%t as voorgesteld hebben. Rond de kerk liggen een paar groote huizen. Hier moeten dan Jan en Hubert van Eljck geboren zijn, volgens de nieuwste historische onderzoekingen, maar met meer gretigheid zoudt ge willen aannemen, dat zij van MaeseUck komen, want in het stadje leeft meer, is meer welvaart geweest, stoffelijk en geestelijk. Een wandeling door het stadje is een genot. Er zijn nog enkele huizen met zeer mooie, oude gevels, straten, die in honderd Jaren niet ver anderd ztjn. fraaie doorkijken, tot ge hier of daar stoot op een schrikkelijk leelljke oements- besmerlng of op een modernen winkelgevel. die niet slecht zou voldoen in een moderne winkel- „Goucten schoteltje, gouden lepel?” herhaalt^ de makelaar. „Laat eens zienIk doe zulke din gen niet graag, maar u wil ik wel van dienst zijn. Laat maar eens zien!” Zü reikte hem een kleine groote ander De lente had het eiland der eenzamen ver- «ierd met bloemen en jong loof. De vogeU ver leerden het zingen; zij waren zoo opgewonden, dat ze alleen maar lawaai maakten. Des te «tuier waren de menschen. .Het verlangen zal Je straffen!” Ounther tegen Clothllde gezegd. Welnu, de straf liet *niet op zich wachten. ZU wist nu, wat verlangen was. De verloren blik, die zich in den einder ver- *art. die altijd oo soek gaat naar een doel. d»i niet wordt bereikt, het oor dat gesloten ia Heimelijk ging zjj naar de zangeres en vroeg haar, het onderbroken onderwijs voort te zetten. Deze was daarvoor wel te vinden ondanks het gevaar, waaraan zij zich bloot stelde, mam geen van beiden kwam er toe, zich op het werk te conoentreeren. Het eind van het liedje was altijd, dat boek en lei werden terzijde gelegd en dat de zangeres een lied moest zingen. Maar het jonge meisje kon geen vrooiljke wijs meer hooren, slechts zwaarmoedige, van liefdesver langen vervulde liederen begeerde haar ver eenzaamd hart. Hens in den laten avond sloop Clothllde nafr den oever van de rivier en wachtte op Kajetan. Deze kwam inderdaad; hü had zich van zün vreeselljken angst zoover hersteld, dat hU zün „boodschappen.” zooals hij dat noemde, weer deed. Het meisje wilde hem naar Ounther vragen, maar zfj kon het juiste woord niet vinden. Z(j sprak over koetjes en kalfjes, en pas toen de schipper aanstalten maakte om weg te roeien vroeg sü overhaast: jNeei u niets van den jonker?” „Van welken jonker?” vroeg Kajetan dom. „Van van mijnheer Ounther,” bracht zü met moeite uit. „Daar wil ik niets meer van weten,” bromde de visseher, „daarvoor heb ik al genoeg mee- gemaakt.” „Kajetan.” vleide het meisje, .Kajetan, sou u voor mij ook eena iets in de stad willen ver- koopenF’ Toen spitste de schalk zijn ooren. ,Ket is ntet veel.” zei Clothllde, „bet ia alleen maar een gouden schoteltje en een Drie dagen later kwam Clothllde weer met Kajetan aan den oever samen Het was nog vroeg in den morgen. Het meisje stond lang aan den oever te wenken, vóór Kajetan, die den schijn aannam alsof hj) Ijverig aan het visschen was, besloot te landen. „O juist.” zei hü en tikte aan zün muts, „ons zaakje! Hier zün de twee stuivers. Ik ben den schotel en den lepel ten slotte toch kwüt geraakt.” Het meisje keek heeiemaal niet naar geld, maar vroeg in koortsachtige opwinding: „Heeft de jonker het gekocht?” „Welke Jonker?” „Wel. mijnheer Gynther, wte anders?” ,Jk zeg niet, wie mjjn zaken koopt.” ant woordde Kajetan. „Ik geef alleen maar het geld af.” „En en heeft hü geen boodschap voor mü meegegeven? Is hü .kwaad op mü?” vroeg het meisje, en angst sprak uit haar stem. „Wil hü niet nog meer koopen?” „Nog meer koopen?" antwoordde de schipper, „dat is een andere vraag. Nog meer koopen wil hü misschien wel." .Kajetan, heeft hü geen boodschap voor mü De kikker, die ook erg moe was geworden bukte voorover en dacht dat Tuimeltje van zün rug af zou klauteren, maar deze liet zich Ineens los en viel pardoes naar beneden, tot schrik van alle aanwezigen. HU valt dood, gilde de Burgemees ter en zoo hard ze konden Hepen ze naar beneden om Tui meltje nog te kunnen opvangen. Hü stond roerloos. Hü keek haar niet een» ha. Toen Kajetan aankwam. .sün muta afnam •n zei: .Alstublieft, münheer. u kunt instap pen," lachte hü en antwoordde: „Zeker natuuriük. Met Jou het ■oe<1 varen, Kajetan!” En hü stapte in de boot, die snel stroomaf waarts gleed. soluut ongeschikt, machine en aan gezien we samen de copie verwer- i ken, begrüpt u, i dat we hetzelfde lettertype moe- ten hebben. Maar als u er bezwaar tegen hebt De jongeman viel hem haastig in de rede. Heeiemaal geen bezwaar, münheer. Ik was toch van plan mün oude machine in te rullen voor een nieuwe en waarom sou ik dan geen machine nemen, zooals u? Davidson knikte tevreden een adresboek toe. Zoekt u hier maar een adres in op. Ik denk wel. dat er iets in ml staan. De sollicitant bladerde enkele oogenbllkken *in het boek en toen bleef zün wijsvinger rusten op een adres: ...Magazijn de Triomfator. Strand 88. Alleen vertegvnwoord1ger» van de Triomfator schrijf machine" Hü scheef het adres op en in dien tusschen- tUd sprak Davidson: Laten wü dan afspreken, dat ik van daag over vier maanden, dus op 15 September, geheel «ereèd voor de reis in deze kamer op u wacht. Morgens om tien uur gaat de trein. U zorgt dus. om negen uur aanwezig te zün. Hij gaf hem nog enkele noodzakeUjke in structies en toen gaven sü elkaar de hand tot over vier maanden. Des morgens van den vüftienden September scheen het, alsof er in de omgeving van hotel Albion iets büsoxiders ging gebeuren. Van alle kanten kwamen mannen opdagen en allen keken naar de klok, die boven den ingang van het hotel hing. Het was kwart voor negen Hoewel er in het ulterlük en in de kleeding van deze mannen een groot verschil was. was er iets, dat zü met elkaar gemeen hadden. Allen droegen zü een koffertje en in al die koffertjes bevond zich een splinternieuwe Triomfatorschrüfmachlne. De tweede overeen- korpst was, dat sü allen het hotel binnengingen en naar münheer Davidson den tooneelschrü- ver vroegen. Davidson de tooneelachrüver?vroeg de gekant verwonderd. Die woont niet meer tn gaabhotel. Een week geleden Amartkamuche scheepvaart plannen. Na de Normandie en de Queen Mary koestert men in de Vereen. Staten plannen tot het bouwen van een ^uper-transdtlantic”, waartoe echter de regeering haar toestemming nog moet geven. Men ziet hier den heer Chapman, oud-president van de U. S. Lines, een modkl bezichtigen. Het schip zal 10.000 passagiers moeten vervoeren, allen onaergebracht in één eenheidsklasse, die een volledig comfort, doch geen luxe zou bieden. De prijs voor den overtocht zou dan ook zeer laag moeten zijn, nl. 10 Pond Sterling, exclusief de maattlfden. De schoorsteenen kunnen worden ingetrokken, toaardoor het schip tevens als drijvend vliegveld zou kunnen fungeeren voor alles rondom, de mond, die soms spreekt of een enkele maal glimlacht en toch niets daarvan weet, het harteleed dat geen rust en geen vreugde duldt verlangen 1 Treurig hinnikte de vosmerrie en ging aUeen haar weg. De boeren keken verbaasd op, als zü de bleeke freule zagen gaan, zonder dat zü zooals anders een hartelük woord voor hen had. Een moellüke tüd was over het eiland geko men. Het ergste was Lucas er aan toe de bewaker. Nadat hü vüf dagen en vüf nachten tevergeefs naar de watervrouw had gezocht, verlangde de graaf van hem dat hü ook het schiereiland zou doorzoeken en tegelükertüd den boer die daar woonde het bevel zou over brengen, binnen een maand het eiland tè ver- laten. Lucas maakte zün testament. Pas drie dagen later, nadat de graaf met ontslag had ge dreigd. ging hü op stap om sün gevaarlüke op dracht te vervullen. Hü ging staan bü het begin van de landtong, die de besitting van den boer met het eiland verbond en riep uit alle macht tienmaal of nog vaker: „Goeie baas, geef Je over.” En toen daarop niets gebeurde, riep hü nog eens tienmaal of vaker: „Baas, ik moet nd op je land komen; maar ik doe Je nietsl” Ook daarop kwam geen antwoord. Toen stak Lucas zün lans in een boom bü den oever, om zün volstrekte ongevaarltjkheid te bewü- aan. vouwde een wit beddelaken -s ir en schrüft ons: |y/| Van tüd tot tüd komt men zoo eens -i-’A terecht in een of* ander stadje; zoo bü toeval doet zich een gelegenheid voor om erheen te gaan. En al had ge er niet erg veel vertrou wen in, dat er werkelük iets te zien en te bele ven was, als ge er bent, staat ge erfi verbaasd over. Ge kunt er uren en uren zoek brengen. Er leeft iets in gebouwen van aoo’n stadje, er leeft, nog iets voornaams onder de menschen. Oe er vaart, dat het stadjb, met misschien niet meer dan een paar duizend inwoners, een geestelüken rükdom heeft, dien ge elders niet aoo meer ont moet. Een van die stadjes is MaeseUck, Juist op Bel gisch grondgebied, tegen de Maas aan, met Ne derland verbonden door een brug, die voornaam jongeman, tot secretaris van den aanstaanden En..... hebt u "n paspoort en legitimatie papieren? vroeg Davidson ten slotte. Daar zult u zelf voor moeten aorgen. O. ja, voor ik het vergeet. Ik neem aan, dat u even ernsilg over de zaak denkt als ik. maar ik heb meermalen tot mün schade ondervonden, dat er personen züt. wlen oj het oogenbltz van vertrek de moed in de schoenen zonk en Uever bü moeders pap pot bleven. Daarom heb ik een bijzondere voorwaarde gesteld. U moet self aorgen voor uw papieren en bovendien moet u zelf de kosten dragen van een schrüfmachine. Hebt U die uitgaven gedaan, dan zult u niet zoo ge- makkelük meer terugkrabbelen. Bedenk wel, we blüven drie jaar weg. De Jongeman glimlachte. Ik heb uw advertentie wel tienmaal ge lezen. münheer. zei hü. Ik weet dus precies de voorwaarden. En omdat ik veel aan short sto ries gedaan heb, ben Ik in het bezit van een schrijfmachine. Zoo. zoo,.... u hebt dus een machine? vroeg Davidson. Jawel, münheer. Een Remington. Afwerend strekte de armer zün hand uit. Met alle respect voor de goede eigenschap pen van dat merk, maar voor mün doel ab- Ik heb een Triomfator- •«••■•••«•»«»»»eeesee»eevM»t»»»»»»««»»«»»i»»»(»»»i«e sr hem na. Den wit wolkje zweefde langzaam stroomafwaarts naar de stad. Het zweefde langs de maan en de sterren, en het verlangen van een jong meisje zweefde mee langs den hemel. Maar Tuimeltje was in een oogenbllk beneden. Men wilde herji opvalgen, maar hü kwam terecht In een grooten mod derpoel. „Jonge,* jonge, wat ben JU een gelukzak,” riepen de kik kers hem toe. „Kom er uit, Tuimeltje, dan lulleiiwe je af- spulten." Doch Tuimeltje had ge<n zin om zoo nat teVoorschün te komen en eerst toen ze wat uitgelachen waren, kwam ie boven water. I een kroon op dat eindje kunnen ze wel zonder souffleur spelen. Mooi deed Piet ’t niet maar het stuk was gered. Dat men daar destijds, ook wat de stuk ken betreft, voor niets terugdeinsde'’, kan bewezen worden door het feit, dat Jules Veme’s ,4e reis om de wereld in tachtig dagen” er met groot decor werd opgevoerd. De decoratiën Waren in den regel vrij goed omdat ae voor een deel geschilderd waren door Pfeiffer en Grootveld, decorateurs van den Stadsschouwburg. De machinerieën wa ren uitstekend, één der jongere Graders was een intelligent machinist, die later als zoodanig bij de Koninklijke V^reeniging „Het Nederlandsch Tooneel” werkzaam was. Een eigenaardigheid van dien Schouwburg van vader Grader, zoo verhaalt Van Mau- rik, was nog, dat hij Zondagsavond voor namelijk door dienstmeisjes met haar vrijers werd bezocht. Kwart voor elf verhief moeder Grader weekblad dan van ult het buffet haar stem en waar schuwde: V .{kwart voor elf meisjes!”' In de meeste huisgezinnen namelijk moest de dienstbode die haar uitgaansdag had, om elf uur thuis zijn en de goedige moeder Grader wou voor geen geld van de wereld, dat de meisjes met haar volk ongenoegen kregen. „Er heerschte een voortreffelijke geest on der de bezoekers. *t Was er altijd vol, leuk en gezellig. Onaangenaamheid of ruzie kwam er nooit voor. Gebeurde het een en kele maal dat er kwestie ontstemd over de plaatse», of door den een of ander, die wat te veel op had, dan wist vader Grader da delijk met een gemoedelijk woordje den vTede te herstellen? Er bestond voeling tusschen de acteurs en t publiek, dat geregeld .meespeelde”. On der anderen wend er dikwijls „Het Turf schip van Breda” opgevoerd, en als dan de tachtig soldaten van Heraugière uit het schip kwamen, één voor één, geheimzinnig stil sluipend *t waren tien of twaalf aandoet. Ge wandelvdoor het stadje: een mooL heusche soldaten, die op zoo’n avond mee--l speelden en om de coulissen liepen tel den de toeschouwers overluid mee, om te zien, of het getal wel compleet was. Een maal gebeurde het, dat een bezoeker riep: „Hei, der benne d’r maar acht en zeventig!” en dadehjk antwoordde vader Grader ad rem: Die twee hoesten te veel, die blijven achterbaks, ze zoue de heele boel verraaien! De consumptie was er goed en billijk en de bezoekers van den eersten rang mochten tusschen de bedrijven bij moeder Grader in de keuken zitten, daar dronken ze dan hun chocolaad of puhch en hielden een babbeltje met de gezellige, vroolijke vrouw. „Het Salon van Grader was het type vgr. eenr*goecf bestuurd, leuk volkstheater.” En nu is zjjn zoon die een uitstekend tooneelist werd, al zes en zeventig en viert zün gouden bruiloft. Een naam met ouden klank in de krant. Het verleden herleeft voor enkele oogen bllkken. 'A, Dat münheer Salomon Davidson niet te kla gen had over bela^stelllng voor »ün reis, bleek reeds dienselfden avoQd uit het enorm aanta> brieven onder nummer dertien, dat de portier van het hotel in ontvangst had te nemen. Davidson had een kamer op de tweede ver dieping gehuurd, om de reflectanten te woord te staan en den geschiksten persoon uit te kiezen. Des morpens nadat hü een aantal brieven verzonden had. meldde zich reeds voor het af gesproken tijdstip de eerste sollicitant aan. Het was een Jongeman, die eerst wat ver legen. maar later door de vrtendelüke ont vangst van Davidson met meer vrüheld zijn sollicitatie verdedigde en toelichtte. Hü was af gestudeerd aan de Uni verst telt van Cam bridge had veel aan literatuur gedaan en was tamelük goed op de hoogte met de ge woonten in verschillende werelddeelen. Davidson knikte goedkeurend.' Dat was een uitmuntende kracht en hü schoof zün te vredenheid niet onder stoelen of banken, met het resultaat, dat James Blake, zoo heette de I zaligheld. „Dat weet ik niet!” bromde Kajetan. .Maar hü scheldt. Kn ik lïeb genoeg van hem Goedennacht!" ■a w Unheer Salomon Davidson reikte de ad- VI vertentie. <fie hü sooeven had opgesteld A’-*- »an sün vriend, Willy Smith, over. Alstublieft, zei hü lachend. Ik ga een wereldreis maken en.... ->W.... wat zeg je? vroeg de ander met groote verbazing. Een wereldreis?. En de zaak dan? Davidson haalde minachtend ders op. Bazel niet over de zaak, Willy. Je weet •oo goed als ik, dat we maatregelen moeten nemen, want anders zie ik het ervan komen, dat we eerstdaags met den deurwaarder te doen krügen. Die wereldreis moet ons daarvoor behoeden. Neen, vraag nu niets. Lees eerst de advertentie maar en dan zal ik Je straks, als ik de copie aan de krant heb bezorgd, alles vertellen. Willy Smith las met jyoeiende belangstelling de weinige regels en toen gleed een glimlach over zün gezicht. Ha. ha dat is een goede grap, Sally. Je behoeft mü niets meer te zeggen. Maar ik denk, dat Je de eerstvolgende weken genoeg te doen zult hebben, om de groote schare van liefhebbers voor een gratis reis om de wereld met een kluitje in het riet te sturen. Davidson knikte en vroeg: Zou de advertentie Indruk maken? Lees nog eens voor, wil je? Smith vouwde het papier weer open en las: .Tboneelachrüver. die binnenkort eer. reis om de wereld gaat maken, om stof te verzamelen voor een groot tooneelstuk. zoekt een algemeen ontwikkeld persoon, om hem als secretaris te vergezellen. Alle onkosten worden door steller dezes vergoed. Het salaris bedraagt vüf en twin tig pond sterling per week. SoUlcitanten moeten kunnen typen en In het bezit zün van een Triomfatorschrüf-’ machine. Brieven onder nummer dertien aan der. portier van hotel Albion. aelisig wëggc- W_. De portier wist te vertellen, dat de Wereld reiziger nog even met hem had staan praten en daarbü had Davidson uitgelaten, dat de reis om de wereld niet doorging. I Terwül meer dan tweehonderd menschen in het hotel stonden te mopperen en te schelden op den verdwenen wereldreiziger, stond azn den overkant *n auto stil, waarin twee «Minnen zaten, die lachend naar de bocae gezichten keken van de mannen, die hun luchtkasteelen zagen vervliegen. Het waren Salomon Davidson en zün vriend en compagnon Willy Smith, voorheen alleen vertegenwoordigers van de Triomfatorachrüf- machines aan het Strand. Hun zaken waren van heden af gesloten, omdat de eigenaars voor onbepaalden tüd Enpeland gingen verlaten. En hoeveel hebben wü metrf die brieven onder nummer dertien verdiend, Willy? vroeg Davidson langs zün neus -weg. Smith haalde een papiertje to voorachün en antwoordde: We hebben tweehonderd zee en veertig machines verkocht en daarop hebben wü met de koffers meegerekend, tweeduizend en drie honderd ix>nd sterling verdiend. De ander glimlachte voldaan. Ik denk, dat de heeren nu wel dadelijk naar onze zaak zullen komen, o«n de machines terug te brengen, maar het is beter, dat we daar niet op wachten, trant het sou wel eens een volksoploop kunnen veroorzaken. Wat ben Je nu van- plan, Sally? vroeg Smith. Alvorens deze kon antwoorden, werd het por tier geopend. Een forach gebouwd, man stak hst hoofd naar binnen en sel: Voordat u definitieve plannen maakt, ver zoek ik U vriendelük, ook de poHtle daarin te willen betrekken. Rustig zette hü zich tegenover de onthutste mannen en op een wenk van hem stoof de wagen voort, naar het politiebureau. gouden schotel aan en een lepel van waarde. Kajetan bekeek het een en met halt dichtgeknepen oogen en woog het in de hand. Daarbü haalde hü diep adem. „Wat moeten* ze kosten?” vroeg hü onver schillig. ,Jk weet het niet,” antwoordde het meisje, .misschien kan ik voor elk een stuiver krügen.” .Km, hm.” deed Kajetan; „och jaj twee stuivers aal ik er wel uit kunnen slaan." Hü haalde weer diep adem en snoof eena met zün neus over de kostbaarheden heen, als een hond over een lekker kluifje. t' 1-^ en naam met ouden klank in de krant H Het verleden herleeft. „Gouden hu- weUjksfeest in de tooneelwere ld" stond boven het persbericht, dat het „bruidspaar Jan Grader op 8 Mei in de bloemetjes” zet. Een naam die een stukje tooneelhistorie Inhoudt gedurende welhaast een eeuw in de hoofdstad. Jan Grader zelf is een artist van eigen gehalte geweest. In tal van volksstukken is hü opgetreden, en wanneer we nu smeuïg volkstooneel bü Bouber en Elsensohn genieten b. in „Oranje-Heln” dan denken we onwillekeurig ook terug aan1 de dagen toen Jan Grader een eigen plaats op ons volkstooneel innam. Grader. Dat is meteen een brokje Am- sterdamsche geschiedenis. Hü was een der artisten, die het succes van de vermaarde „Doofpot"-revue mogelük maakten. In de negentiger Jaren was er het „Abraham Prikkie” waarin het gelüknami- ge héérschap zün conversatie over alles en allen hield. Grader creëerde dan Abraham Prikkie op het tooneel en hü deed het kostelijk, naar ouderen verhalep. Grader ts de broer vjui mevrouw PotharstGrader, die in Vlaanderenland gevierd werd. In tal van stukken is Grader opgetreden en de 76-jarige mag op een bewogen<tooneelleven terugzien. Hü is van een toomelgeslacht. Aan den rand van Amsterdam bloeiden aomer- M tais vm den Amsterdamschen Schouwburg. Een had Jan Qrpder, vader van den huldigen Jubilaris. Van',18581878 had J. Grader Sr. zün druk bezochten Grand Salon aan de Wete ringschans bü de Spiegelgracht. Hü gaf behalve blüspelen en kermisstukken jook drama’s en niet alleen .Don Cesar de Bazan” maar ook „Güsbreght”, doch alles op zün eigen manier en met de noodige wijzigingen ten koste van zün rekwisieten zoowel als den smaak van zün publiek. Een scherpe concurrent van Grader was het zo- mertheater Tivoli bü het Leidsche Bosch- Je. Verder op de Schans bü de Raampoort had omstreeks 1860 Nieuwenhuls een ex-sigarenmaker een groote schouw- burgtent, ter hoogte waar nu de Toonëel- school staat. En bü de Haarlemmerpoort was nog het zomertheater van Clous. Justus van Maurik heeft in zün „Toen ik nog jong was” van Grader's volkstheater verteld. Het salon van Jan Grader, den vader, stond op de Weteringschans, op de plek, waar nu de toegang is naar de Spie gelgracht. Het kwam met een klein tuintje uit aan de' huidige ZIezepiskade.Daar werden hoofdzakelük groote drama’s, zooals Don Cesar de Bazan, Güsbreght v. Aemstel, Otello, De Hut in het gebergte, De Schip breuk van de La Peyrouse enz. opgevoerd. Maar óók blüspelen, balletten en kermis- ctukken werden „voldoend goed” gespeeld. Verschillende acteurs van naam zün bü Graders vader begonnen. „De familie Gra der was een artistieke familie. Zü waren kunstenaars bü de gratie Gods zoo ver haalt Justus van Maurik want vader Grader was van zün vak beëedigd turf fac tor en moeder schudde eertüds de ton, als trouwe helpster van haar man. Hun talrijk kroost vond echter als van zelf den weg naar de planken en speelde met toewüding in vaders „Salon”, dat voor namelijk door moeder Graden krachtige hand werd bestuurd. Dat zü „bü de hand” was en zich wist te behelpen als de nood aan den man kwam bewüst het volgende curieuse geval, dat Van Maurik als volgt weergeeft. Op een avond werd er een groot treur spel opgeyoerd, maar tüdens de voorstelling kwam de tooneelmeester zeggen, dat Ver kerk, de acteur, die „de Koning” moest spelen, óntbrak: de man was blikslager en moest bü een inlegger voor scheepsprovi- siën blikjes soldeeren. „Wat nou?.... riep moeder Grader ontzeK Waar haal ik zoo gauw een koning vandaan? Niemand kent die rol. Maar wacht, ’k weet raad. Haal Piet (de souf fleur) uit z’n hok, gooi ’m een wüen mantel om, doe een baard aan zün kin en zet em hü had meegebracht, hulde ziet» in deze vredesvlag en betrad de lantong. Twee scherpe schoten floten over den muur, en Lucas viel languit op den grond. Hü was bewusteloos en werd na eenigen tüd door twee boerinnen op gepakt naar huls gebracht. De graaf ont sloeg hem na dit blameerend avontuur uit zün waardigheid als politieman en stond hem slechts toe, als gewoon arbeider op het eiland te blüven. Ook de vlsecher kwaden tüd. Hü werd gearresteerd en onder worpen aan een langdurig verhoor. Hü légoe weliswaar den eed af, dat hü de watervrouw bü het vluchten behulpzaam was geweest, maar hü kreeg toch een behoorlijk portie slaag. Clothllde redde hem eindelük uit sün moeilük- heden. Zü ging naar haar vader toe en zelde hem, dat Gunther, dien hü had verdreven, zich nooit aan zulke wreedheden zou hebben schuldig gemaakt. De graaf tierde en raasde, maar sindsdien trok hü zich in zün werkkamer terug en liet alle menschen met rust. Zoo werd Kajetan weer in sün ambt hersteld, maar aan zün vriend Lucas dacht hü niet meer. Clothllde had uit de woning van de water vrouw het leesboekje, de lei en den „Orbis Pictus” gered. Als rellquleën bewaarde sü deze schatten. Ze bekeek de oude prenten, en bü elke daarvan hoorde sü weer de lieve stem van haar leeraar. Dan raakte zü aan het droomen en wat de platen ook mochten voorstellen, sü zag slechts dien ééne en zü dacht slechts aan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 11