den iag uan Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden I 1 Wjj reizen naar de maan H ALLE ABONNÊ’S H groote aantal J. j F 750.- F 750.- SLasriiES F 250.- et eiland der eenzamen Aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten, geschieden uiterujk drie maal vier en twintig uur na het ongeval ZATERDAG 9 MEI 1936 Hun open mond Hardhoorenden Haar raadselen Straatprediking In Engeland Joodsche musici Men leest niet meer! Anders dan Piet.... Zwart als de Nacht! geen drie meter zicht ew den nog zonder achterlicht? fife Man bekgkt even de plaatje» flimmerende Nabootsing oan de ringgebergten en- bergketens, stralend in het felle zonlicht i (Speciale correspondentie). H. MANDELE VEERTIENDE HOOFDSTUK a ÉuggBL’iiii Zoo toegetakeld ging ie naar Tuimeltje om het arme ventje te plagen. Bibberend van kou stond Tuimeltje'naar den kikker te kijken, die de gekste sprangen maakte .en toen le eindelijk heel boos werd en de kikker sag dat het spelletje au lang ge noeg geduurd had. kreeg Tuimeltjg zün kleeren terug. I I eersten brief naar haar geliefde kleine gelagkamer in de stad sat de visseber en postillon d'amour, Ounther en keek toe, hoe t /aan Engeland was ons al eens de Welijke toon opgevallen der voordrech te leden van dit gilde geregeld hou- Daarbü teekening knieën de d Z tl oude Dona door een schipper uit de stad ia af gehaald.” be- Een Roman van Paul Keiler Vertaald door Louis de Bourbon jdet, hoe zij thuis is gekomen. 'op het bed, haar gezichtje kussen begraven en krampach- Eindelijk waren de kikkers van het spelen moe en legden alle kleeren bü elkaar. „We moesten dat pakje eens aantrekken,” stelde een kikker voor en daar hadden de anderen wel sin in. Na een hoop moeite had de ondeugende kikker het jasje, broekje en de muts van Tuimel aangetrokken en tenslotte was ie ook nog zoo brutaal den baa rd van Tuimeltje om te hangen. Wij zien een wereld van kale rotswoestijnen, doodsche landschappen, blakerend in het barre licht van de meedoogenlooze aon. steil rijzen overal de ringvormige wallen van geweldige kraterachtige bergen op uit de vlakte. Scherp en kantig zijn de randen der rotsen; water dat ■e afslijpt en verweert Is op de maan niet aan wezig. Was het er, dan sou het toch direct ver dampt zijn, want op de maan is geen damp kring, zooals op aarde. bij verlies van een hand, een voet of een oog hij nog tamelijk alle schatten der uitgang. Hulpeloos, met de oogen knipperend tegen het felle licht, staat zij in de hal. Buiten hangt een dichte nevel en een miezerige regen valt uit den donkeren hemel. Van Romano is geen spoor te ontdekken. Zenuwachtig ritst Hilly haar taschje open en aoekt naar wat geld voor den portier, die zoo gedienstig de deur voor haar openhield. Dan, opeens, de vreeselüke ontdekking! De en dus óók de Er is 4an ook wel geen hemellichaam, dat ons menschen zoo vertrouwd te als de maan. Beter nog dan de stralende zon. die voor ons een verblindend mysterie is van louter licht en vuur, te de sachtglanaende schijf die onze nach ten verlicht ons In haar bijzonderheden be kend. Wjj kennen allen de donkere plekken die haar stralend aangezicht bedekken. Door alle eeuwen heen hebben deze vlekken de fantasie der menschen gewekt. Een hagedis was het, zooals de Indianen meenden, een schildpad, naar de Mexicanen zelden, een konijntje vol gens de Chlneezen of het mannetje in de maan met zijn takkenbos op den rug. Het grillige, steeds weerkeerende spel van hare schijnge stalten was niet minder een feit, waarvoor dc wonderlijkste .verklaringen” werden gegeven. Eerst de reusachtige kijkers der moderne sterrenkundigen hebben ons wat meer met heP maanlandschap vertrouwd gemaakt. Een won derlijk beeld vertoont zich aan ons oog, met voldoende bijzonderheden om ons een denk beeld te geven van het geheimzinnige land, dat wjj bij een reis naar de maan zouden be treden. Als dan tenslottg de avond valt over het on herbergzame landschep, te het eenlg bewegen in deae doodsche streken het langzame voort kruipen van de steeds lengende sebaduwen der stelle bergranden, het geluldlooze uiteensprin gen der al te snel afgekoelde rotsen en bet onhoorbaar rollen der puinlawines. Geluidloze en onhoorbaar, want er is om de maan geen dampkring, welke de geluldstrilllngen naar ons oor zou kunnen geleiden. Een ontzettende koude heefscht tijdens «den langen maannacht, van meer dan honderd graden onder nul. Geduren de den nacht zien wjj maanbezoekers als een reusachtig hemellicht de stralende aarde aan het met sterren bezaaide zwarte uitspansel. Zij te de „maan” dezer lange nachten. Echter veel helderder te haar licht, want zij te veertien maal zoo groot als „onze” maan. Zwart te de hemel door het afwezig zijn van een luchtlaag. Wij schouwen onmlddellijk In de pelllooze diepten van het wereldruim. Wilt gij ten flauw idee van de door de aarde verlichte maannachten? Kijk dan in de eerste dagen na nieuwe maan natte de smalle sikkel, en gij zult misschien voor het eerst van uw leven ontdekken, dat Obk bet donkere deel zichtbaar te in een flauwe schemering, het zoogenaamde aschgrauwe licht der maan. Het te de weerkaatsing van bet aardschijnael dat den maannacht verlicht! *1 la ’9 poging tot zelfmoord om zondbr achterlicht te rijden (om van stilstaan heelemèil niet te sprekenl) Alleen reeds het transport naar een ziekenhuis Is heel wat duurder dan de aan- schatting van een veilig achter- - Nou kan ik me weer aankleeden, zei Tuimeltje tegen kikker Karei. En hij bolde naar binnen en had in een wip alles aan getrokken. Maar hoe schrok hij toen hij zag dat alles hem veel te wijd was geworden. Hij zag er uit als oen oude man, heelemaal 'niet meer het vlugge kereltje. Met lange passen ging ie naar kikker Karei en de andere kikkers en zoodra deae hem zagen, schaterlachten ze van plezier, want ze dach ten dat Tuimeltje een grap wilde uithalen Hef maanoppervlak is een dorre rots woestijn, bezaaid met ringvormige kra ters. In het midden de krater Tycho. Bovenaan even naar rechts de groote krater Clavius. Hij heeft een middellijn van 228 K.M. Men ziet, hoe in dezen krater later weer andere ontstaan zijn portefeuille te chèque!! Hilly weet zelf Gekleed ligt zip’ snikkend 4B Ket tig verfrommelen haar vingers het laken.'Heel haar geluk ligt in scherven. Haar teerste droo- men zijn jammerlijk vernield. En daar, terwijl zij zich weer opricht, voelt zij plotseling iets onder haar handen. Haar hartje bonst in haar keel. Hilly kan het niet gelooven en toch op zij van de matras zit de enveloppe! Het couvert met de cheque van 15.000 francs! Een matelooze vreugde maakt zich van haar meester. Haar tranen zijn als een milde regen, die op de uitgedroogde aarde valt. Weldra houdt die regen op en Hilly ziet de zon schijnen op een wereld, die zij even vergeten had en die zij nu weer teruggevonden heeft een wereld, waarin zij hóórt en waarin zij voortaan niet meer alleen wil leven. En zij denkt aau Iemand, die nu voor haar Alles beteekent! Aan Piet!! Drie termijnen heb Ik al gehad. Als ik mij er niet op had kunnen beroepen, dat u en Clothllde mij hebben gedwongen, en dat ik als ondergeschikte aan u moest gehoorzamen, dan was het dezen keer met mij gedaan geweest.” „Dat spijt me. Kajetan; hier heb je tien gulden als troost.” Kajetan stek het geld in zijn zak, knikte in weemoedige dankbaarheid en zei: „Het eenige voordeel bij die stokslagen te, dat het geen pijn doet; Lucas drinkt Immers graag een borrel, en hij weet het zoo in te richten, dat hij bij het slaan weliswaar geducht uithaalt, en dat het ook stevig kletst, maar dat men het toch nauwelijks- voelt. Hij heeft zich daarin lang moeten oefenen, het te pen heele kunst, maar bij kent het.” De Dally Herald meldt, dat in de afgelegen straten van Dultsche steden beroemde joodsche musici op het sein wachten een nieuw leven te beginnen. Het zijn de toekomstige leden van het Pales- tijnsch Bymphooie-orkest, dat op 13 October zijn eerste concert zal geven te TW Avlv in Palestina. De vier eerste uitvoeringen zullen door Tosea- nlnl worden gedirigeerd. Toscanini sou voor deze taak geen honorarium hebben bedongen; hfj zou zelfs geweigerd hebben daarover te praten. Bronislaw Hubermann, de pooteche violist, te te Londen aangekomen. Drie jaren geleden heeft hij de idee gekregen een orkest in Palestina og te richten. HU heeft sindsdien over de geheele wereld steun gezocht. Hoe dikwijls wij ook naar de maan kijken, steeds zien wü hetzelfde landschap. Dezelfde vlakten, dezelfde bergketens en ringvormige „kraters.” Want steeds houdt de maan haar zelfde zijde naar ons toegekeerd. De andere helft van dit hemellichaam is voor ons een ge heim en zal wel eeuwig een mysterie blijven. Wij kunnen (fit verschijnsel enkel verklaren, a’s wjj aannemen, dat de maan, In denzelfden tijd, waarin ze om de aarde heendraalt acht en twintig etmalen precies een keer om haar as wentelt. Wanneer wU hierover wat dieper nadenken, beseffen wij plotseling, wat dat zeg gen wil. Eén dag op de maan duurt veertien van onze* dagen, een nacht eveneens. In dit barre land van den dorst schroeien de onbarm hartige zonnestralen veertien van onze etma len lang onafgebroken de naakte rotsen, welke dientengevolge een temperatuur hebben, welke die van kokend water overtreft. Over dezen brief was Clothllde erg voldaan. Zü -was zoo gelukkig, dat zij kon schrijven en zoo trotsch, dat zij het wonder kon volbrengen, zich met den geliefde, die van haar gescheiden was, in verbinding te stellen. Nu rommelde ze in haar melsjeskast en haalde daaruit dne stukjes goed te voorschijn, een groen, een rood en een blauw stukje. Daar naaide zij drie zakjes van, het eene steeds grooter dan het andere en zoo kreeg de lel drie foudralen. In de schemering bracht zij haar elgenaardigen brief weg. Kajetan wachtte aan den oever. Zij was erg bezorgd en gaf den knorrigen brieven besteller allerlei aanwijzingen. „Zorg-dat je er niet met je vinger aan komt of er met je hand overheen strijkt dan veeg je het schrift uit leg de Je! maar in het kastje en leg alle dekens er over heen, dat er geen regen op valt....” Kajetan maakte haar attent op het feit dat er geen wolkje aan den hemel was, maar ae hield net zoo lang vol. tot hij de uiterste voor zorgsmaatregelen bad genomen. Dan zette Kajetan af en zü keek mei stralende oogen naar het dobberende scheepje, terugkeerde. HU dwong hem half met geweld en met nog meer geld, Clothllde een tweeden brief te bezorgen. Bijna een week verliep, voor het antwoord kwam. HU moest niet komen; zü zou zich niet laten zien; zü wilde hem niet In gevaar brengen, zü wilde niet dat haar geliefde het lot van de Uefdebron zou riskeeren. Haar vader zou hem dooden. Toen vertrok hU uit de stad, zwierf een paar dagen doelloos rond en kwam op een nacht weer bij Kajetan s hut. HU maakte de boot los, roeide naar het eiland, wachtte bijna den ge- heelen nacht, maar staarde omhoog naar ge sloten vensters. Tegen den morgen roeide hü a« boot naar haar plaats terug. Twee dagen later was hü andermaal bü de visschershut en roeide naar het eiland. Weer sat hü op de bank in ae schaduw der boomen en keek naar het kasteel. De nachtwind rutechte door de toppen, zwevende wolken wierpen zwarte schaduwen op de uitgestrekte welden;*.;. Daardaar gebeurt wat. Een venster in een van de hooge gelükvloerzcbe kamers van bet slot wordt zachtjes geopend. Een donkere ge stalte verschUnt een touw wordt om de vensterbank gebonden een man klautert hst venster uit.... Een dief. Gunther staat rechtop, grijpt naar sün pistool. Al zün zintuigen zün gespannen De dief komt nader. Snel glipt hU weg. Het te de gek. De mkan belicht hem helder. Onder den arm draagt hü een groot voorwerp. Nu draait hü zich om. Nu ziet Ounther wat de gek draagt. Hat te de teekening uit de werkkamer van den Een minsten* even wonderUjk, maar voor ons masmbeaoekers minder prettig, verschijnsel is dat van den voortdurenden regen van groote en kleine meteoorsteenen, die uit het wereldruim op bet maanoppervlak neerkomt. Het lucht kussen van onzen dampkring maakt deze hier op aarde voor het grootste deel ongevaariük. Misschien zUn de grootste wel de oorzaak van do geweldige putten in het maanoppervlak, dc ringvormige maankraters. Sommige geleerden veronderstellen bet. Andere daarentegen be weren, dat toch zeker een aantal der allergroot ste kraters van' echt vulkantechen oorsprong te. Wie heeft gelijk? Hst te waar een van de raadsels van de maan. Gunther ging recht op bet kasteel af. HU wilde in haar nabijheid sün; misschien wilde een gelukkig toeval, dat hü haar aan het ven ster zag, haar misschien kon bewegen, WJ hem te komen en een zoet weerzien te vieren. Alie bedenkingen waren verdwenen, vergeten was ook haar verbod, terug te koeren, slechts het brandend verlangen, de geliefde te zien, ver- vulde hem- Het slot lag In het wazige maanlicht. Alle vensters waren gesloten. Nergens een llcht- schün Clothllde sliep. Had het hart haar niet gezegd, dat hü komen zout Was er geen ver moeden In haar ziel geslopen, moest zü «tan vannacht slapen? Ontstemd, büna gekrenkt, aette Gunther zich neer op de oude, gesneden bank onder de boomgn «n keek onafgebroken naar bet kasteel. Niets bewoog. Hü was een dwaas om deze vaart zoo op goed geluk af te onderne men. Waarom had hü haar geen boodschap ge stuurd? Omdat zU hem misschien had afge wezen. Maar zü had dan wellicht getwüfeld. of hU misschien toch nog zou komen en in alle geval had zü dan niet geslapen, maar gewaakt aan haar venster Veel tüd verstreek. Het ver langen werd grooter, het hart werd onrustiger. Nutteloos wachten; ellendige toestand.... De gedwongen tijd wu reeds lang verloopen, toen Ounther naar «tan mopperenden visscher et Engelsclie volk heeft ongetwüfeld langstelling voor godsdienstzaken. Hollander staat vaak verwonderd over het i der kerken die hü In een of andere stad aantreft, en over de talloooe Ingezonden stukken in de dagbladen welke zich i met godsdienstige vragen bezighouden. Een typische uiting van deze op het godsdienstige gerichte mentaliteit Is ook de straatprediking, welke in vele steden van Oroot-Brittannië te vinden is. Bekend zün vooral de drukbezochte spreek gestoelten in Hyde Park te Londen, waar .dui zenden geregeld luisteren naar sprekers van allerlei pluimage, waaronder er overigens ook zün die sociale en politieke onderwerpen be handelen. Onlangs was schrijver dezes In de gelegenheid om de straatprediking bü te wonen te Newcastle on Tyne, waar op een Zondag avond honderden te vinden waren die de spre kers op Bigg Market een plein midden in de stad aanhoorden. De eerste spreker dien ik daar aantrof was een vertegenwoordiger van een of andere richting der Engelsche kerk, die met iets van de plecht statigheid en zalving van een gereformeerden ouderling de waarde van het Christendom voor de samenleving uiteenzette. „De waarde van het Evangelie voor onzen tüd” was blükbaar de tekst der toespraak. De man sprak niet kwaad en bet publiek luisterde met aandacht, het be stond blükbaar grootendeels uit geestverwanten van den spreker die met rustige zelfverzekerd heid maar zonder veel geestdrift een hun be kende leer hoorden uiteenzetten. Het viel op hoe de spreker zich hield bü algemeenheden, en de werkelük brandende vragen zooals over het leergezag in de kerk en de waarde van sacra menten en liturgie niet aanroëtde. Nummer twee: een Labour-man, die de ge varen der dictatuur voor de hoorders ontvouw de, en uiteenzette hoe de arbeiders alles be reiken kunnen wat zü maar wenschen door goed georganiseerde samenwerking. Verder hoorden wü een phlllppica tegen politieke agitatoren die uit het eigen land worden verdreven en het dan maar eens elders probeeren. Zün met het noodlge pathos voorgedragen beschouwingen deden nog het meest denken aan een verkie- zlngsrede, waarin gewoonlük naast veel wati juist Is ook evenveel halve waarheden en een zijdigheden voorkomen. -|—x oove menschen, beter gezegd hardhooren- I 1-den, openen vaak den mond en reeds Darwin gaf hiervan een verklaring, die nog steeds als juist wordt aangenomen. Bij het luisteren naar zwakke geluiden is men gedwon gen zün volle aandacht op het gehoorde te concentreeren. Men maakt daarbü gebruik van alle hulp middelen die deae concentratie bevorderen en dienen om andere zintulglndrukken uit te slui ten. Door stil te staan en den adem in te hou den voorkomt men de storing door geluiden die men self voortbrengt, door het sluiten van de oogen belet men de afleiding van de aan dacht door llchtlndrukken. De spierspanningen worden zooveel mogelük opgeheven, vooral die in de aangezichtsspieren. waardoor het gelaat van een zandachtig luisterend mensch Iets wezenloos krijgt. De harthoorende die door den mond ademt, voorkomt niet alleen het storen de gerulsch van de luchtatroomlng door den neus, maar verkiest onbewust de mondadem- hallng die met minder Inspanning en opper vlakkiger geschiedt. In gewqpe omstandigheden bemerken wij niet, dat het ademhalen met gewaarwordingen ge paard gaat, maar als wü ons In de stilte, In het donker bevinden of op de ademhaling let ten hetzü willekeurig of doordat wü geuren, frlssche lucht enz. ademen, dan blükt het hoe het in- en uitademen met een rhythmlsche wis seling in spannlngsgevoel gepaard gaat. Deze wisseling van spanning en ontspanning neemt ons mln of meer in beslag en wel op hlnder- lüke wüze, wanneer onze volle aandacht door een zwak geluld In beslag wordt genomen. Terecht spreekt men van „ademlooze" stilte en aandacht. Ook bü aandachtig toezien, bü het In beslag genomen worden door een voorstelling, maar evenzeer bü het Ingespannen bezig zün meteen fün handwerk, treedt de mondademhaling op en door de verslapping der aagezichtsspieren. t opengaan van den mond. Men behoeft maar een groep kinderen of eenvoudige menschen tc bezien, die zonder remming en terughouding zich aan het gehoorde of geziene overgeven om te constateeren, hoe algemeen het „met open mond luisteren” en het „aangapen" zün. Behalve deze meer functloneele verklaring van het openen van den mond bü moelhjk hooren bestaat er bok een natuurkundige ver klaring. die door dr. Drenkhahn onlangs In de Münchener Medizlnische Wochenschrlft werd gepubliceerd. Bü open mond zou het geluld in de holte resoneeren en vooral ook zou het harde verhemelte een hoeveelheid trillingen opnemen. Door geleiding door de schedelbeenderen heen kunnen de geluidstrilllngen het Inwendige ge hoororgaan bereiken. Wanneer men de beide ooien dichtstopt en naar een ver verwüderdt geluidsbron luistert kan men zich er gemakke- lük van overtuigen, dat men door het openen van den mond beter hoort. De open mond der hardhoorenden is dus niet alleen een uitdruk- klngsbeweging van de gespannen aandacht, maar geeft ook een zekere verbetering van het hooren. dat haar bracht.... In een Kajetan, tegenover jonker deze met teedere zorgvuldigheid en zeer voor zichtig de naden van de foudraaltjes lostornde. «Maar toen de jonker den brief had gelezen, was hü zoo vervuld van zaligheld, dat hü uit riep: .Kajetan, Jü groote schavuit en beste vriend, JU moet mü meenemen naar het eiland. Ik houd het niet langer uit." Kajetan antwoordde, dat bü zün verstand was en voor aarde dit krankzinnige waagstuk niet zou wil len ondernemen. Waarna een korte onderhan- dellng plaats had, die hierop neerkwam, dat Kajetan tegen betaling van vüf gulden op zich nam, vrüheld en eer, misschien zelfs *bise4 en leven te wagen en jonker Guiither voor den tweeden keer op het eiland binnen te smok- kelen. „Het behaagt* den hemel mU altüd aan de grootste gevaren bloot te stellen," zuchtte de arme onschuldige man en stak de twee gulden van den eersten „termün" in zün zak. De lichten waren reeds aan, toen zü uit de stad vertrokken. Onderweg vroeg Gunther: .Hebt u geen nadeellge gevolgen ondervonden van onzen tocht met den doopeling?” Kajetan trok verdrietig de schouders op. „Ondervonden? Ondervonden heb ik niets. Ik heb alleen maar slaag gehad. Tot vüftig stokslagen hebben zü mü veroordeeld. Ik heb termünbetallng gevraagd. Tien keer telkens rill et was eigenlijk de schuld van Zenker, den boekliouder-kassler, dat Hilly haar Plet ontzettend saai en onelegant vond. Want als hü niet ziek geworden was. dan had Hilly niet in zün plaats het geld behoeven te halen en dat had zü ook niet met den heer Mlrakobsky kennis gemaakt. En die was hMlemaal anders dan Piet. Wat zou Piet zich weer onhandig hebben gedragen, toen züvoor het loket in de groote bank al haar bankbil jetten had laten vallen. En met welk een kalme en elegante beweging had dazwentegen de on bekende zwarte heer het geld opgeraapt en aan haar overhandigd, zóó, alsof een briefje van duizend niet meer was dan een postzegel. Bü den uitgang groette die heer haar glimlachend en nu vond Hilly dat zü hem toch elgenlük nog moest bedanken Zün naam had zü bü het voorstellen niet verstaan. Alleen had zü begrepen dat hü vaak naar de bank moest voor zaken en dat hü den weg daarheen lang niet meer zoo eentonig zou vinden, als hü wist dat hü haar nog eens zou ontmoeten. Nee, Piet kon je niet met hem vergelüken. De* bekende Fransche schrijver Georges Du hamel is redacteur geworden van de „Mercure de France," als opvolger van Alfred Valette. Hü schreef in dit blad artikelen over den achteruitgang van het lezen van goede boeken, wat het gevolg zou zün van de groote belang stelling van het publiek voor radio en bioscoop. Gefundeerde ontwikkeling en kennis gaan daar door achteruit, meent hü. Thans neemt hü nog een andere, züns Inziens schadelüken Invloed onder de loupe, nX dien van de te veel ge ïllustreerde bladen. Duhamel zegt: men leest niet meer.- Men kükt even het plaatje en men weet er alles van of meent er tenminste genoeg van te weten. Het plaatje U mooi, aardig, verlokkelük en eischt weinig geestesinspanning, terwül lezen vermoeit, langer duurt. Inspanning vraagt. De pers zou in onzen tüd een prachtig middel ter ontwikkeling kunnen zün voor velen, en al heeft zü wel invloed, toch gaat er in lange niet van haar uit, wat zü nuttigs kon voortbrengen, aldus de meenlng van dezen schrijver. Waar is bet noodig voor, zoo redeneert de mensch uit de 30e eeuw, dat ik zoo n lang en nog wel klein gedrukt artikel lees, nu Ik zoo al kan zien, waapoger het gaat? Lezen is ver moeiend en ik ben al vermoeid genoeg door mün dagwerk op kantoor of werkplaats. Als een kind, dat nog niet lezen kan en met een natten vinger de platjes omslaat, zoo doet de tegenwoordige krantenlezer, die even de Illustraties bekükt en het” dan weet. De fotografjg Is een kostbare gave der weten schap. maar, In de kranten, maakt zü den mensch lui en werkt zü de ware ontwikkelkig tegen en de oppervlakkigheid in de hand. Er is zeker iets van waar. Maar vergeet Du hamel niet, dat een plaatje soms ook over de, een of andere zaak een verhelderend beeld kan geven, dat met de meest knappe en ingewikkel de beschrijving niet bereikt kan worden? Derde gestoelte: dat der Catholic Evidence Guild, kenbaar aan een kruisbeeld. Bü een vroe ger bezoek rustige, sai| ten wflbeZ den. De spreker, een nog jonge man, toonde geen groote redenaarsgaven, maar had toch een dankbaar gehoor. Velen daaronder stelden vra gen over onderwerpen zooals de eenheid der Kerk, de mogelükheld om bulten de Kerk den Hemel te bereiken, en andere vraagstukken die In een tüd van verzwakkend of zoekend Protes tantisme de geesten blükbaar bezighouden. Wü hoorden ditmaal niet de oude dame waar over een door het Gilde uitgegeven brochure spreekt die na een uiteenzetting over de leer der onfeilbaarheid antwoordde: „Het helpt toch niets, jongeman, mü zul Je nooit wüsmaken dat Jullie Paus God is!” Vierde podium: een communist (of zool ets). Ditmaal weer een echte volksredenaar, die de gezichten der omstanders zich wist te doen plooien tot een breeden grijns van: „hoe-heeft- le-dat-geeegd?” De spreker schilderde de 'uit zuiging der arbeiders door de bezittende klasse; zün betoog sloeg wel in, zooals simplistische op lossingen van moeilüke problemen bü het ge wone publiek wel meer in den smaak vallen. De felheid waarmede de man den klassenstrijd aanprees was ons verre van sympathiek. En toch vroegen wü ons af of in een rechtvaardi ger samenleving dit podium wel opgeslagen zou zün geweest. (tanken. Over een uur moest zü op bet punt van samenkomst zün. Vlug greep zü de nieuwe tasch met de ritssluiting. Zakdoekjp. lippenstift, de kleine, al vrij versleten port^Euille met de enveloppe, waarin de chèque zat, en den huissleutel. Hilly was zoo gehaast, dat zü niet eens precies wist, wit zü In het taschje had gestopt. Op een holletje liep zü deur uit.... In de zaal voelde zü zich naast Romano als dronken van geluk. Die mooie, beelden op het witte doek leken haar eigen, nabije toekomst te ont sluieren. ZU zelf was Greta Garbo en de Russische officier zat naast haar! Hilly’s wangen gloeiden en Instinctief greep zü naar haar taschje cm een blik In het zak- spiegeltje te werpen. Maar Romano hield haar hand vast en zün stem beefde, toen hü zei: „Toe, doe dat nu niet. Zooals je nu bent, ben je zoo mooi! Zóó mooi was je nog nooit!” Pauze.... Pauze. „Excuseer mU een oogenblikje. Hilly. Ik ga even in de hal een sigaret opsteken. Hier mag Ik niet rooken. Maar ga Je nu niet poederen. belóóf mü dat. Ja? Da’s aardig van je! Ik ben dadelük terug, hoor!” Droomerlg tuurt Hilly de zaal in. Het pra ten van de menschen dringt als een zalig rul- schen tot haar door, zoo vervuld is zü van Ro- mano's woorden. Floep! Daar gaan de lichten weer uit, het orkest zet een wals In en Hilly zit in het donker gespannen te wachten. Waar blüft Romano toch? Hilly draait'zich om en opeens heeft zü het gevoel alsof de duisternis als een machtig monster haar dreigt te verstikken In zün greep. Zü staat op. Haar •rp en der grootste schoonheden dezer schep- ping is wel bet teere. blanke maanlicht, dat onze nachten doorgloort, als de koel- zilveren herinnering aan de warme gouden zonnestralen. Onze waardeering voor deze schoonheid wordt nog verhoogd door bet tüde- Ujk afwezig zün van dfe schünsel en het zich steeds weer herhalende spel van wisselende schüngestalten. „O en daar heb ik je tien gulden voor gegeven?” ^Ja,” zei Kajetan, „u bent een goed mensen. Overigens weet men nog niet wat er verder kan gebeuren; want Lucas Is afgezet en de nieuwe heef te geen oefening. Hü is nog een beginneling In hét slaan/* GuMher antwoordde niets meer. HU had een zwak voor Kajetan.... De landing had met groote voorzichtigheid plaats. Nog eens beloofde Gunther den angstl- gen schipper dat hü zich niet zou laten snap pen en na hoogstens twee uur weer aan den oever terug sou zün. Zou hü echter toch wor den betrapt, dan zou hü zeggen, dat een ris- scher uit de stad hem hierheen had gebracht. Uulst,” sel Kajetan; „zooals immers ook de graaf de teekening in de gitzwarte lijst de teekening van den spion de vesting.... Reeds verheft Ounther zün hand met het pistool, reeds wil hü den Inbreker aanhouden, dan echter flitst een gedachte door sün geest, hü treedt snel achter een boom, laat den gek naderbü komen.... Als deae nog slechts weinige schreden van hem vandaan is, valt hü 'op de knieën, beft de lüst hoog boven zün hoofd en kermt: „Ziet gü het ziet gü bet, God in den hemel.,., ik heb bet.” Dan snelt hü verder en Ounther sluipt achter achter hem aan. In bet gedempte schünsel van de maan ligt de weg naar de kapel. De breede, met gras over groeide treden, die naar boven voeren, zün slechts vaag te zien. Op de onderste trede knlett de gek. Luid en duldelük zegt hü: „Ik vervloek deze plaat! Heer, erbarm u over mü!" beft hü met bevende handen de ten hemel. Dan kruipt hü op de naar de tweede trede, beft andermaal X) plaat omhoog en kermt opnieuw de ver* schrikkelUke spreuk, die half vloek, half ge- bed is: -■ „Ik vervloek deze plaat! Heer, erbarm u over mül" Zoo gaat deze spookachtige pelgrimstocht voort over alle treden. Op de knieën. Onder ge vloek en gebed, onder gekerm en gejammer (Wordt vervolgd) Hoe primitief waren zün toekomstplannen: dat kleine, eigen huisje, die salarisverhooglng, het verplichte uitstapje op Zondag, in een eivolle tram en beladen met pakjes boterhammen, staan tot je geen voeten meer voelt en daarna urenlang wandelen, terwül glanzende, groote auto’s je geruischloos voorbüsulsen! Nee, dan ‘2 Romano! Dat was heel wat anders. De naam alleen was al zoo fasdneerendZe kende hem nu al eenige weken. Met Plet had ze ge sproken en vanavond sou zü met Romano naar de bioscoop gaan gaan, om de nieuwe film te zien. Jakkes! Nog een heel uur In dat nare, vervelende kantoor te moeten zitten! „Juffrouw Hilly, u moet even bü den patroon komen!” opdacht moigen- ^‘i^tam to^pt zü x^Xr den ochtend, vóór zü op kantoor kwam, eerst een chèque van 15.000 francs te Incasseeren bü de bank. De chèque moest zü nu maar meteen meenemen, dat spaarde tüd uit en bet geld kon zü dan morgen meebrengen. „Wat vervelend!” dacht Hilly, toen zü haas tig naar huls trippelde om zich te verkleeden. Hilly gunde zich geen rijd er lang over na te w 285

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 10