den iag
uan
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
I
1
Wjj reizen naar de
maan
H
ALLE ABONNÊ’S
H
groote aantal
J. j F 750.- F 750.- SLasriiES F 250.-
et eiland der eenzamen
Aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten, geschieden uiterujk drie maal vier en twintig uur na het ongeval
ZATERDAG 9 MEI 1936
Hun open mond
Hardhoorenden
Haar raadselen
Straatprediking
In Engeland
Joodsche musici
Men leest niet meer!
Anders dan
Piet....
Zwart als de Nacht!
geen drie meter zicht ew den
nog zonder achterlicht?
fife
Man bekgkt even de plaatje»
flimmerende
Nabootsing oan de ringgebergten en- bergketens, stralend in het felle zonlicht
i
(Speciale correspondentie).
H. MANDELE
VEERTIENDE HOOFDSTUK
a
ÉuggBL’iiii
Zoo toegetakeld ging ie naar Tuimeltje om het arme ventje
te plagen. Bibberend van kou stond Tuimeltje'naar den kikker
te kijken, die de gekste sprangen maakte .en toen le eindelijk
heel boos werd en de kikker sag dat het spelletje au lang ge
noeg geduurd had. kreeg Tuimeltjg zün kleeren terug.
I
I
eersten brief naar haar geliefde
kleine gelagkamer in de stad sat
de visseber en postillon d'amour,
Ounther en keek toe, hoe
t /aan Engeland was ons al eens de
Welijke toon opgevallen der voordrech
te leden van dit gilde geregeld hou-
Daarbü
teekening
knieën
de
d
Z
tl
oude Dona door een schipper uit de stad ia af
gehaald.”
be-
Een
Roman van Paul Keiler
Vertaald door Louis de Bourbon
jdet, hoe zij thuis is gekomen.
'op het bed, haar gezichtje
kussen begraven en krampach-
Eindelijk waren de kikkers van het spelen moe en legden alle
kleeren bü elkaar. „We moesten dat pakje eens aantrekken,”
stelde een kikker voor en daar hadden de anderen wel sin in.
Na een hoop moeite had de ondeugende kikker het jasje,
broekje en de muts van Tuimel aangetrokken en tenslotte was
ie ook nog zoo brutaal den baa rd van Tuimeltje om te hangen.
Wij zien een wereld van kale rotswoestijnen,
doodsche landschappen, blakerend in het barre
licht van de meedoogenlooze aon. steil rijzen
overal de ringvormige wallen van geweldige
kraterachtige bergen op uit de vlakte. Scherp
en kantig zijn de randen der rotsen; water dat
■e afslijpt en verweert Is op de maan niet aan
wezig. Was het er, dan sou het toch direct ver
dampt zijn, want op de maan is geen damp
kring, zooals op aarde.
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
hij nog tamelijk
alle schatten der
uitgang.
Hulpeloos, met de oogen knipperend tegen
het felle licht, staat zij in de hal. Buiten hangt
een dichte nevel en een miezerige regen valt
uit den donkeren hemel. Van Romano is geen
spoor te ontdekken. Zenuwachtig ritst Hilly
haar taschje open en aoekt naar wat geld voor
den portier, die zoo gedienstig de deur voor
haar openhield.
Dan, opeens, de vreeselüke ontdekking! De
en dus óók de
Er is 4an ook wel geen hemellichaam, dat
ons menschen zoo vertrouwd te als de maan.
Beter nog dan de stralende zon. die voor ons
een verblindend mysterie is van louter licht en
vuur, te de sachtglanaende schijf die onze nach
ten verlicht ons In haar bijzonderheden be
kend. Wjj kennen allen de donkere plekken die
haar stralend aangezicht bedekken. Door alle
eeuwen heen hebben deze vlekken de fantasie
der menschen gewekt. Een hagedis was het,
zooals de Indianen meenden, een schildpad,
naar de Mexicanen zelden, een konijntje vol
gens de Chlneezen of het mannetje in de maan
met zijn takkenbos op den rug. Het grillige,
steeds weerkeerende spel van hare schijnge
stalten was niet minder een feit, waarvoor dc
wonderlijkste .verklaringen” werden gegeven.
Eerst de reusachtige kijkers der moderne
sterrenkundigen hebben ons wat meer met heP
maanlandschap vertrouwd gemaakt. Een won
derlijk beeld vertoont zich aan ons oog, met
voldoende bijzonderheden om ons een denk
beeld te geven van het geheimzinnige land,
dat wjj bij een reis naar de maan zouden be
treden.
Als dan tenslottg de avond valt over het on
herbergzame landschep, te het eenlg bewegen
in deae doodsche streken het langzame voort
kruipen van de steeds lengende sebaduwen der
stelle bergranden, het geluldlooze uiteensprin
gen der al te snel afgekoelde rotsen en bet
onhoorbaar rollen der puinlawines. Geluidloze
en onhoorbaar, want er is om de maan geen
dampkring, welke de geluldstrilllngen naar ons
oor zou kunnen geleiden. Een ontzettende koude
heefscht tijdens «den langen maannacht, van
meer dan honderd graden onder nul. Geduren
de den nacht zien wjj maanbezoekers als een
reusachtig hemellicht de stralende aarde aan
het met sterren bezaaide zwarte uitspansel. Zij
te de „maan” dezer lange nachten. Echter veel
helderder te haar licht, want zij te veertien maal
zoo groot als „onze” maan. Zwart te de hemel
door het afwezig zijn van een luchtlaag. Wij
schouwen onmlddellijk In de pelllooze diepten
van het wereldruim. Wilt gij ten flauw idee
van de door de aarde verlichte maannachten?
Kijk dan in de eerste dagen na nieuwe maan
natte de smalle sikkel, en gij zult misschien
voor het eerst van uw leven ontdekken, dat
Obk bet donkere deel zichtbaar te in een flauwe
schemering, het zoogenaamde aschgrauwe licht
der maan. Het te de weerkaatsing van bet
aardschijnael dat den maannacht verlicht!
*1 la ’9 poging tot zelfmoord om
zondbr achterlicht te rijden (om
van stilstaan heelemèil niet te
sprekenl) Alleen reeds het
transport naar een ziekenhuis
Is heel wat duurder dan de aan-
schatting van een veilig achter-
-
Nou kan ik me weer aankleeden, zei Tuimeltje tegen kikker
Karei. En hij bolde naar binnen en had in een wip alles aan
getrokken. Maar hoe schrok hij toen hij zag dat alles hem
veel te wijd was geworden. Hij zag er uit als oen oude man,
heelemaal 'niet meer het vlugge kereltje. Met lange passen
ging ie naar kikker Karei en de andere kikkers en zoodra
deae hem zagen, schaterlachten ze van plezier, want ze dach
ten dat Tuimeltje een grap wilde uithalen
Hef maanoppervlak is een dorre rots
woestijn, bezaaid met ringvormige kra
ters. In het midden de krater Tycho.
Bovenaan even naar rechts de groote
krater Clavius. Hij heeft een middellijn
van 228 K.M. Men ziet, hoe in dezen
krater later weer andere ontstaan zijn
portefeuille te
chèque!!
Hilly weet zelf
Gekleed ligt zip’
snikkend 4B Ket
tig verfrommelen haar vingers het laken.'Heel
haar geluk ligt in scherven. Haar teerste droo-
men zijn jammerlijk vernield. En daar, terwijl
zij zich weer opricht, voelt zij plotseling iets
onder haar handen. Haar hartje bonst in haar
keel. Hilly kan het niet gelooven en toch
op zij van de matras zit de enveloppe! Het
couvert met de cheque van 15.000 francs!
Een matelooze vreugde maakt zich van haar
meester. Haar tranen zijn als een milde regen,
die op de uitgedroogde aarde valt. Weldra
houdt die regen op en Hilly ziet de zon schijnen
op een wereld, die zij even vergeten had en
die zij nu weer teruggevonden heeft een
wereld, waarin zij hóórt en waarin zij voortaan
niet meer alleen wil leven. En zij denkt aau
Iemand, die nu voor haar Alles beteekent! Aan
Piet!!
Drie termijnen heb Ik al gehad. Als ik mij er
niet op had kunnen beroepen, dat u en
Clothllde mij hebben gedwongen, en dat ik als
ondergeschikte aan u moest gehoorzamen, dan
was het dezen keer met mij gedaan geweest.”
„Dat spijt me. Kajetan; hier heb je tien
gulden als troost.”
Kajetan stek het geld in zijn zak, knikte in
weemoedige dankbaarheid en zei:
„Het eenige voordeel bij die stokslagen te,
dat het geen pijn doet; Lucas drinkt Immers
graag een borrel, en hij weet het zoo in te
richten, dat hij bij het slaan weliswaar geducht
uithaalt, en dat het ook stevig kletst, maar dat
men het toch nauwelijks- voelt. Hij heeft zich
daarin lang moeten oefenen, het te pen
heele kunst, maar bij kent het.”
De Dally Herald meldt, dat in de afgelegen
straten van Dultsche steden beroemde joodsche
musici op het sein wachten een nieuw leven te
beginnen.
Het zijn de toekomstige leden van het Pales-
tijnsch Bymphooie-orkest, dat op 13 October zijn
eerste concert zal geven te TW Avlv in Palestina.
De vier eerste uitvoeringen zullen door Tosea-
nlnl worden gedirigeerd. Toscanini sou voor deze
taak geen honorarium hebben bedongen; hfj zou
zelfs geweigerd hebben daarover te praten.
Bronislaw Hubermann, de pooteche violist, te
te Londen aangekomen. Drie jaren geleden heeft
hij de idee gekregen een orkest in Palestina og
te richten. HU heeft sindsdien over de geheele
wereld steun gezocht.
Hoe dikwijls wij ook naar de maan kijken,
steeds zien wü hetzelfde landschap. Dezelfde
vlakten, dezelfde bergketens en ringvormige
„kraters.” Want steeds houdt de maan haar
zelfde zijde naar ons toegekeerd. De andere
helft van dit hemellichaam is voor ons een ge
heim en zal wel eeuwig een mysterie blijven.
Wij kunnen (fit verschijnsel enkel verklaren, a’s
wjj aannemen, dat de maan, In denzelfden tijd,
waarin ze om de aarde heendraalt acht en
twintig etmalen precies een keer om haar
as wentelt. Wanneer wU hierover wat dieper
nadenken, beseffen wij plotseling, wat dat zeg
gen wil. Eén dag op de maan duurt veertien
van onze* dagen, een nacht eveneens. In dit
barre land van den dorst schroeien de onbarm
hartige zonnestralen veertien van onze etma
len lang onafgebroken de naakte rotsen, welke
dientengevolge een temperatuur hebben, welke
die van kokend water overtreft.
Over dezen brief was Clothllde erg voldaan.
Zü -was zoo gelukkig, dat zij kon schrijven en
zoo trotsch, dat zij het wonder kon volbrengen,
zich met den geliefde, die van haar gescheiden
was, in verbinding te stellen. Nu rommelde ze
in haar melsjeskast en haalde daaruit dne
stukjes goed te voorschijn, een groen, een rood
en een blauw stukje. Daar naaide zij drie
zakjes van, het eene steeds grooter dan het
andere en zoo kreeg de lel drie foudralen. In
de schemering bracht zij haar elgenaardigen
brief weg. Kajetan wachtte aan den oever. Zij
was erg bezorgd en gaf den knorrigen brieven
besteller allerlei aanwijzingen. „Zorg-dat je er
niet met je vinger aan komt of er met je hand
overheen strijkt dan veeg je het schrift uit
leg de Je! maar in het kastje en leg alle
dekens er over heen, dat er geen regen op
valt....”
Kajetan maakte haar attent op het feit dat
er geen wolkje aan den hemel was, maar ae
hield net zoo lang vol. tot hij de uiterste voor
zorgsmaatregelen bad genomen.
Dan zette Kajetan af en zü keek mei
stralende oogen naar het dobberende scheepje,
terugkeerde. HU dwong hem half met geweld
en met nog meer geld, Clothllde een tweeden
brief te bezorgen. Bijna een week verliep, voor
het antwoord kwam. HU moest niet komen; zü
zou zich niet laten zien; zü wilde hem niet In
gevaar brengen, zü wilde niet dat haar geliefde
het lot van de Uefdebron zou riskeeren. Haar
vader zou hem dooden.
Toen vertrok hU uit de stad, zwierf een paar
dagen doelloos rond en kwam op een nacht
weer bij Kajetan s hut. HU maakte de boot los,
roeide naar het eiland, wachtte bijna den ge-
heelen nacht, maar staarde omhoog naar ge
sloten vensters. Tegen den morgen roeide hü a«
boot naar haar plaats terug. Twee dagen later
was hü andermaal bü de visschershut en roeide
naar het eiland. Weer sat hü op de bank in ae
schaduw der boomen en keek naar het kasteel.
De nachtwind rutechte door de toppen,
zwevende wolken wierpen zwarte schaduwen op
de uitgestrekte welden;*.;.
Daardaar gebeurt wat. Een venster in een
van de hooge gelükvloerzcbe kamers van bet
slot wordt zachtjes geopend. Een donkere ge
stalte verschUnt een touw wordt om de
vensterbank gebonden een man klautert hst
venster uit....
Een dief. Gunther staat rechtop, grijpt naar
sün pistool. Al zün zintuigen zün gespannen
De dief komt nader. Snel glipt hU weg. Het te
de gek. De mkan belicht hem helder. Onder den
arm draagt hü een groot voorwerp. Nu draait
hü zich om. Nu ziet Ounther wat de gek draagt.
Hat te de teekening uit de werkkamer van den
Een minsten* even wonderUjk, maar voor ons
masmbeaoekers minder prettig, verschijnsel is
dat van den voortdurenden regen van groote en
kleine meteoorsteenen, die uit het wereldruim
op bet maanoppervlak neerkomt. Het lucht
kussen van onzen dampkring maakt deze hier
op aarde voor het grootste deel ongevaariük.
Misschien zUn de grootste wel de oorzaak van
do geweldige putten in het maanoppervlak, dc
ringvormige maankraters. Sommige geleerden
veronderstellen bet. Andere daarentegen be
weren, dat toch zeker een aantal der allergroot
ste kraters van' echt vulkantechen oorsprong
te. Wie heeft gelijk?
Hst te waar een van de raadsels van de maan.
Gunther ging recht op bet kasteel af. HU
wilde in haar nabijheid sün; misschien wilde
een gelukkig toeval, dat hü haar aan het ven
ster zag, haar misschien kon bewegen, WJ hem
te komen en een zoet weerzien te vieren. Alie
bedenkingen waren verdwenen, vergeten was
ook haar verbod, terug te koeren, slechts het
brandend verlangen, de geliefde te zien, ver-
vulde hem-
Het slot lag In het wazige maanlicht. Alle
vensters waren gesloten. Nergens een llcht-
schün Clothllde sliep. Had het hart haar niet
gezegd, dat hü komen zout Was er geen ver
moeden In haar ziel geslopen, moest zü «tan
vannacht slapen?
Ontstemd, büna gekrenkt, aette Gunther zich
neer op de oude, gesneden bank onder de
boomgn «n keek onafgebroken naar bet
kasteel. Niets bewoog. Hü was een dwaas om
deze vaart zoo op goed geluk af te onderne
men. Waarom had hü haar geen boodschap ge
stuurd? Omdat zU hem misschien had afge
wezen. Maar zü had dan wellicht getwüfeld.
of hU misschien toch nog zou komen en in alle
geval had zü dan niet geslapen, maar gewaakt
aan haar venster Veel tüd verstreek. Het ver
langen werd grooter, het hart werd onrustiger.
Nutteloos wachten; ellendige toestand....
De gedwongen tijd wu reeds lang verloopen,
toen Ounther naar «tan mopperenden visscher
et Engelsclie volk heeft ongetwüfeld
langstelling voor godsdienstzaken.
Hollander staat vaak verwonderd over het i
der kerken die hü In een
of andere stad aantreft, en over de talloooe
Ingezonden stukken in de dagbladen welke zich i
met godsdienstige vragen bezighouden. Een
typische uiting van deze op het godsdienstige
gerichte mentaliteit Is ook de straatprediking,
welke in vele steden van Oroot-Brittannië te
vinden is.
Bekend zün vooral de drukbezochte spreek
gestoelten in Hyde Park te Londen, waar .dui
zenden geregeld luisteren naar sprekers van
allerlei pluimage, waaronder er overigens ook
zün die sociale en politieke onderwerpen be
handelen. Onlangs was schrijver dezes In de
gelegenheid om de straatprediking bü te wonen
te Newcastle on Tyne, waar op een Zondag
avond honderden te vinden waren die de spre
kers op Bigg Market een plein midden in
de stad aanhoorden.
De eerste spreker dien ik daar aantrof was een
vertegenwoordiger van een of andere richting
der Engelsche kerk, die met iets van de plecht
statigheid en zalving van een gereformeerden
ouderling de waarde van het Christendom voor
de samenleving uiteenzette. „De waarde van het
Evangelie voor onzen tüd” was blükbaar de
tekst der toespraak. De man sprak niet kwaad
en bet publiek luisterde met aandacht, het be
stond blükbaar grootendeels uit geestverwanten
van den spreker die met rustige zelfverzekerd
heid maar zonder veel geestdrift een hun be
kende leer hoorden uiteenzetten. Het viel op hoe
de spreker zich hield bü algemeenheden, en de
werkelük brandende vragen zooals over het
leergezag in de kerk en de waarde van sacra
menten en liturgie niet aanroëtde.
Nummer twee: een Labour-man, die de ge
varen der dictatuur voor de hoorders ontvouw
de, en uiteenzette hoe de arbeiders alles be
reiken kunnen wat zü maar wenschen door goed
georganiseerde samenwerking. Verder hoorden
wü een phlllppica tegen politieke agitatoren die
uit het eigen land worden verdreven en het
dan maar eens elders probeeren. Zün met het
noodlge pathos voorgedragen beschouwingen
deden nog het meest denken aan een verkie-
zlngsrede, waarin gewoonlük naast veel wati
juist Is ook evenveel halve waarheden en een
zijdigheden voorkomen.
-|—x oove menschen, beter gezegd hardhooren-
I 1-den, openen vaak den mond en reeds
Darwin gaf hiervan een verklaring, die
nog steeds als juist wordt aangenomen. Bij het
luisteren naar zwakke geluiden is men gedwon
gen zün volle aandacht op het gehoorde te
concentreeren.
Men maakt daarbü gebruik van alle hulp
middelen die deae concentratie bevorderen en
dienen om andere zintulglndrukken uit te slui
ten. Door stil te staan en den adem in te hou
den voorkomt men de storing door geluiden die
men self voortbrengt, door het sluiten van de
oogen belet men de afleiding van de aan
dacht door llchtlndrukken. De spierspanningen
worden zooveel mogelük opgeheven, vooral die
in de aangezichtsspieren. waardoor het gelaat
van een zandachtig luisterend mensch Iets
wezenloos krijgt. De harthoorende die door den
mond ademt, voorkomt niet alleen het storen
de gerulsch van de luchtatroomlng door den
neus, maar verkiest onbewust de mondadem-
hallng die met minder Inspanning en opper
vlakkiger geschiedt.
In gewqpe omstandigheden bemerken wij niet,
dat het ademhalen met gewaarwordingen ge
paard gaat, maar als wü ons In de stilte, In
het donker bevinden of op de ademhaling let
ten hetzü willekeurig of doordat wü geuren,
frlssche lucht enz. ademen, dan blükt het hoe
het in- en uitademen met een rhythmlsche wis
seling in spannlngsgevoel gepaard gaat. Deze
wisseling van spanning en ontspanning neemt
ons mln of meer in beslag en wel op hlnder-
lüke wüze, wanneer onze volle aandacht door
een zwak geluld In beslag wordt genomen.
Terecht spreekt men van „ademlooze" stilte
en aandacht.
Ook bü aandachtig toezien, bü het In beslag
genomen worden door een voorstelling, maar
evenzeer bü het Ingespannen bezig zün meteen
fün handwerk, treedt de mondademhaling op
en door de verslapping der aagezichtsspieren.
t opengaan van den mond. Men behoeft maar
een groep kinderen of eenvoudige menschen tc
bezien, die zonder remming en terughouding
zich aan het gehoorde of geziene overgeven om
te constateeren, hoe algemeen het „met open
mond luisteren” en het „aangapen" zün.
Behalve deze meer functloneele verklaring
van het openen van den mond bü moelhjk
hooren bestaat er bok een natuurkundige ver
klaring. die door dr. Drenkhahn onlangs In de
Münchener Medizlnische Wochenschrlft werd
gepubliceerd. Bü open mond zou het geluld in
de holte resoneeren en vooral ook zou het harde
verhemelte een hoeveelheid trillingen opnemen.
Door geleiding door de schedelbeenderen heen
kunnen de geluidstrilllngen het Inwendige ge
hoororgaan bereiken. Wanneer men de beide
ooien dichtstopt en naar een ver verwüderdt
geluidsbron luistert kan men zich er gemakke-
lük van overtuigen, dat men door het openen
van den mond beter hoort. De open mond der
hardhoorenden is dus niet alleen een uitdruk-
klngsbeweging van de gespannen aandacht,
maar geeft ook een zekere verbetering van het
hooren.
dat haar
bracht....
In een
Kajetan,
tegenover jonker
deze met teedere zorgvuldigheid en zeer voor
zichtig de naden van de foudraaltjes lostornde.
«Maar toen de jonker den brief had gelezen,
was hü zoo vervuld van zaligheld, dat hü uit
riep: .Kajetan, Jü groote schavuit en beste
vriend, JU moet mü meenemen naar het eiland.
Ik houd het niet langer uit."
Kajetan antwoordde, dat
bü zün verstand was en voor
aarde dit krankzinnige waagstuk niet zou wil
len ondernemen. Waarna een korte onderhan-
dellng plaats had, die hierop neerkwam, dat
Kajetan tegen betaling van vüf gulden op zich
nam, vrüheld en eer, misschien zelfs *bise4 en
leven te wagen en jonker Guiither voor den
tweeden keer op het eiland binnen te smok-
kelen.
„Het behaagt* den hemel mU altüd aan de
grootste gevaren bloot te stellen," zuchtte de
arme onschuldige man en stak de twee gulden
van den eersten „termün" in zün zak.
De lichten waren reeds aan, toen zü uit de
stad vertrokken. Onderweg vroeg Gunther:
.Hebt u geen nadeellge gevolgen ondervonden
van onzen tocht met den doopeling?”
Kajetan trok verdrietig de schouders op.
„Ondervonden? Ondervonden heb ik niets.
Ik heb alleen maar slaag gehad. Tot vüftig
stokslagen hebben zü mü veroordeeld. Ik heb
termünbetallng gevraagd. Tien keer telkens rill
et was eigenlijk de schuld van Zenker,
den boekliouder-kassler, dat Hilly haar
Plet ontzettend saai en onelegant vond.
Want als hü niet ziek geworden was. dan had
Hilly niet in zün plaats het geld behoeven te
halen en dat had zü ook niet met den heer
Mlrakobsky kennis gemaakt. En die was
hMlemaal anders dan Piet. Wat zou Piet zich
weer onhandig hebben gedragen, toen züvoor
het loket in de groote bank al haar bankbil
jetten had laten vallen. En met welk een kalme
en elegante beweging had dazwentegen de on
bekende zwarte heer het geld opgeraapt en aan
haar overhandigd, zóó, alsof een briefje van
duizend niet meer was dan een postzegel. Bü
den uitgang groette die heer haar glimlachend
en nu vond Hilly dat zü hem toch elgenlük
nog moest bedanken
Zün naam had zü bü het voorstellen niet
verstaan. Alleen had zü begrepen dat hü vaak
naar de bank moest voor zaken en dat hü den
weg daarheen lang niet meer zoo eentonig zou
vinden, als hü wist dat hü haar nog eens zou
ontmoeten.
Nee, Piet kon je niet met hem vergelüken.
De* bekende Fransche schrijver Georges Du
hamel is redacteur geworden van de „Mercure
de France," als opvolger van Alfred Valette.
Hü schreef in dit blad artikelen over den
achteruitgang van het lezen van goede boeken,
wat het gevolg zou zün van de groote belang
stelling van het publiek voor radio en bioscoop.
Gefundeerde ontwikkeling en kennis gaan daar
door achteruit, meent hü. Thans neemt hü nog
een andere, züns Inziens schadelüken Invloed
onder de loupe, nX dien van de te veel ge
ïllustreerde bladen.
Duhamel zegt: men leest niet meer.- Men
kükt even het plaatje en men weet er alles van
of meent er tenminste genoeg van te weten.
Het plaatje U mooi, aardig, verlokkelük en
eischt weinig geestesinspanning, terwül lezen
vermoeit, langer duurt. Inspanning vraagt. De
pers zou in onzen tüd een prachtig middel ter
ontwikkeling kunnen zün voor velen, en al
heeft zü wel invloed, toch gaat er in lange niet
van haar uit, wat zü nuttigs kon voortbrengen,
aldus de meenlng van dezen schrijver.
Waar is bet noodig voor, zoo redeneert de
mensch uit de 30e eeuw, dat ik zoo n lang en
nog wel klein gedrukt artikel lees, nu Ik zoo
al kan zien, waapoger het gaat? Lezen is ver
moeiend en ik ben al vermoeid genoeg door
mün dagwerk op kantoor of werkplaats.
Als een kind, dat nog niet lezen kan en met
een natten vinger de platjes omslaat, zoo doet
de tegenwoordige krantenlezer, die even de
Illustraties bekükt en het” dan weet.
De fotografjg Is een kostbare gave der weten
schap. maar, In de kranten, maakt zü den
mensch lui en werkt zü de ware ontwikkelkig
tegen en de oppervlakkigheid in de hand.
Er is zeker iets van waar. Maar vergeet Du
hamel niet, dat een plaatje soms ook over de,
een of andere zaak een verhelderend beeld kan
geven, dat met de meest knappe en ingewikkel
de beschrijving niet bereikt kan worden?
Derde gestoelte: dat der Catholic Evidence
Guild, kenbaar aan een kruisbeeld. Bü een vroe
ger bezoek
rustige, sai|
ten wflbeZ
den. De spreker, een nog jonge man, toonde
geen groote redenaarsgaven, maar had toch een
dankbaar gehoor. Velen daaronder stelden vra
gen over onderwerpen zooals de eenheid der
Kerk, de mogelükheld om bulten de Kerk den
Hemel te bereiken, en andere vraagstukken die
In een tüd van verzwakkend of zoekend Protes
tantisme de geesten blükbaar bezighouden. Wü
hoorden ditmaal niet de oude dame waar
over een door het Gilde uitgegeven brochure
spreekt die na een uiteenzetting over de leer
der onfeilbaarheid antwoordde: „Het helpt toch
niets, jongeman, mü zul Je nooit wüsmaken dat
Jullie Paus God is!”
Vierde podium: een communist (of zool ets).
Ditmaal weer een echte volksredenaar, die de
gezichten der omstanders zich wist te doen
plooien tot een breeden grijns van: „hoe-heeft-
le-dat-geeegd?” De spreker schilderde de 'uit
zuiging der arbeiders door de bezittende klasse;
zün betoog sloeg wel in, zooals simplistische op
lossingen van moeilüke problemen bü het ge
wone publiek wel meer in den smaak vallen.
De felheid waarmede de man den klassenstrijd
aanprees was ons verre van sympathiek. En
toch vroegen wü ons af of in een rechtvaardi
ger samenleving dit podium wel opgeslagen zou
zün geweest.
(tanken. Over een uur moest zü op bet punt
van samenkomst zün. Vlug greep zü de nieuwe
tasch met de ritssluiting. Zakdoekjp. lippenstift,
de kleine, al vrij versleten port^Euille met de
enveloppe, waarin de chèque zat, en den
huissleutel. Hilly was zoo gehaast, dat zü niet
eens precies wist, wit zü In het taschje had
gestopt. Op een holletje liep zü deur uit....
In de zaal voelde zü zich naast Romano als
dronken van geluk. Die mooie,
beelden op het
witte doek leken
haar eigen, nabije
toekomst te ont
sluieren. ZU zelf
was Greta Garbo
en de Russische
officier zat naast
haar!
Hilly’s wangen gloeiden en Instinctief greep
zü naar haar taschje cm een blik In het zak-
spiegeltje te werpen. Maar Romano hield haar
hand vast en zün stem beefde, toen hü zei:
„Toe, doe dat nu niet. Zooals je nu bent, ben
je zoo mooi! Zóó mooi was je nog nooit!”
Pauze....
Pauze.
„Excuseer mU een oogenblikje. Hilly. Ik ga
even in de hal een sigaret opsteken. Hier mag
Ik niet rooken. Maar ga Je nu niet poederen.
belóóf mü dat. Ja? Da’s aardig van je! Ik ben
dadelük terug, hoor!”
Droomerlg tuurt Hilly de zaal in. Het pra
ten van de menschen dringt als een zalig rul-
schen tot haar door, zoo vervuld is zü van Ro-
mano's woorden. Floep! Daar gaan de lichten
weer uit, het orkest zet een wals In en Hilly
zit in het donker gespannen te wachten.
Waar blüft Romano toch? Hilly draait'zich
om en opeens heeft zü het gevoel alsof de
duisternis als een machtig monster haar dreigt
te verstikken In zün greep. Zü staat op. Haar
•rp en der grootste schoonheden dezer schep-
ping is wel bet teere. blanke maanlicht,
dat onze nachten doorgloort, als de koel-
zilveren herinnering aan de warme gouden
zonnestralen. Onze waardeering voor deze
schoonheid wordt nog verhoogd door bet tüde-
Ujk afwezig zün van dfe schünsel en het zich
steeds weer herhalende spel van wisselende
schüngestalten.
„O en daar heb ik je tien gulden voor
gegeven?”
^Ja,” zei Kajetan, „u bent een goed mensen.
Overigens weet men nog niet wat er verder kan
gebeuren; want Lucas Is afgezet en de nieuwe
heef te geen oefening. Hü is nog een beginneling
In hét slaan/*
GuMher antwoordde niets meer. HU had een
zwak voor Kajetan....
De landing had met groote voorzichtigheid
plaats. Nog eens beloofde Gunther den angstl-
gen schipper dat hü zich niet zou laten snap
pen en na hoogstens twee uur weer aan den
oever terug sou zün. Zou hü echter toch wor
den betrapt, dan zou hü zeggen, dat een ris-
scher uit de stad hem hierheen had gebracht.
Uulst,” sel Kajetan; „zooals immers ook de
graaf de teekening in de gitzwarte lijst
de teekening van den spion de vesting....
Reeds verheft Ounther zün hand met het
pistool, reeds wil hü den Inbreker aanhouden,
dan echter flitst een gedachte door sün geest,
hü treedt snel achter een boom, laat den gek
naderbü komen....
Als deae nog slechts weinige schreden van
hem vandaan is, valt hü 'op de knieën, beft de
lüst hoog boven zün hoofd en kermt:
„Ziet gü het ziet gü bet, God in den
hemel.,., ik heb bet.”
Dan snelt hü verder en Ounther sluipt achter
achter hem aan.
In bet gedempte schünsel van de maan ligt
de weg naar de kapel. De breede, met gras over
groeide treden, die naar boven voeren, zün
slechts vaag te zien. Op de onderste trede knlett
de gek. Luid en duldelük zegt hü:
„Ik vervloek deze plaat! Heer, erbarm u over
mü!"
beft hü met bevende handen de
ten hemel. Dan kruipt hü op de
naar de tweede trede, beft andermaal
X) plaat omhoog en kermt opnieuw de ver*
schrikkelUke spreuk, die half vloek, half ge-
bed is: -■
„Ik vervloek deze plaat! Heer, erbarm u over
mül"
Zoo gaat deze spookachtige pelgrimstocht
voort over alle treden. Op de knieën. Onder ge
vloek en gebed, onder gekerm en gejammer
(Wordt vervolgd)
Hoe primitief waren zün toekomstplannen: dat
kleine, eigen huisje, die salarisverhooglng, het
verplichte uitstapje op Zondag, in een eivolle
tram en beladen met pakjes boterhammen,
staan tot je geen voeten meer voelt en daarna
urenlang wandelen, terwül glanzende, groote
auto’s je geruischloos voorbüsulsen! Nee, dan
‘2 Romano! Dat was heel wat anders. De naam
alleen was al zoo fasdneerendZe kende
hem nu al eenige weken. Met Plet had ze ge
sproken en vanavond sou zü met Romano naar
de bioscoop gaan gaan, om de nieuwe film te
zien. Jakkes! Nog een heel uur In dat nare,
vervelende kantoor te moeten zitten!
„Juffrouw Hilly, u moet even bü den patroon
komen!”
opdacht moigen- ^‘i^tam to^pt zü x^Xr den
ochtend, vóór zü op kantoor kwam, eerst een
chèque van 15.000 francs te Incasseeren bü de
bank. De chèque moest zü nu maar meteen
meenemen, dat spaarde tüd uit en bet geld kon
zü dan morgen meebrengen.
„Wat vervelend!” dacht Hilly, toen zü haas
tig naar huls trippelde om zich te verkleeden.
Hilly gunde zich geen rijd er lang over na te
w
285