il
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
I-.. a
„Omroeper”
gezinneh
Op de Autoped!
Meiliedje
DE POT EN DÉ KETÉL
HET VOGELTJE
Plaats dan-een
voor 80.
ALLERLEI
OM TE KLEUREN
•V... -
DONDERDAG M MEI 1SM
CEDA
gedaan heeft voor onderwU-
Maar vogeltjes hierboven
Je zult het niet gelooven
Toch ie het werk'Hjk waar,
We laten ze rustig daar.
maar van
:e. Het arme beestje
nestje gevallen, dat
daar boven juist in het hoekje van een der
Mevrouw: Hoe lang heb je de risch laten
koken?
Keukenmeid: In het kookboek staat Mn
uur, maar omdat bet maar een halve kar
per is, heb ik hem ook maar een half uur
laten koken.
We zullen ze niet pakken
En stoppen in onz’ zakken.
Dan komen er aan t eind van Mei
Veel nieuwe vogeltjes bij.
RIE E ERDMANS
te werken. Hij trok en trok tot het verbin
dingspunt, waar het mandje met de kleine
zwaluw tusschen hing, bijna het nestje
raakte. De zwahiwmoeder scheen er alles
van te begrijpen. ZU vloog maar om de bal
lonnen heen en het was of ae tot haar kind
zei: „Vooruit nou, waag den sprong, ik ben
bij je, er. kan je niets gebeuren!**
Maar het duurde wel ’n tien minuten voor
de jongens eindelijk het vogeltje zUn kleine
kopje uit het mandje zagen steden en In
het nest sagén-buitelen.
Ze riepen alle vier „hoera!” en vooral
Henk, die zichzelf zoo’n beetje als de pleeg
moeder beschouwde, schreeuwde om het
hardst: „Hoera, hoera, en nu niet meer uit
je nest vallen, hoor!” --
Daarna verdeelden ze de balonnen en M
waren het er allemaal over eens, dat as
nog nooit zooveel pleizier van hun zakgeld
hadden gehad als dezen keer.
In Mei, dan leggen alle vogeltjes een ei,
Behalve de koekoek en de griet.
Die leggen in de Meimaand niet.
„Voel eens in mijn zakken,” zei Henk
toen „er moeten negen centen in zijn. Na
lang zoeken kwamen tusschen touwtjes,
kurkjes en spijkers eindelijk de negen cen
ten te voorschijn-
„Nou Bennie,” zei Henk, JU bent nogal
Knap In het rekenen, tel JU alles nu eens op
en reken eens uit, hoeveel ballonnen van
eên dubbeltje we daarvoor kunnen koopeq.”
„Balonnen, balonnen," schreeuwden ze
nu
„Och, dat arme beest zoekt z*n jong,” rie
pen allemaal tegelUk. „Konden we het
maar In het nest terugbrengen!**
Maar er viel niet aan te denken om tegen
dien stellen toren op te klauteren en aan
den binnenkant was wel zooiets van een
oude trap te zien, maar die was zoo bouw
vallig, dat zU aelfs geen kind van 10 jaar,
zooa^B Hobble, zou kunnen houden.
„Laat het beestje In het gras liggen," ael
Jacob, „misschien komt de moeder het dan
wel halen!”
„Och, ezel, je ziet toch, dat het al te zwaar
is om door de oude zwaluw meegedragen
te worden en daarbU heb je kans, dat de
kat- van den molenaar daarginds het te
pakkken krijgt!”
„Nou, wat wou JU dan”, zei Jacob weer,
„Henk kan toch niet eeuwig met *t vogelt/e
in zijn handen büjven staan!”
Dat was ook waar
„Ik weet wat!" riep Henk, die tot dan toe
zoo verdiept was geweest in het bekijken
van het hulpelooze diertje in zUn handen,
dat hij niet aan het gesprek had deelgeno
men. „Ik weet wat jongens, gaan jullie
aan den molenaar om een ladder vragen,
dan blUf ik hier zoolang met het zwaluw
tje staan.”
Voor hij uitgesproken had, waren de drie
jongens al weggehold en kwamen rijf mi
nuten later terug met een ladder. Het was
een heele toer voor die kleine apen, om het
Knorrie wilde dadelijk kijken,
Hoe zoo’n autoped wel gaat;
Moe zei: „niet in huis, m’n jongen"
'n Autoped, die hoort op straat!”
In een wip was Knorresnuitje
Aangekleed en er van door;
O, wat ging dat heerlijk jongens,
Wel zoo vlug haast als per spoor!
Menig straatje werd gereden,
Iedereen keek Knorrie na;
Menig varkentje zei spijtig:
„Hè, had ik maar óók zoo’n pa!"
Rn heeft moe voortaan een boodschap,
Knorrie doet het vlug en nat,
- Zonder mopperen, in een wi
Want hij doet 1
Knorresnuit, een aardig varken,
Kreeg van pa een autoped.
Pa had het op zekeren morgen,
Zoo maar voor Knar’s bed gezet!
En of 't kleine varken blij was!
Nee maar, onze knorresnuit.
Maakte een luchtsprong in z’n bedje.
En viel toen metéén er uit!
Br was eens een ouderwetsche, zwart Ijze
ren pot en er was ook een zwart-Ijzeren ke
tel. Als de pot te vuur stond werd hij nog
zwarter dan hU al was van rook en smook en
den ketel ging het niet veel beter.
Maar, zooals zoo dlkwUls gebeurt: ae wis
ten dat niet, omdat ze zichzelf niet kenden.
Op een dag tilde Aaltje, de keukenmeid,
den ketel van het vuur en kreeg een veeg
langs haar schoone schort.
Vies ding, ael ze boos, goot het warme
water In een emmer en ging den ketel af
schrobben, tot hU weer schoon was.
Vies ding! herhaalde ook, met een spot
tend glimlachje, de pot. Dat je je niet
schaamt om Aaltje, die het toch al zoo druk
heeft, nog meer werk te bezorgen! En hij
lette op hoe hU met boonen en water gevuld
werd.
Na een poosje waren de boonen gaar,
maar de pot was net zoo vol roet gekomen
als tevoren de ketel. En Aaltje haalde nu
een zwarte mouw!
Nu ben jU een vies, ding, vriend Pot!,
hoonde de ketel, die koud In een hoekje
stond.
Ze twistten er nog een poosje over wie
van beide wel het vuilst geweest was, maar
Aaltje maakte een eind aan de zaak, door
den pot zóó duchtig af te schrobben, tot hij
bulten adem was en den ketel een Ijskoud
bad te geven.
Wanneer je de menschen nu eens boort
zeggen: JJe pot verwijt den ketel dat hij
■wart ziet”, aal je zeker wei begrijpen wat
ze daarmee bedoelen, niet?
kunnen we het vogeltje aanbinden en zoo
in de hoogte laten!"
„Wacht nou even. Hoeveel geld heb je WJ
elkaar Jacob, 42 centen, dus daarvoor kun
nen we vier balonnen koopen en dan bUJven
er nog twee centen over. Voor die twee cen
ten moet je wat extra bindgaren meene
men.”
„Waarvoor?” vroeg Jacob.
„Dat zul je wel zien; loop nu maar hard
naar het plein, waar dat vrouwtje met
luchtbalonnen staat, je wel wel, juist op
het hoekje bij den winkel van Sanders."
Jacob ging er op *n holletje van door-
Henk gaf het vogeltje zoolang aan Bennie
en begon van strootjes een soort mandje
te vlechten. ZUn vader was mandenmaker,
ennle, Bobble, Jacob en Henk waren
l-C op het veldje achter de ruïne aan t
voetballen. Zelf noemden zU het trai
nen, maar het was niets anders dan een
grooten bal heen en weer trappen, want ae
kenden nog niets vaa het spel. Op *n gege
ven oogenblik gaf Bobbie den bal zoo’n zet.
dat hU uit het gezicht verdween.
„Sufferd,” riepen de drie vrienden, maar
toch hielpen ze meezoeken. Vlak bU de
ruïne van den ouden toren streek Henk de
lange grashalmen wat opzU en schreeuwde
opeens:-
„Hó, jongens, hier, hier!"
Uk heb hem al,” riep Bobbie, en toen ze
kwamen aanhollen, zagen ze, dat Henk éen
klein rose vogeltje In zUn handen hield.
Het was nog bijna heelemaal kaal en sloeg
■óo’n beetje met s’n vleugeltjes
vliegen was geen sprak,
was natuurUjk uit Bet
dus hU wist best, hoe je zooiets vlug In el
kaar moest tooveren. Juist toen hU er mee
klaar was kwam Jacob kanhollen met zijn
vier luchtbalonnen en, terwUl ze allemaal
aandachtig toekeken, peuterde Henk het
mandje precies tusschen de vier draden.
Toen het daar stevig tusschenin zat, werd
het kleine zwaluwtje er in gelegd. De jon
gens hielden het gevalletje vast en Henk
bond nu boven aan het verbindingspunt
van de draden nog een stuk garen, dat
moest dienen om de balonnen in de goede
richting te sturen.
Hierna werd dè zwaluw-moeder toego»
sproken:
„Wees nu maar sty, daar komt je kindje
aan! Oa nu *n beetje opzU en pik niet in de
balonnen!”
Het was of de oude zwaluw het verstond.
Ze bleef op eenlgen afstand van de balon
nen vliegen en verdubbelde haar angstig
getjilp-
De vier ballonnen waren al gauw op de
zelfde hoogte van het nest, maar de wind
hield ze nog wel op een meter afstand van
allemaal. Ja, dat is een reuzen idéé! Daar den muur. Nu begon Henk met zUn touwtje
Boer Kreils: Jk hoor, Teunls, dat uw
zoon examen nr>H«rwti-
zer. Is hu geslaagd?”
Boer Teunls: .Neen, geslaagd is hU
niet. Maar denk eens aan. wat domme
kerels daar zitten om het examen af te
nemen. ZU vroegen den armen jongen
dingen, die al |png gebeurd waren, eer hij
geboren was. Hoe kan zoo’n goeie jongen
dat nu weten!*
kanteelen te zien was. Toen ae naar boven
keken, zagen ae moeder-zwaluw zoekend
heen en weer vliegen, terwUl zU angstig en
te plaatsen en toen ze er ilnoelijk mee klaar
waren, zagen ae, dat hU nog niet tot de
helft van de hoogte reikte. Daaraan had
natuurlUk niemand gedacht. Met z’n drieën
gingen ae hem dus weer terugbrengen en
terwUl Henk daar stond te wachten met
het arme trillende vogeltje nog steeds in
zUn handen* kreeg hU een uitstekend idéé.
Ton dus de vrienden terugkwamen, riep hU
al uit de verte:
„Hoeveel geld hebben jullie bU Je?”
Zonder te vragen waa'voor dat moest die
nen, tastten ze alle drie in hun zakken
Jk heb aAt centen.”
„Ik rijf”
Jk heb twee dubbeltjes,” riep Jaeob
triomf an teUjk.”
I
Minister prof. dr. Ir. H. C. J. H.
Gelissbn bracht Woensdag een
bezoek aan de Rotterdamsche
Droogdok Mij ter bezichtiging
‘•van den bouw der „Prlnsendam*
<1
--
FOTOREPORTAGE