Romantiek en tooneelleven
J
Wat Kikker Karel en Tuimeltje beleefden
atm eten iaq
H
F 250.-
F 750.-
1 rigJ
et eiland der eenzamen
i
VRJJDAG 15 MEI 1936
HENRI EERENS
De moordenaar
met het kale hoofd
2
f
-
A
„Marjoleintje”
85 d. p.lQjzs
-
Henri Kerens
zijn
bij vertlea een tend.
40
1
(Wordt vervolgd.)
Henri Kerens en Else Mauhs in
„Amphytrion”
I tot werken door
beenen of belde oogen
ocb de oorlog kwam.... en volgens
paragraaf 7 van mijn contract was dit
afgeloopen.
Tuimeltje hield zijn oogen dicht Hij voelde rich naar bene
den rollen. „Het Is ir.et me gedaan”, dacht ie. ,Jk heb niets
meer te verwachten. Natuurlijk val ik onder de puinen neer,
maar het is mijn eigen schuld." Plotseling werd ie door een
schok getroffen. Bent toen ie voelde, dat ie ergens op zat, deed
ie zijn oogjes op spleetjes open en daar sag ie, dat ie beneden
op den grond sat met het puntje van de toren naast zich. Het
haantje stond er nog heelemaal op.
maar niet de liefde van hun eerste huwelijks
jaar en dan is het Marjoleintje. hun dochter
tje, met de vroege levenswijsheid van haar se
ven jaren, die belden weer te samen brengt.
Nu de toren toch ingestort was, probeerde Tuimeltje met bet
puntje nog een grap uit te halen. HU had niet eens in de gaten,
dat kikker Karei achter hem stond en zette het-puntje voor
zichtig op zUn hoofd. Het was net of het baantje hem lachend
aankeek. Tuimeltje zei allerlei gekke dingen tegen het beestje
en toen kikker Karei hem bij zün arm pakte, boog ie voorzichtig
voorover en maakte allerlei grimassen.
Roman van Paul Keiler
Vertaald door Louis de Bourbon
de
vraagt
De wijzers draaiden heftig heen en weer. Op een paar plaat
sen waren ze bUna doorgebroken en Tuimeltje zag dat alle
cUfers van de klok vielen. HU vJelde dat de toren begon te
wankelen. De steenen lieten los, groote brokken vielen naar
beneden en onder een geweldig lawaai stortte de toren in.
bracht mU naar Weenen. Ntets bestond er nog
voor mU op de wereld, dan dat meisje.
zU was mU niet
ook als een heil
haar te
Dt_kwi
onnadt
Slechts Madeleine bleef onbeweeglUk ritten.
Ja, een glimlach kwam om haar harden mond
en baar blinde, wUd-geopende oogen schit-
dat ik zUn verlangen bevredigde. Ik had moeten
weten, dat ik daarmee het noodlot over mün
leven afriep. Want er was niemand, die ge-
makkelUker vrouwenharten overwon dan
Albert. Nauwelijks een maand nadat hü dat
dat meisje had leeren kennen, kwam hU bU mU
en zei, dat hü met haar wilde trouwen. HU
schrok wel van mUn gezicht, maar lachte op
zUn manier en zei:
„Ja, mUn vriend, de vesting behoort aan hem.
die haar verovert. Het is met geluk in de liefde
gelijk het is met het geluk in den oorlog het
ia onberekenbaar.” En toen hü zag. dat hU mU
doodelUk had getroffen, zei hü: „Je had haar
nooit gekregen. Gun haar mU- Gun haar, dat rij
gelukkig wordt, want zU wordt gelukkig." Dat
zag Ik, dat zag ik inderdaad lederen dag op
nieuw. Daar was geen gelukkiger bruid dan die
van Albert Dat hoorde ik ook uit ieders mond.
Toen schikte ik mU in mijn noodlot. Maar in
de dagen, na de gelukkige bruiloft haatte ik
hem in het diepst van mün ziel. En deze baat
raakte ik niet meer kwUt, ril brandde als gif
tige etter in de diepste wonden van mün hart.
Het oorlogsjaar 1805 kwam.' Weer trokken wü
op tegen Napoleon. En ook Albert trok mee op
tegen den keizer, dien hü als een held vereerde,
maar dien hU als den vUand van rijn vaderland
eerUJk bestreed. Dat wil Ik tot zün eer. zeggen,
want het is de waarheid. Het krijgsgeluk was
tegen ons. WU waren in een kleine, zwakke
vesting Ingesloten en verdedigden ons dapper.
Toen werd op een dag een Fransche spion be
trapt. Onder de folteringen, die onze comman
dant hem liet ondergaan, bekends hü, dat zün
lUken tUd niet te gebruiken. Wat raakte hem
onze oude vriendschap? Ik moest bedenken dat
ik soldaat was. Ik ging naar den veroordeelde.
Hu bezwoer mU zUn onschuld, maar zei. dat
hu blU was, dat juist ik bü rijn executie sou
commandeeren. Ik moest mün stem maar be-
heeerschen, opdat het peleton geen dwaasheden
sou begaan. Ten slotte gaf hü mü de groeten
mee voor zUn vrouw.
Zoo namen wü afscheid. MUn hart was be
drukt, en toch was ik ulet bedroefd. Ik had te
vaak soldaten zien sterven om nog te worden
ontroerd bü een schot in bet warme bloed.
Eiken dag stond ons leven op het spel. Waarom
moest juist hU blijven leven, die den zonne
schijn wegnam van mün levensweg? Het lot
had beschikt, dat hU zou sterven....
In den nacht vóór de executie sliep ik niet.
Ik geloof niet, dat ooit de storm zoo over de
wereld heeft geraasd als in dien November
nacht.
Rond middernacht werd aan mün deur ge
klopt. Een korporaal trad binnen. Ik dacht,
dat hü mü een dienstorder kwam brengen.
Maar de kerel viel mü te voet, sloeg zijn
armen om mijn knieën en riep:
„Kapitein, kapitein, schiet hem niet dood,
hu is onschuldig!”
„Wie?"
.Dte veroordeelde graaf.”
„Ben je gek. hond? Hoe weet je dat?"
ik heb de teekening zelf gemaakt -
brief heb ik zelf geschreven...."
vertrouwensman graaf Albert was, hü gaf de
plaats aan waar de geheime briefwisseling
plaats had. en men vond daar een teekening
en een brief, die, te oordeelen naar het hand
schrift en de manier van teekenen, slechte af
komstig konden zUn van graaf Albert. Toen
ik dat hoorde, vloeide mün hart vol vreugde.
Zóó dood was mijn vriendschap, zóó onsterfeluk
mUn liefde. Wel kwam er twUfel in mü op. of
graaf Albert tot verraad in staat was; maar
ik bedacht, hoeveel vorsten en edellieden in die
dagen van ongeluk het vaderland reeds hadden
verraden. En ik wilde aan Albert's schuld ge-
looven. De commandant hield een krUgsraad,
waarbU ik geen zitting had. De raad sprak een.
stemmig het doodvonnis uit over graaf Albert.
De commandant was een hardvochtig man, hU
hield elgenlUk niet van andere straffen dan den
dood. Graaf Albert ging in beroep bü den
keizer. De Fransche generaal, die bevel voerde
over het legerkorps dat ons omsingelde, was
zoo beleefd om een koerier met een open brief
aan den keizer op eerewoord door te laten. Een
week later keerde de bode terug. De keizer
verwierp het gratieverzoek op verlangen van
den vader van den gestrafte. De executie werd
bepaald op den volgenden morgen.
Volgens den dienstrooster was ik bestemd, het
bevel bU de executie te voeren. Ik verzocht mUn
commandant. mU van dien vreeselUken dienst
te ontslaan. Hard als hü was, weigerde hü mün
verzoek.
Slechts één ding was van belang, zoo was
zUn oordeel, dat was de plicht tegenover het
vaderland, zwakkelingen waren in dezen moei-
7'-
haar
terden.
De overste stond daar nog steeds met gesloten
oogen, ten prooi aan een hevigen storm in zUn
binnenste. Dan begon hU met halfluide stem
te praten, volkomen rustig, alsof hU een van
buiten geleerde toespraak hield:
„Het was bü Marengo. WU weken voor de over
macht van vUandelUke cavalerie. MUn"'vriend'
graaf Albert, werd van zün paard geschoten.
HU lag hulpeloos op den grond, ten prooi aan
het gevaar om een minuut later onder de hoeven
van een vreemd paard te worden vertrapt. Ik
wendde mün paard om. steeg af en tilde den
gewonde in mün zadel. Daarbü kreeg ook ik een
kogel van den snel voortjagenden vUand. Maar
mün hengst was zoo vlug, dat wjj ontkwamen.
Daarna lagen wü samen in het hospitaal, en
onze vriendschap, die voorheen oppervlakkig
was, verdiepte zich. Ik legde hem mün ziel
bloot. Ik biechtte bü hem al de zonden en fouten
mUns levens, ik zet hem ook, dat het lot mü
ruw had aangepakt en mij weinig vreugde had
beschoren. Het begin was een harde kindsheid
zonder liefde, en zonder liefde ook was mijn
geheele Jeugd. Tot in Weenen mij een wonder
óverkwam. Ik zag daar een meisje, en van toen
af aan geloofde ik, dat de hemel, waarvan alle
harten droomen, nergens anders kon zün dan
in Weenen. Dat alles vertelde ik aan Albert
en in dien tUd meende hU, dat ik een dichter
was. WU werden gezond, ik een paar weken
eerder dan hü- De eerste gelegenheid de beste
ons", „De gevaarlijke Bocht”, ..Julius Cae
sar”, „De Pelikaan", „Baartje Burgerhart’
.Driekonlngen-avond’, „Oenesius”, „Het
Woonschip”, „Njn". .J> zaak Metropo
lis”, „Pen", „Oas", enz., ena., enz.
BU Allert de lange verscheen dezer dagen
het laatste boek van de sympathieke schrijf
ster Annie de Hoog-Nooy. Het verhaalt de ge
schiedenis van een jong echtpaar dat. door den
schoonvader tegengewerkt, niet in staat is zich
economisch boven water te houden. De jonge
vrouw, die zich de schuld van dit alles toe
schrijft, verlaat haar man, dien zU Hef heeft,
zonder hem het zoete geheim van haar moe
derschap te hebben medegedeeld. De sehNut
ster laat ons de conflicten en den moeilUken
strUd van de jonge vrouw om boven water te
bUjven, mede beleven; op den achtergrond
staan een goedige volksvrouw en een tooneel-
vriendlnnetje. Na verschillende wederwaardlg-
A T f A blluJ Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T7 bij levenslange geheele ongeschiktheid
Ml el Ti V/l W1 w ÏL O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van beide armen, belde beenei
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Er ontstond een pauze. Een vogel, die buiten
izong, staakte zün lied, een diepe, doodelUke
stilte heerschte in het Vertrek. Gunther stond
op:
„Overste von Düren, ik kom nu tot de vraag
van welker beantwoording alles afhangt. Ik
bezweer u als edelman en mensch, in het aan
gezicht van den vreeselUken dood van dien
ongelukkigen man, in het aangezicht van den
diepen rouw van dezen vader en van deze
weduwe, de waarheid te spreken.
Valentin heeft vóór zün dood beweerd, dat u
hem weliswaar tot zün misdaad nie( nebt aan
gezet, maar dat u er van hebt gewéten en dat
u er van wist, nog vóór graaf Albert viel.
Heeft de stervende de waarheid gesproken?”
De overste sloot de oogen. Enkele oogenblik-
ken sidderde en wankelde zUn reuqgngestalte
als een boom in den zwanen storm, dab zei hü
zacht: 1
„Valentin heeft de waarheid gezegd!”
langzaam ging Gunther weer ritten. De graaf
slaakte een schreeuw van smart en stortte
ineen, zelfs de boer kon een uitroep van ont
zetting niet onderdrukken.
bjj een ongeval met
doodeUjken afloop
toekomst.
1 Maar nu uw verleden, geachte heer
Eerens. Want bij een dubbel jubi
leum schouwt men terug, al denkt een
waarachtig kunstenaar van jong vermogen
allereerst aan de toekomst.
„Mijn verleden’ Ik ben in Den Haag ge
boren 11 Mei 1886, waar mijn vader adj.
RUksbouwmeester was. Ik bezocht de
H.B.8. en daarna de Academie voor Beel
dende Kunsten en behaalde in de afdee-
ling „werktuig- en constructie-teekenen”
de twee eerste prijzen. Ik kreeg plaats op
een technisch bureau en werd weldra bij
De Vries Robbé te Gorinchem als construc
teur aangenomen. Twee jaar later ging ik
over naar Gemeentewerken te Dordrecht
en werkte mede aan de reconstructie der
oude draaibrug, die aangekocht werd voor
Velsen en door Prins Hendrik later is in
gewijd voor het verkeer als „Prins Hen-
drikbrug”.
„Weer een jaar later werd ik verbonden
aan de „brückenbau Flender A. O. te Ben-
rath bij Dusseldorp, speciaal voor brug-
bouw. Tevens was ik technisch vertaler
aldaar voor buitenlandsche opdrachten.’*
„Hoe of ik dan aan *t toorihel kwam?
neeldébAcles met faillissementen. Laat ik
even opsommen enkele data met feiten die
voor zich zelf spreken:
,4n 1915 naar Holland bij het theater
van Eduard Verkade in Den Haag.1917
failliet. 1917: bU de Kon. Vereen. Het Ne-
deriandsch Tooneel te Amsterdam tot 1934,
toen- dit moest ophouden. 19341939 bij
het Vereenigd Tooneel onder Verkade en
Verbeek. In September 1939 kwam ik b|j
het Ooet-Ned. Tooneel onder v. Dalsum.
dat na 3 maanden failliet was. September
1938 b(j het Amsterdamsch Tooneel onder
Verkade en Kleykamp.... na 4 maanden
failliet. In Sept. 1931 bij de N.V. Kon. Ver
een. Ned. Tooneel onder SaalbomVer
beek.... na 5 maanden failliet, ondanks
150.000 subsidie. In Sept 1933 bij het Ge
zelschap Saalbom onder Saalbomv
Praag.... na 5 maaAden failliet. Sedert
1933 ben ik dan bij den KJl.O. Heel lang
zaam, stap voor stap, ben ik hier de speler
voor het hoorspel moeten worden.
U hebt dus zoowel, de tooneelglorie als de
tooneelmalaise ten onzent doorleefd?
Na vijfjarige werkzaamheid heb ik mijn
dlepsten aanleg gevolgd en kwam in rela
tie met de directie van het .jSchauspiel-
haus Düsseldorff” onder Louise Dumont
en Gustav Lindemann. Hun ensemble, hun
tooneelspel benaderden het volmaakte. ZU
hadden óók ten onzent grooten naam,
vooral voor het Ibsen-speL-ZU leerden den
hunnen den adel van het kunstenaar
schap. Er werden geen reputaties uiteen
gereten; er werd niet aan minderwaardig
geklets gedaan- ook als menschen ston
den de kunstenaars daAr hoog. Dumont en
Lindemann eischten niet alleen spel, maar
ook voortreffelijke zegging: „Wanneer men
op het tooneel niet de zuivere taal op haar
allerschoonst hoort, waar moet men dit
dan hooren!" zeiden ze terecht. Royaards
heeft ditzelfde inzicht gehad en thans bU
den KJl.O. besef ik de grootste waarde er
van.”
„Ofschoon ik meende de Duitsche taal
volkomen te beheerschen en talent voor
tooneelspelen te hebben, ging het toch zoo
gemakkelUk niet aan het tooneel te komen.
Dumont en Lindemann verwezen mU naai
de „Hochschule für Bühnenkunst” en per
soonlijk wendden zU zich tot mUn directie
om te verkrijgen dat ik halve dagen aan
mUn technlschen arbeid kon doorgaan en
verder halve dagen en heele avonden aan
de Hochschule kon leeren. Later erkenden
zU: ,JHn so schwer mit Talent Belade-
ner.... Wir haben uns nicht getAuscht".
„Na een Jaar haalde ik het einddiploma
en veroverde een engagement voor vijf
jaar. Het begin was bereikt. Ik zag in het
vooruitzicht den weg dien velen wachtten:
Dusseldorp, BerUJn, Dresden.
Maar
Ipeh Hef, Ik beschouwde haar
s, zoodat ik bet niet waagde,
of om haar hand te vragen.
pMEuzelf veel te armzalig voor, veel te
Idend, bü haar vergeleken. Toch weefde
■ef uit zeer kleine gunstbewUzen voor mUzelf
een droom van geluk. Zoo diende ik haar twee
jaar lang. Ondertusschen woonde mijn vriend
Albert het grootste deel van den tüd in Parijs.
Vandaar schreef hU brieven, waaruit bleek, dat
de dulvelsche macht van den vUand, tegen
wien wU hadden gestreden, ook op zün gevoe
lige ziel een diepen indruk had gemaakt. Men
kan wel zeggen, dat hU Napoleon aanbad als
een geweldige, ofschoon boosaardige, godheid.
Vele officieren koesterden in dien tUd dezelfde
gevoelens. Albert kwam naar Weenen terug en
hU hield daar gedurfde voordrachten over
Napoleons grootheid en over het jammerlUke
verval der Duitsche staten. Dat was hetgeen
zUn rechters later tegen hem aanvoerden en wat
ook rijn vader in de war bracht. MU vroeg hU.
wat ik uitvoerde. Ik zei hem, dat ik elgenlUk
niets deed, ja, dat ik zelfs een zeer plichtver-
geten soldaat was geworden. Dat alleen maar
dat eene meisje, waarvan ik hem in het hospi
taal had verteld, mU bezig hield. HU lachte
mU uit. HU had een veel luchthartiger, en
daarom ook veel gelukkiger natuur dan ik. Ik
vertelde hem zooveel over dat meisje, ik liet
hem zoo diep in mUn ziel küken, dat bU einde-
hjk nieuwsgierig werd en mUn aangebedene
wilde zien. Ik was sulk een ongelukkige dwaas,
„Laten we elkaar goed verstaan: aan
tooneel-„malaise” heb ik nooit geloofd
in dat geval was ik tooneelspeler geble
ven. De oorzaken van het verval
niet anders dan wan-beheer,
tlstiek et> financieel! Uit het
verslag det curatoren bleek dit telkens
zonneklaar. Het leek mU voldoende ge
offerd op de altaren der leiders, die in
hun Udelheid en domheid hun zucht om
te schitteren, totaal vergaten en verge
ten te dienen!
„U vraagt me herinneringen? Ik heb er
prachtige aan de Bouwmeesters met wie ik
mocht spelen, aan Royaards, en Hubert
la Roche Sr. Tooneelspelen is niet schitte
ren maar dienen. Onder Royaards heb ik
or.a. in .Jloes” van Strindberg gespeeld, Ro
yaards had de grootste dienende liefde voor
het tooneel. HU elschte tucht. Daardoor
kon hU gyoote dingen bereiken. Ons too
neel van heden is tuchtloos: ieder heeft
z*n eigen oordeel. Het Is soms alsof hU allés
met zich heeft meegenomen. Sinds zUn
heengaan is het berg-af gegaan.
„Herinneringen? Ik bezit de liefste aan
mUn optreden als Oswald in Ibsen’s ..Spo
ken”. Lindemann had ik deze rol zien spelen.
Dankbaar herinner ik me ook het samen
spel met een zoo voortreffelUke kunstena-
resse als Else Mauhs. Zes^ weken heb ik
eens met haar gerepeteerd voor ,Jen-
seits”, „Aan gene zUde”. In „Amphltrion"
heb ik o.a. met haar gespeeld. MUn apfste
optreden in een Nederlandsch stuk was in
,JX»r de Praatjes" van Marcellus Emants
onder regie van Hermann Schwab, dien ik
ook zéér hoog acht als regisseur en vak
man. MUn stukken? Zie zelf maar eens,in
deze foto-albums, door mUn vrouw aange
legd. Veel heb ik ook voor t toemeel ver
taald.”
We zien rollen van hem uitgebeeld in
stukken van Vondel, Shakespeare, Schiller,
Ibsen, Strindberg, Shaw, Ghéon, Roelvlnk.
van RiemsdUk e. a. De foto’s spreken nog
van opmerkelUke beddingen in „Een van
■pw omautiek heeft aan dit tooneelkun-
1^ stenaarsleven blUkens dit persge-
sprek niet ontbroken. Gesteund door
zUn echtgenoote, mevr. Minnie Eerens
Heyermans zelf een begaafd voordraag
ster, nicht van den tooneelschrijver en
dochter van den directeur van den G.GJ).
te Amsterdam heeft Henri Eerens het
wisselvallig bestaan van een Nederlandsch
tooneelspeler meegemaakt. Op onze plan
ken is hU bU onze voornaamste gezelschap
pen in onze groote schouwburgen een der
eersten steeds geweest en vele belangrUke
rollen heeft hü vervuld. Zonder Eerens is
de geschiedenis der vaderlandache tooneel-
speelkunst van de laatste kwart eeuw niet
te schrijven.
1) Het adres der hukUgingscotnmissie is bU
den heer H. J. R. Schaffers van den K.RO..
Deurloostraat 66, Amsterdam. Poetgironummer
341646.
Zoo moest ik naar Nederland
terug. En daar heb ik met de Bouwmees
ters, Royaards, Verkade, v. Dalsum, Saal-
born e. a. gewerkt. Prachtige herinnerin
gen, droeve herinneringen. Mooie rollen,
schoone successen, maar telkens weer too-
a’, het is voor den derden keer, dat ik
van beroep verwissel, betoogde Henri
Eerens tegenover me, toen ik hem was
gaan opzoeken naar aanleiding van zUn
vUfUgsten jaardag en zilveren tooneeUoop-
baan, welke 33 deze gevierd worden met een
intlemen eere-avond in ,Xa Réserve” te
Amsterdam. 1)
„Zoo zie ik het tenminste. Eerst was ik
technicus bU gemeentewerken en brugge-
bouw toen werd ik tooneelspeler en
nu ben Ik regisseur der hoorspelen bU den
KJl.O. Ik ben *t geheel met u eens, radlo-
tooneel is iets geheel anders, stelt geheel
andere eischen dan het gewone tooneel. Ik
ben van dit enorme verschil zóó doordron
gen, dat ik het werken bU den KJl.O. zie
al%een geheel nieuw vak. Daarom herhaal
ik: dit was voor den derden keer, dat ik
van beroep verwisselde. Al het visionaire,
al wat door de oogen tot den geest spreekt
vervalt. In geheel andere omgeving en
omstandigheden luistert de hoorder
bovendien naar het radlotooneel. Niet in
een schouwburgzaal maar in de huiskamer
met zUn huiselijke beslommeringen. Alles
komt nu aan op het geluid, op de suggestie
door het geluid. De tUd is gelukkig al voor
bij dat we met velerlei dwaze hulpmid
deltjes bUgeluiden trachtten na te bootsen,
zoodat het hoorspel soms werd tot een
summum van cacofonie. Het is absoluut
uit den booze om maar lukraak gewone
tooneelspelen, voor het gewone tooneel ge
schreven, voor de radio te brengen. De om-
roep eischt moderne eigene spelen, die
geheel en al erop berekend zUn om bU
alléén-luisterenden de suggestie van het
verbeeld-gebeuren op te roepen. Het is
bovendien geheel onjuist wat sommige
tooneelspelers nog doen, die en passant den
ken „even een radiootje te kunnen pak
ken”. Want de radio heeft eigene
eischen, vraagt algeheele overgave aan
3ieh.
„De radio vraagt allereerst van den too-
neelkunstenaar modulatie en beheerschlng
van de stem. De stem is als ’t ware het we
zen van den mensch. En van dit standpunt
uit moet men het hoorspel behandelen. Drie
Jaar ben ik nu bU den K.R.O. en deze nieu
we arbeid schenkt me groote voldoening.
Voor vijftig procent is het kunst, maar
voor 50 pCt. ook techniek. En die techniek
moet men leeren.
,JBU het hoorspel heb ik volkomen de
waarde van dr. Willem Royaards’ groote
liefde voor het schoone woord leeren ver
staan. Na hem is er een inzinking gekomen
en hoe weinigen vermogen op het tooneel
het schoone proza, het sonore vers b.v. in
Vondels drama’s, tot recht te brengen?
Geïrriteerd smaalde men wel eens op
Royaards’ gezegde: „elk woord een parel”
maar;..,,, ja.... hU had volkomen gelUk.
,JSet hoorspel brengt de waarde van de
stem weer tot haar recht. Door de stem
moet de hoorder verplaatst worden in het
verbeeldingsrijk van het hoorspel....
Neen, er zUn helaas nog weinig goede hoor- I 1
spelen, maar ze zUn er toch en er zullen
er ongetwUfeld meer komen. Want het
hoorspel is aan de toekomst”
et waren In ieder geval buitengewone
omstandigheden geweest, die Pinkerton
aanleiding gegeven hadden, BU Jones sla
reclamechef in sUn saak op te nemen en hem
in de financiering van «Un ideeën de vrije
hand te laten.
Op een namiddag was in riin privé-kantoor
een uiterst aelfbewust optredend jongmensch
verschenen, aan wien een aschblonde. dikke
haardos het eenige opvallende scheen te aUn.
Mister Pinkerton, ab ik me niet vergis?" sei
de besoeker.
Pinkerton knikte.
,,Wat kan ik voor u doen?"
De vreemdeling nam ongevraagd plaats. .De
oinset van uw haarbalsem.” begon hU. -is. naar
ik hoof, onbevredigend. U hebt een man noo-
dlg, die met een onfeilbaar instinct middelen
vindt, om den kooplust van het volk op te wek
ken. Deae man ben Ik, zoowaar ik BUI Jones
heet.”
MUnheer Pinkerton glimlachte teruggebou-
den. ..En als ik niet van plan ben, van uw aan
bod gebruik te maken?”
„U zult zoo dwaas niet zUn! Zou mUn wer
ken geen succes»opleveren. dan verlang Ik ook
geen betaling. In geval ten gevolge van mUn
actie echter een verhooglng van den ontzet
plaats beeft, van minstens het dubbele, be
taalt u mU de som van 10.000 dollar.
De middelen, die Ik noodig hebi om mUn
ideeën In daden te kunnen omzetten, moeten
echter uit het reclamefonds van uw, zaak op
gebracht worden.”
,J8pUt me, münheer Jones, Ik denk er met
aan, op uw voorstel in te gaan.”
„Dan zal ik mU tot uw concurrent wenden
Ik verwacht, dat b.v. de firma Jeffries een man
als ik weet te waardeeren. ZU heeft mU' ten
minste voor het afstaan van mün foto ën een
dankschrijven, waarin ik duidelijk laat uitko
men. dat ik mijn prachtig haar uitsluitend turn
Jeffries’ haarwater te danken heb. een aan
zienlijke som geboden.”
„DergelUke foto's en brieven." merkte Pin
kerton op, „bezit ik in overvloed. Een verouder
de methode, mijnheer Jones! Trouwens, ik
vind het uitstekend, dat de concurrentie haar
geld door het nam naar buiten werpt." -
BU Jones glimlachte sluw. „Dan bluft mi)
heden vinden man en vrouw eUumder terug, nog slechts één mogelUkheid. U te bewUsen.
aannemen Van mUn voorstel ook in uw
voordeel ia Ik zal u, zonder dat u het weet,
laten fotografeeren en uw foto in de kranten
brengen. Zonder hoofdbedekking natuurlUk.
Mister Pinkerton, de uitvinder van den'onfeil
baar werkencjyn haarbalsem.... Denkt u ook
niet, dat het publiek als razend koopen zal,
wanneer het uw kaal hoofd in beeld riet?"
„Tien duizend dollar, zei u, nietwaar mün
heer Jones? Bü een omSetverhooglng tegen
het drievoudige
Sinds dit gesprek was gerulmen rijd verstre
ken, zonder dat de omzet, zooals die door Jones
in uitzicht gesteld was. toegenomen was. De
zaak ging zóó slap, dat het scheen alsof alle
kaalhoofdlgen van Amerika met hun lot ver
zoend waren. Toch verlevendigde het overtui
gend lachje, dat zich hardnekkig in Jones’ ge
zicht handhaafde, zün hoop telkens weer.
„Wat wilt u?” zei Jonea. „Het is de stilte
voor den storm. Zoodra mijn voorbereidselen
beëindigd’ zün....“
Op zekeren dag werd In hetCostnopolitican-
theater de eerste opvoering van <^n tooneelstuk,
getiteld: .De moord in de 56e straat" gegeven.
Dit tooneelstuk was reeds vóór de opvoering the
topic of the day in New-York. De kaarten
voor deze voorstelling waren n.l. niet aan de
cassa te krUgen, maar werden bU duizenden op
straat als vrijkaarten uitgedeeld, 's Avonds was
bet theater tot op de taatste plaats gevuld.
Het middelpunt der handeling van het stuk
was een raadsetachtige moord. Van den dader
ontbrak ieder spoor en den meester-detectlve,
in wiens handen de hoofdrol lag, viel het niet
gemakkelUk, het ingewikkelde geval op te tos
sen. De dader was wel door een getuige ge
zien. maar het eenige, «at deze getuige met
zekerheid verklaren kon. was, dat de dader een
kaal hoofd bad. Maar toch gelukte bet den
detective In den loop van de handig in elkaar
gezette handeUng het raadsel op te lossen en
den moordenaar onder hoogst sensatloneele
omstandigheden gevangen te nemen. De bewüs-
keten was gesloten op een enkelen schakel na.
De dader had geen kaal hoofd, maar T prach-
tlgen zwarten artlstenkop
Tüdens de gerechtsverhandeUng in bet laat
ste bedrüf van het stuk vroeg de rechter den
beklaagde of hü vroeger nooit kaalhoofdig was
geweest?
.Meen!" zei de beschuldigde en nam den
hoed van het hoofd .„Ik heb mün haar altüd
met Ptnktertons haarwater verzorgd!" waarop
bet stuk en het proces met een vrijspraak eln-
digde.
De voorstelling echter eindigde met een
t schandaal Het publiek raasde van verontwaar
diging. omdat
men het met een j
bevredigend slot
van het span
nend stuk be
drogen had.
Slechte door een
spoedige vlucht
konden dé tooneelspelers zich het veege lUf
redden.
De kranten schreven in kleuren en geuren
over het gebeurde. Pinkerton raasde en BUI
Jpnes verloor een oogenWik zün zelfbewust
lachje. Nu was er toch nog een foutje geweest
in zün berekeningen!.... Er moest een veran
dering aangebracht worden. Men moest den
concurrent, belachelük maken. Zoodoende al
leen kon het gewenschte resultaat misschien
nog bereikt worden.
„Wacht u maar eens af, münheer Pinker
ton!” sei Jones en glimlachte weer.
Ondanks aUes werd het tooneelstuk een
tweede maal opgevoerd. Ditmaal werden
behalve vrükaarten, papieren ultgedeeld, waar
op te lezen stond, dat de opvoering van gis
teren niets anders dan een flauwe grap van
een der tooneelspelers was.
Het publiek volgde het stuk met nog groo-
tere spanning dan den avond te voren. De
scène in de rechteaaal kwam en de rechter
stelde zün vragen:
„Kaalhoofdig?”
„Neen!" lachte de aangeklaagde. „Ik heb
n-.ün haar altüd met Jeffries’ haarwater be
handeld!"
Met deae woorden nam hü zün hoed af.
rukte echter vegelük met den hoed, ook rijn
pruik af en een spiegelgladde bol glansde den
rechters tegen.
Het publiek was razendEr werd geap
plaudisseerdeen gelach, dat geen einde
wilde nemen, schaterde door het halfronde
theater. Bill Jones in zün loge wreef zich de
handen. Zün idee had overwonnen.
In de volgende week steeg de omzet tot In
het ongplooflUkeNatuurUjk niet bü de
firma Pinkerton, maar bU Jeffries, den concur
rent. De steeds stügende vraag maakto.de op
richting van meerdere nieuwe fabrieksgebou
wen noodig, waarin hutoenhooge massa’s Jef
frie’s haarwater vervaardigd werden.
Pinkertons kantoorlokaal liep leeg. Bill Jones
was spoorloos verdwenen en bleef dat. ofschoon
een leger bekwame detecttven trachtte hem
op te sporen, teneinde hem aan de wraak van
Mister Pinkerton over te leveren.
Niemand kon ook immers vermoeden, dat de
firma Jeffries hem tegen een reuzensataris als
chef der reclame-afdeellng aangesteld bad.