Romantiek en tooneelleven J Wat Kikker Karel en Tuimeltje beleefden atm eten iaq H F 250.- F 750.- 1 rigJ et eiland der eenzamen i VRJJDAG 15 MEI 1936 HENRI EERENS De moordenaar met het kale hoofd 2 f - A „Marjoleintje” 85 d. p.lQjzs - Henri Kerens zijn bij vertlea een tend. 40 1 (Wordt vervolgd.) Henri Kerens en Else Mauhs in „Amphytrion” I tot werken door beenen of belde oogen ocb de oorlog kwam.... en volgens paragraaf 7 van mijn contract was dit afgeloopen. Tuimeltje hield zijn oogen dicht Hij voelde rich naar bene den rollen. „Het Is ir.et me gedaan”, dacht ie. ,Jk heb niets meer te verwachten. Natuurlijk val ik onder de puinen neer, maar het is mijn eigen schuld." Plotseling werd ie door een schok getroffen. Bent toen ie voelde, dat ie ergens op zat, deed ie zijn oogjes op spleetjes open en daar sag ie, dat ie beneden op den grond sat met het puntje van de toren naast zich. Het haantje stond er nog heelemaal op. maar niet de liefde van hun eerste huwelijks jaar en dan is het Marjoleintje. hun dochter tje, met de vroege levenswijsheid van haar se ven jaren, die belden weer te samen brengt. Nu de toren toch ingestort was, probeerde Tuimeltje met bet puntje nog een grap uit te halen. HU had niet eens in de gaten, dat kikker Karei achter hem stond en zette het-puntje voor zichtig op zUn hoofd. Het was net of het baantje hem lachend aankeek. Tuimeltje zei allerlei gekke dingen tegen het beestje en toen kikker Karei hem bij zün arm pakte, boog ie voorzichtig voorover en maakte allerlei grimassen. Roman van Paul Keiler Vertaald door Louis de Bourbon de vraagt De wijzers draaiden heftig heen en weer. Op een paar plaat sen waren ze bUna doorgebroken en Tuimeltje zag dat alle cUfers van de klok vielen. HU vJelde dat de toren begon te wankelen. De steenen lieten los, groote brokken vielen naar beneden en onder een geweldig lawaai stortte de toren in. bracht mU naar Weenen. Ntets bestond er nog voor mU op de wereld, dan dat meisje. zU was mU niet ook als een heil haar te Dt_kwi onnadt Slechts Madeleine bleef onbeweeglUk ritten. Ja, een glimlach kwam om haar harden mond en baar blinde, wUd-geopende oogen schit- dat ik zUn verlangen bevredigde. Ik had moeten weten, dat ik daarmee het noodlot over mün leven afriep. Want er was niemand, die ge- makkelUker vrouwenharten overwon dan Albert. Nauwelijks een maand nadat hü dat dat meisje had leeren kennen, kwam hU bU mU en zei, dat hü met haar wilde trouwen. HU schrok wel van mUn gezicht, maar lachte op zUn manier en zei: „Ja, mUn vriend, de vesting behoort aan hem. die haar verovert. Het is met geluk in de liefde gelijk het is met het geluk in den oorlog het ia onberekenbaar.” En toen hü zag. dat hU mU doodelUk had getroffen, zei hü: „Je had haar nooit gekregen. Gun haar mU- Gun haar, dat rij gelukkig wordt, want zU wordt gelukkig." Dat zag Ik, dat zag ik inderdaad lederen dag op nieuw. Daar was geen gelukkiger bruid dan die van Albert Dat hoorde ik ook uit ieders mond. Toen schikte ik mU in mijn noodlot. Maar in de dagen, na de gelukkige bruiloft haatte ik hem in het diepst van mün ziel. En deze baat raakte ik niet meer kwUt, ril brandde als gif tige etter in de diepste wonden van mün hart. Het oorlogsjaar 1805 kwam.' Weer trokken wü op tegen Napoleon. En ook Albert trok mee op tegen den keizer, dien hü als een held vereerde, maar dien hU als den vUand van rijn vaderland eerUJk bestreed. Dat wil Ik tot zün eer. zeggen, want het is de waarheid. Het krijgsgeluk was tegen ons. WU waren in een kleine, zwakke vesting Ingesloten en verdedigden ons dapper. Toen werd op een dag een Fransche spion be trapt. Onder de folteringen, die onze comman dant hem liet ondergaan, bekends hü, dat zün lUken tUd niet te gebruiken. Wat raakte hem onze oude vriendschap? Ik moest bedenken dat ik soldaat was. Ik ging naar den veroordeelde. Hu bezwoer mU zUn onschuld, maar zei. dat hu blU was, dat juist ik bü rijn executie sou commandeeren. Ik moest mün stem maar be- heeerschen, opdat het peleton geen dwaasheden sou begaan. Ten slotte gaf hü mü de groeten mee voor zUn vrouw. Zoo namen wü afscheid. MUn hart was be drukt, en toch was ik ulet bedroefd. Ik had te vaak soldaten zien sterven om nog te worden ontroerd bü een schot in bet warme bloed. Eiken dag stond ons leven op het spel. Waarom moest juist hU blijven leven, die den zonne schijn wegnam van mün levensweg? Het lot had beschikt, dat hU zou sterven.... In den nacht vóór de executie sliep ik niet. Ik geloof niet, dat ooit de storm zoo over de wereld heeft geraasd als in dien November nacht. Rond middernacht werd aan mün deur ge klopt. Een korporaal trad binnen. Ik dacht, dat hü mü een dienstorder kwam brengen. Maar de kerel viel mü te voet, sloeg zijn armen om mijn knieën en riep: „Kapitein, kapitein, schiet hem niet dood, hu is onschuldig!” „Wie?" .Dte veroordeelde graaf.” „Ben je gek. hond? Hoe weet je dat?" ik heb de teekening zelf gemaakt - brief heb ik zelf geschreven...." vertrouwensman graaf Albert was, hü gaf de plaats aan waar de geheime briefwisseling plaats had. en men vond daar een teekening en een brief, die, te oordeelen naar het hand schrift en de manier van teekenen, slechte af komstig konden zUn van graaf Albert. Toen ik dat hoorde, vloeide mün hart vol vreugde. Zóó dood was mijn vriendschap, zóó onsterfeluk mUn liefde. Wel kwam er twUfel in mü op. of graaf Albert tot verraad in staat was; maar ik bedacht, hoeveel vorsten en edellieden in die dagen van ongeluk het vaderland reeds hadden verraden. En ik wilde aan Albert's schuld ge- looven. De commandant hield een krUgsraad, waarbU ik geen zitting had. De raad sprak een. stemmig het doodvonnis uit over graaf Albert. De commandant was een hardvochtig man, hU hield elgenlUk niet van andere straffen dan den dood. Graaf Albert ging in beroep bü den keizer. De Fransche generaal, die bevel voerde over het legerkorps dat ons omsingelde, was zoo beleefd om een koerier met een open brief aan den keizer op eerewoord door te laten. Een week later keerde de bode terug. De keizer verwierp het gratieverzoek op verlangen van den vader van den gestrafte. De executie werd bepaald op den volgenden morgen. Volgens den dienstrooster was ik bestemd, het bevel bU de executie te voeren. Ik verzocht mUn commandant. mU van dien vreeselUken dienst te ontslaan. Hard als hü was, weigerde hü mün verzoek. Slechts één ding was van belang, zoo was zUn oordeel, dat was de plicht tegenover het vaderland, zwakkelingen waren in dezen moei- 7'- haar terden. De overste stond daar nog steeds met gesloten oogen, ten prooi aan een hevigen storm in zUn binnenste. Dan begon hU met halfluide stem te praten, volkomen rustig, alsof hU een van buiten geleerde toespraak hield: „Het was bü Marengo. WU weken voor de over macht van vUandelUke cavalerie. MUn"'vriend' graaf Albert, werd van zün paard geschoten. HU lag hulpeloos op den grond, ten prooi aan het gevaar om een minuut later onder de hoeven van een vreemd paard te worden vertrapt. Ik wendde mün paard om. steeg af en tilde den gewonde in mün zadel. Daarbü kreeg ook ik een kogel van den snel voortjagenden vUand. Maar mün hengst was zoo vlug, dat wjj ontkwamen. Daarna lagen wü samen in het hospitaal, en onze vriendschap, die voorheen oppervlakkig was, verdiepte zich. Ik legde hem mün ziel bloot. Ik biechtte bü hem al de zonden en fouten mUns levens, ik zet hem ook, dat het lot mü ruw had aangepakt en mij weinig vreugde had beschoren. Het begin was een harde kindsheid zonder liefde, en zonder liefde ook was mijn geheele Jeugd. Tot in Weenen mij een wonder óverkwam. Ik zag daar een meisje, en van toen af aan geloofde ik, dat de hemel, waarvan alle harten droomen, nergens anders kon zün dan in Weenen. Dat alles vertelde ik aan Albert en in dien tUd meende hU, dat ik een dichter was. WU werden gezond, ik een paar weken eerder dan hü- De eerste gelegenheid de beste ons", „De gevaarlijke Bocht”, ..Julius Cae sar”, „De Pelikaan", „Baartje Burgerhart’ .Driekonlngen-avond’, „Oenesius”, „Het Woonschip”, „Njn". .J> zaak Metropo lis”, „Pen", „Oas", enz., ena., enz. BU Allert de lange verscheen dezer dagen het laatste boek van de sympathieke schrijf ster Annie de Hoog-Nooy. Het verhaalt de ge schiedenis van een jong echtpaar dat. door den schoonvader tegengewerkt, niet in staat is zich economisch boven water te houden. De jonge vrouw, die zich de schuld van dit alles toe schrijft, verlaat haar man, dien zU Hef heeft, zonder hem het zoete geheim van haar moe derschap te hebben medegedeeld. De sehNut ster laat ons de conflicten en den moeilUken strUd van de jonge vrouw om boven water te bUjven, mede beleven; op den achtergrond staan een goedige volksvrouw en een tooneel- vriendlnnetje. Na verschillende wederwaardlg- A T f A blluJ Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T7 bij levenslange geheele ongeschiktheid Ml el Ti V/l W1 w ÏL O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van beide armen, belde beenei AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Er ontstond een pauze. Een vogel, die buiten izong, staakte zün lied, een diepe, doodelUke stilte heerschte in het Vertrek. Gunther stond op: „Overste von Düren, ik kom nu tot de vraag van welker beantwoording alles afhangt. Ik bezweer u als edelman en mensch, in het aan gezicht van den vreeselUken dood van dien ongelukkigen man, in het aangezicht van den diepen rouw van dezen vader en van deze weduwe, de waarheid te spreken. Valentin heeft vóór zün dood beweerd, dat u hem weliswaar tot zün misdaad nie( nebt aan gezet, maar dat u er van hebt gewéten en dat u er van wist, nog vóór graaf Albert viel. Heeft de stervende de waarheid gesproken?” De overste sloot de oogen. Enkele oogenblik- ken sidderde en wankelde zUn reuqgngestalte als een boom in den zwanen storm, dab zei hü zacht: 1 „Valentin heeft de waarheid gezegd!” langzaam ging Gunther weer ritten. De graaf slaakte een schreeuw van smart en stortte ineen, zelfs de boer kon een uitroep van ont zetting niet onderdrukken. bjj een ongeval met doodeUjken afloop toekomst. 1 Maar nu uw verleden, geachte heer Eerens. Want bij een dubbel jubi leum schouwt men terug, al denkt een waarachtig kunstenaar van jong vermogen allereerst aan de toekomst. „Mijn verleden’ Ik ben in Den Haag ge boren 11 Mei 1886, waar mijn vader adj. RUksbouwmeester was. Ik bezocht de H.B.8. en daarna de Academie voor Beel dende Kunsten en behaalde in de afdee- ling „werktuig- en constructie-teekenen” de twee eerste prijzen. Ik kreeg plaats op een technisch bureau en werd weldra bij De Vries Robbé te Gorinchem als construc teur aangenomen. Twee jaar later ging ik over naar Gemeentewerken te Dordrecht en werkte mede aan de reconstructie der oude draaibrug, die aangekocht werd voor Velsen en door Prins Hendrik later is in gewijd voor het verkeer als „Prins Hen- drikbrug”. „Weer een jaar later werd ik verbonden aan de „brückenbau Flender A. O. te Ben- rath bij Dusseldorp, speciaal voor brug- bouw. Tevens was ik technisch vertaler aldaar voor buitenlandsche opdrachten.’* „Hoe of ik dan aan *t toorihel kwam? neeldébAcles met faillissementen. Laat ik even opsommen enkele data met feiten die voor zich zelf spreken: ,4n 1915 naar Holland bij het theater van Eduard Verkade in Den Haag.1917 failliet. 1917: bU de Kon. Vereen. Het Ne- deriandsch Tooneel te Amsterdam tot 1934, toen- dit moest ophouden. 19341939 bij het Vereenigd Tooneel onder Verkade en Verbeek. In September 1939 kwam ik b|j het Ooet-Ned. Tooneel onder v. Dalsum. dat na 3 maanden failliet was. September 1938 b(j het Amsterdamsch Tooneel onder Verkade en Kleykamp.... na 4 maanden failliet. In Sept. 1931 bij de N.V. Kon. Ver een. Ned. Tooneel onder SaalbomVer beek.... na 5 maanden failliet, ondanks 150.000 subsidie. In Sept 1933 bij het Ge zelschap Saalbom onder Saalbomv Praag.... na 5 maaAden failliet. Sedert 1933 ben ik dan bij den KJl.O. Heel lang zaam, stap voor stap, ben ik hier de speler voor het hoorspel moeten worden. U hebt dus zoowel, de tooneelglorie als de tooneelmalaise ten onzent doorleefd? Na vijfjarige werkzaamheid heb ik mijn dlepsten aanleg gevolgd en kwam in rela tie met de directie van het .jSchauspiel- haus Düsseldorff” onder Louise Dumont en Gustav Lindemann. Hun ensemble, hun tooneelspel benaderden het volmaakte. ZU hadden óók ten onzent grooten naam, vooral voor het Ibsen-speL-ZU leerden den hunnen den adel van het kunstenaar schap. Er werden geen reputaties uiteen gereten; er werd niet aan minderwaardig geklets gedaan- ook als menschen ston den de kunstenaars daAr hoog. Dumont en Lindemann eischten niet alleen spel, maar ook voortreffelijke zegging: „Wanneer men op het tooneel niet de zuivere taal op haar allerschoonst hoort, waar moet men dit dan hooren!" zeiden ze terecht. Royaards heeft ditzelfde inzicht gehad en thans bU den KJl.O. besef ik de grootste waarde er van.” „Ofschoon ik meende de Duitsche taal volkomen te beheerschen en talent voor tooneelspelen te hebben, ging het toch zoo gemakkelUk niet aan het tooneel te komen. Dumont en Lindemann verwezen mU naai de „Hochschule für Bühnenkunst” en per soonlijk wendden zU zich tot mUn directie om te verkrijgen dat ik halve dagen aan mUn technlschen arbeid kon doorgaan en verder halve dagen en heele avonden aan de Hochschule kon leeren. Later erkenden zU: ,JHn so schwer mit Talent Belade- ner.... Wir haben uns nicht getAuscht". „Na een Jaar haalde ik het einddiploma en veroverde een engagement voor vijf jaar. Het begin was bereikt. Ik zag in het vooruitzicht den weg dien velen wachtten: Dusseldorp, BerUJn, Dresden. Maar Ipeh Hef, Ik beschouwde haar s, zoodat ik bet niet waagde, of om haar hand te vragen. pMEuzelf veel te armzalig voor, veel te Idend, bü haar vergeleken. Toch weefde ■ef uit zeer kleine gunstbewUzen voor mUzelf een droom van geluk. Zoo diende ik haar twee jaar lang. Ondertusschen woonde mijn vriend Albert het grootste deel van den tüd in Parijs. Vandaar schreef hU brieven, waaruit bleek, dat de dulvelsche macht van den vUand, tegen wien wU hadden gestreden, ook op zün gevoe lige ziel een diepen indruk had gemaakt. Men kan wel zeggen, dat hU Napoleon aanbad als een geweldige, ofschoon boosaardige, godheid. Vele officieren koesterden in dien tUd dezelfde gevoelens. Albert kwam naar Weenen terug en hU hield daar gedurfde voordrachten over Napoleons grootheid en over het jammerlUke verval der Duitsche staten. Dat was hetgeen zUn rechters later tegen hem aanvoerden en wat ook rijn vader in de war bracht. MU vroeg hU. wat ik uitvoerde. Ik zei hem, dat ik elgenlUk niets deed, ja, dat ik zelfs een zeer plichtver- geten soldaat was geworden. Dat alleen maar dat eene meisje, waarvan ik hem in het hospi taal had verteld, mU bezig hield. HU lachte mU uit. HU had een veel luchthartiger, en daarom ook veel gelukkiger natuur dan ik. Ik vertelde hem zooveel over dat meisje, ik liet hem zoo diep in mUn ziel küken, dat bU einde- hjk nieuwsgierig werd en mUn aangebedene wilde zien. Ik was sulk een ongelukkige dwaas, „Laten we elkaar goed verstaan: aan tooneel-„malaise” heb ik nooit geloofd in dat geval was ik tooneelspeler geble ven. De oorzaken van het verval niet anders dan wan-beheer, tlstiek et> financieel! Uit het verslag det curatoren bleek dit telkens zonneklaar. Het leek mU voldoende ge offerd op de altaren der leiders, die in hun Udelheid en domheid hun zucht om te schitteren, totaal vergaten en verge ten te dienen! „U vraagt me herinneringen? Ik heb er prachtige aan de Bouwmeesters met wie ik mocht spelen, aan Royaards, en Hubert la Roche Sr. Tooneelspelen is niet schitte ren maar dienen. Onder Royaards heb ik or.a. in .Jloes” van Strindberg gespeeld, Ro yaards had de grootste dienende liefde voor het tooneel. HU elschte tucht. Daardoor kon hU gyoote dingen bereiken. Ons too neel van heden is tuchtloos: ieder heeft z*n eigen oordeel. Het Is soms alsof hU allés met zich heeft meegenomen. Sinds zUn heengaan is het berg-af gegaan. „Herinneringen? Ik bezit de liefste aan mUn optreden als Oswald in Ibsen’s ..Spo ken”. Lindemann had ik deze rol zien spelen. Dankbaar herinner ik me ook het samen spel met een zoo voortreffelUke kunstena- resse als Else Mauhs. Zes^ weken heb ik eens met haar gerepeteerd voor ,Jen- seits”, „Aan gene zUde”. In „Amphltrion" heb ik o.a. met haar gespeeld. MUn apfste optreden in een Nederlandsch stuk was in ,JX»r de Praatjes" van Marcellus Emants onder regie van Hermann Schwab, dien ik ook zéér hoog acht als regisseur en vak man. MUn stukken? Zie zelf maar eens,in deze foto-albums, door mUn vrouw aange legd. Veel heb ik ook voor t toemeel ver taald.” We zien rollen van hem uitgebeeld in stukken van Vondel, Shakespeare, Schiller, Ibsen, Strindberg, Shaw, Ghéon, Roelvlnk. van RiemsdUk e. a. De foto’s spreken nog van opmerkelUke beddingen in „Een van ■pw omautiek heeft aan dit tooneelkun- 1^ stenaarsleven blUkens dit persge- sprek niet ontbroken. Gesteund door zUn echtgenoote, mevr. Minnie Eerens Heyermans zelf een begaafd voordraag ster, nicht van den tooneelschrijver en dochter van den directeur van den G.GJ). te Amsterdam heeft Henri Eerens het wisselvallig bestaan van een Nederlandsch tooneelspeler meegemaakt. Op onze plan ken is hU bU onze voornaamste gezelschap pen in onze groote schouwburgen een der eersten steeds geweest en vele belangrUke rollen heeft hü vervuld. Zonder Eerens is de geschiedenis der vaderlandache tooneel- speelkunst van de laatste kwart eeuw niet te schrijven. 1) Het adres der hukUgingscotnmissie is bU den heer H. J. R. Schaffers van den K.RO.. Deurloostraat 66, Amsterdam. Poetgironummer 341646. Zoo moest ik naar Nederland terug. En daar heb ik met de Bouwmees ters, Royaards, Verkade, v. Dalsum, Saal- born e. a. gewerkt. Prachtige herinnerin gen, droeve herinneringen. Mooie rollen, schoone successen, maar telkens weer too- a’, het is voor den derden keer, dat ik van beroep verwissel, betoogde Henri Eerens tegenover me, toen ik hem was gaan opzoeken naar aanleiding van zUn vUfUgsten jaardag en zilveren tooneeUoop- baan, welke 33 deze gevierd worden met een intlemen eere-avond in ,Xa Réserve” te Amsterdam. 1) „Zoo zie ik het tenminste. Eerst was ik technicus bU gemeentewerken en brugge- bouw toen werd ik tooneelspeler en nu ben Ik regisseur der hoorspelen bU den KJl.O. Ik ben *t geheel met u eens, radlo- tooneel is iets geheel anders, stelt geheel andere eischen dan het gewone tooneel. Ik ben van dit enorme verschil zóó doordron gen, dat ik het werken bU den KJl.O. zie al%een geheel nieuw vak. Daarom herhaal ik: dit was voor den derden keer, dat ik van beroep verwisselde. Al het visionaire, al wat door de oogen tot den geest spreekt vervalt. In geheel andere omgeving en omstandigheden luistert de hoorder bovendien naar het radlotooneel. Niet in een schouwburgzaal maar in de huiskamer met zUn huiselijke beslommeringen. Alles komt nu aan op het geluid, op de suggestie door het geluid. De tUd is gelukkig al voor bij dat we met velerlei dwaze hulpmid deltjes bUgeluiden trachtten na te bootsen, zoodat het hoorspel soms werd tot een summum van cacofonie. Het is absoluut uit den booze om maar lukraak gewone tooneelspelen, voor het gewone tooneel ge schreven, voor de radio te brengen. De om- roep eischt moderne eigene spelen, die geheel en al erop berekend zUn om bU alléén-luisterenden de suggestie van het verbeeld-gebeuren op te roepen. Het is bovendien geheel onjuist wat sommige tooneelspelers nog doen, die en passant den ken „even een radiootje te kunnen pak ken”. Want de radio heeft eigene eischen, vraagt algeheele overgave aan 3ieh. „De radio vraagt allereerst van den too- neelkunstenaar modulatie en beheerschlng van de stem. De stem is als ’t ware het we zen van den mensch. En van dit standpunt uit moet men het hoorspel behandelen. Drie Jaar ben ik nu bU den K.R.O. en deze nieu we arbeid schenkt me groote voldoening. Voor vijftig procent is het kunst, maar voor 50 pCt. ook techniek. En die techniek moet men leeren. ,JBU het hoorspel heb ik volkomen de waarde van dr. Willem Royaards’ groote liefde voor het schoone woord leeren ver staan. Na hem is er een inzinking gekomen en hoe weinigen vermogen op het tooneel het schoone proza, het sonore vers b.v. in Vondels drama’s, tot recht te brengen? Geïrriteerd smaalde men wel eens op Royaards’ gezegde: „elk woord een parel” maar;..,,, ja.... hU had volkomen gelUk. ,JSet hoorspel brengt de waarde van de stem weer tot haar recht. Door de stem moet de hoorder verplaatst worden in het verbeeldingsrijk van het hoorspel.... Neen, er zUn helaas nog weinig goede hoor- I 1 spelen, maar ze zUn er toch en er zullen er ongetwUfeld meer komen. Want het hoorspel is aan de toekomst” et waren In ieder geval buitengewone omstandigheden geweest, die Pinkerton aanleiding gegeven hadden, BU Jones sla reclamechef in sUn saak op te nemen en hem in de financiering van «Un ideeën de vrije hand te laten. Op een namiddag was in riin privé-kantoor een uiterst aelfbewust optredend jongmensch verschenen, aan wien een aschblonde. dikke haardos het eenige opvallende scheen te aUn. Mister Pinkerton, ab ik me niet vergis?" sei de besoeker. Pinkerton knikte. ,,Wat kan ik voor u doen?" De vreemdeling nam ongevraagd plaats. .De oinset van uw haarbalsem.” begon hU. -is. naar ik hoof, onbevredigend. U hebt een man noo- dlg, die met een onfeilbaar instinct middelen vindt, om den kooplust van het volk op te wek ken. Deae man ben Ik, zoowaar ik BUI Jones heet.” MUnheer Pinkerton glimlachte teruggebou- den. ..En als ik niet van plan ben, van uw aan bod gebruik te maken?” „U zult zoo dwaas niet zUn! Zou mUn wer ken geen succes»opleveren. dan verlang Ik ook geen betaling. In geval ten gevolge van mUn actie echter een verhooglng van den ontzet plaats beeft, van minstens het dubbele, be taalt u mU de som van 10.000 dollar. De middelen, die Ik noodig hebi om mUn ideeën In daden te kunnen omzetten, moeten echter uit het reclamefonds van uw, zaak op gebracht worden.” ,J8pUt me, münheer Jones, Ik denk er met aan, op uw voorstel in te gaan.” „Dan zal ik mU tot uw concurrent wenden Ik verwacht, dat b.v. de firma Jeffries een man als ik weet te waardeeren. ZU heeft mU' ten minste voor het afstaan van mün foto ën een dankschrijven, waarin ik duidelijk laat uitko men. dat ik mijn prachtig haar uitsluitend turn Jeffries’ haarwater te danken heb. een aan zienlijke som geboden.” „DergelUke foto's en brieven." merkte Pin kerton op, „bezit ik in overvloed. Een verouder de methode, mijnheer Jones! Trouwens, ik vind het uitstekend, dat de concurrentie haar geld door het nam naar buiten werpt." - BU Jones glimlachte sluw. „Dan bluft mi) heden vinden man en vrouw eUumder terug, nog slechts één mogelUkheid. U te bewUsen. aannemen Van mUn voorstel ook in uw voordeel ia Ik zal u, zonder dat u het weet, laten fotografeeren en uw foto in de kranten brengen. Zonder hoofdbedekking natuurlUk. Mister Pinkerton, de uitvinder van den'onfeil baar werkencjyn haarbalsem.... Denkt u ook niet, dat het publiek als razend koopen zal, wanneer het uw kaal hoofd in beeld riet?" „Tien duizend dollar, zei u, nietwaar mün heer Jones? Bü een omSetverhooglng tegen het drievoudige Sinds dit gesprek was gerulmen rijd verstre ken, zonder dat de omzet, zooals die door Jones in uitzicht gesteld was. toegenomen was. De zaak ging zóó slap, dat het scheen alsof alle kaalhoofdlgen van Amerika met hun lot ver zoend waren. Toch verlevendigde het overtui gend lachje, dat zich hardnekkig in Jones’ ge zicht handhaafde, zün hoop telkens weer. „Wat wilt u?” zei Jonea. „Het is de stilte voor den storm. Zoodra mijn voorbereidselen beëindigd’ zün....“ Op zekeren dag werd In hetCostnopolitican- theater de eerste opvoering van <^n tooneelstuk, getiteld: .De moord in de 56e straat" gegeven. Dit tooneelstuk was reeds vóór de opvoering the topic of the day in New-York. De kaarten voor deze voorstelling waren n.l. niet aan de cassa te krUgen, maar werden bU duizenden op straat als vrijkaarten uitgedeeld, 's Avonds was bet theater tot op de taatste plaats gevuld. Het middelpunt der handeling van het stuk was een raadsetachtige moord. Van den dader ontbrak ieder spoor en den meester-detectlve, in wiens handen de hoofdrol lag, viel het niet gemakkelUk, het ingewikkelde geval op te tos sen. De dader was wel door een getuige ge zien. maar het eenige, «at deze getuige met zekerheid verklaren kon. was, dat de dader een kaal hoofd bad. Maar toch gelukte bet den detective In den loop van de handig in elkaar gezette handeUng het raadsel op te lossen en den moordenaar onder hoogst sensatloneele omstandigheden gevangen te nemen. De bewüs- keten was gesloten op een enkelen schakel na. De dader had geen kaal hoofd, maar T prach- tlgen zwarten artlstenkop Tüdens de gerechtsverhandeUng in bet laat ste bedrüf van het stuk vroeg de rechter den beklaagde of hü vroeger nooit kaalhoofdig was geweest? .Meen!" zei de beschuldigde en nam den hoed van het hoofd .„Ik heb mün haar altüd met Ptnktertons haarwater verzorgd!" waarop bet stuk en het proces met een vrijspraak eln- digde. De voorstelling echter eindigde met een t schandaal Het publiek raasde van verontwaar diging. omdat men het met een j bevredigend slot van het span nend stuk be drogen had. Slechte door een spoedige vlucht konden dé tooneelspelers zich het veege lUf redden. De kranten schreven in kleuren en geuren over het gebeurde. Pinkerton raasde en BUI Jpnes verloor een oogenWik zün zelfbewust lachje. Nu was er toch nog een foutje geweest in zün berekeningen!.... Er moest een veran dering aangebracht worden. Men moest den concurrent, belachelük maken. Zoodoende al leen kon het gewenschte resultaat misschien nog bereikt worden. „Wacht u maar eens af, münheer Pinker ton!” sei Jones en glimlachte weer. Ondanks aUes werd het tooneelstuk een tweede maal opgevoerd. Ditmaal werden behalve vrükaarten, papieren ultgedeeld, waar op te lezen stond, dat de opvoering van gis teren niets anders dan een flauwe grap van een der tooneelspelers was. Het publiek volgde het stuk met nog groo- tere spanning dan den avond te voren. De scène in de rechteaaal kwam en de rechter stelde zün vragen: „Kaalhoofdig?” „Neen!" lachte de aangeklaagde. „Ik heb n-.ün haar altüd met Jeffries’ haarwater be handeld!" Met deae woorden nam hü zün hoed af. rukte echter vegelük met den hoed, ook rijn pruik af en een spiegelgladde bol glansde den rechters tegen. Het publiek was razendEr werd geap plaudisseerdeen gelach, dat geen einde wilde nemen, schaterde door het halfronde theater. Bill Jones in zün loge wreef zich de handen. Zün idee had overwonnen. In de volgende week steeg de omzet tot In het ongplooflUkeNatuurUjk niet bü de firma Pinkerton, maar bU Jeffries, den concur rent. De steeds stügende vraag maakto.de op richting van meerdere nieuwe fabrieksgebou wen noodig, waarin hutoenhooge massa’s Jef frie’s haarwater vervaardigd werden. Pinkertons kantoorlokaal liep leeg. Bill Jones was spoorloos verdwenen en bleef dat. ofschoon een leger bekwame detecttven trachtte hem op te sporen, teneinde hem aan de wraak van Mister Pinkerton over te leveren. Niemand kon ook immers vermoeden, dat de firma Jeffries hem tegen een reuzensataris als chef der reclame-afdeellng aangesteld bad.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9