De kunst van het genieten
o
F
NIEUWE PAEDAGOGIE
Hoe Eindhoven
woont
R
r
V orateli jke^bmigr an ten
In Dmtechland
JDe Kozakkenkapitein
OUDE SCHILDERIJEN
Heisses Blut
GASTRONOMISCHE
GEPEINZEN
Charmante film met Hongaar ache
jear
Overzicht der woningmarkt
v'J
v r
i
"KJ
kunst
Ken vrouweportret van
blanke ras.
Bc.hamnlUks, terwijl het
wier karakteristieke stukken toch ook onloo
chenbaar van de hand der groote meesters
xtfn, van hen, die leefden in een tijd, naar mqp
zegt roemruchter dan de onze, zij die zooals
hun werk bewijst, in elk geval blijk gaven te
behooren tot een volk, dat was nog jeugdig
van krachten, innig besteld van gevoelen en
open van hart.
Hun werk getuigt van een vèrgevorderde ont
wikkeling van het geestesleven in deze gewes
ten. Van een geestesleven bovendien, dat vrij
stond, vrij en zelfstandig kon staan naast dat
Om desen
menseh uit
wellicht ligt i
om nivclle®
schap met r
bloed, dat er buitendien in voldoende mate
moet weaen. zün doorslaggevend. „Wat geen
goed ras is. op deze wereld, is kaf". Duitscher
is alleen hij. die Duitsch bloed beeft, niet
slechts wie in Duitschland woont. De vreem-
j delingen hebben van de Duitacbe gastvrijheid
in hooge mate misbruik gemaakt, büna alle
Invloedrijke betrekkingen tot zich getrokken
en het Duitacbe weaen onderdrukt.'*
Dit de Frmuche
tooneelstuh
e film „Tovaritsch" naar het
„Vorstelijke emigranten'
UB
nen? Zonder onderscheid te maken of wij meer
wel cultuurmenschen zijn?
jjr dwingt ons om te genieten, zij
onze genoegens ook te zoe-
r. Immers, de cultuur alleen
[drift tot ..het schoone” nooit
l «eten, voortplantlngsdrtft,
Hft) In de menschheld heb-
tndringen, zonder hulp van
fet goede en het schoone te-
Jklüke vrijheid kunnen her-
De lotgevallen van twee Russische uitgewe
kenen, lotgevallen, welke reeds eerder in een
tooneelstuk, dat den naam draagt Tovarltch,
zijn verwerkt, maken bet onderwerp uit van
deze film.
Prins Ouratlef en zijn vróuw, Groot-hertogln
Tatiana, die als vorstelijke emigranten worden
betiteld, zijn uitgeweken naar Parijs, staar zij
ten slotte door nood gedwongen, naar werk
zoeken 'en dit vinden bü een petroleum-
magnaat; zjj verhuren zich als huisknecht en
kamermeisje.
Zeer Interessante. sotns-pünlUkesituaties doen
zich dan voor: zij leseg door hun verfijnde
manieren hun beer en meester'niet zelden de
les, zij worden herkend en door de gasten, die
zij moeten bedienen, met onderscheiding behan
deld, en van den anderen kant worden zij door
hun ergsten vijand op grove wijze bejegend.
Maar in alles en trots alles trlompheert hun
adel en hun ware zielegrootheid.
„De school heeft tot taak, het karakter te
versterken. Zij heeft niet slechts kennis bij
U brengen, doch een Jeugd te vormen, die
geleerd heeft, hard jegens zich zelf te zijn, en
die vóór alles Duitsch voelt en Duitsch denkt
en die zich daarbij bewust is, dat met de
overwinning of den ondergang van bet Duit-
sche volk ook over haar beslist wordt. Wil de
school bet karakter co deae wijze vormen, dan
is bet niet voldoende, een enkel vak daartoe
te gebruiken, maar het geheele onderwijs
moet nationaal-sociallstlsch zijn. Het reken
onderwijs mag geen uitsondering vormen, bet
is zelfs in bet bijzonder ervoor geschikt. Het
leven gaat te snel. De volwassenen verliezen
daardoor gemakkelük bet overzicht op groote
cijfers. Bij kinderen, die toch al vlug geboeid
zijn, is het anders. De cijfers spreken een le
vendige taal en wekken bij eenieder, die
thans bet natlonaal-soclalisme als vanzelf
sprekend beschouwt, de herinnering aan de
groote resultaten op.**
Men vindt deze opvatting omtrent de paeda-
gogle in de brochure .Jtassenpolltische Erzie-
hung” van Dr. Walter Gross, on bladzijde 28. De
schrijver is niet de eerste de beste. Hij 'bekleedt
de invloedrijke functie van leider van het voor
lichtingsbureau voor bevolkingspolitiek en ras-
hyglëne, en zijn brochure maakt deel uit van
een reeks uitgaven der Dultsche volkahooge-
school voor politiek, die ten doel hebben, het
Dultsche volk .dn zoodanige banén te leiden,
dat de kans om de denkbeelden der tegen
woordige leiders stevig wortel te doen schieten,
het grootst is."
De opvoedkunde wordt geheel in dienst ge
steld van dit nieuwe Ideaal, sjj wordt een on
derdeel van de propaganda. Want de nazi-
lelders beschouwen hetgeen tegenwoordig ge
beurt, niet alleen als een louter staatkundige
omwenteling, maar als het gevolg van een
machtige revolutie van bet zleleleven. Deze
revolutie moet, zoo meenen zjj. reeds beginnen
bij het kind, en de schoolpaedagogie Is dus een
middel tot bevordering en bevestiging dlék psy
chische revolutie.
Hoe men zich dit voorstelt, toonde Joseph
Gom pers aan in een vlugschrift, getiteld: „Op
voeding in nationaal-soctalisttechen geest”, een
overdruk uit „Halscha” van Maart 1938. HU
legt daarin vooral den nadruk op de antl-se-
mletlsche strevingen van het moderne Dult
sche schoolonderwijs. Den pakkend voorbeeld
van „rassenpolltische Erziehung” levert een
doodgewoon rekenboekje, verschenen bij de fir
ma L. Schwann, dat als motto 'draagt: Non
scolae sed vitae niet voor de schooi, maar
voor bet leven een mooi paedagogisch begin
sel. welks uitwerking echter bedenkelük wordt,
wanneer men bet als volgt omschreven vindt
in de inleiding:
n den kunsthandel Bennewitz aan het
Noordelnde te Den Haag, werd JX Vrijdag
middag een expositie van oude schilderijen
natdW5*
Ja, de
dwingt ons zflfc
ken bij de cultJU
sou met haar aal
als vierde dwanl
klimaat, kultuurdi
ben kunnen blnii
de natuur, waar 1
zemen hun natui
winnen.
Dat wij het ge
wegen zijn opgeg
aan de cultuur, die in
hoogere macht berust ('tonnen de
van cultuur wordt alles overdreven) en
de basis van „het schoone” is opgebouwd. Dit I evengóed.' wanneer hij staat tegenover de on-
De natuur gaat voort met haar strijd om het
bestaan in den menseh zelf. Ook tegen de
cultuur door het instinct met zijn drie drijf
krachten (voeding, sexualiteit en" kllmaat-
dwang). Het denken analoog cultuur heeft
slechts een drijfkracht, welke een spiritueels
kracht is.
hoeft te vreezen
etc.)
Het is namelijk om het even, waarhetbegint
óf bjj vliegen vangen, óf bij vleugels uittrekken,
óf er vreugde over te hebben iemand pijn te
doen. Vanaf dit alles loopt slechts een korte
weg naar den caesaromelnschen wellust.
schoone een geestelijke eigenschap te. Dat in
omgekeerde orde waarnemen dus geestelijk
goed en lichamelijk schoon is, U een genieten
door wisselende kracht. Op dit punt moet ik,
bjj gebrek aan een nieuwe aanduiding, de oude
uitdrukking aanwenden.
Het geestelijk genot nemen wij waar door
verstandelijke impressies, die op t lichaam
over te dragen zijn. Onze zintuigen stellen zich
niet meer met de oude methode om te genie
ten tevreden. Zij wenschen voor geur en smaak
vorm, voor harmonie rhythms ep omgekeerd
ook voor melodie beweging en voor smaak
en geur belichaming. Dit alles nu wekt
den schijn, alsof beide, lichaam en ziel, door
inwerking op elkaar, bet evenwicht trachten te
vinden. Maar neen, beide willen vrij, zelf
standig worden en slechts daardoor teaonze ge
makkelijke aanpassing aan 1 cultuurleven
mogelijk.
van andere volkeren: dat vrij gegroeid was
naast een cultuur als die tot ons spreekt uit de 1
werken der Vlaamsche, Spaansche en I.allaan- 1
sche school, waarvan men mede karakteristieke 1
doeken in ^eze collectie vindt Holland bezat I
in dien tijd reeds een eigen, gevestigde bescha
ving, naast die van andere volkeren, een be
schaving, niet toevallig en plottellng^pntstaan,
maar gegroeid uit het eigen volkswezen. Zij is 1
ondenkbaar, wanneer men haar grondslagen
niet weet op te sporen in de eeuwen welke
haar vooraf gingen, de Middeleeuwen, die duis
ter beeten in den volksmond, doch blijkbaar
licht genoeg waren naar het innerlijk, om bij
voorbeeld onze nationale schilderkunst en onze
literatuur tot bet hoogtepunt te voeren, dat wij
van baar kennen in onze gouden eeuw.
weer „Bra-
dlger zou 1
dool, waar het juridisch gebruikelijk is, en waar
voor wij menschen zoo gevoelig zijn. En wel wan
neer wij ons beroepen op „menschelijke zwakte,
verleiding, verlangen naar rijkdom, het niet dul
den der decadentie, psychopathie, erfelijk belast
zjjn, enz., enz.” En dan wordt de menschheld
door gebrek aan bewijs of verzachtende omstan
digheden vrijgesproken. Maar als leek beoordeel
ik het menschelijk leven, zoowel het verleden
als tegenwoordig, als een leven, dat door de cul
tuur onnatuurlijk en ‘gecompliceerd is. Bijge
volg verzoek ik vrijspraak door een beroep te
doen op al het gepresteerde in *t cultureel leven,
dat de menschheld op haar genotzuchtige ont
sporing gebracht heeft.
pvoeding yoor rassenpolitiek te on-
1 eindig veel meer dan een taak voor
vaklieden, die bet eene of andere
wetenschappelijke gebied in een handigen en
gemakkelijken vorm te behandelen hebben.
Het is in den grond der zaak een machtige
strijd van wereldbeschouwingen, waarvoor
wij staan, en waarin wij vernietigen moeten
al wat In den liberalen tijd. Ja misschien zelfs
honderden en duizenden jaren daarvoor, ver
keerd tot stand gebracht, opgebouwd en ver
klaard is. Ben strijd, waarin de mensdien de
kunstmatige zienswijze op economie, op ken-
fts en wetenschap, op zoogenaamde gelijke
rechten en plichten moeten afleeren.
De voormalige hofkok van Z. M. Honing
Karl VI van Hongarije, die zijn groote gastro
nomische triomfen vierde aan boord van het
koninklijk yacht .Aartshertogin Sophie**, was
niet alleen een man van de practijk, maar
maakte van de kookkunst de verwerkelijking
eener vernuftige filosofie, welker toon wyrd aan
gegeven door het begrip „genieten”.
van het geoorloofde genot wordt door weinigen
beoefend; de beginselen, welke aan die kunst ten
grondslag liggen, zet Endle Palcsik, de genoem
de voormalige hofkok. uiteen in de volgende be
schouwing, welke hjj ons afstond:
Zoo er tegen de menschheld een proces wegens
ongeoorloofd en onwaardig genot gevoercT zou
worden waarbij haar tegenoordlge en vroegere
genoegens als ondeugden zouden worden aange
klaagd, dan zou ik gaarne de verdediger willen
zijn om aan te toonen, dat dit duistere punt van
onze levensboekhoudlng, die evenveel activa als
passiva aanwijst, de aanzienlijkste maar tevens
onbekende noodzakelijkheid is tot onzen schep-
plngslust.
De bewerker van deze aanklacht is de overdrij
ving van *t geval, waarbij de menschheld altijd
~“ivp” geroepen heeft. Als beroepsverde-
ik dóór willen beginnen met mijn plel-
■r-^r wordt veel onaangenaams verteld over
H het nieuwe Rusland, maar wanneer we
de film .De Kozakkenkapitein”; mogen
gelooven dan was het onder hei Czarenregiem
toch ook niet allft. In dien tijd, toeft de ko
zakken nog als razende horden door het land
gingen en bravp huisvaders als onvrijwillige
sneeuwruimers muur Siberië voerden, leefde de
bevolking in een voortdurenden angst en de
moedlgsten onder de gewone plattelanders had
den dan ook al bun vrije uren noodlg om aan
lagen te beramen op hun tyrannieke heer-
sebers.
,JDe koaakkenkapitein" behandelt slechte eMb
enkel geval, ihaar dat geval is weer een aa»
-inschakeling van afgrijselijkheden. We wor
den verplaatst naar een geheimzinnig gedeelte
- 4n Rusland, wjutr alle Russen Spaansch spre
ken en waar een zeer slecht en harteloos man
met name Petrovich, als gouverneur regeert.
De slechte Petrovich heeft rheumatlek en een
soort verloofde. Tegen het eerste neemt hQ
heets voetbaden en van de laatste wil iedereen
hem afhelpen. Nu bestaat er een koeakkenka-
pltein die zich Don José Mojica of wel Sergio
Danikoff noemt en het is deze kapitein, die de
groots rol in het drama speelt. Want Don Da
nikoff lacht met kwade bedoelingen tegen de
gouvemeursche en vla een aantal avonturen
komt hij onder de bekoring van Tanya Tral-
noff. die in het Spaansch Rosita Morena heet.
Tanya nu is de zuster van een aanslagen-be-
ramenden anti-Petrovichlst en Tanya zou geen
werkelijke zuster zijn wanneer ze niet een goed
woordje sou doen voor haar broer. Derhalve
stort ze haar hart uit bij Don José en deze is
oprecht verbaasd wanneer hij hoort van de el
lende waarin zijn mede-Russen verkeeren. Hij
belooft zijn Invloed te doen gelden en hij houdt
woord. HU vraagt de invrUheidstelling van den
heer Tralnoff en consorten en wanneer Petro
vich niet dadelijk aan dit verlangen voldoet,
slingert de Don hem zUn verontwaardiging in
het gelaat, hetgeen een verbanning naar de
mijnen tengevolge heeft. Hier echter, in de rea-
llstisch-romantlsche omgeving, waar dwang
arbeiders fraaien koorzang plegen, groeit de
geest van verzet en Don Danikoff predikt met
gunstig gevolg een kleine revolutie. Geholpen
door één vriend, die gefingeerde boodschappen
telegrafeert, lukt bet José den gouverneur en
zUn verloofde hun blezen te doen pakken. Het
land herademt. Don José Mojica alias Ser
gio Danikoff en Tanya Tralnoff-Morena slui
ten vriendschap voor het leven en alls
Spaansch-sprekende Russen worden gelukkig.
De film, die door John Reinhardt werd ge
regisseerd en waarin hevig wordt gezongtn.
kan door volwassenen worden gezien.
itrUd bU te leggen, heeft
gen kracht niets bijgedragen,
at niet eens in zUn macht. Deer
de wisselwerking deze vUand-
aleten, en al naar het noodlg is,
laat het lichaam het door hem waargenomen
.goede” ook\de ziel enthousiast zUn. De ziel
op haar beuK laat bU de waarneming van
iets „schoons"\^en huivering langs ons heen
loopen (kippenvel. WU kunnen ons dan verder
bedghouden metXonae opvatting, natuur, ge
voel en tegenoverghtfelden arbeid. En verder
laten wjj ons door wbehaafde allures talloose
beperkingen opleggen voor ziel en lichaam. En
daardoor komt het, dat een leder van ons,
die slechts iets van de kuituur waardeert, geen
acht slaat op den af&elegden weg, bezaaid met
offers, maar wel den tooverwagen helpt voort
duwen, die ons den weg naar de volmaaktheid
banen zal met het uitzicht op tevredenheid.
Tot daartoe moet ons cultureele bestaan zijn
geestelijke schadeloosstelling vinden in geeste
lijk genot, dat ons *de dienovereenkomsyée
kracht en het uithoudingsvermogen geeftTDeze
regel is ook toe te passen op het lichaam. Ziel
en lichaam werken op elkaar in. Dat te de ,ge-
notswlsselwerklng”, die de tegenstellingen
overbrugt en aan belde bevrediging schenkt,
zoowel instinctief als cultureel, altüd als ver
goeding voor bet gepresteerde.
Bjj de normale werkzaamlield om bet orga-
nispie in werking te houden, wordt de menseh
door het genot gelokt en door de kwelling ge-^
dwongen. Dat te een dogma der natuur in t r
stoffelUk leven, dus instinct. BU de cultuur
gaat *t met het geestelUk leven evenzoo. De
drUfkrachten willen niets anders, dan dat het
gecreëerde beloond zal worden. De menseh
staat echter zeer komisch tegenover bet schep
pen. HU beschéuwt het verleden als onvol
maakt, alleen het goede en schoone er van
behoudt hu. De tegenwoordige tUd geeft hem
slechts halve tevredenheid, daar hU de nieuwe
perspectieven der toekomst kent. Het resultaat
van het goede en schoone, dat hU volkomen
zou willen bezitten, moet hU aan *t nageslacht
overlaten. Daarom stelt de menseh zich in
dienst van een Cultus, idee of sport, daar hU
zijn loon voor het geschapene zoekt, wat im
mer parallel loopt met de schadeloosstelling,
indien het ook platonisch te en dat nooit vrU-
willig, maar op onderbewust verlangen naar *t
ontbrekend goede en schoone.
H'er begint de menseh naar hartelust te ge
nieten. Dit genieten nu wordt omheind door
wet, moraal en opvoeding, en wordt gedreven
door opeenhooplng van genotslmpressies, en
deze opeenstapeling zou dan een stUging wen
schen ter wille van het gewennen aan het ge
voel, wat leidt tot verdorvenheid, óf het wordt
gedreven door scrupuliteit, waar bet instinc
tieve egoïsme op kultuurimpressles werd over
gedragen. ook wordt het genieten wel ge
stuwd door de wetenschap, dat men niets be-
van de wet‘(Nero, tyrannen.
-a r en schrUft ons uit Eindhoven:
lyI De afdeeling Bevolking van het Oe-
Xv-a. meentehuis te Eindhoven beeft een
geschift je rondgezonden, waarin de actueele toe
stand op de woningmarkt te Eindhoven be
handeld wordt, zooals deze was per 1 Februari
van dit jaar.
Hoewel het vraagstuk der wonlngvoorziening
en van de samenwoning en huisvesting voorat
der arbeidende bevolking een sociaal probleem
raakt met zooveel aspecten, dat het .noch in
een kort geschift, noch in een krantenoverzicht
volledig behandeld kan wofden. verdienen de
gegevens der gemeente Eindhoven toch de be
langstelling en de aandacht, omdat zU eenlg
meer inzicht kunnen geven in het woning
vraagstuk van een' snelgroeiende industriege-
meente.
Het doel van het geschrift te te onderzoeken
of er in Eindhoven een tekort bestaat voor be
paalde typen woningen, rekening houdende
met de opvatting, dat de eigen eengezinswo
ning aTs nastreefbaar ideaal vóór de instand
houding van de ten opzichte van den Staat
primaire gezlnsrechten is aan te merken.
MIs maatstaf voor het indeelen der vmnlngen
in huurklassen te genomen de huuiwaarde,
doch huurwaarde en huurprijs zUn verschil
lende begrippen, die elkaar wederkeerlA be
ïnvloeden. Normaal zal de huurprijs worden
vastgesteld zooveel mogelUk aan de hand van
de huurwaarde, doch er zUn thans vele gevallen,
waarin de huurprUs door de abnormale om
standigheden beneden de huurwaarde is ge
daald; maar waar sprake is geweest-van huur-
prijsdaling heeft deze niet in groote beteekc-
nls plaats gehad ta de lagere huurklassen.
Van groot belang is, dat de huidige huur
prUs wordt vergeleken met bet huidige inko
men. Als officieele norm geldt nog steeds, dat
1/8 k 1/7 deel van het inkomen besteed mag
worden aan huur, doch door de veranderde
tUdsomstandigheden is deze norm practlsch
vaak niet meer te handhaven.
Als men zich aan de officieele norm houdt
ziet men, dat in Eindhoven een wanverhouding
bestaat tusschen inkomen en huurprijs. Want
terwUl het aantal woningen, dat in de laagste
huurklassen valt tot f 5 per week van het
totaal aantal woningen 32.60 pCt bedraagt, is
het percentage gezinnen, dat voor deze wonin
gen In aanmerking komt 72.12 pCt. van het
totaal aantal gezinnen. Het percentage van
woningen en gezinnen voor de middelhuur-
klasse bedraagt resp. 44.32 en 1738; voor de
hooge huurklasse vanaf circa f8 per week
23.08 en 10.50.
Deze wanverhouding is voor een groot deel
ontstaan door de abnormale tUdsomstandig
heden, doch is mede veroorzaakt door an
dere, meer plaatselUke factoren. Als voornaam
ste oorzaken kunnen worden genoemd de da
ling der Inkomens en het verlies daarvan door
werkloosheid;' de in deze snelgroeiende stad o]F
hooge loonen en hooge gezinsinkomens Inge
stélde woningbouw; de hoogere welstands-
elschen van den huurder en tegemoetkoming
daaraan door den verhuurder, waardoor de
woningbouw duurder werd; het sterk stUgen
der grondprijzen door sterke stadsuitbreiding;
het bouwen door particulieren in dep goeden
tUd, waardoor zU thans vastzitten aan wonin
gen, die boven de hun passende welstands-
elschen uitgaan.
Deae factoren echter djn te zeer afhankelUk
van gepaalde tUdsomstandigheden hoewel
verandering ervan op het oogenblik nog niet
in het vooruitzicht ligt dan dat men daar
uit zou mogen besluiten tot een tekort aan
woningen in een bepaalde huurklasse en hiér
met name de laagste huurklassen. Er zUn an
dere gegevens beschikbaar, die een beter en
vaster Inzicht kunnen geven.
Als eerste gegeven kan men nemen den be-
staanden toestand op het gebied der dubbelwo-
ning. Het totaal aantal gezinnen met woning
behoefte bedraagt 20.645, waarvoor 21.113 wo
ningen beschikbaar zUn, zoodat er absoluut ge
nomen een overschot aan woningen is van 468.
Het overschot is büna uitsluitend aanwezig in
de hoogere huurklassen. Het totaak^akntal leeg
staande woningen bedraagt 934. dus het dub
bele van het absolute wonlngoverschot. Dit
vindt zUn oorzaak hierin, dat 466 gezinnen bU
anderen inwonen. Hiervan komen 14 pCt. van
het totaal aantal voor bU de lagere en 51 pCt.
bU de mlddelhuurklasse voor. De dubbelbewo-
ning in deze huurklassen duldt als regel op wo
ningtekort in dg/goedkoope klasse, zoodat men
hieruit eetv-tekort van 65 pCt. van het aantal
dubbelbewoningen mag vaststellen, wat neer
komt °P ongeveer 300 woningen.
Het aantal leegstaande woningen van de la
gere huurklasse bedraagt 9.86 pct. van het
totaal aantal leegstaande woningen en 0.44 pCt.
van den totalen woningvoorraad, welke reserve
voor deze huurklasse onvoldoende te. Deze zou
minstens 3 pCt. moeten zijn, wat neerkomt op
215 woningen, zoodat dus 150 woningen in de
goedkoope huurklasse zullen moeten worden
bUgebouwd. Deze reserve is noodlg wegens het
aantal Jonggehuwden, dat in Eindhoven blUft
wonen en het aantal woningen, waaraan onder
houdswerk moet worden verricht.
De achterstand aan arbeiderswoningen in
Eindhoven bedraagt «dus in totaal 450 woningen.
HlerbU komt nog, dat de normale gezinsaan-
was der laatste rijf jaren voorloopig een jaar-
UJks terugkomende behoefte van ongeveer 350
arbeiderswoningen doet voorzien.
Het geschrift, waaraan wU deze gegevens
ontleenen, erkent geen aanspraak te maken op
volledigheid. Het heeft bijv, de vraag onbe
sproken gelaten of aanvulling van den voor
raad goedkoope woningen kan lelden tot ver-
meerdeNng van het aantal huwelUken. Slechts
wordt vermeld, dat Eindhoven 5137 ongehuw-
den telt met een Inkomen van f800 tot f1600
en 1366 ongehuwden met een hooger inkomen.
Marika Rökk is in deze charmante film de
jonge heetbloedtge Poesta-barones, rile dol is
op haar prachtig renpaard Satan; verliefd op
den huzaren-lultenant Tibor en verzot op den
Czardas. Aan haar onbezorgd leventje ten
plattelande komt echter een einde. Haar land
goed wordt wegens schuld verkocht en tot haar
groot" verdriet ook haar paard, dat. het eigen
dom wordt van een pedanté jonge dame uit
Budapest.
Marika komt In te wonen bU haar tante,
eveneens te Budapest. Haar huisbediende op
komische wUze verbeeld door Paul Kemp, olUft
haar trouw en hU slaagt er zoowaar in baar
geliefd paard voor haar terug te koopen.
In den grooten wedstrijd zal het dier mee-
loopen. Niemand echter wil het berijden. Ma
rika zal het zelf probeeren, maar zU wordt
ontmaskerd en alles schUnt verloren. Ten slotte
is het Tibor, die als de reddende engel komt
opdagen en met Satan de race wint, waarna
natuurlUk alles goed is.
De film die een genoeglijk tempo heeft
brengt meer dan eens de rechte Hongaarsche
sleer als de Zlgeunerkapel speelt, zoo'n kleine
Zigane de weemoedig Poesta-Uederen zingt, 46
Czardas gedanst wordt.
Palamedesz, tentoongesteld in den kunsthandel
Bennewitz te ‘a Gravenhage
Volgens deze opvatting van de rekenkunde-
op-school, is de statistiek natuurlijk de hoog
ste norm van bet geestelUk leven en de reken
kunde vindt dan ook haar hoogste bekroning
in de geschiktheid tot statistische werkdadlg-
held, of althans tot het lezen van statistieken.
Eerst als men dit in den geest houdt, kan men
voelen, waarom ook de volgende bladzUde haar
plaats vond in een modern rekenboekje voor
Dultsche scholen;
.Het rassenprobleem staat in het middel
punt der nationaal-aociallsttecbe, wereldbe
schouwing. Het ras zetelt in het bloed. De
heiligste verplichting van dan menseh is, at
voor te sorgen, dat het bloed sulver gehou
den wordt. Handelen de menschen tegen hun
bloed, dan werken zfrthm eigen ondergang in
de hand. Van bet ras hangt de Instandhou
ding der geheele cultuur af. De hoogste taak
van den „Völktocben” staat te de zorg voor
de instandhouding van het ras. De zuiver
heid on de gezondbeid van bet aanwesige
De kennis van het genot te zeer oud, ik bedoel
niet in de letterlUke beteekenis van het woord,
maar dat het genot tot het leven behoort en
geen zonde is.
Degenen, die fiet eerst tot deze erkenning
kwamen, waren Griekenlands phllosophen, die
daarvan een leerstelsel opgebouwd hebben. ZU
wilden het genot, door het te separeeren, terug
dringen binnen zUn natuurlUke grenzen. Voor
beelden gaf hun het zedelUk verval van Baby
lon, Ninive, Israël, en in het bUzonder van Sy-
barl en heel de toenmalige nog in Jonge cultuur
glsténde wereld. Deze phllosophen waren niet al
leen de eerste verdedigers der menschheld, die
poogden te bewijzen, dat de menseh zUn leven
mooi en aangenaam moet inrichten, maar zU
hebben ook naar de mogelijkheid van hun lee
ring geleefd. Nu hadden zU noch met hun leer,
noch met hun voorbeelden geluk. Want dóór hun
levenswijze zakten zU af tot onhebbelijke' ge-
notsmenschen (Eplcuros) óf tot verdervers van
de jeugd (Socrates). Hun leerstelsels werden toen
heelemaal niet begrepen.
Eerst nu worden hun leerstellingen actueel en
rijp, die 2500 Jaren begraven waren onder het
crenmercieel-flnancieel begrip van het blanke
ras. Het Is ook geen wonder, dat onder zoo’n
dikke laag geld, effecten, deviezen, enz., de
menseh geen andere waarden vond. Totdat deze
laag in puin viel. En nu begint de ultgraving.
Daaronder ligt de menseh met al zijn gevoelens,
en wel die menseh, wiens levenswaarde tot zijn
medemensch is: „Erken U zelT’, en die niet
door menschenkennis met hem contact heeft,
welke slechts onbillijke machtsmqgelUkheden
biedt
Hun inzicht en leer ondérwesen zU onder
peristyllum en stoa, zU ontdekten ze echter bij
hun gastmalen. Zoo’n gastmaal was hun labo
ratorium voor lichaam en ziel.
ZU hebben ook daar de zekerste plaats uitge
zócht, waar het lichaam zUn hartstocht, en de
ziel haar heimwee openbaren kan. Deze gast
malen waren de werkelUke ‘geboorteplaatsen
van alle philosophleën, humanisme en socialis
me, omdat daar de ondergrond, de menseh en
de kiem en het genot aanwezig was. Het resul
taat werd de menschheld als leerstelsel voorge
houden, ontward door ontnuchtering, bevrijd van
passie en vurig verlangen. Daarmede erkenden
zU het begrip „genot” als hoofdmotief voor le
vensinhoud en daardoor verhieven zU veel men-
schelUke zwakheden tot rechtmatige' en alge
meen gebrulkelUke daden.
In die oude tijden was de rijandschap tusschen
natuur- en cultuurkracht in den menseh het
best te bemerken. Zoo zagen de wUsgeeren, hoe
de cultuur aan vrijheid begon in te boeten en
hoe handel, beroep en middel tot doel werden.
Daardoor werd het instinctmatig goede en het
cultureel schoone een tezamenvloelend begrip,
dat te koop werd aangeboden tot het tot wel
lust was opgevoerd, ook nu nog.
Nu, na twee en een half duizend jaar, te het
„genot” een verzamelnaam geworden, en wel
voor alle gewaarwordingen, die door ,^oed” en
.schoon” indruk op rie menschen maken, en
tot uitdrukking dienen van al de Indrukken, op
gedaan bU amusement, passie, perversiteit, enz.
BU een classificatie van het genot zien wU
twee palen, die door .goed” gemotiveerd en
met llchamelUke voordeelen verbonden zUn, en
bovendien het geestelUk genieten, dat met
.schoon”, ..mooi” aangeduid wordt waarvoor wij
dezelfde uitdrukking gebruiken. Daardoor te het
begrip in onze spreekwijze eenzijdig en dooreen
gehaald. De tot* een gewoonte geworden misken
ning te t duidelijkst waarneembaar bU amuse
ment, dat op genieten gelukt.
Daar genot altüd weer met amusement ver
ward wordt, definieer ik belde als volgt:
Amusement is afleiding in ons dage-
1 k s c h leven. Amuseeren sluit korte peri
oden van alledaagschheden af, en. verschaft de
noodige kalmeerlng.
Genot (genieten) is ontspanning van geheel
het individueele levenssysteem, dat door
dien persoon gevoerd wordt.
De regeling van *t antagonisme in eigen
„Ik” werkt door dwang van de steeds her
haalde kracht op de llchamelük-geestelüke
wisselwerking. is *t dan ook verklaarbaar,
waarom iemand geniet op een wüze, die hem
in t geheel geen vreugde schenkt.
Dat wü allen streven naar het goede, te van
zelf sprekend. Dit hebben wü van de natuur
geërfd. Alles, wat voor het leven bestemd te of
tot het leven behoort, allereerst wat betreft
het voortbestaan, te in eersten graad noodzake-
lük en te met een behaaglük gevoel (wellust,
genot, vreugde) verbonden, zoodat de natuur
•ns als het ware er toe dwingt.
ZUn wü dan niet gewoon door de ontberin
gen de twee natuurkrachten, die onze groot
ste kwelling voor lichaam en ziel zün, te ken-
geopend omvattende o.a. werken van M. Hob
bema, Van Goyen, A. Breughel, Gabr. Metsu,
M. Mlerevelt. F. van Mieris, A. Palamedesz, J.
C. Droochsloot, P. Lastman etc.
Deze tentoonstelling werd ingeleid door den
schrijver A. J. D. van Oosten, die daarbü ojl.
het volgende opmerkte:
Het is meestal met een zekere stille getrof
fenheid. die wel niet gelük staat met wat men
ontroering noemt, maar die er toch vrij sterk
aan verwant te, dat men een oud schilderij, een
meesterwerk van voor eenige eeuwen, in oogen-
schouw neemt. Het heeft niet alleen soo iets
heel anders dan het tegenwoordige werk of dat
van een vorige generatie, het heeft bovenal ook
iets kenmerkend romantisch, tets dat van een
gebeimzinn^ licht en een mysterieuze schaduw
doorschoten is, een licht en schaduw waarvan
constructie op een schUnen te zUn geraakt.
Deze merkwaardige emoties overvallen den
OP; waarlük gevoellgen beschouwer vap schilderijen
Dit I evengoed, wanneer hij staat tegenover de on-
komt nergens zoo menigvuldig voor als bjj het schatbare doeken, die büna tot de mythologie
der schilderkunst schUnen te behooren, als
Het gewaar worden van bet goede te tets wanneer hü verkeert temidden van een collec-
waanwnem jan het tte, bescheidener van serd en omvang. doch
r
Wie „Vorstelüke Emigranten" wil zien, moet
niet daarheen gaan om te genieten van een
liefdesgeschiedenis, of een sensationeel gebeu
ren. Veeleer is het onderwerp van deze film
gegrepen uit de al-te-achrünende werkelükheld
van vergane grootheid. Zielenadel, oprechte
trouw en ten slotte ook eenvoudig godsver
trouwen vormen den werkelüken achtergrond.
Juist daarin ligt het hoogst boeiend karakter
van. deze film.
De hoofdrollen worden vertolkt door Irene
de Zilahy als Tatiana en André Lefour als
Prins Ouratlef. Voorts werken nog mede:
Alenne en Pierre Renoir.
miskennen en verkeerde
l hebben wü te danken; 'j^racht'en diepte in latere tüden verloren
omlüs(ing|