ccïfiaal can den dag
Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland
H
F 750.-
F 250.-
.1
Katholicisme in
Argentinië
WIT!!
Paul Krüger
De onbekende Verloofde
II DOOR LEMAIRE I
Het openbare leven
De macht der
suggestie
Hooren door te zien
TT
ACHTERSPATBOROEN
ZATERDAG 23 MEI 1936
(Speciale correspondentie)
J. C. Cotton’» mooning
p»
De
verloofde van Marie
i
HOOrusruK I
Is
zei: Heel gewoon! Dat ia
..Een
Maar
w i
ivan vroegen
Amerika. De
opgewekt
»Dat doet mij goed! Ik houd er rat hardop
énden het een reuzen-idee en
trouw te doen wat hun geaegd
loop je argeloos langs hem
erloopa op: „Ik hoop dat
heer!’’ Det sal zn
Khlen ook weinig,
a'eten dat kleine
zijn dan de kwaal
Een uurtje daarna ging Tuimeltje weer eens kijken of zijn
vriendje nog sliep, maar hjj werd plotseling verrast, omdat het
ventje zelf naar hem toekwem. .Jk ben heelemaal beter”, riep
Kruimeltje uit, .kijk eens hoe ik springen kan. Ik heb alleen
maar mijn das aangehouden.” „Wat ben Ik daar bljj om”,
antwoordde Tuimeltje. .Kom, we gaan direct wandelen en dan
zal ik je mijn avonturen een* vertellen.”
toekomst-
het
Dan volgt nummer c
na den ander moet
sympathie en deelnei
uitspreken. En als we
nou. dan is a’n tw
wekt.”
De jongens
beloofden alle
was.
Den volgend
sooals af gesp
groette
•Jk 1
maar v
Tuimeltje, die er voor bekend stond veel verstand te heb
ben van krulden, ging aan het werk. Hjj sneed de peren
middendoor en kookte ze 1R een pannetje. Toen deed? hij er
wat kaboutersulker bij en wat blaadjes van een bijzonder
soort bloemen. Nadat dit allemaal heel lang gekookt had, ging
Tuimeltje er mee naar zijn vriend en liet 'hem dit lekker op
smullen. Kruimeltje viel direct in slaap en op zijn teentjes
ging Tuimeltje nu weg om zich eens lekker op te frisseben.
h Goed* raftoc-
tor (hoogstaat
60 cm bovan de*
grond) alléén I*
niat voldoend*:
bovendien moet
uw echterspet-
bord wit von kleur
zijn, ook overdag!
dat ngl da trail
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
.„Vrouw,” hernam de leeraar ongeduldig; Je
bent liefdeloos en harteloos. Zie Je dan niet, of
wil je dan niet
zien, hoe ellendig
Ik er uitzie on
hoe rillerig ik
ben? Ga mijn bed
maar opmaken,
dan kan Ik rust
nemen. Ik voel
me duizelig ook.”
is.”
„Goed, ik begrijp het. Dus een heel gewon-
man.”.
„Dat heb ik niet gezegd."
.Komaan, meisjes, geen ruzie maken!” zei
tante Madeleine. „Ik dacht dat er alleen ja of
neen zou geantwoord worden?”
,Jk begin opnieuw en nu met betere vragen.
Komt hjj dikwijls hier?”
„O, dat Is al beter,” zei Francoise.
,Ja of neen, Ftancoise?"
„Hij komt dus dikwijls hier.Ik ken er drie,
die dat doen.”
Met mijn duim op de palm van mijn rechter
hand, stelde ik mijn vraag: „Is hjj blond, heel
lang, wel een hoofd grooter dan ik, met een
aardig snorretje, blauwe oogen....?”
„O, neen, neen,” riepen tante en nicht tegelijk
uit.
„Du* is het niet mijnheer Servoix.... Jam
mer, die zou mij wel bevallen.”
.Denise!”
Mijn wijsvinger kwam op de palm van mijn
rechterhand neer in plaats van mijn duim. ,Js
hij donkerbruin van haar, amusant, geestig,
draagt hjj een lorgnet?”
„Neen, neen!”
„Dus het is niet de dokter. Jammer, ook hij
sou mij wel bevallen."
Eerst gingen ae den langen landleg op en kwamen zij aan
den wegwijzer. „Wat 1* het hier geweldig deftig geworden”
ze! Kruimeltje. „Net als bij de mepachen.” En toen ae daar
- naar 1* bord stonden te turen, werden ae ineens aangehouden
door een heel ouden kabouter. „Zeg. komen jullie vanavond
ook bij de stonnbespreklng”, vroeg de oude kabouter. „Je moet
bij den hollen eik in het boech zijn”, voegde hij er aan toe en
ging toen verder naar het kasteel.
et liplezen is sooals men weet een voor
treffelijk hulpmiddel, waardoor doove of
hardhoorende menschen in staat zijn het
gesproken woord te kunnen verstaan. Om bij
volkomen doofheid uit de bewegingen van den
mond eq natuurlijk tevens uit de geheele mi
miek van het aangezicht het gesprokene te
kunnen opmaken, moet een langdurige oefe
ning voorafgaan.
Duitsch bloed was. Het Zuld-Afrikaansche
blad .Die Vaderland" herinnert eraan, oat Kru
ger in Juni 1884 aan het hoofd van een af
vaardiging van Transvaal te Berlijn vertoefde
en dat hij ter gelegenheid van een feestmaal,
dat hem door Keizer Wilhelm I en Bismarck
aangeboden werd, gezegd heeft, dat bij den
Keizer helaas niet in de taal van zijn vaderen
kon antwoorden, hoewel hij van Dultsche af
komst was.
Tot zoover de mededeellngen van dr. Thler-
felder.
De Dultsche persdienst die ze ons verschaft
goed begrijpen, dat dit aanzoek van Georges
Peral voor jou een ongehoorde kans is."
„Tante, ik weet, wat u gaat zeggen: Ik ben
arm, héb geen bruidsschat.”
„Pardon, 'je hebt geen groot fortuin, maar je
bent ook niet arm.”
,Jn alle geval mag ik mij geen illusies maken,
alsof het leven, dat ik hier bi) u leid, zoo maar
kan voortduren.... Toen ik in 1914 alleen
achter bleef, vader naar het front, de kost
school voor de dochters van officieren voor
onbepaalden tijd gesloten, metals eenlg toe
vluchtsoord het appartement van vader In Dyon,
armzalig verblijf, dat ik ternauwernood kende...
appertement van een weduwnaar, vreemdeling en
zonder relaties In de stad, zou Ik dood zijn
gegaan van- verdriet, als u geen medelijden
met mij had gehad."
.Komaan, dwaas meisje, wat vertel je nu?”
„Tante Madeleine, u schreef mij toen, dat uw
hui* mijn tehuis aouo worden. Ik ben toen naar
Saint-Flavien vertrokken om u daar aan te tref
fen. Daar was het, lieve tante, dat u mij twee
maanden later het verschrikkelijke nieuws zoo
voorzichtig mededeelde.... Mijn d erbare vader,
zoo knap, aoo jong, pas benoemd tot chef van
het escadron! Hjj was zoo vol verwachting, dat
wy elkaar zouden weerzien.
Zooals steeds, als ik dacht aan den dood van
mjjn vader op het slagveld, had ik moeite om
de snikken te weerhouden, dia. mijn keel toe
knepen. Tante zei mjj met haar lieve stem:
te beschouwen als een der groote zonen van
.Joederlandsch-Duitschen stam”. Wij der ken
daar echter niet aan. De voorouders van Kru
ger zijn in Zuid-Afrika blijkbaar vemeder-
landscht, vermoedelijk ook met Nederlandsche
vrouwen getrouwd. Tweehonderd jaar gingen
voorbij tusschen de geboorte van Jacob Kröger
en de regeeringsperlode van Kruger. De naam
van zijn geslacht werd vernederlandscht. Be
schouwen de afstammelingen van Hugenoten
die naar Zuid-Afrika gingen, en daar in het
zelfde geval kwamen te verkeeren, zich nog als
Franschen?
Een Nederlandsch-Duitsche stam is on* bo
vendien niet bekend.
Wel een Nederlandsche, naast een Dultsche.
De heeren in Duitschland doen goed, als
zij aannemen, dat men in Nederland op dit
onderscheid zéér hevig prijsstelt. Het kan hen
behoeden voor désillusies.
N.B. De gepenslonneerde lultenant-generaal
Marx wijst er in de .Deutsche Allgemeine Zel-
tung” op, dat Paul Krüger omstreek* 1690 64
voorouders had. Hierbij was een Duitsch echt
paar. De 62 andere voorouders van Krüger
omstreeks 1690 waren Boeren uit de Kaap, die
wel meest van Nederlandschen oorsprong wel
licht ten deele ook van Franschen oorsprong
zullen zijn geweest. Lultenant-generaal Marx
meent daarom, dat het verkeerd is, van de
Dultsche afkomst van Paul Krüger te spreken.
Slechts is het bewijs geleverd, dat Krüger*
naam van Dultschen oorsprong is.
„Denise, ik heb zooeven een brief ontvangen,
waarin je ten huwelijk wordt gevraagd."
Dat zinnetje, heel kalm door tante Madeleine
uitgesproken, maakte mij stom van verbazing.
Mijn hand, waarin ik de naald hield, waarmede
ik een jurkje aan het naaien was voor een der
beschermelingen van juffrouw Brissot, bleef
halverwege steken. Toen ik eindelijk mijn stem
weer in mijn macht had, riep ik uit:
huwelijks aanzoek.... Wat een geluk!
tante Madeleine, Is dat wel waar?"
„Heb ik de gewoonte om grappen te verkoo-
pen? En dan als het zoo iet* ernstigs betreft?”
Ja, dat is zoo; tante Madeleine koestert zulk
een ingewortelde veneering voor alle* wat de
familie en het huwelijk betreft, dat de gedachte
aan een grap nooit in mijn hoofd zou hebben
moeten opkomen. Dat was ook de meenlng van
mijn nichtje Francoise, want zij protesteerde
verontwaardigd: „O, Denise.... hoe kun je aoo
d lets van moeder denken?”
„Dus het is waar, iemand vraagt mU ten
huwelijk. Wie is het. lieve tante?'
In uw tegenwoordigheid te denken.... Het was
dus In Saint-Flavlen, een dag in den herfst.
Wij zijn daar zoo lang gebleven, omdat de
natuur er zoo schoon 1*. Daarna heeft u mij
meegenomen naar Parijs, naar dit heerenh’uis,
in die weelde, die zoo nieuw voor mi) was. En
sedert leef ik sooals u, ik slaap in een kamer
met behangsel van rose zijde... ik loop over
tapijten, die leder een fortuin gekost hebben,
ik zit in fauteuils, die in een museum niet
zouden misplaatst zijn. Ik drink mijn thee uit
kopjes van Sèvres porselein of oude Chlnee-
sche kommetjes. Ik word bediend door een tal
rijk personeel, ik rijd in een eerste klas auto,
ik heb dezelfde leeraren en draag dezelfde
toiletten als mejuffrouw Francoise Martlgnac.
mijn nicht, die belast is met een bruidsschat van
eenige millioenen. Dus als ik terug aou moeten
keeren tot mijn normale leven, wat sou er van
mij worden, voor het geval ik mij te veel aan
al die weelde zou gehecht hebben?”
Tante Madeleine had eenige keeren gepro
beerd om mijn woordenvloed te stuiten. Toen
Ik eindelijk ophield met spreken, zei zij zacht:
.Je hebt mij niet goed begrepen, kind. Ik vrees
er niet voor, dat de weelde, die je omringt, voor
je ncodzakelijk zou geworden rijn. Ondank* je
kinderachtigheid ben je toch te verstandig om
niet te beseffen dat onze situatie, wat betreft
fortuin, waarlijk buitengewoon is. Maar men
kan heel gelukkig wezen in veel bescheidener
omstandigheden. Het 1* dus niet om je aan eerF
mogelijk gevaar te ontrukken, dat ik je het
huwelijk wil aanraden, dat zich nu voordoet.
(Wordt vervolgd)
schiktheid tot werken door
:1de beenen of beide oogen
Speciaal btf regenval is de techniek een zegen, zooals uit bovenstaande
afbeeldingen blijkt. Waarom zou men naar het sportterrein gaan, wanneer
televisie-apparaat zoo dichtbij ligt?
Ik aarzelde een oogenbllk eer ik den der
den vasten bezoeker van ons huis wilde be
schrijven. Waarom? Wat voor vreemd gevoel
beving mj) als ik aan hem dacht?.
Maar opeens verscheen voor mijn geest het
beeld van juffrouw Brissot en Ik kreeg opeens
mijn vroolljk humeur terug, maar nu vermengd
met een tikje strijdlust.
,Hu Is het vraagstuk heel gemakkelijk,'’ ver
klaarde ik. ,Dus niet mijnheer Servoix. niet
de dokter, geen lorgnet, niet bruin, niet blond,
niet amusant, niet geestig....”
,Dat hebben wij niet gezegd.”
„Maar toen ik die vraag heb gesteld, hebt u
belden neen geantwoord."
„Omdat wij begrepen, dat Je aan den dokter
dacht.”
„Ik ga verder.” Met mijn mlddelsten vinger
op de palm van mijn rechterhand, stelde Ik een
reeks vragen: ,Dus, hij Is niet groot, niet klein,
niet blond, niet bruin.... niet mooi, niet knap
Een beetje dik, niet kwaad, zes en twintig Jaar,
zooals Francoise zei: Heel gewoon!'Dat Is
Georges Peral!”
„Ja, het is Georges Peral, maar Ik verbied je
te zeggen, dat Ik hem zoo heel gewoon vind.”
„Nou, dan laten wfj het „Heel” maar weg.”
„Maar wat zeg je er van?” vroeg tante een
beetje ongerust over den loop van het gesprek.
.Jk zeg.... ik wil er over nadenken."
Tante Madeleine legde haar breiwerk op tafel,
draalde zich een beetje in haar fauteuil cm,
zoodat zU mij goed in de oogen kon zien en- -JJentee, lieveling, waarom die herinneringen
dan begon zij op haar manier oftlcleel te spre- -
ken, langzaam en kalm: „Lieve kind, je moet
rident der Republiek, b(j *t aanvaarden van z’n
ambt, een eed die hem bindt „bij God en de
heilige Evangeliën" dezelfde formule wordt
gebruikt door ministers, senatoren, afgevaar
digden en andere hooge ambtenaren.
Onder aan de offlcleele stukken staat: „God
beware u”.
In de rechtszalen hangt het kruisbeeld het
leger heeft z’n aalmoezeniers, bezoldigd door
den staat. Op 't nationaal feest 25 Mei, 9
Juli wonen de landsautoriteiten In de Kathe
draal^ bet plechtig Tb Deum van dankzegging
geen nationale plechtigheid
de keekelijke waardlghei-te-
Jk hoop, dat er niets met je gebeurd iel Ja
doet zoo vreemd!"
wU^ 1LS53
kleur van mijn gezicht en denk" eens aan den
toestand waar in Ik me bevind. Alleen vreemde
menschen toonen mij hun sympathie en zijn
bezorgd over m'n gezondheid."
.Maar man.... ik zie niet» verkeerd*!" ver
baasde zich a’n vrouw. .Je verbeelding «peelt je
parten!”
„Kun je dat niet raden?”
„Heelemaal niet. Hoe zou ik dat kunnen? I*
het iemand, dien wij kennen?”
„Zeker.”
„O, dat maakt het gemakkelijker. Laat mi)
raden. Daar houd ik zoo van, net als toen wij
kinderen waren en wjj raadseltjes aan het op
lossen ware.\ U moet alleen maar Ja of neen
antwoorden, tante Madeleine. Jij ook, Fran-
coise, jij moogt meedoen, al* je het ten minste
niet al weet.”
.Jawel, ik weet het *1.”
.Komaan, wij beginnen. Is het een heer?”
„Wat is dat nu, Denise!"
„Natuurlijk, het kan geen dame zijn. Het
dus een heer, dien ik ken. Is hij mooi?”
„Wat een vraag! Een mooie mijnheer, waar
heb je dien gezien?’’
„Goed, hij is du* niet mooi. I* hjj aardig
„Heel aardig.”
.Jong?”
„Ja.”
„Je «telt je vragen niet goed,” viel Francoise
in de rede. „Toen Je onlangs moest ratten met
welke pen Napoleon rijn afstand doen van den
troon had onderteekend, was je scherpzinni
ger.”
,Jk vind mijn vragen niet zoo gek,” ant
woordde ik bits.
„Waar dient het voor om te weten of die
heer aardig is? Och, alle jonge heeren, die trou
wen willen, zijn aardig. Al* je bovendien weet,
dat hjj jong ia, ben je nog even ver; alle heeren,
dl* trouwen willen, rijn Jong.”
„Het bed werd in orde gemaakt en geen vijf
minuten later, lag de onderwijzer er in te zuch
ten en te steunen.
Hij zond een boodschap naar de school en
gaf order om de jongens naar z’n huis te laten
komen om daar hun leasen op te zeggen, aan
gezien hij ziek was.
Dit viel den deugnieten geweldig tegen.
„Nu hebben we met zooveel moeite zien vrij
te komen en nu zijn we toch niet vrij,’’ klaag-,
den ae. .Dat hebben we niet handig genoeg in
gepikt. We moeten een nieuw plannetje op
touw zetten, zoodat we heelemaal vrijaf
krijgen."
De belhamel, die het eerste plan op touw ge
zet had, gaf nu den raad, de lessen luid en
hard te lezen. En toen ae hiermee in het huls
van hun onderwijzer, aan z'n ziekbed, bezig
waren, fluisterde hij opeens, maar zóó luid, dat
de leeraar hem duidelijk kon verstaan:
„Jongens, die harde stemmen van jullie ma
ken onzen meester nog zieker dan hij al 1*. Hjj
zal er nog hoofdpijn van krijgen. Hjj mag »'n
gezondheid aan ons niet opofferen!”
.Ja," riep de zieke. „Hij heeft gelijk, jongens!
Jullie kunnen gaan. Mijn hoofdpijn wordt
steeds erger. Allo jongens, gaan jullie maar
weer naar huis!”
De bengels lieten het zich niet twee maal
zeggen.
bij een ongeval met
doodelijken afloop
morgen trad de eerste Jongen,
en was. de klas binnen en
leeraar met de woorden:
dat u zich goed gevoelt, mijnheer,
ziet er zóó bleek uit."
ns.” antwoordde de onderwijaer. „Ik
er mets. Ga maar op je plaats ritter.”
tweede jongen kwam binnen en groette
deh onderwijzer ongeveer met dezelfde bewoor
dingen Achtereenvolgens kwamen de jongens
- nu de kla® binnen en zeiden wat was afge-
noodlgt den lezer vervolgens uit, Paul Krüger/ sproken.
Tenslotte twijfelde de onderwijzer niet meer
en was werkelijk bang over z’n gezondheids
toestand geworden. In de eerste opwelling werd
hij boos op z'n vrouw.
„Ze houdt niet meer zooveel van me als
vroeger,” dacht hij bij zich zelf. ,Jn dezen
slechten «toestand, waarin ik verkeer, heeft ze
zelfs niet eens gevraagd wat me mankeerde.
Ze heeft me er niet eens opmerkzaam op ge
maakt, dat Ik er zoo miserabel ultrie."
Vervuld ijan deze alles behalve vriéndelijke
gedachten, ging hij naar huls. Daar aangeko
men, smeet hij de deur achter rich dicht.
Z’n vrouw riep verschrikt:
„Niet altijd....
Thértse....”
„O, al* Je zulke buitengewone gevallen gaat
aanhalen! Ik moet je dan ook maar dadelijk
verklaren, dat die heer geen buitengewoon geval
p zekeren dag sprak een troepje achool-
1 jongen* over hun onderwijzer, die zich
steed* met pijnlijke nauwgezetheid van
z’n taak kweet.
„Waarom wordt hij nou nooit een* riek,”
mompelde er een, „zoodat hij niet naar school
kan komen en we eindelijk eens een tijdje
geen huiswerk behoeven te maken.”
Maar jawel, de man was aoo sterk en gezond
als een os, en er'bestond niet veel kans dat
de wensch van dien veelbelovenden jongeling
in vervulling zou gaan.
Een zijner kameraden had echter ernstig na
gedacht en kwam met een plannetje op de
proppen.
„Weet Je wat?' stelde hij voor, ,Jk aal mor
gen naar den meester gaan en hem vragen
hoe het toch komt dat hU er zoo bleek uit
ziet. Dan zal ik tegen hem zeggen: Jk hoop
maar dat het goed met u aal afloopen, want
Ik vind dat uw gezicht niet z’n gewone kleur
heeft. Hebt u soms koort*?” Op dat gezegde
zal hl) wellicht een beetje ongerust worden
Dan ga Jij naar hem toe,’.’ vervolgde de bel
hamel, zich tot z'n vriendjes wendend, „en
zegt hem ook Iets dergeltjks. Zoodra je Dtrmen
bent, loop je argeloos langs hem heen en merkt
zoo terloops op: „Ik hoop dat u zich beter
voelt dan u er uitziet, t
ongerustheid, al Is het
toch versterken, want ji
ongerustheden dikwijls ei
rte, vier, vijf enz. De e-n
j^ij het binnenkomen z'n
ling in een paar woorden
dan allemaal binnen zijn,
fel wel voldoende opge-
A T f A n/VlVrXTE* •C °p 011 Uad ingevolge de veraekeringsvoorwaarden tegen p - b*l levenslange geheele 01
XX I .r*. fiy# w I w I* si ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen C/vJe verlies van beide armen.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAJ.
In geringe mate wordt echter ’t hooren altijd
door het zien ondersteund. Elk kind, dat de
taal van zijn ouders leert verstaan, kijkt In het
begin aandachtlg naar het gelaat van den
spreker en ontvangt dus te gelijker tijd geluids-
indrukken en gezichtsbeelden. Als het kind
hardhoorend is, zullen de gezichtsindrukken een
meer overwegende beteekenis krijgen en zal het
een belangrijk hulpmiddel blijven bij het ver
staan van het gesproken woord.
Zooals J. C. Cotton In „Science” meedeelt,
vergemakkelijkt voor elk persoon het zien van
den spreker het verstaan, indien de omstandig
heden de geluidontvangst bemoeilijken. Vooral
in een groote zaal, waar de acoustiek slecht
is, bijv, in een theater verstaat men de tooneel-
spelers beter, als men met een tooneelkijker het
gelaat van den spreker gadeslaat. Voor een
deel is het moeilijk verstaan van een telefoni
sche mededeeling aan het ontbreken van de
gezichtsindrukken te wijten.
Om een quantitatlef ortderjoek te kunnen
verrichten van de beteekenis, die liet zien voor
het hooren heeft, werd door Cotton een geluid-
isoleerend kamertje, voorzien van een dubbele
glazen venster, gemaakt.
De spreker, die zich in de ruimte bevindt, kan
door iemand daarbuiten niet worden gehoord.
Zijn stem werd echter door middel van een
microfoon in de cel opgevangen en met een
versterker op een luidspreker overgebracht. De
proefnemer, die zich bulten het geluid-lsolee-
rend vertrek bevond, kon door het Inschakelfen
van eenige lampen het gelaat van den spieker
zichtbaar maken. Ook kon hij de sterkte van
het geluid, dat uit den luidspreker kwaqi. rege
len en door middel van een apart instrumen
tarium hieraan een gerulsch van wisselende
sterkte en aard toevoegen. Was dit toegevoegde
gerulsch voldoende sterk, dan bleek *t, dat men
het gesproken woord alleen kon verstaan. In
dien ook het gelaat van den spreker zichtbaar
was. Met deze proefopstelling kon de Ameri-
kaansche onderzoeker quantitatlef den invloed
van het zien op het hooren vaststellen.
Door geleidelijk het hooren te -bemoeilijken,
kan men iemand oefenen in het verstaan door
middel van de waarneming van de llpbewegin-
gen en de gelaatsuitdrukking. Zoo konden
hardhoorende studenten ten slotte het gespro
kene verstaan bij volledige uitschakeling van
het geluld.
meen te
vond:
,Knno 1690. Frans Kröger’* zoon Jacob werd
op 1 Augustus gedoopt; geboren op 28 Juli”.
De moeder van Jacob heette Elisabeth Hart
wigs; in het geslachtsregls .er der Zuid-Afri-
kaansche famlliën komt ook deze naam her
haaldelijk voor.
Jacob Kröger* zesde kind heette Hendrik
Diens tweede zoon heette Gerrit. Gerrits zoon
Stefanus Johannes Kruger was de grootvader
van den President.
Kruger zelf beweerde ook steeds, dat hij van
w—x Zuld-Amerikaanache republiek van Ar-
I 1 gentlnlë herbergt op een oppervlakte van
meer dan 80 X Nederland ligillli 12
millioen menschen: waarvan pijn. 5 millloen
vreemdelingen. De hoofdstad: Buenos-Aires de
Zuld-Amerikaansche Lichtstaddriemaal aoo
uitgestrekt als Parijs, telt ongeveer 2j{ millioen
Inwoners.
’t Katholicisme In dit land 1» niej
datum, zooals trouwen* in gansch
Spaansche kolonisten vier eeuwen terug, wa-
•een vergezeld van Paters Franclskanen en Do-
minlkanen, die ’t eerst ’t geloof predikten. Wat
later kwamen de P. Jezuïeten, stichters van de
bekende „Fundaciones” en „Reducclones” waar
de Indianen de eerste geloofSondêrrlchtlngen
ontvingen en met t geloof de Christelijke
beschaving en een hoognoodige bescherming te
gen den maar al te grooten gouddorst der
vreemdelingen. Niet zoo lang geleden werden
drie Jesuleten-martelaars uit de Fundaciones van
Noord-Argentlnie heilig verklaard. Met Rosa vdn
Lima, Louis Bertrant, 'Prancislo Solano, Petrus
daver eerste bloemen uit dezen nieuwen
tuin.
Sinds de XVIe eeuw werd ’t bekeeringswerk
onder de Indianen voortgezet, terwijl in de steden
de vreemdelingen zoo goed en zoo kwaad als
*t ging, 't katholieke geloof, uit het Moeder
land meegebracht, handhaafden, 't Is echter pas
na 3 eeuwen, dat men van katholiek Argentinië
spreken kan: wijl Argentinië als vrije republiek
pas In de eerste helft der vorige eeuw ontstond.
In *t begin Immers der 19e eeuw loopen in Z.
Amerika'de geruchten van onafhankelijkheids
zin. t Spaansche juk woog te zwaar voor men
schen, die van revolutionnalren geest doordron
gen waren. Maar uitdrukkelijk verklaart de
revolutlonnalr: wij verdrijven den vreemdeling:
we behouden zijn God. *t Is waan "n groot
aantal monniken deed mee: Orellana, Dean Fu
nes, Albert), Santa Maria de Oro, zijn alle pries
ters, die de revolutiemannen aan God blijven
herinneren.
Toen, ten tijde der kolonie, men een schuts
heilige wou geven aan de stad: Santa Maria de
los Buenos Aires, werd het lot geworpen over
verschillende heiligennamen. Den eersten keer
viel t lot op Sint Maarten van Tours. Maar
die kolonisten vonden ’t weinig passend, dat "n
Fransche heilige patroon werd van ’n Spaan
sche stad.... Den 2en keer viel weer t lot op
St. Maarten.... ze probeerden *t nog een der
den keer.... en toen gaven ze zich gewonnen:
8t. Maarten van Tours werd de patroon van
Santa Maria de los Buenos Aires. Zoo is de ge
schiedenis.toch zijn er nog die meeiten, dat
Sint Maarten schutsheilige werd omdat gene
raal St. Martin: de vrijheidsheld van Argen
tinië, z’n beschermeling was.
Van generaals gesproken: ’t is opvallend hoe
godsdienstig, ja zelfs vroom ze waren. Generaal
Saint Martin zelf gaf, na een zijner eerste over-
winningen op t Spaansche leger, zijn degen als
wijgeschenk aan „O. L. Vr. de la Merci”, die hij
tevens vereerde met den titel van„Generaal van
het vrijheidsleger”!
Manuel Belgrano, een andere vrijheidsheld,
liet zijn soldaten het rozenhoedje bidden en ried
dezelfde gewoonte generaal SL Martin aan. Men
zegt ook, dat de kleur van den mantel van
O. L. Vrouw hemelsblauw en wit hem
*t idéé, gegeven heeft van de nationale vlag.
We ontkennen niet, dat hun godsdienst sterk
revclutlonnair getint was: de menschen van toen
waren hier trouwe lezers van Rousseau en de
Encyclopedisten maar de grondtoon bleef ka
tholle^ al kostte het moeite dezen te bewa-
ven.
Want op een oogenbllk scheen alles verloren:
toen Rosas, die zich in de geschiedenis den naam
van tiran verwierf, de Kerk zocht te knech
ten en den clerus te bederven. Maar *t ontbrak
toen ook niet aan dappere priesters en edelmoe
dige monniken. Katholiek Argentinië zal nooit
de namen vergeten van Sor Maria de la Paz
Flguoroa. zuster met heldhaftige deugd: van
Fray Mamerto Esqulü, Franciskaansch bis-
schop, bekend missionaris na de eerste redenaar
te züh geweest van het land; eer watfraan hij
verzaakte door zich maandenlang van 't publieke
woord te onthouden. En dan: later pastoor
Brochero, die door zijn apostel-ijver van gansch
Cordoba eerbied en bewondering afdwong.
In een andere sfeer maakten groote mannen
zich verdienstelijk voor de Katholieke Kerk:
Trejo y Sanabria, geleerde en vrome bisschop,
die de beroemde universlteit van ^ardoba
stlqhtte; Velez Sarsfield, katholiek jurist van
eerste waarde; José Manuel Estrada, .deader”
van de georganiseerde katholieken, professor
en redenaar, Goyena, Frias, Achaval. die m
universlteltszetels, In het jourflalisme of in
het Parlement als kampioenen optraden voor
de Katholieke zaak.
Na zulk een verleden kon de Argantijnsche
Republiek In de 2e helft der 19e eeuw, bij ae
deflnit*.»'/e organisatie der onafhankelijkheid
zich niet deslntefesseeren voor het Katholicis
me. De „-Constituyentes” leden van t assem-
blée tot vastlegging der grondwet roepen niet
alleen op de eerste plaats de bescherming in
van God, bron van alle goed en rechtvaardig
heid (voorwoord) maar sluiten er. ook het ar
tikel 2 bij: waarin „het federaal Jjpstuur den
katholieken, apostoliekèn en roomschen cultus
ondersteunt". Dezelfde grondwet erkent: vrij
heid van godsdienst, maar eischt van den Pre-
Dr. Frans Thierfelder, secretaris-generaal
van de Dultsche Academie te München, heeft
nadere onderzoekingen gedaan naar de afkomst
van Paul Kruger, den Zuld-Afrlkaanschen
voorman.
Dr. Werner Schmidt, de secretaris der Afri-
kaansch-Dultscbe Kultuur-Vnie te Pretoria,
heeft op zijn verzoek den stamboom van den
laatsten President van Transvaal nauwkeurig
nagegaan en stelt thans met „absolute zeker
heid” vast; dat Paul Kruger van Dultsche af
komst was. Dit resultaat heeft in de Zuld-
Afrikaansche pers opzien gebaard, want Pre
sident Krüger is nu eenmaal de held der Boe
ren, en tot nog toe werd Krugers Dultsche af
stamming, die wel eens vermoed werd en waar
op ook de naam wijst, toch door velen in twij
fel getrokken.
Oom Pauls stamvader is Jacob Kröger. die
op 28 Juli 1690 te Sadenbeck In Oost-Prlgnltz
als zoon van een zekeren Franz Kröger geboren
werd en In bet jaar 1713 met de „Middelwout"
naar de Kaap kwam. HU was soldaat van de
Ooet-Indlsche Compagnie. Uit het Zula-Afri-
kaansche kerkregister bUjkt. dat hij ni) zijn
huwehjk opgaf, uit BerlUn afkomstig te *Un,
doch dat zjjn moeder In „Zadenbeek” geboren
was. Naar aanleiding hiervan stelde dr. Schmidt
een onderzoek in in het doopregister der ge-
Sadenbeck, waarin hü het volgende
Wj. Ook heeft e^
plaats, zonder dat
bekleeders er bU vertegenwoordigd «Un.
BU de groote processie van Sacramentsdag
rondom de historische .Melpiaats” te t de mi
nister van bultenlandsche zaken en rellgte of pe
burgemeester der stad, die t PauseWk vaandel
draagt. x
Ziedaar enkele uitingen van offlcieelen gods
dienstzin, grootendeels van Katholieke strek
king.
Geloof nu echter niet dat de staat werkelijk
het Katholicisme „steunt” zooals art. 2 het
formuleert. Het budget van religie 1* werkelU*
onbeduidend en te trouwens nlqts anders dan
een schrale terugbetaling van wat het gouverne
ment, onder den President Rivadavia zich aan
kerkelUke goederen heeft toegeëigend.... en
toch verheffen zich elk jaar soclalisten-stem-
men In de Kamers om tegen deze s.g-n. bezol
diging van luie kapitalisten op te komen. Ook
steunt de staat financieel het werk der missio
narissen uit het binnenland: Saleslanen In Pa-
tagonlë; Franclskanen en Dominlkanen, die
zeer bloeiende gemeenten hebben gesticht In
t centrum en liet Noorden van het land, voor
al dat gedeelte, dat men, al te vaag, .Dampas”
noemt.
De schoei, helaas, te sinds *n 50 Jaar neu
traal. De katholieke scholen, ten koste van veel
ontberingen gesticht en In t leven gehouden,
worden niet door den staat gesteund en zUn
bovendien aan staatscontrole onderworpen, die
In t algemeen nogal sympathiek te. De éénheid
van het huwelUk wordt gelukkig door den staat
gehandhaafd. De wet der echtscheiding heeft
verschillende malen energleken tegenstand ont
moet: ook bU de presidenten der Republiek.
Door president Irlgoyen oa. «werd ze aangeval
len als .Atrijdlg met de Argentijnsche overleve
ringen en om de verwoesting van de sociale orde
en zedelUke gezondheid der natie.”
Als bewijs van katholieken geest onder de
autoriteiten willen we t voorbeeld aanhalen
van president Avellaneda, die op Witten
Donderdag vergezeld van z’n ministers bet H.
Sacrament ‘bezocht in de kerken van Buenos
Aires en van president Luis Saénz Pena, die
in een van z’n eerste politieke redevoeringen
welsprekend zijn katholiek, apostolisch en
roomsch beloof beleed.
De organisatie van de katholieke Hiërarchie
heeft enkele jaren geleden, dank zij de welwil
lendheid van t gouvernement, den intelllgenten
en bescheiden invloed van den nuntius Mgr.
Cortesl en het Uveren van Mgr. Copello nog in
1929 groot-aalmoezenier van 't leger, nu Aarts
bisschop van Buenos Aires en sinds December
1935 kardinaal van de Roomsche Kerk een
gunstige uitbreiding ondergaan. In plaats van
één aartsbisdom tellen we er nu 7: Buenos
Aires, La Plata, Santa Fé, Cordoba, Salta, Pa
ranA en St. Joan en 14 bisdommen: Corrientes,
Tucunén, Catamarca, Santiago del Estero, La
Rioja, Mercedes, Bahia Blanca, Azul, Rio
Ovarto, Rosario, Vledma, San Lute, Mendoza en
Jujuy.
Men zegt, dat ex-koning Alfons XHI en de
viering van het laatste Eucharistische Congres
te Buenos Aires niet zonder invloed zijn ge
weest op de benoeming van Mgr. Copello tot kar
dinaal.
Het aantal bisdommen spreekt «P rich zelf
reeds van de frissche levenskracht van bet ka
tholicisme in Argentinië. Maar daarnaast staat
ook 't angstvol probleem van gebrek aan pries
ters, gebrek aan kerken, gebrek aan parochies:
een diocees b.v. grooter dan Nederland met
■n half millioen zielen bezit niet meer dan een
25 priesters!