ccïfiaal can den dag Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland H F 750.- F 250.- .1 Katholicisme in Argentinië WIT!! Paul Krüger De onbekende Verloofde II DOOR LEMAIRE I Het openbare leven De macht der suggestie Hooren door te zien TT ACHTERSPATBOROEN ZATERDAG 23 MEI 1936 (Speciale correspondentie) J. C. Cotton’» mooning p» De verloofde van Marie i HOOrusruK I Is zei: Heel gewoon! Dat ia ..Een Maar w i ivan vroegen Amerika. De opgewekt »Dat doet mij goed! Ik houd er rat hardop énden het een reuzen-idee en trouw te doen wat hun geaegd loop je argeloos langs hem erloopa op: „Ik hoop dat heer!’’ Det sal zn Khlen ook weinig, a'eten dat kleine zijn dan de kwaal Een uurtje daarna ging Tuimeltje weer eens kijken of zijn vriendje nog sliep, maar hjj werd plotseling verrast, omdat het ventje zelf naar hem toekwem. .Jk ben heelemaal beter”, riep Kruimeltje uit, .kijk eens hoe ik springen kan. Ik heb alleen maar mijn das aangehouden.” „Wat ben Ik daar bljj om”, antwoordde Tuimeltje. .Kom, we gaan direct wandelen en dan zal ik je mijn avonturen een* vertellen.” toekomst- het Dan volgt nummer c na den ander moet sympathie en deelnei uitspreken. En als we nou. dan is a’n tw wekt.” De jongens beloofden alle was. Den volgend sooals af gesp groette •Jk 1 maar v Tuimeltje, die er voor bekend stond veel verstand te heb ben van krulden, ging aan het werk. Hjj sneed de peren middendoor en kookte ze 1R een pannetje. Toen deed? hij er wat kaboutersulker bij en wat blaadjes van een bijzonder soort bloemen. Nadat dit allemaal heel lang gekookt had, ging Tuimeltje er mee naar zijn vriend en liet 'hem dit lekker op smullen. Kruimeltje viel direct in slaap en op zijn teentjes ging Tuimeltje nu weg om zich eens lekker op te frisseben. h Goed* raftoc- tor (hoogstaat 60 cm bovan de* grond) alléén I* niat voldoend*: bovendien moet uw echterspet- bord wit von kleur zijn, ook overdag! dat ngl da trail bij verlies van een hand, een voet of een oog .„Vrouw,” hernam de leeraar ongeduldig; Je bent liefdeloos en harteloos. Zie Je dan niet, of wil je dan niet zien, hoe ellendig Ik er uitzie on hoe rillerig ik ben? Ga mijn bed maar opmaken, dan kan Ik rust nemen. Ik voel me duizelig ook.” is.” „Goed, ik begrijp het. Dus een heel gewon- man.”. „Dat heb ik niet gezegd." .Komaan, meisjes, geen ruzie maken!” zei tante Madeleine. „Ik dacht dat er alleen ja of neen zou geantwoord worden?” ,Jk begin opnieuw en nu met betere vragen. Komt hjj dikwijls hier?” „O, dat Is al beter,” zei Francoise. ,Ja of neen, Ftancoise?" „Hij komt dus dikwijls hier.Ik ken er drie, die dat doen.” Met mijn duim op de palm van mijn rechter hand, stelde ik mijn vraag: „Is hjj blond, heel lang, wel een hoofd grooter dan ik, met een aardig snorretje, blauwe oogen....?” „O, neen, neen,” riepen tante en nicht tegelijk uit. „Du* is het niet mijnheer Servoix.... Jam mer, die zou mij wel bevallen.” .Denise!” Mijn wijsvinger kwam op de palm van mijn rechterhand neer in plaats van mijn duim. ,Js hij donkerbruin van haar, amusant, geestig, draagt hjj een lorgnet?” „Neen, neen!” „Dus het is niet de dokter. Jammer, ook hij sou mij wel bevallen." Eerst gingen ae den langen landleg op en kwamen zij aan den wegwijzer. „Wat 1* het hier geweldig deftig geworden” ze! Kruimeltje. „Net als bij de mepachen.” En toen ae daar - naar 1* bord stonden te turen, werden ae ineens aangehouden door een heel ouden kabouter. „Zeg. komen jullie vanavond ook bij de stonnbespreklng”, vroeg de oude kabouter. „Je moet bij den hollen eik in het boech zijn”, voegde hij er aan toe en ging toen verder naar het kasteel. et liplezen is sooals men weet een voor treffelijk hulpmiddel, waardoor doove of hardhoorende menschen in staat zijn het gesproken woord te kunnen verstaan. Om bij volkomen doofheid uit de bewegingen van den mond eq natuurlijk tevens uit de geheele mi miek van het aangezicht het gesprokene te kunnen opmaken, moet een langdurige oefe ning voorafgaan. Duitsch bloed was. Het Zuld-Afrikaansche blad .Die Vaderland" herinnert eraan, oat Kru ger in Juni 1884 aan het hoofd van een af vaardiging van Transvaal te Berlijn vertoefde en dat hij ter gelegenheid van een feestmaal, dat hem door Keizer Wilhelm I en Bismarck aangeboden werd, gezegd heeft, dat bij den Keizer helaas niet in de taal van zijn vaderen kon antwoorden, hoewel hij van Dultsche af komst was. Tot zoover de mededeellngen van dr. Thler- felder. De Dultsche persdienst die ze ons verschaft goed begrijpen, dat dit aanzoek van Georges Peral voor jou een ongehoorde kans is." „Tante, ik weet, wat u gaat zeggen: Ik ben arm, héb geen bruidsschat.” „Pardon, 'je hebt geen groot fortuin, maar je bent ook niet arm.” ,Jn alle geval mag ik mij geen illusies maken, alsof het leven, dat ik hier bi) u leid, zoo maar kan voortduren.... Toen ik in 1914 alleen achter bleef, vader naar het front, de kost school voor de dochters van officieren voor onbepaalden tijd gesloten, metals eenlg toe vluchtsoord het appartement van vader In Dyon, armzalig verblijf, dat ik ternauwernood kende... appertement van een weduwnaar, vreemdeling en zonder relaties In de stad, zou Ik dood zijn gegaan van- verdriet, als u geen medelijden met mij had gehad." .Komaan, dwaas meisje, wat vertel je nu?” „Tante Madeleine, u schreef mij toen, dat uw hui* mijn tehuis aouo worden. Ik ben toen naar Saint-Flavien vertrokken om u daar aan te tref fen. Daar was het, lieve tante, dat u mij twee maanden later het verschrikkelijke nieuws zoo voorzichtig mededeelde.... Mijn d erbare vader, zoo knap, aoo jong, pas benoemd tot chef van het escadron! Hjj was zoo vol verwachting, dat wy elkaar zouden weerzien. Zooals steeds, als ik dacht aan den dood van mjjn vader op het slagveld, had ik moeite om de snikken te weerhouden, dia. mijn keel toe knepen. Tante zei mjj met haar lieve stem: te beschouwen als een der groote zonen van .Joederlandsch-Duitschen stam”. Wij der ken daar echter niet aan. De voorouders van Kru ger zijn in Zuid-Afrika blijkbaar vemeder- landscht, vermoedelijk ook met Nederlandsche vrouwen getrouwd. Tweehonderd jaar gingen voorbij tusschen de geboorte van Jacob Kröger en de regeeringsperlode van Kruger. De naam van zijn geslacht werd vernederlandscht. Be schouwen de afstammelingen van Hugenoten die naar Zuid-Afrika gingen, en daar in het zelfde geval kwamen te verkeeren, zich nog als Franschen? Een Nederlandsch-Duitsche stam is on* bo vendien niet bekend. Wel een Nederlandsche, naast een Dultsche. De heeren in Duitschland doen goed, als zij aannemen, dat men in Nederland op dit onderscheid zéér hevig prijsstelt. Het kan hen behoeden voor désillusies. N.B. De gepenslonneerde lultenant-generaal Marx wijst er in de .Deutsche Allgemeine Zel- tung” op, dat Paul Krüger omstreek* 1690 64 voorouders had. Hierbij was een Duitsch echt paar. De 62 andere voorouders van Krüger omstreeks 1690 waren Boeren uit de Kaap, die wel meest van Nederlandschen oorsprong wel licht ten deele ook van Franschen oorsprong zullen zijn geweest. Lultenant-generaal Marx meent daarom, dat het verkeerd is, van de Dultsche afkomst van Paul Krüger te spreken. Slechts is het bewijs geleverd, dat Krüger* naam van Dultschen oorsprong is. „Denise, ik heb zooeven een brief ontvangen, waarin je ten huwelijk wordt gevraagd." Dat zinnetje, heel kalm door tante Madeleine uitgesproken, maakte mij stom van verbazing. Mijn hand, waarin ik de naald hield, waarmede ik een jurkje aan het naaien was voor een der beschermelingen van juffrouw Brissot, bleef halverwege steken. Toen ik eindelijk mijn stem weer in mijn macht had, riep ik uit: huwelijks aanzoek.... Wat een geluk! tante Madeleine, Is dat wel waar?" „Heb ik de gewoonte om grappen te verkoo- pen? En dan als het zoo iet* ernstigs betreft?” Ja, dat is zoo; tante Madeleine koestert zulk een ingewortelde veneering voor alle* wat de familie en het huwelijk betreft, dat de gedachte aan een grap nooit in mijn hoofd zou hebben moeten opkomen. Dat was ook de meenlng van mijn nichtje Francoise, want zij protesteerde verontwaardigd: „O, Denise.... hoe kun je aoo d lets van moeder denken?” „Dus het is waar, iemand vraagt mU ten huwelijk. Wie is het. lieve tante?' In uw tegenwoordigheid te denken.... Het was dus In Saint-Flavlen, een dag in den herfst. Wij zijn daar zoo lang gebleven, omdat de natuur er zoo schoon 1*. Daarna heeft u mij meegenomen naar Parijs, naar dit heerenh’uis, in die weelde, die zoo nieuw voor mi) was. En sedert leef ik sooals u, ik slaap in een kamer met behangsel van rose zijde... ik loop over tapijten, die leder een fortuin gekost hebben, ik zit in fauteuils, die in een museum niet zouden misplaatst zijn. Ik drink mijn thee uit kopjes van Sèvres porselein of oude Chlnee- sche kommetjes. Ik word bediend door een tal rijk personeel, ik rijd in een eerste klas auto, ik heb dezelfde leeraren en draag dezelfde toiletten als mejuffrouw Francoise Martlgnac. mijn nicht, die belast is met een bruidsschat van eenige millioenen. Dus als ik terug aou moeten keeren tot mijn normale leven, wat sou er van mij worden, voor het geval ik mij te veel aan al die weelde zou gehecht hebben?” Tante Madeleine had eenige keeren gepro beerd om mijn woordenvloed te stuiten. Toen Ik eindelijk ophield met spreken, zei zij zacht: .Je hebt mij niet goed begrepen, kind. Ik vrees er niet voor, dat de weelde, die je omringt, voor je ncodzakelijk zou geworden rijn. Ondank* je kinderachtigheid ben je toch te verstandig om niet te beseffen dat onze situatie, wat betreft fortuin, waarlijk buitengewoon is. Maar men kan heel gelukkig wezen in veel bescheidener omstandigheden. Het 1* dus niet om je aan eerF mogelijk gevaar te ontrukken, dat ik je het huwelijk wil aanraden, dat zich nu voordoet. (Wordt vervolgd) schiktheid tot werken door :1de beenen of beide oogen Speciaal btf regenval is de techniek een zegen, zooals uit bovenstaande afbeeldingen blijkt. Waarom zou men naar het sportterrein gaan, wanneer televisie-apparaat zoo dichtbij ligt? Ik aarzelde een oogenbllk eer ik den der den vasten bezoeker van ons huis wilde be schrijven. Waarom? Wat voor vreemd gevoel beving mj) als ik aan hem dacht?. Maar opeens verscheen voor mijn geest het beeld van juffrouw Brissot en Ik kreeg opeens mijn vroolljk humeur terug, maar nu vermengd met een tikje strijdlust. ,Hu Is het vraagstuk heel gemakkelijk,'’ ver klaarde ik. ,Dus niet mijnheer Servoix. niet de dokter, geen lorgnet, niet bruin, niet blond, niet amusant, niet geestig....” ,Dat hebben wij niet gezegd.” „Maar toen ik die vraag heb gesteld, hebt u belden neen geantwoord." „Omdat wij begrepen, dat Je aan den dokter dacht.” „Ik ga verder.” Met mijn mlddelsten vinger op de palm van mijn rechterhand, stelde Ik een reeks vragen: ,Dus, hij Is niet groot, niet klein, niet blond, niet bruin.... niet mooi, niet knap Een beetje dik, niet kwaad, zes en twintig Jaar, zooals Francoise zei: Heel gewoon!'Dat Is Georges Peral!” „Ja, het is Georges Peral, maar Ik verbied je te zeggen, dat Ik hem zoo heel gewoon vind.” „Nou, dan laten wfj het „Heel” maar weg.” „Maar wat zeg je er van?” vroeg tante een beetje ongerust over den loop van het gesprek. .Jk zeg.... ik wil er over nadenken." Tante Madeleine legde haar breiwerk op tafel, draalde zich een beetje in haar fauteuil cm, zoodat zU mij goed in de oogen kon zien en- -JJentee, lieveling, waarom die herinneringen dan begon zij op haar manier oftlcleel te spre- - ken, langzaam en kalm: „Lieve kind, je moet rident der Republiek, b(j *t aanvaarden van z’n ambt, een eed die hem bindt „bij God en de heilige Evangeliën" dezelfde formule wordt gebruikt door ministers, senatoren, afgevaar digden en andere hooge ambtenaren. Onder aan de offlcleele stukken staat: „God beware u”. In de rechtszalen hangt het kruisbeeld het leger heeft z’n aalmoezeniers, bezoldigd door den staat. Op 't nationaal feest 25 Mei, 9 Juli wonen de landsautoriteiten In de Kathe draal^ bet plechtig Tb Deum van dankzegging geen nationale plechtigheid de keekelijke waardlghei-te- Jk hoop, dat er niets met je gebeurd iel Ja doet zoo vreemd!" wU^ 1LS53 kleur van mijn gezicht en denk" eens aan den toestand waar in Ik me bevind. Alleen vreemde menschen toonen mij hun sympathie en zijn bezorgd over m'n gezondheid." .Maar man.... ik zie niet» verkeerd*!" ver baasde zich a’n vrouw. .Je verbeelding «peelt je parten!” „Kun je dat niet raden?” „Heelemaal niet. Hoe zou ik dat kunnen? I* het iemand, dien wij kennen?” „Zeker.” „O, dat maakt het gemakkelijker. Laat mi) raden. Daar houd ik zoo van, net als toen wij kinderen waren en wjj raadseltjes aan het op lossen ware.\ U moet alleen maar Ja of neen antwoorden, tante Madeleine. Jij ook, Fran- coise, jij moogt meedoen, al* je het ten minste niet al weet.” .Jawel, ik weet het *1.” .Komaan, wij beginnen. Is het een heer?” „Wat is dat nu, Denise!" „Natuurlijk, het kan geen dame zijn. Het dus een heer, dien ik ken. Is hij mooi?” „Wat een vraag! Een mooie mijnheer, waar heb je dien gezien?’’ „Goed, hij is du* niet mooi. I* hjj aardig „Heel aardig.” .Jong?” „Ja.” „Je «telt je vragen niet goed,” viel Francoise in de rede. „Toen Je onlangs moest ratten met welke pen Napoleon rijn afstand doen van den troon had onderteekend, was je scherpzinni ger.” ,Jk vind mijn vragen niet zoo gek,” ant woordde ik bits. „Waar dient het voor om te weten of die heer aardig is? Och, alle jonge heeren, die trou wen willen, zijn aardig. Al* je bovendien weet, dat hjj jong ia, ben je nog even ver; alle heeren, dl* trouwen willen, rijn Jong.” „Het bed werd in orde gemaakt en geen vijf minuten later, lag de onderwijzer er in te zuch ten en te steunen. Hij zond een boodschap naar de school en gaf order om de jongens naar z’n huis te laten komen om daar hun leasen op te zeggen, aan gezien hij ziek was. Dit viel den deugnieten geweldig tegen. „Nu hebben we met zooveel moeite zien vrij te komen en nu zijn we toch niet vrij,’’ klaag-, den ae. .Dat hebben we niet handig genoeg in gepikt. We moeten een nieuw plannetje op touw zetten, zoodat we heelemaal vrijaf krijgen." De belhamel, die het eerste plan op touw ge zet had, gaf nu den raad, de lessen luid en hard te lezen. En toen ae hiermee in het huls van hun onderwijzer, aan z'n ziekbed, bezig waren, fluisterde hij opeens, maar zóó luid, dat de leeraar hem duidelijk kon verstaan: „Jongens, die harde stemmen van jullie ma ken onzen meester nog zieker dan hij al 1*. Hjj zal er nog hoofdpijn van krijgen. Hjj mag »'n gezondheid aan ons niet opofferen!” .Ja," riep de zieke. „Hij heeft gelijk, jongens! Jullie kunnen gaan. Mijn hoofdpijn wordt steeds erger. Allo jongens, gaan jullie maar weer naar huis!” De bengels lieten het zich niet twee maal zeggen. bij een ongeval met doodelijken afloop morgen trad de eerste Jongen, en was. de klas binnen en leeraar met de woorden: dat u zich goed gevoelt, mijnheer, ziet er zóó bleek uit." ns.” antwoordde de onderwijaer. „Ik er mets. Ga maar op je plaats ritter.” tweede jongen kwam binnen en groette deh onderwijzer ongeveer met dezelfde bewoor dingen Achtereenvolgens kwamen de jongens - nu de kla® binnen en zeiden wat was afge- noodlgt den lezer vervolgens uit, Paul Krüger/ sproken. Tenslotte twijfelde de onderwijzer niet meer en was werkelijk bang over z’n gezondheids toestand geworden. In de eerste opwelling werd hij boos op z'n vrouw. „Ze houdt niet meer zooveel van me als vroeger,” dacht hij bij zich zelf. ,Jn dezen slechten «toestand, waarin ik verkeer, heeft ze zelfs niet eens gevraagd wat me mankeerde. Ze heeft me er niet eens opmerkzaam op ge maakt, dat Ik er zoo miserabel ultrie." Vervuld ijan deze alles behalve vriéndelijke gedachten, ging hij naar huls. Daar aangeko men, smeet hij de deur achter rich dicht. Z’n vrouw riep verschrikt: „Niet altijd.... Thértse....” „O, al* Je zulke buitengewone gevallen gaat aanhalen! Ik moet je dan ook maar dadelijk verklaren, dat die heer geen buitengewoon geval p zekeren dag sprak een troepje achool- 1 jongen* over hun onderwijzer, die zich steed* met pijnlijke nauwgezetheid van z’n taak kweet. „Waarom wordt hij nou nooit een* riek,” mompelde er een, „zoodat hij niet naar school kan komen en we eindelijk eens een tijdje geen huiswerk behoeven te maken.” Maar jawel, de man was aoo sterk en gezond als een os, en er'bestond niet veel kans dat de wensch van dien veelbelovenden jongeling in vervulling zou gaan. Een zijner kameraden had echter ernstig na gedacht en kwam met een plannetje op de proppen. „Weet Je wat?' stelde hij voor, ,Jk aal mor gen naar den meester gaan en hem vragen hoe het toch komt dat hU er zoo bleek uit ziet. Dan zal ik tegen hem zeggen: Jk hoop maar dat het goed met u aal afloopen, want Ik vind dat uw gezicht niet z’n gewone kleur heeft. Hebt u soms koort*?” Op dat gezegde zal hl) wellicht een beetje ongerust worden Dan ga Jij naar hem toe,’.’ vervolgde de bel hamel, zich tot z'n vriendjes wendend, „en zegt hem ook Iets dergeltjks. Zoodra je Dtrmen bent, loop je argeloos langs hem heen en merkt zoo terloops op: „Ik hoop dat u zich beter voelt dan u er uitziet, t ongerustheid, al Is het toch versterken, want ji ongerustheden dikwijls ei rte, vier, vijf enz. De e-n j^ij het binnenkomen z'n ling in een paar woorden dan allemaal binnen zijn, fel wel voldoende opge- A T f A n/VlVrXTE* •C °p 011 Uad ingevolge de veraekeringsvoorwaarden tegen p - b*l levenslange geheele 01 XX I .r*. fiy# w I w I* si ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen C/vJe verlies van beide armen. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAJ. In geringe mate wordt echter ’t hooren altijd door het zien ondersteund. Elk kind, dat de taal van zijn ouders leert verstaan, kijkt In het begin aandachtlg naar het gelaat van den spreker en ontvangt dus te gelijker tijd geluids- indrukken en gezichtsbeelden. Als het kind hardhoorend is, zullen de gezichtsindrukken een meer overwegende beteekenis krijgen en zal het een belangrijk hulpmiddel blijven bij het ver staan van het gesproken woord. Zooals J. C. Cotton In „Science” meedeelt, vergemakkelijkt voor elk persoon het zien van den spreker het verstaan, indien de omstandig heden de geluidontvangst bemoeilijken. Vooral in een groote zaal, waar de acoustiek slecht is, bijv, in een theater verstaat men de tooneel- spelers beter, als men met een tooneelkijker het gelaat van den spreker gadeslaat. Voor een deel is het moeilijk verstaan van een telefoni sche mededeeling aan het ontbreken van de gezichtsindrukken te wijten. Om een quantitatlef ortderjoek te kunnen verrichten van de beteekenis, die liet zien voor het hooren heeft, werd door Cotton een geluid- isoleerend kamertje, voorzien van een dubbele glazen venster, gemaakt. De spreker, die zich in de ruimte bevindt, kan door iemand daarbuiten niet worden gehoord. Zijn stem werd echter door middel van een microfoon in de cel opgevangen en met een versterker op een luidspreker overgebracht. De proefnemer, die zich bulten het geluid-lsolee- rend vertrek bevond, kon door het Inschakelfen van eenige lampen het gelaat van den spieker zichtbaar maken. Ook kon hij de sterkte van het geluid, dat uit den luidspreker kwaqi. rege len en door middel van een apart instrumen tarium hieraan een gerulsch van wisselende sterkte en aard toevoegen. Was dit toegevoegde gerulsch voldoende sterk, dan bleek *t, dat men het gesproken woord alleen kon verstaan. In dien ook het gelaat van den spreker zichtbaar was. Met deze proefopstelling kon de Ameri- kaansche onderzoeker quantitatlef den invloed van het zien op het hooren vaststellen. Door geleidelijk het hooren te -bemoeilijken, kan men iemand oefenen in het verstaan door middel van de waarneming van de llpbewegin- gen en de gelaatsuitdrukking. Zoo konden hardhoorende studenten ten slotte het gespro kene verstaan bij volledige uitschakeling van het geluld. meen te vond: ,Knno 1690. Frans Kröger’* zoon Jacob werd op 1 Augustus gedoopt; geboren op 28 Juli”. De moeder van Jacob heette Elisabeth Hart wigs; in het geslachtsregls .er der Zuid-Afri- kaansche famlliën komt ook deze naam her haaldelijk voor. Jacob Kröger* zesde kind heette Hendrik Diens tweede zoon heette Gerrit. Gerrits zoon Stefanus Johannes Kruger was de grootvader van den President. Kruger zelf beweerde ook steeds, dat hij van w—x Zuld-Amerikaanache republiek van Ar- I 1 gentlnlë herbergt op een oppervlakte van meer dan 80 X Nederland ligillli 12 millioen menschen: waarvan pijn. 5 millloen vreemdelingen. De hoofdstad: Buenos-Aires de Zuld-Amerikaansche Lichtstaddriemaal aoo uitgestrekt als Parijs, telt ongeveer 2j{ millioen Inwoners. ’t Katholicisme In dit land 1» niej datum, zooals trouwen* in gansch Spaansche kolonisten vier eeuwen terug, wa- •een vergezeld van Paters Franclskanen en Do- minlkanen, die ’t eerst ’t geloof predikten. Wat later kwamen de P. Jezuïeten, stichters van de bekende „Fundaciones” en „Reducclones” waar de Indianen de eerste geloofSondêrrlchtlngen ontvingen en met t geloof de Christelijke beschaving en een hoognoodige bescherming te gen den maar al te grooten gouddorst der vreemdelingen. Niet zoo lang geleden werden drie Jesuleten-martelaars uit de Fundaciones van Noord-Argentlnie heilig verklaard. Met Rosa vdn Lima, Louis Bertrant, 'Prancislo Solano, Petrus daver eerste bloemen uit dezen nieuwen tuin. Sinds de XVIe eeuw werd ’t bekeeringswerk onder de Indianen voortgezet, terwijl in de steden de vreemdelingen zoo goed en zoo kwaad als *t ging, 't katholieke geloof, uit het Moeder land meegebracht, handhaafden, 't Is echter pas na 3 eeuwen, dat men van katholiek Argentinië spreken kan: wijl Argentinië als vrije republiek pas In de eerste helft der vorige eeuw ontstond. In *t begin Immers der 19e eeuw loopen in Z. Amerika'de geruchten van onafhankelijkheids zin. t Spaansche juk woog te zwaar voor men schen, die van revolutionnalren geest doordron gen waren. Maar uitdrukkelijk verklaart de revolutlonnalr: wij verdrijven den vreemdeling: we behouden zijn God. *t Is waan "n groot aantal monniken deed mee: Orellana, Dean Fu nes, Albert), Santa Maria de Oro, zijn alle pries ters, die de revolutiemannen aan God blijven herinneren. Toen, ten tijde der kolonie, men een schuts heilige wou geven aan de stad: Santa Maria de los Buenos Aires, werd het lot geworpen over verschillende heiligennamen. Den eersten keer viel t lot op Sint Maarten van Tours. Maar die kolonisten vonden ’t weinig passend, dat "n Fransche heilige patroon werd van ’n Spaan sche stad.... Den 2en keer viel weer t lot op St. Maarten.... ze probeerden *t nog een der den keer.... en toen gaven ze zich gewonnen: 8t. Maarten van Tours werd de patroon van Santa Maria de los Buenos Aires. Zoo is de ge schiedenis.toch zijn er nog die meeiten, dat Sint Maarten schutsheilige werd omdat gene raal St. Martin: de vrijheidsheld van Argen tinië, z’n beschermeling was. Van generaals gesproken: ’t is opvallend hoe godsdienstig, ja zelfs vroom ze waren. Generaal Saint Martin zelf gaf, na een zijner eerste over- winningen op t Spaansche leger, zijn degen als wijgeschenk aan „O. L. Vr. de la Merci”, die hij tevens vereerde met den titel van„Generaal van het vrijheidsleger”! Manuel Belgrano, een andere vrijheidsheld, liet zijn soldaten het rozenhoedje bidden en ried dezelfde gewoonte generaal SL Martin aan. Men zegt ook, dat de kleur van den mantel van O. L. Vrouw hemelsblauw en wit hem *t idéé, gegeven heeft van de nationale vlag. We ontkennen niet, dat hun godsdienst sterk revclutlonnair getint was: de menschen van toen waren hier trouwe lezers van Rousseau en de Encyclopedisten maar de grondtoon bleef ka tholle^ al kostte het moeite dezen te bewa- ven. Want op een oogenbllk scheen alles verloren: toen Rosas, die zich in de geschiedenis den naam van tiran verwierf, de Kerk zocht te knech ten en den clerus te bederven. Maar *t ontbrak toen ook niet aan dappere priesters en edelmoe dige monniken. Katholiek Argentinië zal nooit de namen vergeten van Sor Maria de la Paz Flguoroa. zuster met heldhaftige deugd: van Fray Mamerto Esqulü, Franciskaansch bis- schop, bekend missionaris na de eerste redenaar te züh geweest van het land; eer watfraan hij verzaakte door zich maandenlang van 't publieke woord te onthouden. En dan: later pastoor Brochero, die door zijn apostel-ijver van gansch Cordoba eerbied en bewondering afdwong. In een andere sfeer maakten groote mannen zich verdienstelijk voor de Katholieke Kerk: Trejo y Sanabria, geleerde en vrome bisschop, die de beroemde universlteit van ^ardoba stlqhtte; Velez Sarsfield, katholiek jurist van eerste waarde; José Manuel Estrada, .deader” van de georganiseerde katholieken, professor en redenaar, Goyena, Frias, Achaval. die m universlteltszetels, In het jourflalisme of in het Parlement als kampioenen optraden voor de Katholieke zaak. Na zulk een verleden kon de Argantijnsche Republiek In de 2e helft der 19e eeuw, bij ae deflnit*.»'/e organisatie der onafhankelijkheid zich niet deslntefesseeren voor het Katholicis me. De „-Constituyentes” leden van t assem- blée tot vastlegging der grondwet roepen niet alleen op de eerste plaats de bescherming in van God, bron van alle goed en rechtvaardig heid (voorwoord) maar sluiten er. ook het ar tikel 2 bij: waarin „het federaal Jjpstuur den katholieken, apostoliekèn en roomschen cultus ondersteunt". Dezelfde grondwet erkent: vrij heid van godsdienst, maar eischt van den Pre- Dr. Frans Thierfelder, secretaris-generaal van de Dultsche Academie te München, heeft nadere onderzoekingen gedaan naar de afkomst van Paul Kruger, den Zuld-Afrlkaanschen voorman. Dr. Werner Schmidt, de secretaris der Afri- kaansch-Dultscbe Kultuur-Vnie te Pretoria, heeft op zijn verzoek den stamboom van den laatsten President van Transvaal nauwkeurig nagegaan en stelt thans met „absolute zeker heid” vast; dat Paul Kruger van Dultsche af komst was. Dit resultaat heeft in de Zuld- Afrikaansche pers opzien gebaard, want Pre sident Krüger is nu eenmaal de held der Boe ren, en tot nog toe werd Krugers Dultsche af stamming, die wel eens vermoed werd en waar op ook de naam wijst, toch door velen in twij fel getrokken. Oom Pauls stamvader is Jacob Kröger. die op 28 Juli 1690 te Sadenbeck In Oost-Prlgnltz als zoon van een zekeren Franz Kröger geboren werd en In bet jaar 1713 met de „Middelwout" naar de Kaap kwam. HU was soldaat van de Ooet-Indlsche Compagnie. Uit het Zula-Afri- kaansche kerkregister bUjkt. dat hij ni) zijn huwehjk opgaf, uit BerlUn afkomstig te *Un, doch dat zjjn moeder In „Zadenbeek” geboren was. Naar aanleiding hiervan stelde dr. Schmidt een onderzoek in in het doopregister der ge- Sadenbeck, waarin hü het volgende Wj. Ook heeft e^ plaats, zonder dat bekleeders er bU vertegenwoordigd «Un. BU de groote processie van Sacramentsdag rondom de historische .Melpiaats” te t de mi nister van bultenlandsche zaken en rellgte of pe burgemeester der stad, die t PauseWk vaandel draagt. x Ziedaar enkele uitingen van offlcieelen gods dienstzin, grootendeels van Katholieke strek king. Geloof nu echter niet dat de staat werkelijk het Katholicisme „steunt” zooals art. 2 het formuleert. Het budget van religie 1* werkelU* onbeduidend en te trouwens nlqts anders dan een schrale terugbetaling van wat het gouverne ment, onder den President Rivadavia zich aan kerkelUke goederen heeft toegeëigend.... en toch verheffen zich elk jaar soclalisten-stem- men In de Kamers om tegen deze s.g-n. bezol diging van luie kapitalisten op te komen. Ook steunt de staat financieel het werk der missio narissen uit het binnenland: Saleslanen In Pa- tagonlë; Franclskanen en Dominlkanen, die zeer bloeiende gemeenten hebben gesticht In t centrum en liet Noorden van het land, voor al dat gedeelte, dat men, al te vaag, .Dampas” noemt. De schoei, helaas, te sinds *n 50 Jaar neu traal. De katholieke scholen, ten koste van veel ontberingen gesticht en In t leven gehouden, worden niet door den staat gesteund en zUn bovendien aan staatscontrole onderworpen, die In t algemeen nogal sympathiek te. De éénheid van het huwelUk wordt gelukkig door den staat gehandhaafd. De wet der echtscheiding heeft verschillende malen energleken tegenstand ont moet: ook bU de presidenten der Republiek. Door president Irlgoyen oa. «werd ze aangeval len als .Atrijdlg met de Argentijnsche overleve ringen en om de verwoesting van de sociale orde en zedelUke gezondheid der natie.” Als bewijs van katholieken geest onder de autoriteiten willen we t voorbeeld aanhalen van president Avellaneda, die op Witten Donderdag vergezeld van z’n ministers bet H. Sacrament ‘bezocht in de kerken van Buenos Aires en van president Luis Saénz Pena, die in een van z’n eerste politieke redevoeringen welsprekend zijn katholiek, apostolisch en roomsch beloof beleed. De organisatie van de katholieke Hiërarchie heeft enkele jaren geleden, dank zij de welwil lendheid van t gouvernement, den intelllgenten en bescheiden invloed van den nuntius Mgr. Cortesl en het Uveren van Mgr. Copello nog in 1929 groot-aalmoezenier van 't leger, nu Aarts bisschop van Buenos Aires en sinds December 1935 kardinaal van de Roomsche Kerk een gunstige uitbreiding ondergaan. In plaats van één aartsbisdom tellen we er nu 7: Buenos Aires, La Plata, Santa Fé, Cordoba, Salta, Pa ranA en St. Joan en 14 bisdommen: Corrientes, Tucunén, Catamarca, Santiago del Estero, La Rioja, Mercedes, Bahia Blanca, Azul, Rio Ovarto, Rosario, Vledma, San Lute, Mendoza en Jujuy. Men zegt, dat ex-koning Alfons XHI en de viering van het laatste Eucharistische Congres te Buenos Aires niet zonder invloed zijn ge weest op de benoeming van Mgr. Copello tot kar dinaal. Het aantal bisdommen spreekt «P rich zelf reeds van de frissche levenskracht van bet ka tholicisme in Argentinië. Maar daarnaast staat ook 't angstvol probleem van gebrek aan pries ters, gebrek aan kerken, gebrek aan parochies: een diocees b.v. grooter dan Nederland met ■n half millioen zielen bezit niet meer dan een 25 priesters!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 19