Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland n 3Kdw^6aal wui den dag F 750.- F 750.- F 250.- H Petrus Josephus Vroomans WIT!! De onbekende Verloofde DOOR LEMAIRE 8 8 ZATERDAG 30 MEI 1936 Het Londensche verkeer m ACHTERSPATBORDEN miiiiiMiiniHium REIZEN! m**niiiihhihii vS Pinksterverrassing de vaart, hü had l iets in rich wat --- 2 der in derd tn en XX) HOOFDSTUK FV is dat noodig?" vroeg Francolse er In geslaagd Londen.'bewoonbaar te houden: alleen door verbreeding c>r hoofdstraten «al men er In slagen het ook weer begaanbaar te maken. re en, len ate in sn rp er or wonen der H. Mis «n voor het behoud van het geloof Voor het behoud van het geloof is een zekere kennis van dit geloof onontbeerlijk en kape laan Vroomans begon ook hier weer onderaan. HU heeft een program opgesteld voor het kate- chismusonderwijs op de scholen, waardoor dit concentrisch geregeld werd. In elke klas werd dezelfde stof behandeld, zoodat men in elke klas in een jaar tijd den heelen katechismus doorwerkte, waarbij van jaar tot jaar de stof werd, uitgebreid. Petrus Josephus Vroomans, als kapelaan van de parochie Noordhoek te Tilburg 't Zij verruiming Reizen is: iets l et waa een wonderschoone da*. Plechtig al* zware orgeltonen daverde de torache golfslag der wijde, blinkende zee op het de sel an IS. 38 tU hü alles. eft m- ind rer. ■ch ce len ed. tal an de je hem dan aoo goed gezien?” vroeg Georges opeens vol belangstelling. .Zü heeft heelemaal niets geaien." riep Francolse uit. „Ik ben zeker, dat «ij hem niet eens zou herkennen, als zij hem ontmoette.” Daaromtrent ontstond een twist tusschen mijn nicht en mij. maar tante vond, dat er lang ge noeg over alt voorval was gesproken en vroeg aan dokter Renaud boe hij het nieuwe stuk had gevonden, dat de Comedie Francalae eenlge dagen te voren ten tooneele had gevoerd. Parochiekerk van den H. Gerardus Ma- jella, welke door Piet Vroomans is gesticht, doch waarvan hij de inzege ning niet meer heeft mogen beleven bij verlies van een hand, een voet of een oog een jaar en zes weken, niet waai» juffrouw Brissot, die goed op de hoogte je dat hij zoo wanhopig is omdat hij 50 francs verloren heeft?” JEr is meer dan die 50 francs antwoordde Ik bits, .er is ook nog de portefeuille.’’ „En de postzegel I” voegde er de dokter aan toe. Oeorges Peral keek mij glimlachend aan zonder iets te aeggen. Mijn levendigheid amuseerde hem. maar ik was boos, omdat hU er geen bijzonder belang in scheen te stellen. Om hem te plagen vervolgde ik: „O, ik be grijp best, dat hij te hoog staat voor soon ver lies; zoo’n elegante, chique en gedistingeerde heerl" ..Heb het kwaad geheel en al uitroeien en begon daarom met de jongens te leeren hoe ze de Mis moesten bijwonen en probeerde ook ben de verheven waarde van dit offer te doen begrij pen. Op deze wijze heeft kapelaan Vroomans, die van zichzelf wist, dat hij geen groot preek- 1 teven In de gedachten, van allen, die «Un leiding hebben gehad en die hem hebben gekend. Hij was een man. die Je iets meegaf voor je per soonlijk geestelijk leven. Goede reflec tor (hoogstens 60 cm boven den grond) alléén h niet voldoende: bovendien moet uw ochterspet- bord wit van kleur zijn, ook overdag! dot oogt de wet! verloren en jij belet mij om hem zijn eigendom terug te geven,” antwoordde ik boos. „Waar heb je die gevonden?” «vroeg Fran cois*. die de portefeuille uit mijn handen had genomen en die om en om draalde. „Daar, vlak voor mij. op het trottoir." „Op het trottoir? Hoe weet je dan. dat die mijnheer haar verloren heeft? Heb je geaien, dat hij haar heeft laten vallen?" „Neen. Francolse. maar die mijnheer kwam juist langs mU heen." „Dat is nog geen reden, dat die portefeuille hem toebehoort, ook niet, dat je als een gekkin hem achterna holt.” Mijn beweging werd dus als bespottelijk voor gesteld en daarom Neef ik boos vasthouden aan mijn opinie. „HU heeft beslist zeker de portefeuille verloren zonder dat hü het merkte.' „Misschien beeft een ander haar verloren en daar hü vlug voortliep, heeft hü het niet ge zien." „Als Je mü niet had tegengehouden, had ik bet hem kunnen vragen.” „En als die mijnheer niet eerlük was, zou je de portefeuille aan een schurk in handen heb ben gegeven,” fluisterde juffrouw Brissot met haar neusstem. Daar ik niet het ingeboren wantrouwen van onze juf bezit, moest ik bekennen, dat ik daar niet aan gedacht had, maar overtuigd van mijn scherpzinnigheid hield ik vol. dat mün voorbij ganger de eigenaar van de portefeuille was. „Wat gaan wü er mee doen?” vroeg ik bits. „WU zullen er waarachünlljk wel een aan wijzing in vinden,” zei Francoise het voorwerp Reizen is niet: hoofdpifn krijgen Van het zoeken naar een trein. Diep wanhopig zitten zuchten Over 'n spoorboek groot of klein, Reizen is niet, zenuwachtig Zitten vragen aan één stuk Of je route nu wel goed is, Uitgezocht op puur geluk, Reizen is niet: angstig heen gaan Naar een onbekend hotel, Twijfelachtig staan te kijken: Doen we t niet? Of doen we t wel? Reizen is niet: doodmoe dwalen Door een onbekende stad, Om dan later nog te hooren „Heb je dót niet eens gehad.'?" Reizen.... dat is héél wat anders. Da’s een feest voor groot en klein. Reizen moet een stuk ontwikk’Ung, Reizen moet genieten zijn. Reizen moet je kracht vernieuwen. ig van je geest; leeren kennerv Waar je nooit nog was geweest. Reizen is: te durven leven Ook eens buiten je terrein; Reizen is: je vrijer voelen. Ren verfrissching van je brein I Reizen moet je zonder zorgen, Dan pas stemt het je tevreé; Zulke reizen, die genót zijn. Die verzorgt de V.K.P.! HRRMAN KRAMRR dig: die botsing tusschen een jong meisje van goede familie én een jongen markies, dat vinden van de portefeuille, doorgeurd van Royal Ori gan. Die gebeurtenis zou heel zeker een ent- moeting te weeg brengen; als goed opgevoed man zou hü er op staan persoonlijk zün wel doenster te komen bedanken, want als aoo- danig beschouwde ik mijself. Wü zouden kennis met elkaar maken, vriendschap sluiten en dan.... De gedachte aan dien goedigen Georges Peral kwam neer als een üskoude douche op mün geestdrift. Ik herinnerde mjj opnieuw rijn goede hoedanigheden. Ik herhaalde de woor den van mün tante, ik trachtte mün gemoed te verwarmen jegens hem, tnaar wat ik ook deed, zijn kans verminderde zlenderoogen. Het vooruitzicht op een ^luwelük met hem deed mü denken aan een vergelijking: een schip beladen met goud en kostbare stoffen gaat ten gronde zonder reden, gedurende windstilte, in een sombere zee. Ik sprak die vergelijking uit toen ik met mün neef Michel stond te praten. Hü feliciteerde mü met mün dichterlüke verbeelding en maakte gekheid ben opzichte van de onschatbare rijk dommen. waarmede dat schip: mijn hart of mün brein volgens keuze, beladen was. Wü waren zeer bevriend, Michel en ik. aooals hü altüd sel: gezworen kameraden. HU was een jaar ouder dan Ik, onze karakters en neigingen geleken op elkaar. Ik had van hém mün ver trouweling gemaakt, want hü begreep mtj beter dan Francolse en ik voelde mü vrijer tegenover hem. (Wordt vervolgd) Ook als zielzorger was kapelaan Vroomans zeer Uverig. Hü had een drukken biechtstoel, zoowe’- van volwassenen als van kinderen. Strengheid was hem vreemd en hü wist, dat de rechtvaardige zeven maal per dag valt. Voor ons, jongens, die bü hem gingen biechten, bad hü altüd evenveel aandacht, al kwamen we op drukke Zaterdagen. Zün goedheid kan blü- ken uit een klein voorval. Het is eens gebeurd, dat ik gedurende de katechlstnusles schrikke- Hjk lastig ben geweest. Meneer Vroomans, die wel eens driftig kon worden, bad er op een gegeven oogenblik genoeg van en rammelde me een» flink door elkaar. Den volgenden Za terdag voelde ik me verplicht mün onbehoorlük gedrag te biechten en toen hU me herkende was de penitentie buitengewoon gering, want hü vond, dat ik dezen keer „de penitentie al van to voren gehad had.” Dergt lüke kleinere voorvallen typeeren den man en verklaren, waarom hü, die geen groote talenten had, toch zooveel beeft kunnen doen voor Ce menschen en van büna iedereen het vertrouwen had. Men zag ook tegen hem op en had eerbied voor hem, omdat men wist, hoe goed en Uverig hü was. Daarom btüft hü voprt- Mün nicht maakte een minachtend gebaar, maar ik haastte mü de vragen van den com missaris te beantwoorden, om een reden, waar van ik het geheim bewaarde: het mishaagde mü niet, dat mün markies met den geur van Royal Origan sigaretten zou weten, onder welken vorm en naam de Voorzienigheid, die over zün eigen dom waakte, zich dien dag had geopenbaard. Dat avontuur leidde mü af van mün huwelüks- zorgen. Gedurende het diner, waaraan zooals alle Dinsdagen Oeorges Peral, de dokter en münheer Servoix deelnamen, spraken wü over niets anders. Ik beschreef nauwkeurig de por tefeuille, vooral de aandacht vestigend op het kroontje boven de initialen. Mün fantasie den vrijen loop latend, zocht ik alle aristocratische voornamen op, beginnend met de letter R. „Roland, Rodoiphe. ..Rodrigues,” opperde Michel. „Romeo," zei de dokter, „dat is een mooie laam en die vooral klinkt zeer romantisch.’* De dokter heeft een manier om iets te zeggen, lat men nooit weet of hü ernstig spreekt of Heiligheid maakt. Ik hernam: „Ik houd niet van Romeo, ik leb liever Richard of Robert." „Waarom niet Rigobert?" vroeg de dokter. Meer dan veronderstellingen maken, konden wü niet. Daarna had ik het over de wanhoop van mün onbekende, toen hü rijn verlies con stateerde en nog meer over zün vreugde als hü sou vernemen, dat zün eigendom in eerlüke handen was gevallen, die gereed stonden om het hem te reetitueeren. „Wat overdrijf je weer," ari Francoise, „denk stille strand. De branding lag als een driedub bele gordel om de kust, helder wit van de schuimende koppen, die weer verlieper. om dan opnieuw gevormd te worden. Goudgroen golfde de zee in oneindige deining, het eeuwige rhyth- me der tijden „De regenwolken zün verdreven. Morgen is het Pinksteren.** Haje Teerling strekte zün beenen in het war me duinzand en sprak halfluid deae woorden voor zich uit. HU lag, boven op de duinen en aag naar be neden. nur het heerlüke spel van de golven die stuk sloegen tegen de hooge golfbrekers. Sinds zün kindsheid had Haje Teerling geen lente meer op zün geboorte-eiland gekend. Jaar in jaar uit «ras hü naar Amsterdam gegaan om dan vandaar uit naar Groenland te vertrekken. Groenland vaarders kennen geen lente. Wanneer de natuur in hun vaderland begint te herleven en de aarde nieuwe vruchtbaarheid geeft aan het uitgestrooide zand, dan hebben de schepen juist de eeuwige Usvelden bereikt. In plaats van de lachende lente is er een ürige koude, hangt er een zware mist en jagen de sneeuwstormen. Weliswaar kent ook het Poolgebied zUn neldere dagen, wanneer de kolossale Usbergen koud- glanzend in de üzige seeén langzaam voort- drüven. IJs en zee zün dan sprookjesachtig in hun schoonheid. En wanneer men daar gevoel voor heeft! Doch de meeste Groenlanders zün menschen van de harde werkelükheid. Zü ba ten het «n willen walvisacben vangen, an ders niet. En zü hebben er werkelük reden voor om het te haten: hoe vaak immers gaat niet een schip met man en muis ten gronde wan neer het ijs gaat ft’üven.... Haje Teerling hield van bet koude Noorden. Vaak nog knaagde het heimwee aan zün ziel, wanneer hü er aan dacht, dat hü dit jaar en misschien wel voor altüd thuis moest blüven Op de laatste reis was hem een ernstig opge val overkomen. Juist voor de Hlnloopenstraat had men een walviach gevangen en door onbe kende oorzaak raakte Haje verward in dc har- poenlün. HU werd meegetrokken in de üzige diepte, dreigde zün bezinning te verliezen, toen kapte men de lün door en als door een wonder was hü weer boven gekomen en gered. Spoedig was hü er weer bovenop, doch voor de wal- vlachvaart. voor zeeman deugde hü nu niet meer. HU moest nog lachen, wanneer hü dacht aan den razenden kapitein toen hü vloekte: „Ben prachtige walviach en een halve lün naar den bliksem. Ik neem je niet meer mee, je weet het!” Nu zat hü op de Konlngadulnen en staarde naar het Noordwesten. Naast hem lag zün schetsboek onengeslagen. Elgenlük had hü de Westkaap, het herkennlngsteeken voor de schippers, willen teekenen. doch hü was aan het droomen geraakt en hü bemerkte niet het rhythmlsche spel bü de golfbrekers. HU had een merkwaardige liefhebberij voor teekenen gekregen, gedurende den langen winter. HU kon toen alles teekenen, vrat hü zag Hü toe kende wolken, de duinen en de see. meestal onder een lichtgrüzen hemel, zooals de Dord- rechtsche schilder Albert Cuyp dat deed, met wlen hü dweepte en wiens werken hü in Am sterdam l.ad gezien. HU had Wybe Wyben ge- teekend, den ouden Groenlandvaarder. zoo na- tuurlük met zün diepe rimpels en ernstige ge laatstrekken, dat Maaike, zün nichtje, verwon derd de handen in elkaar had geslagen: „Dat ben jü opa. heelemaal van kop tot teen.” De oude echter bromde wat van slecht betaalde kunst. Maaike: die naam kwam als vanzelf telkens weer op Haje’s llpnen. Een mooie naam Maaike! Dat klonk als de Meizon en jonge katten. Een fraaie vergelüktng. Haje lachte I Daar lag hü rich nu te koesteren in de war me voorjaarszon. Alles was nieuw en wondetlük. herleefd. De leeuwerikken stegen lUnreeht om hoog. steeds meer tierelierend tot men ze niet meer den kon. En als een machtig koor dreun- hem nog voortleeft in Tilburg, is men elgenlük toch wat verwonderd, dat nu een boekje over hem verschenen is; want naast zün goedheid was zijn eenvoud kenmerkend, waardoor hü iemano is geweest, die zich nooit op den voor grond heeft gedrongen. Daarom beeft men er nooit een vermoeden van gehad,, van welke be- teekenis kapelaan Vroomans is geweest voor het katholieke openbare leven van Tilburg. Eerst ais men het boekje leest, ervaart men iets van deze groote beteekenis. Van wat op het oogenblik in Tilburg leeft is büna niets, waarin kapelaan Vroomans niet de hand heeft gehad. - En datgene, waaraan hü heeft gewerkt, heeft hü gezien als een behoefte voor de stad, niet alleen op dat oogenblik, maar ook voor de toe komst Men zou kunnen zeggen dat kapelaan Vroomans de toekomstige ontwikkeling van Tilburg heeft voorzien en dat hü «Un instel lingen heeft opgericht niet alleen voor dien rijd, maar meer nog voor de nooden ven den toekomrtlgen tüd. Hü heeft voor de ontwikkeling en emanci patie der Katholieken van Tilburg veel be teekenis gehad, maar men zou dit van hem niet hebben vermoed. ZUn persoon had hü niet 11. alle opzichten mee. HU was geen ge- makkelUk spreker en op den preekstoel was hü geen fraaie figuur. Ik herinner me, dat we vroeger lederen Zondag naar de Vroegmis gin gen in de kerk van den Noordhoek, waar .jneneer Vroomans” niemand noemde hem ooit anders kapelaan was. Het was nog in den tüi. dat we zoo dapper waren om vroeg op te staan en dat in de meeste Tilburgsche ge zinnen nog de regel gold, dat men Zondags tweemaal naar de kerk moest Des morgens naar een stille Mis en dan naar de Hoogmis Ot naar bet Lof. Büna altüd gingen we met vader naar de Vroegmis en dan later naar de Hoogmis Het is voor een jongen geen onver deeld genoegen een Mis met preek te moeten büwonea en zeker niet, als de Mis dan nog büzondei lang duurde. Maar we waren toch blü, als n»eneer Vroomans de Mis deed en preekte, want dan deed hü tenminste de Hoog mis n et. die toch ai lang genoeg duurde vol gens cns. En niet alleen wü. maar ook de ouderen dachten er roo over. Niemand luisterde met onverdeelde aandacht naar een preek van kapelaan Vroomans. Ook vond men algemeen dat hü erg veel tüd noodig had voor het lezen van een Mis. Het duurde wel lang, maar daar stond tegenover, dat hü zoo eerbiedig was aan het altaar, dat het iedereen trof. Eerbied in de kerz was een van zün eigenschappen, die voortkwam uit z|jn lévend geloof aan het H. Sacranrent. Dezen eerbied bracht hü over op anderen als hü Mn bet altaar stond. Maar ook op andere wüze heeft hij daaraan gewerkt. Een van zün voornaamste deden is geweest bet in voeren van de schoolmis in de parochie. Deze was lederen dag van de week om half acht, waarbü telkens aan een bepaalde klas van de school büzondere sbndacht werd besteed. De jongens kregen daar les in bet mishooren, als men ót zoo noemen mag. Tüdens de MIs werd hun gewezen op de beteekenis der handelingen fn langzamerhand leerden ze aoo de Mis ken- De Britacbe autoznobiel-industrie blüft rich voortdurend en krachtig ontwikkelen. Dit is op atchaelf natuurlük een gunstig verachünsel. maar het is tevens een symptoom van bet steeds dichter wordende verkeer, zoowel in de steden ab op de wegen. Ofschoon de export van Britsche motorvoertuigen voortdurend toe neemt, is de groote massa der productie toen voor het binnenland bestemd. En dat. binnenland heeft thans reeds meer verkeer dan bet aonder storing verwerken kan. Ek werden in Maart 50.877 particuliere auto’s en tuü’s afgeleverd 2330 meer dan In de overeenkomstige maand van het vorige jaar. Het aantal commerdeele voertuigen, dat van de fabrieken kwam, was ten getale van 11351, 1859 grooter dan In Maart 1935. Hiertegenover staat dat er elke maand een aantal oude voertuigen aan het verkeer ont trokken worden, maar dit weegt niet op tegen den voortdurenden en sterken aanwas. Doge- lüks verschünen er honderden en honderden nieuwe motorvoertuigen op de openbare «regen Op 31 Maart was het aantal 104.000 grooter dan op den overeenkomstlgen datum van 1935. In verhouding tot zün oppervlakte heeft En geland meer auto’s dan eenig ander land ter w'aa sMT viT’gedaai\w h57^ ^-j de Vereenlgde Staten niet uitgezon derd. Met uitsondering van de afgelegen streken van Cornwall en. behalve gedurende de zomer maanden, een groot deel van Wales, Is heel Engeland van de Schotsche grens tot aan de Zuidkust als één enkele onmetelüke, fantasti sche stsd: de hoofdwegen zün als de hoofd- straien eener stad: er heerscht een onafgebro ken gerij, over honderden mülen af stands. Op eiken Zondag heerscht tien, twintig. dertig mülen rondom Londen een onbeschrüflüke drukte, in dichte trassen rijden de auto's over de wegen, ver buiten de stad, en herhaaldelük komen langdurige verkeersstremmingen voor. In Ixmden zelf begint de toestand onhoud baar te worden. Volgens de jongste telling pas seerden in 12 uren tüds 82.728 voertuigen Hyde Park Corner d.l. büna 2 per seconde. Aan Marble Arch werden 60.059 voertuigen geteld, hetgeen büna 8000 meer was dan twee jaren geleden. Ve.-keersdeskundigen beweren dat enkele cent-ale punten van Parüs een nog omvang rijke.’ verkeer te verwerken hebben dan Lon den, maar de FVansche hoofdstad is door haar de de branding. Duizenden zeevogels sjierpten bun scherpe geluiden. De bruine en als doar den winter verroeste stengels van de braam struik botten weer nieuwe knoppen uit en kropen langzaam tegen de zanderige duinhel ling omhoog, tusschen het scherpe helm door over het krakende mos. Speelsche konüntjcs stoeiden voor hun holen en buitelden, dat het een lust was om te zien. Kleurige vogels vlo gen over hem heen, bruinrood* strepen glans den in de helle zon. Kleuren! Een honger naar kleuren overviel Haje Teerling. Dat was het: z«rart-wtt beviel hem niet. Kleurig was de we reld in de lente, bont en vol van het bruisende leven, niet alleen h zwart schip op zün Groen- landsrels. Een gevoel van verrukking trilde in hem. De lente en den zomer thuis mee te ma- hem Jong i' nog. Al ook voor I aanleg hierop veel beter berekend. Zü werd veriucvwd en op grootache schaal herbouwd in een 'Üu waarin het verkeer, volgens de huidige opvattingen, nog bescheiden afmetingen had; Loeiden dat geen revoluties en geen keizerlüke dictators gekend neeft, is, «rat de centrale wüken betreft, in hoofdzaak gebleven zooals bet een eeuw geleden was. Het ministerie van Transport heeft een on derzoek ingesteld naar de vraag de door paar den getrokken voertuigen uit de hoofdatraten te bannen, en aldus een snellere afwikkeling van het verkeer te verzekeren. De resultaten van dit onderzoek zün nog niet bekend, maar men vermoedt dat zü onbevredigend zün. Voor al in de City en in het East End spelen paar den- cn vrachtwagens en ook bestelwagens nog een te belangrijke rol dan dat men ze uit de hoofdetraten zou kunnen weren zonder be langen. die ontzien moeten worden, ernstig te bcnadeelen. Bovendien zou door zulk een maatregel slechts tüdelüke verlichting In den toestand komen. Doeltreffender zou het zün de maandelijks te ve-ieenen auto-licenties te „rantsoeneeren". Dit is zelfs van meer dan één «Ude voorgesteld, maar dc automoblel-lndustrie is een te belang rijke factor in het economische leven des lands dan dat iets gedaan zou kunnen worden dat een w tmindering der productie met zich bracht. Maar het allerdoeltreffendst aou een alge meen* verbreeding der Londensche hoofdstraten zün. Men voert aan dat dit milllarden kosten zou. Maar er zün 1.800.000 werklooeen, die óók mllliaiden kosten; dit geld kan beter aan kro nen voor „prockictieven ’arbeid” uitgegeven worden. Wanneer met die verbreeding thans niet aangevangen wordt, dan zal men er over tien jaren toe moeten overgaan, en dan sullen de koeten waarschünlük pog veel booger zün dan thatis. Lonoen heeft steeds gevaar gekropen onbe woonbaar te worden door da onmetelüke af- stanrten, en onbegaanbaar door het steeds aan wassende verkeer. Door de ondergrondsche spoorwegverbindingen, die In de laatste vijftien Jaren In alle richtingen verlengd zün, is men ATT TZ* A T^/’^lkTAT^* °P dlt blad zUn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen |g' 7KfT bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door lg' *7^(T bü een ongeval met /A I «I rA W tl ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen UVFo verlies vah beide armen, beide beenen ot belde oogen WVe doodeüjken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ER LIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Opeens werd die schaduw onderbroken door een voorwerp van bruinroods kleur, een porte feuille, die ik onmlddellük opraapte. Werkelük een mooie portefeuille, zacht glanzend leer, met een overslag, waardoor zü gesloten werd. Een vage geur’van sigaretten, van hetzelfde merk, dat ik reeds had waargenomen, deed opeens in mü een overtuiging geboren worden. Ik draaide mü schlelük om en liep snel in de richting van den heer, die mü voorbü was gegaan, maar hü was al ver weg. „Münheer!" riep ik. .Maar, Denise, wat mankeert je?” vroeg Francolse, die mü tegenhield. „Laat mü km,” riep ik uit. „Wat beteekent dat?” vroeg Juffrouw Bris sot geérgerd. Ik zag. dat de bewuste heer den hoek omsloeg van een straat en ik «rilde hem achterna loopen, toen de stevige hand van mijn nicht mü vastgreep. „Wat is er toch gebeurd. Denise? Wat bezielt Je om boo rft&r te doen?*’ JMe mijnbeer ginds beeft zün portefeuille Mün verbeelding sloeg totaal op hol na dien gedenkwaardigen dag. Ik begon met aan da Voorzienigheid een suste rol toe te kennen in mün scenario. Het «ras toch mogelük, dat O. L Heer dat avontuur had toegelaten om meer of minder geheimzinnige doeleinden.... want bat was toch eigenaar- openend. „waardoor wü den naam van den eigenaar te weten komen.” Ik zou het liefst self de maatregelen geno men hebben, noodig in bet avontuur, waarvan ik de heldin was, maar ik moest mij Heerleg gen bü hetgeen Francois* zou doen. Haar onderzoek bracht evenwel Weinig qp: 50 fra. in bankpapier, een postzegel van tien centimes cn tvree büna kapotte sigaretten. Geen naam of adres van den llchtzlnnlgen heer, die zün eigendom maar aoo op straat liet vallen aonder er naar om to zien, behalve twee Initialen. R de B, die «dj in het leder ge graveerd vonden, onder een markleaenkroor.tje. Trotsch op die ontdekking, toonde Ik die aan onze juf, die er een beetje door getroffen was. Daar de heer dus onbekend wilde blüven. was er, zooals mün nicht opmerkte, niets anders te doen dan naar het dlchtbü zünde politiebureau te gaan en onze vondst aan te geven. De com missaris, die ons ontving, was zeer vriendelük. Hü vroeg ons naar alle omstandigheden, de plaats, het uur van het vinden. Hü noteerde den Inhoud. verzekerde zich, dat er geen enkele aanwüzing was waardoor de eigenaar zou kunnen opgespoord worden en eindigde met mün naam, mün adres en beroep te vragen. „Waarom is dat noodig?" vroeg Francolse verschrikt. „Omdat, als de portefeuille nleV wordF ge reclameerd, mejuffrouw die terug aal ontvan gen." Jfa zei scheen te «Un. i ken leek heerlük. was hü nog. i XVvhg-, trots allee. Al anderen niet hadden. En plots stond weer Maaike’s beeld voor zün geest: blond en ten ger en met grijsgroene oogen als de zee op een zonnigen voorjaarsdag. Haje Teerling sprong op. Zün besluit was genomen Schilder zou hü worden, schilder van enkel levende kleuren. Hü zou naar Amster dam gaan én Maaike aou In de toekomst zün leidende sterre zün. „En morgen is bet Pinksteren" song hü bijna. .Dan gaat de jeugd van Borkum volgens een oud gebruik naar de Steerink-klip. Ik beu je danser bü het voor jaarsfeest, Maaike Wyben.” ,4e weet immers niet ot ik wel wil,” klonk het lachend achter hem. Half verschrokken en half geérgerd wendde Haje Teerling zich om. Maaike stond voor hem. De wind speelde door haar blonde lokken. ..Waar kom Jü vandaan?" vroeg hü barech. Maaike verbleekte. „Dacht je. dat ik Je na- geloopen was? Niets daarvan. Ik zag Je hier boven ritten droomen. Grootvader was gar nalen aan bet vangen daaronder aan het Zuid- strand. En ik ben hem toen gaan helpen. Daar komt grootvader aan met zün schepnet over bet róggepad. Ik ga weer. Goeden dag!” Met kalme bewondering had Haje de verfris- schend* stortzee over zich heen laten gain. Waarachtig, wat was het bevallige meisje schoon in haar toorn! De bliksem sloeg uit haar oogen. Hü lachte. „Maaike.” riep hü toen, „wacht *na, ik heb je Iets te zeggen!" Met reuzen-passen liep bü haar achterna; bet mulle zand stroomde weg onder zün voeten. Haje haalde diep adem, toen hü naar de handen van het meisje greep. Ja. men moet zich toch ergens aan vast grijpen wanneer men niet vertier naar beneden stor ten wlL .Maaike,” rijn stem stekte, „het is goed dat je weet wat ik ga doen. Ik word schilder, in den herfst ga ik naar Amsterdam. Je weet, dat ik daar familie heb. Ik geloot, dat ik ergens toe in staat ben en ik zet nu door. Wil je ver trouwen in mü hebben, Maaike, en op mü wachten Maaike zweeg. Tusschen de hooge duintoppen lag de blin kende blauwe zee. Daarnaar staarde zü. Haar toorn was verdwenen. Toch lagen er nog trot- sche trekken om haar mond. Zü wendde haar gloeiend gelaat naar de rijzige mannengostal- ste. Zü zagen elkander in de oogen De trotache trekken om Maaike’s mond verdwenen. Haje wachtte met kloppend hart op haar antwoord. „Daar komt grootvader aan. Ik moet weg!" Zü rukte rich plotseling los en sprong met groo te passen de duinen af. Haje Teerling bleef verwonderd staan waür hü stond i „Waarom antwoord je mü niet?" riep hü haar achterna. ..Nog niet” riep zü hem lachend van beneden toe. „Wanneer dan «rel?" .Morgen....** klonk het ver.... toen ver dween Maaike uit zün oogen. „Morgen is het Pinksteren!" riep hü luid toen hü weer boven kwam. Van blüdsehap wierp hü zün hoed hoog in de lucht. Toen nam hü zün potlood en schetsboek en begon da Westkaap te teekenen.... De oude Wybe Wyben was op een afstandje blüven staan en bad den hoed de lucht In zien gaan. „Broodlooze kunst!” bromde hü. en toen slenterde hü weg langs het hel-gele zandpad. En toen begon hü te peinzen aooala alleen Wybe dat konover de toekomst van bet ouderloosé Maaike.... «rat moet er van haar worden wanneer mün oude knoken onder het zand rustenWybe wist immers niet welke veirassing hem met Pinksteren wachtte! Hü wierp het schepnet op sün schouders, de gar» nalen sprongen mee in het enge net.... da zon zakte langzaam in de nu roerlooze zee.... nen. Deze schoolmis was hard noodig, want het mishooren op Zondag liet wel te wenschen over wat den eerbied en de aandacht aanging; vooral achter in de kerk. Kapelaan Vroomans nam dit den menschen niet kwalük. want hü meende, dat de mannen niet konden doen, wat ze als jongens niet geleerd hadden. HU ging wei ooit onclsr de Mis achter in de kerk staan om bet praten tegen te gaan, maar bü wilde De zon scheen Juist zoo lekker warm en vlinders zweefden door de lucht, nu en dan elkaar plagend en krijgertje spelend. Maar de pret ging er gauw af. Nog nooit hadden ze zoo’n last van de warmte gehad. De groenten op bet veld riepen luidkeels om «rater en daar de vlinders bang waren, dat ze d|e droge hitte niet zouden overleven, gingen ze de kabouters om hulp vragen. De torenwachter blies natuurlük direct, dat er Iets aan de hand was en spoedig had dit de ooren der kabouterman netjes bereikt. ■w y sn de hand van J. van Wück, priester, V Is bl) de drukkerij H. Bergmans te TU- burg verschenen een levensschets van Petrus Josephus Vroomans, een priester uit het Bossche Bisdom. P. J. Vroomans werd 31 December 1875 ge boren te Helmond; hü is priester gewijd in 1902 en overleed 33 Januari 1933. Tusschen deze data ligt een leven van harden arbeid, gestuwd door zün grooten ondernemingslust.Van hem kan gezegd warden: Consumatus in brevi, explevit tempora multa. De gedachtenis van pastoor Vroomans Is ge bleven aooals sün leven was. Nu nog hoort men in Tilburg vaak over hem praten. ,HU «ras •ne goeie mensch," zeggen ze van hem en dit is Inamdaad de overheersebende. trek van zün Het viel nog niet mee voor die arme vlinders. De kaboutertjes waren allemaal in een boot gestapt om water in hun emmers te scheppen en de vlinders moesten de boot voorttrekken. Het was een lawaai van belang. Soms kwam er vanuit een huis nog een oude kabouter, die ook «rilde meehelpen, en moest er In een heelen optocht kwamen ze aanrennen. De schoenmaker had nog een schoen in «ün bacd, toen ie bü het kasteel aan kwam. de kok dacht er niet meer aan. dat het vleesch heelemaal verbranden zou. de kruidenier van de kabouters had «Un win keltje onbeheerd achtergelaten en zoo kwam de heele bende bü den torenwachter en de vlinders. Ze kregen allemaal een emmer- mertje of gieter en volgden toen de vlinders, die hun den weg zouden «rüaen. Kerk van het H. Hart (parochie Noordhoek te Tilburg)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 7