Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland
n
3Kdw^6aal wui den dag
F 750.-
F 750.-
F 250.-
H
Petrus Josephus
Vroomans
WIT!!
De onbekende Verloofde
DOOR LEMAIRE
8
8
ZATERDAG 30 MEI 1936
Het Londensche verkeer
m
ACHTERSPATBORDEN
miiiiiMiiniHium REIZEN! m**niiiihhihii
vS Pinksterverrassing
de vaart, hü had l
iets in rich wat ---
2
der
in
derd
tn
en
XX)
HOOFDSTUK FV
is dat noodig?" vroeg Francolse
er In geslaagd Londen.'bewoonbaar te houden:
alleen door verbreeding c>r hoofdstraten «al
men er In slagen het ook weer begaanbaar te
maken.
re
en,
len
ate
in
sn
rp
er
or
wonen der H. Mis «n voor het behoud van het
geloof
Voor het behoud van het geloof is een zekere
kennis van dit geloof onontbeerlijk en kape
laan Vroomans begon ook hier weer onderaan.
HU heeft een program opgesteld voor het kate-
chismusonderwijs op de scholen, waardoor dit
concentrisch geregeld werd. In elke klas werd
dezelfde stof behandeld, zoodat men in elke
klas in een jaar tijd den heelen katechismus
doorwerkte, waarbij van jaar tot jaar de stof
werd, uitgebreid.
Petrus Josephus Vroomans, als kapelaan
van de parochie Noordhoek te Tilburg
't Zij verruiming
Reizen is: iets l
et waa een wonderschoone da*. Plechtig
al* zware orgeltonen daverde de torache
golfslag der wijde, blinkende zee op het
de
sel
an
IS.
38
tU
hü
alles.
eft
m-
ind
rer.
■ch
ce
len
ed.
tal
an
de
je hem dan aoo goed gezien?” vroeg
Georges opeens vol belangstelling.
.Zü heeft heelemaal niets geaien." riep
Francolse uit. „Ik ben zeker, dat «ij hem niet
eens zou herkennen, als zij hem ontmoette.”
Daaromtrent ontstond een twist tusschen mijn
nicht en mij. maar tante vond, dat er lang ge
noeg over alt voorval was gesproken en vroeg
aan dokter Renaud boe hij het nieuwe stuk
had gevonden, dat de Comedie Francalae eenlge
dagen te voren ten tooneele had gevoerd.
Parochiekerk van den H. Gerardus Ma-
jella, welke door Piet Vroomans is
gesticht, doch waarvan hij de inzege
ning niet meer heeft mogen beleven
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
een jaar en zes weken, niet waai»
juffrouw Brissot, die goed op de hoogte
je dat hij zoo wanhopig is omdat hij 50 francs
verloren heeft?”
JEr is meer dan die 50 francs antwoordde Ik
bits, .er is ook nog de portefeuille.’’
„En de postzegel I” voegde er de dokter aan
toe.
Oeorges Peral keek mij glimlachend aan zonder
iets te aeggen. Mijn levendigheid amuseerde
hem. maar ik was boos, omdat hU er geen
bijzonder belang in scheen te stellen.
Om hem te plagen vervolgde ik: „O, ik be
grijp best, dat hij te hoog staat voor soon ver
lies; zoo’n elegante, chique en gedistingeerde
heerl"
..Heb
het kwaad geheel en al uitroeien en begon
daarom met de jongens te leeren hoe ze de Mis
moesten bijwonen en probeerde ook ben de
verheven waarde van dit offer te doen begrij
pen. Op deze wijze heeft kapelaan Vroomans,
die van zichzelf wist, dat hij geen groot preek-
1
teven In de gedachten, van allen, die «Un leiding
hebben gehad en die hem hebben gekend. Hij
was een man. die Je iets meegaf voor je per
soonlijk geestelijk leven.
Goede reflec
tor (hoogstens
60 cm boven den
grond) alléén h
niet voldoende:
bovendien moet
uw ochterspet-
bord wit van kleur
zijn, ook overdag!
dot oogt de wet!
verloren en jij belet mij om hem zijn eigendom
terug te geven,” antwoordde ik boos.
„Waar heb je die gevonden?” «vroeg Fran
cois*. die de portefeuille uit mijn handen had
genomen en die om en om draalde.
„Daar, vlak voor mij. op het trottoir."
„Op het trottoir? Hoe weet je dan. dat die
mijnheer haar verloren heeft? Heb je geaien,
dat hij haar heeft laten vallen?"
„Neen. Francolse. maar die mijnheer kwam
juist langs mU heen."
„Dat is nog geen reden, dat die portefeuille
hem toebehoort, ook niet, dat je als een gekkin
hem achterna holt.”
Mijn beweging werd dus als bespottelijk voor
gesteld en daarom Neef ik boos vasthouden
aan mijn opinie. „HU heeft beslist zeker de
portefeuille verloren zonder dat hü het merkte.'
„Misschien beeft een ander haar verloren en
daar hü vlug voortliep, heeft hü het niet ge
zien."
„Als Je mü niet had tegengehouden, had ik
bet hem kunnen vragen.”
„En als die mijnheer niet eerlük was, zou je
de portefeuille aan een schurk in handen heb
ben gegeven,” fluisterde juffrouw Brissot met
haar neusstem.
Daar ik niet het ingeboren wantrouwen van
onze juf bezit, moest ik bekennen, dat ik daar
niet aan gedacht had, maar overtuigd van mijn
scherpzinnigheid hield ik vol. dat mün voorbij
ganger de eigenaar van de portefeuille was.
„Wat gaan wü er mee doen?” vroeg ik bits.
„WU zullen er waarachünlljk wel een aan
wijzing in vinden,” zei Francoise het voorwerp
Reizen is niet: hoofdpifn krijgen
Van het zoeken naar een trein.
Diep wanhopig zitten zuchten
Over 'n spoorboek groot of klein,
Reizen is niet, zenuwachtig
Zitten vragen aan één stuk
Of je route nu wel goed is,
Uitgezocht op puur geluk,
Reizen is niet: angstig heen gaan
Naar een onbekend hotel,
Twijfelachtig staan te kijken:
Doen we t niet? Of doen we t wel?
Reizen is niet: doodmoe dwalen
Door een onbekende stad,
Om dan later nog te hooren
„Heb je dót niet eens gehad.'?"
Reizen.... dat is héél wat anders.
Da’s een feest voor groot en klein.
Reizen moet een stuk ontwikk’Ung,
Reizen moet genieten zijn.
Reizen moet je kracht vernieuwen.
ig van je geest;
leeren kennerv
Waar je nooit nog was geweest.
Reizen is: te durven leven
Ook eens buiten je terrein;
Reizen is: je vrijer voelen.
Ren verfrissching van je brein I
Reizen moet je zonder zorgen,
Dan pas stemt het je tevreé;
Zulke reizen, die genót zijn.
Die verzorgt de V.K.P.!
HRRMAN KRAMRR
dig: die botsing tusschen een jong meisje van
goede familie én een jongen markies, dat vinden
van de portefeuille, doorgeurd van Royal Ori
gan. Die gebeurtenis zou heel zeker een ent-
moeting te weeg brengen; als goed opgevoed
man zou hü er op staan persoonlijk zün wel
doenster te komen bedanken, want als aoo-
danig beschouwde ik mijself. Wü zouden kennis
met elkaar maken, vriendschap sluiten en
dan....
De gedachte aan dien goedigen Georges Peral
kwam neer als een üskoude douche op mün
geestdrift. Ik herinnerde mjj opnieuw rijn
goede hoedanigheden. Ik herhaalde de woor
den van mün tante, ik trachtte mün gemoed
te verwarmen jegens hem, tnaar wat ik ook deed,
zijn kans verminderde zlenderoogen.
Het vooruitzicht op een ^luwelük met hem
deed mü denken aan een vergelijking: een schip
beladen met goud en kostbare stoffen gaat ten
gronde zonder reden, gedurende windstilte, in
een sombere zee.
Ik sprak die vergelijking uit toen ik met mün
neef Michel stond te praten. Hü feliciteerde mü
met mün dichterlüke verbeelding en maakte
gekheid ben opzichte van de onschatbare rijk
dommen. waarmede dat schip: mijn hart of
mün brein volgens keuze, beladen was.
Wü waren zeer bevriend, Michel en ik. aooals
hü altüd sel: gezworen kameraden. HU was een
jaar ouder dan Ik, onze karakters en neigingen
geleken op elkaar. Ik had van hém mün ver
trouweling gemaakt, want hü begreep mtj beter
dan Francolse en ik voelde mü vrijer tegenover
hem. (Wordt vervolgd)
Ook als zielzorger was kapelaan Vroomans
zeer Uverig. Hü had een drukken biechtstoel,
zoowe’- van volwassenen als van kinderen.
Strengheid was hem vreemd en hü wist, dat de
rechtvaardige zeven maal per dag valt. Voor
ons, jongens, die bü hem gingen biechten, bad
hü altüd evenveel aandacht, al kwamen we
op drukke Zaterdagen. Zün goedheid kan blü-
ken uit een klein voorval. Het is eens gebeurd,
dat ik gedurende de katechlstnusles schrikke-
Hjk lastig ben geweest. Meneer Vroomans, die
wel eens driftig kon worden, bad er op een
gegeven oogenblik genoeg van en rammelde
me een» flink door elkaar. Den volgenden Za
terdag voelde ik me verplicht mün onbehoorlük
gedrag te biechten en toen hU me herkende
was de penitentie buitengewoon gering, want
hü vond, dat ik dezen keer „de penitentie al
van to voren gehad had.”
Dergt lüke kleinere voorvallen typeeren den
man en verklaren, waarom hü, die geen groote
talenten had, toch zooveel beeft kunnen doen
voor Ce menschen en van büna iedereen het
vertrouwen had. Men zag ook tegen hem op
en had eerbied voor hem, omdat men wist, hoe
goed en Uverig hü was. Daarom btüft hü voprt-
Mün nicht maakte een minachtend gebaar,
maar ik haastte mü de vragen van den com
missaris te beantwoorden, om een reden, waar
van ik het geheim bewaarde: het mishaagde mü
niet, dat mün markies met den geur van Royal
Origan sigaretten zou weten, onder welken vorm
en naam de Voorzienigheid, die over zün eigen
dom waakte, zich dien dag had geopenbaard.
Dat avontuur leidde mü af van mün huwelüks-
zorgen. Gedurende het diner, waaraan zooals
alle Dinsdagen Oeorges Peral, de dokter en
münheer Servoix deelnamen, spraken wü over
niets anders. Ik beschreef nauwkeurig de por
tefeuille, vooral de aandacht vestigend op het
kroontje boven de initialen. Mün fantasie den
vrijen loop latend, zocht ik alle aristocratische
voornamen op, beginnend met de letter R.
„Roland, Rodoiphe.
..Rodrigues,” opperde Michel.
„Romeo," zei de dokter, „dat is een mooie
laam en die vooral klinkt zeer romantisch.’*
De dokter heeft een manier om iets te zeggen,
lat men nooit weet of hü ernstig spreekt of
Heiligheid maakt.
Ik hernam: „Ik houd niet van Romeo, ik
leb liever Richard of Robert."
„Waarom niet Rigobert?" vroeg de dokter.
Meer dan veronderstellingen maken, konden
wü niet. Daarna had ik het over de wanhoop
van mün onbekende, toen hü rijn verlies con
stateerde en nog meer over zün vreugde als hü
sou vernemen, dat zün eigendom in eerlüke
handen was gevallen, die gereed stonden om
het hem te reetitueeren.
„Wat overdrijf je weer," ari Francoise, „denk
stille strand. De branding lag als een driedub
bele gordel om de kust, helder wit van de
schuimende koppen, die weer verlieper. om dan
opnieuw gevormd te worden. Goudgroen golfde
de zee in oneindige deining, het eeuwige rhyth-
me der tijden
„De regenwolken zün verdreven. Morgen is
het Pinksteren.**
Haje Teerling strekte zün beenen in het war
me duinzand en sprak halfluid deae woorden
voor zich uit.
HU lag, boven op de duinen en aag naar be
neden. nur het heerlüke spel van de golven
die stuk sloegen tegen de hooge golfbrekers.
Sinds zün kindsheid had Haje Teerling geen
lente meer op zün geboorte-eiland gekend. Jaar
in jaar uit «ras hü naar Amsterdam gegaan om
dan vandaar uit naar Groenland te vertrekken.
Groenland vaarders kennen geen lente. Wanneer
de natuur in hun vaderland begint te herleven
en de aarde nieuwe vruchtbaarheid geeft aan
het uitgestrooide zand, dan hebben de schepen
juist de eeuwige Usvelden bereikt. In plaats van
de lachende lente is er een ürige koude, hangt
er een zware mist en jagen de sneeuwstormen.
Weliswaar kent ook het Poolgebied zUn neldere
dagen, wanneer de kolossale Usbergen koud-
glanzend in de üzige seeén langzaam voort-
drüven. IJs en zee zün dan sprookjesachtig in
hun schoonheid. En wanneer men daar gevoel
voor heeft! Doch de meeste Groenlanders zün
menschen van de harde werkelükheid. Zü ba
ten het «n willen walvisacben vangen, an
ders niet. En zü hebben er werkelük reden voor
om het te haten: hoe vaak immers gaat niet
een schip met man en muis ten gronde wan
neer het ijs gaat ft’üven....
Haje Teerling hield van bet koude Noorden.
Vaak nog knaagde het heimwee aan zün ziel,
wanneer hü er aan dacht, dat hü dit jaar en
misschien wel voor altüd thuis moest blüven
Op de laatste reis was hem een ernstig opge
val overkomen. Juist voor de Hlnloopenstraat
had men een walviach gevangen en door onbe
kende oorzaak raakte Haje verward in dc har-
poenlün. HU werd meegetrokken in de üzige
diepte, dreigde zün bezinning te verliezen, toen
kapte men de lün door en als door een wonder
was hü weer boven gekomen en gered. Spoedig
was hü er weer bovenop, doch voor de wal-
vlachvaart. voor zeeman deugde hü nu niet
meer. HU moest nog lachen, wanneer hü dacht
aan den razenden kapitein toen hü vloekte:
„Ben prachtige walviach en een halve lün naar
den bliksem. Ik neem je niet meer mee, je
weet het!”
Nu zat hü op de Konlngadulnen en staarde
naar het Noordwesten. Naast hem lag zün
schetsboek onengeslagen. Elgenlük had hü de
Westkaap, het herkennlngsteeken voor de
schippers, willen teekenen. doch hü was aan
het droomen geraakt en hü bemerkte niet het
rhythmlsche spel bü de golfbrekers. HU had
een merkwaardige liefhebberij voor teekenen
gekregen, gedurende den langen winter. HU
kon toen alles teekenen, vrat hü zag Hü toe
kende wolken, de duinen en de see. meestal
onder een lichtgrüzen hemel, zooals de Dord-
rechtsche schilder Albert Cuyp dat deed, met
wlen hü dweepte en wiens werken hü in Am
sterdam l.ad gezien. HU had Wybe Wyben ge-
teekend, den ouden Groenlandvaarder. zoo na-
tuurlük met zün diepe rimpels en ernstige ge
laatstrekken, dat Maaike, zün nichtje, verwon
derd de handen in elkaar had geslagen: „Dat
ben jü opa. heelemaal van kop tot teen.” De
oude echter bromde wat van slecht betaalde
kunst. Maaike: die naam kwam als vanzelf
telkens weer op Haje’s llpnen. Een mooie naam
Maaike! Dat klonk als de Meizon en jonge
katten. Een fraaie vergelüktng. Haje lachte I
Daar lag hü rich nu te koesteren in de war
me voorjaarszon. Alles was nieuw en wondetlük.
herleefd. De leeuwerikken stegen lUnreeht om
hoog. steeds meer tierelierend tot men ze niet
meer den kon. En als een machtig koor dreun-
hem nog voortleeft in Tilburg, is men elgenlük
toch wat verwonderd, dat nu een boekje over
hem verschenen is; want naast zün goedheid
was zijn eenvoud kenmerkend, waardoor hü
iemano is geweest, die zich nooit op den voor
grond heeft gedrongen. Daarom beeft men er
nooit een vermoeden van gehad,, van welke be-
teekenis kapelaan Vroomans is geweest voor
het katholieke openbare leven van Tilburg.
Eerst ais men het boekje leest, ervaart men
iets van deze groote beteekenis. Van wat op het
oogenblik in Tilburg leeft is büna niets, waarin
kapelaan Vroomans niet de hand heeft gehad.
- En datgene, waaraan hü heeft gewerkt, heeft
hü gezien als een behoefte voor de stad, niet
alleen op dat oogenblik, maar ook voor de toe
komst Men zou kunnen zeggen dat kapelaan
Vroomans de toekomstige ontwikkeling van
Tilburg heeft voorzien en dat hü «Un instel
lingen heeft opgericht niet alleen voor dien
rijd, maar meer nog voor de nooden ven den
toekomrtlgen tüd.
Hü heeft voor de ontwikkeling en emanci
patie der Katholieken van Tilburg veel be
teekenis gehad, maar men zou dit van hem
niet hebben vermoed. ZUn persoon had hü
niet 11. alle opzichten mee. HU was geen ge-
makkelUk spreker en op den preekstoel was
hü geen fraaie figuur. Ik herinner me, dat we
vroeger lederen Zondag naar de Vroegmis gin
gen in de kerk van den Noordhoek, waar
.jneneer Vroomans” niemand noemde hem
ooit anders kapelaan was. Het was nog in
den tüi. dat we zoo dapper waren om vroeg op
te staan en dat in de meeste Tilburgsche ge
zinnen nog de regel gold, dat men Zondags
tweemaal naar de kerk moest Des morgens
naar een stille Mis en dan naar de Hoogmis
Ot naar bet Lof. Büna altüd gingen we met
vader naar de Vroegmis en dan later naar de
Hoogmis Het is voor een jongen geen onver
deeld genoegen een Mis met preek te moeten
büwonea en zeker niet, als de Mis dan nog
büzondei lang duurde. Maar we waren toch
blü, als n»eneer Vroomans de Mis deed en
preekte, want dan deed hü tenminste de Hoog
mis n et. die toch ai lang genoeg duurde vol
gens cns. En niet alleen wü. maar ook de
ouderen dachten er roo over. Niemand luisterde
met onverdeelde aandacht naar een preek van
kapelaan Vroomans. Ook vond men algemeen
dat hü erg veel tüd noodig had voor het lezen
van een Mis. Het duurde wel lang, maar daar
stond tegenover, dat hü zoo eerbiedig was aan
het altaar, dat het iedereen trof. Eerbied in
de kerz was een van zün eigenschappen, die
voortkwam uit z|jn lévend geloof aan het H.
Sacranrent. Dezen eerbied bracht hü over op
anderen als hü Mn bet altaar stond. Maar ook
op andere wüze heeft hij daaraan gewerkt. Een
van zün voornaamste deden is geweest bet in
voeren van de schoolmis in de parochie. Deze
was lederen dag van de week om half acht,
waarbü telkens aan een bepaalde klas van de
school büzondere sbndacht werd besteed. De
jongens kregen daar les in bet mishooren, als
men ót zoo noemen mag. Tüdens de MIs werd
hun gewezen op de beteekenis der handelingen
fn langzamerhand leerden ze aoo de Mis ken-
De Britacbe autoznobiel-industrie blüft rich
voortdurend en krachtig ontwikkelen. Dit is
op atchaelf natuurlük een gunstig verachünsel.
maar het is tevens een symptoom van bet
steeds dichter wordende verkeer, zoowel in de
steden ab op de wegen. Ofschoon de export
van Britsche motorvoertuigen voortdurend toe
neemt, is de groote massa der productie toen
voor het binnenland bestemd.
En dat. binnenland heeft thans reeds meer
verkeer dan bet aonder storing verwerken kan.
Ek werden in Maart 50.877 particuliere auto’s
en tuü’s afgeleverd 2330 meer dan In de
overeenkomstige maand van het vorige jaar.
Het aantal commerdeele voertuigen, dat van
de fabrieken kwam, was ten getale van 11351,
1859 grooter dan In Maart 1935.
Hiertegenover staat dat er elke maand een
aantal oude voertuigen aan het verkeer ont
trokken worden, maar dit weegt niet op tegen
den voortdurenden en sterken aanwas. Doge-
lüks verschünen er honderden en honderden
nieuwe motorvoertuigen op de openbare «regen
Op 31 Maart was het aantal 104.000 grooter
dan op den overeenkomstlgen datum van 1935.
In verhouding tot zün oppervlakte heeft En
geland meer auto’s dan eenig ander land ter
w'aa sMT viT’gedaai\w h57^ ^-j de Vereenlgde Staten niet uitgezon
derd.
Met uitsondering van de afgelegen streken
van Cornwall en. behalve gedurende de zomer
maanden, een groot deel van Wales, Is heel
Engeland van de Schotsche grens tot aan de
Zuidkust als één enkele onmetelüke, fantasti
sche stsd: de hoofdwegen zün als de hoofd-
straien eener stad: er heerscht een onafgebro
ken gerij, over honderden mülen af stands. Op
eiken Zondag heerscht tien, twintig. dertig
mülen rondom Londen een onbeschrüflüke
drukte, in dichte trassen rijden de auto's over
de wegen, ver buiten de stad, en herhaaldelük
komen langdurige verkeersstremmingen voor.
In Ixmden zelf begint de toestand onhoud
baar te worden. Volgens de jongste telling pas
seerden in 12 uren tüds 82.728 voertuigen Hyde
Park Corner d.l. büna 2 per seconde. Aan
Marble Arch werden 60.059 voertuigen geteld,
hetgeen büna 8000 meer was dan twee jaren
geleden.
Ve.-keersdeskundigen beweren dat enkele
cent-ale punten van Parüs een nog omvang
rijke.’ verkeer te verwerken hebben dan Lon
den, maar de FVansche hoofdstad is door haar
de de branding. Duizenden zeevogels sjierpten
bun scherpe geluiden. De bruine en als doar
den winter verroeste stengels van de braam
struik botten weer nieuwe knoppen uit en
kropen langzaam tegen de zanderige duinhel
ling omhoog, tusschen het scherpe helm door
over het krakende mos. Speelsche konüntjcs
stoeiden voor hun holen en buitelden, dat het
een lust was om te zien. Kleurige vogels vlo
gen over hem heen, bruinrood* strepen glans
den in de helle zon. Kleuren! Een honger naar
kleuren overviel Haje Teerling. Dat was het:
z«rart-wtt beviel hem niet. Kleurig was de we
reld in de lente, bont en vol van het bruisende
leven, niet alleen h zwart schip op zün Groen-
landsrels. Een gevoel van verrukking trilde in
hem. De lente en den zomer thuis mee te ma-
hem
Jong i'
nog.
Al
ook
voor I
aanleg hierop veel beter berekend. Zü werd
veriucvwd en op grootache schaal herbouwd in
een 'Üu waarin het verkeer, volgens de huidige
opvattingen, nog bescheiden afmetingen had;
Loeiden dat geen revoluties en geen keizerlüke
dictators gekend neeft, is, «rat de centrale
wüken betreft, in hoofdzaak gebleven zooals
bet een eeuw geleden was.
Het ministerie van Transport heeft een on
derzoek ingesteld naar de vraag de door paar
den getrokken voertuigen uit de hoofdatraten
te bannen, en aldus een snellere afwikkeling
van het verkeer te verzekeren. De resultaten
van dit onderzoek zün nog niet bekend, maar
men vermoedt dat zü onbevredigend zün. Voor
al in de City en in het East End spelen paar
den- cn vrachtwagens en ook bestelwagens nog
een te belangrijke rol dan dat men ze uit de
hoofdetraten zou kunnen weren zonder be
langen. die ontzien moeten worden, ernstig
te bcnadeelen. Bovendien zou door zulk een
maatregel slechts tüdelüke verlichting In den
toestand komen.
Doeltreffender zou het zün de maandelijks
te ve-ieenen auto-licenties te „rantsoeneeren".
Dit is zelfs van meer dan één «Ude voorgesteld,
maar dc automoblel-lndustrie is een te belang
rijke factor in het economische leven des lands
dan dat iets gedaan zou kunnen worden dat
een w tmindering der productie met zich bracht.
Maar het allerdoeltreffendst aou een alge
meen* verbreeding der Londensche hoofdstraten
zün. Men voert aan dat dit milllarden kosten
zou. Maar er zün 1.800.000 werklooeen, die óók
mllliaiden kosten; dit geld kan beter aan kro
nen voor „prockictieven ’arbeid” uitgegeven
worden. Wanneer met die verbreeding thans
niet aangevangen wordt, dan zal men er over
tien jaren toe moeten overgaan, en dan sullen
de koeten waarschünlük pog veel booger zün
dan thatis.
Lonoen heeft steeds gevaar gekropen onbe
woonbaar te worden door da onmetelüke af-
stanrten, en onbegaanbaar door het steeds aan
wassende verkeer. Door de ondergrondsche
spoorwegverbindingen, die In de laatste vijftien
Jaren In alle richtingen verlengd zün, is men
ATT TZ* A T^/’^lkTAT^* °P dlt blad zUn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen |g' 7KfT bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door lg' *7^(T bü een ongeval met
/A I «I rA W tl ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen UVFo verlies vah beide armen, beide beenen ot belde oogen WVe doodeüjken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ER LIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Opeens werd die schaduw onderbroken door
een voorwerp van bruinroods kleur, een porte
feuille, die ik onmlddellük opraapte. Werkelük
een mooie portefeuille, zacht glanzend leer, met
een overslag, waardoor zü gesloten werd. Een
vage geur’van sigaretten, van hetzelfde merk,
dat ik reeds had waargenomen, deed opeens in
mü een overtuiging geboren worden. Ik draaide
mü schlelük om en liep snel in de richting van
den heer, die mü voorbü was gegaan, maar hü
was al ver weg.
„Münheer!" riep ik.
.Maar, Denise, wat mankeert je?” vroeg
Francolse, die mü tegenhield.
„Laat mü km,” riep ik uit.
„Wat beteekent dat?” vroeg Juffrouw Bris
sot geérgerd.
Ik zag. dat de bewuste heer den hoek omsloeg
van een straat en ik «rilde hem achterna
loopen, toen de stevige hand van mijn nicht
mü vastgreep.
„Wat is er toch gebeurd. Denise? Wat bezielt
Je om boo rft&r te doen?*’
JMe mijnbeer ginds beeft zün portefeuille
Mün verbeelding sloeg totaal op hol na dien
gedenkwaardigen dag.
Ik begon met aan da Voorzienigheid een suste
rol toe te kennen in mün scenario. Het «ras
toch mogelük, dat O. L Heer dat avontuur had
toegelaten om meer of minder geheimzinnige
doeleinden.... want bat was toch eigenaar-
openend. „waardoor wü den naam van den
eigenaar te weten komen.”
Ik zou het liefst self de maatregelen geno
men hebben, noodig in bet avontuur, waarvan
ik de heldin was, maar ik moest mij Heerleg
gen bü hetgeen Francois* zou doen. Haar
onderzoek bracht evenwel Weinig qp: 50 fra. in
bankpapier, een postzegel van tien centimes cn
tvree büna kapotte sigaretten.
Geen naam of adres van den llchtzlnnlgen
heer, die zün eigendom maar aoo op straat
liet vallen aonder er naar om to zien, behalve
twee Initialen. R de B, die «dj in het leder ge
graveerd vonden, onder een markleaenkroor.tje.
Trotsch op die ontdekking, toonde Ik die aan
onze juf, die er een beetje door getroffen was.
Daar de heer dus onbekend wilde blüven. was
er, zooals mün nicht opmerkte, niets anders te
doen dan naar het dlchtbü zünde politiebureau
te gaan en onze vondst aan te geven. De com
missaris, die ons ontving, was zeer vriendelük.
Hü vroeg ons naar alle omstandigheden, de
plaats, het uur van het vinden. Hü noteerde
den Inhoud. verzekerde zich, dat er geen
enkele aanwüzing was waardoor de eigenaar
zou kunnen opgespoord worden en eindigde met
mün naam, mün adres en beroep te vragen.
„Waarom is dat noodig?" vroeg Francolse
verschrikt.
„Omdat, als de portefeuille nleV wordF ge
reclameerd, mejuffrouw die terug aal ontvan
gen."
Jfa
zei
scheen te «Un.
i ken leek
heerlük.
was hü nog. i XVvhg-,
trots allee. Al
anderen niet hadden. En plots stond weer
Maaike’s beeld voor zün geest: blond en ten
ger en met grijsgroene oogen als de zee op
een zonnigen voorjaarsdag.
Haje Teerling sprong op. Zün besluit was
genomen Schilder zou hü worden, schilder van
enkel levende kleuren. Hü zou naar Amster
dam gaan én Maaike aou In de toekomst zün
leidende sterre zün.
„En morgen is bet Pinksteren" song hü bijna.
.Dan gaat de jeugd van Borkum volgens een
oud gebruik naar de Steerink-klip. Ik beu je
danser bü het voor jaarsfeest, Maaike Wyben.”
,4e weet immers niet ot ik wel wil,” klonk
het lachend achter hem.
Half verschrokken en half geérgerd wendde
Haje Teerling zich om. Maaike stond voor
hem.
De wind speelde door haar blonde lokken.
..Waar kom Jü vandaan?" vroeg hü barech.
Maaike verbleekte. „Dacht je. dat ik Je na-
geloopen was? Niets daarvan. Ik zag Je hier
boven ritten droomen. Grootvader was gar
nalen aan bet vangen daaronder aan het Zuid-
strand. En ik ben hem toen gaan helpen. Daar
komt grootvader aan met zün schepnet over
bet róggepad. Ik ga weer. Goeden dag!”
Met kalme bewondering had Haje de verfris-
schend* stortzee over zich heen laten gain.
Waarachtig, wat was het bevallige meisje
schoon in haar toorn! De bliksem sloeg uit
haar oogen. Hü lachte.
„Maaike.” riep hü toen, „wacht *na, ik heb
je Iets te zeggen!" Met reuzen-passen liep bü
haar achterna; bet mulle zand stroomde weg
onder zün voeten. Haje haalde diep adem, toen
hü naar de handen van het meisje greep. Ja.
men moet zich toch ergens aan vast grijpen
wanneer men niet vertier naar beneden stor
ten wlL
.Maaike,” rijn stem stekte, „het is goed dat
je weet wat ik ga doen. Ik word schilder, in
den herfst ga ik naar Amsterdam. Je weet, dat
ik daar familie heb. Ik geloot, dat ik ergens
toe in staat ben en ik zet nu door. Wil je ver
trouwen in mü hebben, Maaike, en op mü
wachten
Maaike zweeg.
Tusschen de hooge duintoppen lag de blin
kende blauwe zee. Daarnaar staarde zü. Haar
toorn was verdwenen. Toch lagen er nog trot-
sche trekken om haar mond. Zü wendde haar
gloeiend gelaat naar de rijzige mannengostal-
ste. Zü zagen elkander in de oogen De trotache
trekken om Maaike’s mond verdwenen. Haje
wachtte met kloppend hart op haar antwoord.
„Daar komt grootvader aan. Ik moet weg!"
Zü rukte rich plotseling los en sprong met groo
te passen de duinen af.
Haje Teerling bleef verwonderd staan waür
hü stond i
„Waarom antwoord je mü niet?" riep hü
haar achterna. ..Nog niet” riep zü hem lachend
van beneden toe. „Wanneer dan «rel?"
.Morgen....** klonk het ver.... toen ver
dween Maaike uit zün oogen.
„Morgen is het Pinksteren!" riep hü luid
toen hü weer boven kwam. Van blüdsehap
wierp hü zün hoed hoog in de lucht. Toen nam
hü zün potlood en schetsboek en begon da
Westkaap te teekenen....
De oude Wybe Wyben was op een afstandje
blüven staan en bad den hoed de lucht In
zien gaan.
„Broodlooze kunst!” bromde hü. en toen
slenterde hü weg langs het hel-gele zandpad.
En toen begon hü te peinzen aooala alleen
Wybe dat konover de toekomst van bet
ouderloosé Maaike.... «rat moet er van haar
worden wanneer mün oude knoken onder het
zand rustenWybe wist immers niet welke
veirassing hem met Pinksteren wachtte! Hü
wierp het schepnet op sün schouders, de gar»
nalen sprongen mee in het enge net.... da
zon zakte langzaam in de nu roerlooze zee....
nen. Deze schoolmis was hard noodig, want
het mishooren op Zondag liet wel te wenschen
over wat den eerbied en de aandacht aanging;
vooral achter in de kerk. Kapelaan Vroomans
nam dit den menschen niet kwalük. want hü
meende, dat de mannen niet konden doen, wat
ze als jongens niet geleerd hadden. HU ging
wei ooit onclsr de Mis achter in de kerk staan
om bet praten tegen te gaan, maar bü wilde
De zon scheen Juist zoo lekker warm en vlinders zweefden
door de lucht, nu en dan elkaar plagend en krijgertje spelend.
Maar de pret ging er gauw af. Nog nooit hadden ze zoo’n last
van de warmte gehad. De groenten op bet veld riepen luidkeels
om «rater en daar de vlinders bang waren, dat ze d|e droge
hitte niet zouden overleven, gingen ze de kabouters om hulp
vragen. De torenwachter blies natuurlük direct, dat er Iets aan
de hand was en spoedig had dit de ooren der kabouterman
netjes bereikt.
■w y sn de hand van J. van Wück, priester,
V Is bl) de drukkerij H. Bergmans te TU-
burg verschenen een levensschets van
Petrus Josephus Vroomans, een priester uit het
Bossche Bisdom.
P. J. Vroomans werd 31 December 1875 ge
boren te Helmond; hü is priester gewijd in 1902
en overleed 33 Januari 1933. Tusschen deze data
ligt een leven van harden arbeid, gestuwd door
zün grooten ondernemingslust.Van hem kan
gezegd warden: Consumatus in brevi, explevit
tempora multa.
De gedachtenis van pastoor Vroomans Is ge
bleven aooals sün leven was. Nu nog hoort men
in Tilburg vaak over hem praten. ,HU «ras
•ne goeie mensch," zeggen ze van hem en dit
is Inamdaad de overheersebende. trek van zün
Het viel nog niet mee voor die arme vlinders. De kaboutertjes
waren allemaal in een boot gestapt om water in hun emmers
te scheppen en de vlinders moesten de boot voorttrekken. Het
was een lawaai van belang. Soms kwam er vanuit een huis
nog een oude kabouter, die ook «rilde meehelpen, en moest er
In een heelen optocht kwamen ze aanrennen. De schoenmaker
had nog een schoen in «ün bacd, toen ie bü het kasteel aan
kwam. de kok dacht er niet meer aan. dat het vleesch heelemaal
verbranden zou. de kruidenier van de kabouters had «Un win
keltje onbeheerd achtergelaten en zoo kwam de heele bende bü
den torenwachter en de vlinders. Ze kregen allemaal een emmer-
mertje of gieter en volgden toen de vlinders, die hun den weg
zouden «rüaen.
Kerk van het H. Hart (parochie
Noordhoek te Tilburg)