^CdwïAaal
den dag
wm
Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland
F 750.-
Zwerftocht langs
de Tyne
De onbekende Verloofde
II DOOR LEMAIRE
GROOTE MOGELIJKHEDEN
DINSDAG 2 JUNI 1936
Het slimme
Keesje
j.
hangt van üw remmen afl
a
I
De Engelsche wet heeft
een langen arm
Het verleden herleeft
op schoone wijze
!-
I
l
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ER LUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
ie
i.
een
Jouw
zaak niet,” sprak Mies nu
e.
L
L
i.
I
L
i.
I.
It
5
t
t
1
TT
Julien.”
8
I
zijn
9
l
1
a
(Wordt vervolgd)
vroeg rij my, wat zU
I
1
V
L
k
1
8
btj verlies van een hand,
een
Mag men gezamenlyk
taxi-rit betalen?
p
I-
Het voornaamste werk van Brinkman en den kortelings overleden architect Van
der Vlugt: de bekende fabrieken van Van Nelle te Rotterdam
Hun leve* w bet mwo
•vwnrwwrl kan miuchiwn
morgen al behouden bl|>
ven dank xN uw remmen I
d
i.
i
by levenslange geheele 01
verlies van belde armen.
L
L
n
n
le
!t
A
I
1.
t
l-
J.
X
n
I-
k
I.
L
a
1
'bed
Nu stond er op dat veld een kool, zoo groot, dat geen kabouter
er op had kunnen komen. Ze zouden het nu maar met zijn
allen probeeren. Juist «41de Tuimeltje een blad begieten, toen
een heel akelig beest te voorschijn kwam, binnen uit de kool.
„Wat heb Je hier te' doen, leeiyke watermannen”, zei het beest.
„Meneer de duizend- of liever mllUoen-poot”, begon Tuimeltje
schuchter, „we komen de planten begieten.” „Weg met Jullie”,
bromde het beest en hjj kwam Ineens uit de kool gekropen.
"Daar waren ze eindelijk aan het groentenveld. De mode
kolen waren er het'slechtst aan toe. Ze kreunden en piepten
pm naar van te wmdeu' en de kabouters zouden hen maar het
eerste helpen. Op hun teentjes slopen ze door het veld. Als ae
de boerin in de verte ontdekten, bukten se hun hoofden en
zorgden er voor, dat de menschen hen niet zagen. Ze hadden
het zwaar te verantwoorden, want ze moesten heelenr.aal boven
op de kool krulpen met hun zware emmertjes en Kruimeltje
gleed pardoes van het topje af naar beneden.
De misdadigster werd gesleept voor öen rech
ter, en de traffic commissioners traden als aan
klagers op. ZU werd vrijgesproken. Maar de
Commissarissen, gewapend met de Wet, .gingen
In beroep. Het was bij de behandeling van dit
appèl, dat ik vanmorgen toevallig tegenwoordig
was.
„De groote rechter Du Parcq scheen zelf nooit
geweten te hebben dat ’t strafbaar Is samen
'n taxi te betalen; de eveneens groote rechter
Ooddard deed alsof hy altijd wel zoolets ge
dacht had, en de Lord Chief Justice, van wien
den laatsten tijd beweerd wordt dat hy er aan
denkt ontslag te nemen, scheen al deze boose
voornemens op te geven, en tot de rotsvaste
overtuiging gekomen te zijn, dat *t beroep van
Lord Chief Justice toch wel "n heel mooi be
roep is. En de juffrouw werd tot een nominale
boete veroordeeld. Ik zal dus de taxi voor ons
beiden betalen; betaal JU dan de lunch.”
Zeer oude historische monumen
ten, o.a. overblijfselen uit de
Romeinsche overheersching
Een groote vlsch, die van het lawaai wakker was geworden,
kwam eens met zijn kop boven «tater en hield een praatje tegen
één der kabouters. „Wat is er te doen!” vroeg ie met een ver
baasd gezicht. „Hebben Jullie feest?” „Neen, snoekje", ant
woordde het kaboutertje, „we moeten de groenten wat water
gaan geven.” „Als het anders niks is,” bromde de snoek, „dan
had je me niet wakker hoeven te maken” en hij verdween weer
in de diepte.
l.' ■- S-, v
-» -
worden U geboden door advertentle-reclame In
de rubriek „Omroepers”. Laat die U met ont
glippen. De prijs kan geen bezwaar zijn, want
voor slechts SO cent per regel komt Uw zaken-
Omroeper onder de aandacht van 80.000 ge-
«innen.
schlktheld tot werken door p ’7^0 - MJ een ongeval met p
1de beenen of belde oogen Wk/e doodelljken afloop fciUU»’
rljkadaalder leenen? Ik aal je elke maand twee
kwartjes terug betalen.”
JM'i goed." lachte Pons, en dook In s*n
broekzak. „En boe is het met de rente?”
„Rente betaal Ik niet,” ael Keesje. „Maar
in plaats daarvan aal ik je iets vertellen, dat
je wel te pas zal komen. Luister!”
„Keesje." zei Pons Haspels tegen den klei
nen jongen, toen hy dezen «enige dagen later
op straat ontmoette. „Mies en ik gaan over
twee maanden trouwen en ik aal dus gauw
je zwager zijn. Als dat het geval is, behoef je
me dien rilksdaalder niet terug te betalen en
hier is een andere om hem geselschap te hou
den.”
Maar nu waren wij niet van dezelfde
opinie.... Zooals het geheele huisgezin, beval
hy my het huwelijk met Georges aan. In het
geen ik noemde: een aansl; g op mijn vrijheid
ontwaakten mijn oorlogszuchtige gevoelens, ge
reed om ten strijde te gaan.
Voelende, dat niemand my begreep, hulde ik
mjj in een ondoordringbaar zwijgen en ver
wachtte ik iets, wat, dat wist ik niet. Maar het
zou iets heel gelukkigs, iets zeer belangrijks,
iets onverwachts «Un. Daardoor zou ik erken
nen, «rat my te doen stond, hoedanig mijn
toekomst zou weaen.
Ik wachtte op mijn onbekende.
Helaas, de dagen gingen voorbij zonder dat
hjj zich aanmeldde.... Ik was er heimelijk ver
toornd om en dat te meer, omdat Ik heel goed
wist, dat mijn omgeving de oorzaak raadde van
m}jn zenuwachtigheid. Francolse zei niets, tante
lette op my met een soort van onrust, Juffrouw
Brissot gaf mij steken onder water op een
azijnzuren toon. Michel keek my medelijdend
aan, Georges ook met oogen als van een afge-
ranselden bond «n de dokter kon niet andere
Nadat Mies en Pons een gezellig partijtje
hadden getennist, bracht hij haar naar huis
terug, waar alles nog in diepe duisternis ge
huld was.
.Keesje is nog niet thuis,” merkte Mies op.
„Anders had hjj al alle lichten opgestoken.
Die jongen doet
altijd maar waar
hjj zin in heeft
„Laat mij
eerst even gaan,
om het licht op
te draaien," stel- i
de Pons voor.
terwijl hy met haar naar de huisdeur wandel
de „Het geeft altijd een onprettig gevoel In
een donker leeg huis terug te komen.”
Zij stak den sleutel in de deur en draalde
dien zacht om. Toen de deur open ging, scheen
ze te schrikken en luisterde aandachtlg.
„Wat is er aan de band?" vroeg Fons.
„Ik geloof dat er Iemand binnen is,” fluister
de zy. „Als het Iemand van de familie was.
hadden ze het licht wel aangemaakt.”
Fons bleef kalm, legde s'n hand op haar
arm en luisterde in de hall naar het gesprek,
dat duideiyk hoorbaar was.
„Neen, die niet. Idioot,” gromde een heeeche
stem.
..Deze dan.” antwoordde een ander schor ge
luid. „Schiet op. de menschen kunnen elk
oogenbllk terugkomen."
„Ik zal wel uitkyken.” klonk het terug.
„We hebben die automatische revolver ook
nog!”
Mies keek Pons Haspels eens aan. terwyl ze
in de gang stonden. Hy was niet bleeker ge
worden. dat zag as zelfs in de schemering, en
de hand, die hy op haar arm gelegd had, beef
de niet. Hy was zeer zeker niet bang. Hy
scheen zelfs niet te schrikken.
„Inbrekers." mompelde hy zacht.
,J» We moeten direct naar de politie gaan.”
„Wat?" zei hy scherp. „En die twee ban
dieten alles laten meenemen? Ik denk er niet
aan. Ik ga eens kijken
„Fons!" riep Mies angstig, terwyl ae Mch
aan hem vastklampte. „Je mag het niet doen!
Ze zullen je vermoorden! Je hoorde wat een
hunner van die revolver ael.”
Hy duwde haar zacht ter zijde. „Laat me
maar gaan, lieveling," fluisterde hy ernstig.
„Dat is mannenwerk en.... mannenplicht."
Kalm en vastberaden ging hy het donkere
huis binnen en draalde het licht op.
„Wie is daar?” hoorde ae hem roepen en
trilde van bewondering, toen ae hoorde dat s’n
stem niet beefde. Ja, hy «ras inderdaad een
moedig man.
De stemmen begonnen opnieuw, maar toen
keerde Fons lachend terug.
„De stemmen waren van twee acteurs, die
in het stuk „Inbrekers” speelden. Je hebt aeker
de radio aan laten staan, toen je ultging.
Zeg er maar aan niemand iets van, dat we er
zóó In geloopen zyn.”
„Toch zal ik dat." zei Mies innig. JX zal
aan iedereen vertellen hoe dapper je het don
kere huls bent binnengegaan, toen je dacht dat
er twee Inbrekers waren.”
Ze keek trotach op naar «"n energiek gezicht.
Ja, ae zouden trouwen, aoodra hy haar ten
huweiyk vroeg.
koninkrijk
vervolgde Ik,
.x’S' 1“^ ft’ï;
rulmd uiteriyk: „Dan kun Je met Februari as.
de portefeuille met inhoud gaan halen!”
Wy waren pas einde Maart!
Den volgenden dag was het witte Donder
dag en «ouden wy in den middag verschillende
kerken gaan bezoeken, daarna gingen wy naar
het patronaat om de kinderen, die op vacantie
waren bezig te houden.
Toen wy om zeven uur thuiskwamen, ver
klaarde Julien, onze portier, dat er iemand was
geweest, die naar my gevraagd had.
„Wie kan dat ayn?” vroeg Francolse, die bet
kaartje opnam, dat Julien ons op een blad
toereikte.
Heel verwonderd las ay hardop: ..Markies
Robert de Beaufeu. met oprechte dankbetui
ging.”
„Wat beteekent dat?"
Julien bleef onbeereegiyk staan, wachtende
tot hy ondervraagd zou worden.
„Heeft die heer niets gezegd?" vroeg Fran
colse.
„Pardon mejuffrouw, hy eel, dat de juffrouw
zyn portefeuille heeft gevonden en dat hy ten
hoogste betreurde, dat zy niet thuis was.”
JJe portefeuille!” riep Francolse uit. terwyl
zy my het kaartje overhandigde.
Ik had het al lang begrepen, maar de ont
roering deed my zwUgen. Elndeiyk ael ik:
..Julien, die heer heeft zich vergist of je hebt
hem verkeerd begrepen. Het te niet voor juf
frouw Francolse, dat hy gekomen te.”
„Hy beeft naar juffrouw Martignac ge
vraagd.” antwoordde de portier als een man.
die zich niet kan vergissen.
gehoopt had. Ik vroeg my soms af welke booae
geest my er toe gedrongen had om zoo n ge-
schlkten echtgenoot af te wyzen. Ik voelde er
een vage onrust over, vooral daar myn onbe
kende nog altjjd geen teeken van teven gaf.
Ik begon te denken, dat ik nu de menschelyke
ondankbaarheid leerde kennen. Myn groot
avontuur zou geen gevolgen hebben en daar
moest ik my by neerleggen.
Alvorens er een punt achter te zetten, wilde
ik my overtuigen of de portefeuille aan
eigenaar «ras weergegeven.
.Als wy eens gingen informeeren aan het
politiebureau," stelde ik Francoise voor, toen wy
onze gewone wandeling wilden beginnen.
Zooals ik verwachtte weigerde zy. maar Michel
bood zich galant aan om de boodschap te doen.
Dien avond, toen wy aan tafel gingen, ver
telde hy, dat myn vondst nog niet gereclameerd
was.
Het
vond
..Lord Hewart, Lord Chief Justice, en de groote
en vermaarde Justices Du Parcq en Goddard.
„Voor deze strenge, maar rechtvaardige rech
ters had zich te verantwoorden een dame uit
Ipswich, wier naam my ontschoten te.
„Zy had zich schuldig gemaakt aan een af-
schuweiyk misdryf.
„zy was, met 'n paar vriendinnen, per taxi
naar een danszaal” gegaan
.Hier,” set mijn vriend, zichtbaar opgelucht,
toen do bediende de glazen voor ons neerzette.”
Ik i^m een teug.
„zy en haar vriendinnen," vervolgde ik,
„hadden afgesproken gezamenlyk den prijs der
taxi te betalen, 't Was,’-’ herhaalde ik, ,,‘n taxi,
en geen „express carriage”, dus geen omnibus,
geen char-A-bancs, kortom geen voertuig dat
van de Verkeerscommissarissen vergunning ge
kregen heeft verschillende elk voor zich be-
t^gglUli te ▼ervoeren^
„Wat dus had die verwaten vrouw uit If»-
wich gedaan?
,Zy had een taxicab gebruikt als een „express
carriage’Zy had öen chauffeur, een man van
onbesproken levenswandel, gemaakt tot een
man die, zy 1 dan ook onbewust, de voorwaar
de waaronder hem vergund was een taxicab
te exptoiteeren, schond. De traffic Commis
sioners kwamen er achter. Ik weet niet hoe,
maar ce Engelsche wet heeft een langen arm.
eeaje lag op den grond z*n hutewerk te
maken.
„Ellendige breuken." mompelde hy. en
nam een gemakkeiyker houding aan.
Hy was een jongen van dertien jaar en de
jongste spruit van de familie Elgers, die twee
kinderen had.
„Wat voer Je daar toch uit op den grond?"
vroeg s’n zuster Mleq, die Juist de kamer bin
nen kwam. Er klonk achterdocht in d'r stem
Wat Keesje ook deed, de menschen wantrouw
den hem altyd.
„Sommen,” ael Keesje kortaf.
.Kom dan overeind en ga behooriyk aan
tafel je werk doen.”
Maar Keesje verroerde geen vtn en keek s’n
zus aan met z*n handen onder s’n kin.
Mies drong niet verder aan, ging aan tafel
zitten en keek aandachtlg de papieren in, die
voor haar lagen. Ze was een knap, jong meisje,
de 19 al gepasseerd en biykbaar gekleed om te
gaan tennissen.
„Wat ga Je doen, als je Je huiswerk af hebt?”
vroeg Mies na een poosje. „Vader en moeder
blyven uit dineeren vanavond en Ik zou graag
gaan tennissen. *t Kan jou niet schelen, wel.
om alleen thuis te blyven?”
„Heelemaal niet.” lachte Keesje. „Maar tk
zou graag naar Toontje Banks gaan, als er
toch niemand hier te. jy hebt den huissleutel
en ik kan wel door 't keldergat naar binnen
kruipen?'
„Goed." zei Mies opgelucht.
„Ga je tennissen met Foos Haspels?” vroeg
Keesje.
Z’n zus knikte.
.Ken je van plan met hem te trouwen?"
Mies keek haar broertje verbaasd aan.
„Ga je echt met hem trouwen?" hield Keesje
aan, terwyl hy z’n zuster strak aankeek.
Deze sloeg haar oogen neer.
.Kou?”
.Dat is
streng.
„O. dus, je doet het toch.” zei Keesje weer.
„Neen, ik doe het niet," vervolgde Mies haas
tig, „of liever ik ben neg niet besloten. Het
te een lieve, zachte jongen, maar een beetje
futloos. Enfin, dat begryp jy toch niet. Maar
vertel aan niemand wat tk je gezegd heb.”
„Wel neen.” lachte Keesje, „maar wat scheelt
hem eigenlyk? Vind je hem niet brutaal ge
noeg?”
„Maak toch niet zulke ei gen wy ze opmerkin
gen." foeterde Mies gebelgd.
.Maar zeg. vind Je hem een angstig jochie
of een lafaard?”
Mies dacht een oogenbllk na. „Dat nu niet
precies, maar ik zou toch wel eens willen we
ten wat er eigenlyk in hem zat. Of hy iets
flinks en mannelyks zou doen, als de gelegen
heid zich voordeed.”
Nu dacht ook Keesje even na. „Kun je je
niet in t water laten vallen, als je met hem
gaat roeien of zeilen en dan eens zien of hy
Je te hulp komt?” opperde hy.
,Dat zou nergens toe dienen. Hy weet dat
ik zwem als een vtech." Dit zeggend nam ze
de krant op.
.Ah!” zei ae. meer tot zich-zelf dan tot haar
broertje. .Daar te 't radio-program. Laat ik er
om denken de radio af te zetten als ik wegga,
zoodat ik haar weer niet aan laat staan als
verleden week. Vader was toen geweldig boos.'
Na eenigen tyd legde ze de krant neer. „Ga
nu maar weg, Keesje, dan kan ik al vast alles
nazien.”
Eenige oogenblikken later verliet Keesje het
huis, om zooals hy zei naar s'n vriendje
Toontje Banks te gaan. In werkelijkheid ech
ter wandelde hy den weg op, waar Fons Has
pels vandaan moest komen.
Keesje liep op hem toe.
,Kons,” vroeg hy resoluut, „wil je my een
stad Hexham, die eveneens op een eerbiedwaar
dige historie kan wyzen.
De goedbewaarde stadsmuren, schilderach
tige geveltjes in de bochtige straten en een
kasteel, dat massief en hoog oprijst boven de
wallen, geven aan deze plaats thans nog een
middeleeuwse!) uiteriyk. Bezlenswaardtg te voor
al de kathedraal, welke is opgetrokken op de
historische plaats, waar reeds in de zevende
eeuw door Sint Wilfried, bisschep van York, een
kerk werd gebouwd. Thans ryst hier een Middel-
eeuwsche kerk omhoog, die ons een fraai beeld
geeft van de vroege Engelsche gothiek. De pro
porties der bogen zyn byzonder zuiver en de
zeer sobere ornamentatie doet de lynen der ar
chitectuur nog beter tot haar recht komen.
Men vindt In deze kerk, die toegewUd werd aan
Sint Andreas en in Angllcaansche handen te.
naast andere merkwaardigheden een zeer ouden
bisschopstroon, die van de wyding van vele bis
schoppen en waarschyniyk ook van sommige
koningskroningen getuige is geweest.
Van de oude kerk uit de Saksische periode te
de krypte nog gespaard gebleven, als een zeld
zaam overbiyfsel uit dezen tyd. Op de muren
daarvan vindt men nog duideiyke aanwyzin-
gen voor het feit, dat de steen voor den bouw
dezer krypte werd gehaald uit de bouwvallen der
Romeinsche legerplaats te Corbridge.
De kerk van St. Wilfried werd overigens door
de Noormannen in de negende eeuw ver
woest. In de twaalfde en dertiende eeuw bouw
den de Augustyner Kanunniken de vroeg-go-
thteche kerk, welke thans nog onze bewondering
opwekt.
Vandaag lunchte ik met een vriend, schryft
onze Londensche berichtgever, en toen ik hem
zeide dst ik na afloop van den maaltyd een
bezoek moest afleggen in de buurt van Sulss
Cottage, Hampstead, stelde hy voor:
,X>za^ ons dan samen 'n taxi nemen. Ik moet
óók dien kant uit.”
„Goed,” antwoordde ik.
„We betalen elk de helft dan te het niet
veel duurder dan de bus.”
Deze berekening was wat erg optimistisch,
maar bet was niet daarom dat ik zeide:
„Neen, wy betalen niet eik de helft.”
Pyniyke verbazing van myn vriend.
„Ik betaal de taxi alleen,” zei ik.
Grootmoedige protesten van myn vriend.
„Goed, dan betaal jy de taxi alleen,” stelde
ik voor.
„Maar waarom, >n vredesnaam! Ben Je lid
van een of anderen nieuwen Bond geworden,
of
„Om de eenvoudige reöen dat een taxi geen
„exprtssvoertuig” te
„En dat Ik onder geen omstandigheid, maar
zeker niet als vreemdeling, de wetten des lands
wil schenden. Ik weiger iets te doen wat ten
gevolge zou kunnen hebben, dut ik geworpen
werd in een killen kerker
,,’tls vandaag heel warm voor den tyd van
*t jaar." zei hy bezorgd. „Je hebt toch niet te
lang zonder hoed in de zon geloopen? Wat
voel je? "n Bonzend hoofd? Droge lippen? Laat
ons iets drinkbaars bestellen," vervolgde hy
gemoedelyk, biykbaar hopend een gevaariyke
uitbarsting van xazerny nog ter elfder ure te
voorkomen.
„Hiertegen heb ik geen enkel bezwaar.” ver
klaarde ik. .Alaar ik heb vanmorgen noch zon
der hoed, noch in de zon geloopen. Ik ben ge
weest aan de Strafkamer der King’s Bench.”
,Ja, Juist," suste hy, en bestelde vlug een ver
koelenden drank.
„De grootstli rechters van het
zaten in hun rechterstoelen,”
dan my plagen, toen hy Vrydag daarop zyn
partytje bridge kwam spelen.
„Wel juffrouw Denise, heeft u den geluk
kige ontmoet, tegen wien u opgebotst bent?”
„Waarom zou ik hem ontmoet hebben?” vroeg
ik geprikkeld.
„Waarom? Wel, omdat die markies u een
visite schuldig te. Dat te niet andere dan be
hooriyk!”
„Wie zegt u, dat hy die visite niet zal maken?
U te wel gepresseerd.”
„Ten minste,” hernam hij, „als hy nleï weet,
dat zyn weldoenster een der meest bekoorlijke
jonge meisjes te van de beste Parysche
wereld.... ael u iets....?”
„Niets, ga voort.”
„En, onkundig van zyn gord geluk, zich
tevreden stelt om een beldoning voor de seriyke
vindster aan het politiebureau achter te
laten....**
„Weet u niets meer?” viel ik hem woedend in
de rede.
.Koeveel denkt u, dat hy geven zal? vyf
francs waarschyniyk. Voor 50 francs, een poet-
zegel en de portefeuille, te dat mooi genoeg."
.Komaan, Paul, boud je mond,” protesteerde
Georges boos.
Maar dat gesprek kon myn senuwen niet
bedaren. Ik was ontevreden op rnyzelf en op
al de anderen en die toestand duurde eenige
dagen.
Toen kwam tante my op een mooien morgen
er aan herinneren, dat het tijdstip was gekomen
om een antwoord aan (gorges te geven en voor
den voon. sooate zy
A 17 A D/BATIKTE* °P dlt blad *n®eY01ge de verzekeringsvoorwaarden tegen
/A I .1 .F. /A r>%#| w IN F« ai ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
was alsof een koele wind een toegang
naar het cachot van een gevangene.
R. de B. had niet «yn plichten jegens my ver
zuimd, want hy wist niets van myn bestaan
af.... de een ot andere omstandigheid, mis
schien ernstig, had hem belet «yn eigendom te
gaan opvragen.... och. het menachdom was
toch niet zoo slecht als er soms beweerd
werd....
„Komaan, zy klimt weer op haar stok
paardje!” Michel had myn schitterende oogen
en vroolyken glimlach gezien.
Juffrouw Brlssot, die my ook aankeek, gaf
op haar manter een reden aan van myn opge-
Natuuriyk had hy geiyk. Juffrouw Martignac.
dat te Francoise, de dochter des huizes. De ben
eenvoudig Juffrouw Denies. Het te niet moge
lijk myn teleurstelling te beschrijven, dat tk
dat beaoek gemist had.
„Hoe laat te hy gekomen?" vroeg Ik bevend.
„Ongeveer half vier Juffrouw."
„Zoo.... en hoe zletAiKer uit die heer?”
.Den heel deftige j^br. ’X
„O, daar twyfel tk niet al
Ik wilde myn onderzoek votMgg^ten. maar
Francolse deed my door gebaren begrijpen, dat
ik my bespotteiyk maakte en dat men zulke
dingen niet aan een bediende vraagt.
Voor dien avond moest Ik. my tevreden stellen
met te weten, dat hy gekomen was, dat het hem
speet my niet thuis te hebben getroffen en dat
hy Robert de Beaufeu heette. O, wat een mooie
naam! En hoe betreurde ik bet, dat ik nsmr
het patronaat was gegaan!
.Je was vermoeid, je had niet meer «rillen
uitgaan,” ael ik tot myn nicht, „Waarom geef
je my altyd toe? Je weet toch wel. dat je altyd
geiyk hebt en ik ongeiyk. Waarom luister js
dan naar my?"
„Vandaag had je geen ongeiyk Dentes, wy
waren verplicht naar het patronaat te gaan,
ondanks myn vermoeidheid of liever luiheid.
Het beaoek van dien beer heeft niets te betee-
kenen.”
„Niets te beteekenen?.... Het sou my echter
veel pleister hebben gedaan bedankt te wor
den....”
p. eeds vroeger wijdden wy artikelen aan
M Noord-Engeland en de ryke geschledkun-
dige herinneringen welke daar worden
gevonden. Dat deze laatste zulk een diepen in
druk op den reiziger kunnen maken, te icels
te beschouwen als een gevolg Van het feit, dat
in Engeland oude kerken, kasteelen en andere
historische monumenten meestal goed bewaard
bleven. Maan zeker is dit ook een gevolg van
den rijkdom der historie zelf, waarvan deze
monumenten getuigen.
Zoowel de overblijfselen uit de Sakstech-
christeiyke beschavingsperiode. welke in de
achtste en negende eeuw haar bloeityd beleef
de, als die uit de Middeleeuwen getuigen van
een cultuur, welke door haar sterke vitaliteit
en diep Christeiyk karakter onze bewondering
wekt. En er is geen beter middel, om deze te
leeren begrijpen dan een langdurig verbiyf in
dit land, waardoor men zich een betere voor
stelling van landschap en volksziel uit vroeger
dagen kan vormen. Wie bet rutechen der zee
hoorde op de rotskusten van Holy Island, van
waar men uitziet naar verre kusten, begrijpt
beter de breede geesteiyke perspectieven, welke
zich voor de hier wonende Keltische monniken
en missionarissen ontvouwden, en hen er toe
dreven het geloof te prediken in de beboschte
dalen en op de hooge heidevelden van Noord-
Engeland, waar de wegen zich slingeren over
hooge heuvelkammen en door dalen, waarin de
torens van kerken en kasteelen boven het
eeuwenoude geboomte opryzen, ziet gemakke
iyker den tyd herleven der ridderromantlek.
waarin de wegen onveiliger waren dar» nu, maar
toch ook overal in steden en eenzaam gelegen
kloosters een geloofsleven bloeide, dat in staat
was «heiligen voort te brengen.
Deze gedachten kwamen onlangs opnieuw bij
ons op tydens een zwerftocht langs de Tyne, de
rivier, welfcp de Zuidgrens van Northumber
land vormt. Ook hier liggen zeer oudf histori
sche monumenten. Zelfs uit de periode der Ro
meinsche overheersching zijn nog vele over-
biyfselen te vinden; ik herinner slechts aan
de resten van den muur van Hadrianus, welke
diende ter bewaking en afwering der Schotsche
stammen uit het Noorden. We bezochten dezen
muur tydens de heetste zomerdagen, toen alleen
de straffe Westenwind op de Hooge heuvel
kammen den vermoeiden wandelaar wat afkoe
ling bracht. Nu zagen we het Tynedal terug in
het voorjaar, terwyl het groen uitbotte, in de
kasteeltuinen, overal de anemonen hun witte
sterretjes omhooghieven in het .ridere, biy-
de licht der lentezon en de ruige bosschen der
gaspeldoorn op de hellingen met gele bloesems
waren’ overdekt,
Zoodra men het berookte en onregelmatig be
bouwde myngebied om Newcastle achter zich
heeft gelaten, voert de weg. die aan de zuldzyde
der Tyne naar het Westen loopt, door een
landschap van groote schoonheid. De wandelaar
ziet dan al spoedig naar het Noorden neer op
de torens en kanteelen van het oude, halfver-
vallen Prudhoe Castle, waarachter het heldere
water der Tyne over de met steenen bezaaide
bedding schiet. Daarboven rijen zich als de
vachten eener kudde lammeren de heuvels van
Northumberland, en ver daarachter ziet men
de sneeuw blinken op de toppen der Cheviot
Hills.
Verder wandelende bereikten wy een der
mooiste gedeelten van het Tynedal. Een schil-
derachtige brug over de rivier voert naar het
oude plaatsje Bywell, waar thans' nog alleen
een kasteel en twee vlak by elkaar gelegen ker
ken overgebleven zyn. Deze zijn dicht by de
Tyne, temidden van hoogppgaand oua-.geboom
te, zooals men dit in het Engelsche landschap
zooveel kan aantreffen, gelegen; het geheel
vormt een dier plaatsen waar natuurschoon sa
men met historische overbiyfselen een beeld
vormt, waardoor het verleden op schoone wyze
voor ons herleeft
Geschiedkundigen hebben zich afgevraagd
waarom op deze kleine plaats twee kerken te
vinden zyn. Een oud verhaal wil, dat twee zus
ters, die met elkaar in twist waren geraakt, elk
een eigen kerk lieten bouwen. Wat daarvan ook
waar moge zyn, de kerken liggen daar in het
Tynedal, toegewyd aan St. Petrus en Sint An
dreas. Zij werden in de Middeleeuwen bediend
door de Benedictynen en de Withee ren.
Aan deze kerken zyn zeer oude herinneringen
verbonden. Zoo werd in de Sint Andreas in het
jaar 80 gewyd Egbertus, de twaalfde bisschop
van Lindisfarne of Holy Island.
Het Tynedal Westwaarts volgend komen wy
door een streek waar hoogopgaande beuken en
eiken het door den stroom felbewogen water der
Tyne ’overschaduwen. Een enkele visscher staat
hier, tot aan de heupen in het water, zyn ge
luk te beproeven met de forellenvangst. Hooger-
op wisselen donkere naaldbosschen af met gol
vende weilanden. Na enkele uren loopen ziet
men aan de rechterhand Corbridge liggen, het
oude Corstopitum met de Romeinsche leger
plaats. waarvan reeds vroeger in dit blad een
beschryving werd gegeven. En nog enkele my-
len verder bereikt men de aloude Blsschops-
in myn naam aan hem^zou zeggen, zy scheen
overtuigd te zyn, dat h0 Ja zou zyn.
„Tante Madeleine, zeg hem wat u maar wilt,
alleen niet, dat ik «Ijn aanzoek aanneem.”
„Och, Je weet niet wat Je zegt, myn arm
kind.”
„Lieve hemel, ik weet heel goed wat ik zeg!”
„Maar wat mankeert er dan aan hem?”
„Niets. Maar ik voel nog niets voor een
huweiyk.”
„Inderdaad. Denise, je hebt Je verstand ver
loren."
En zy begon opnieuw de loftrompet te steken
over haar beschermeling. Ik was niet in een
stemming om naar haar te luisteren en Fran
colse was zoo lief voor my in de bres te sprin
gen en haar moeder te doen begrypen, dat men
de menschen niet tegen wil en dank ulthuwe-
lykt, dat Georges wel wat betere vesdtende dan
een weerstrevende vrouw en dat hy wel de
eerste zou zyn om niets van my te «rillen weten
als iAj kon vermoeden, dat er pressie op my
werd uitgeoefend.
‘Myn tante, getroffen door die loglka, gaf zich
gewonnen, maar Michel, aan wien dit onderhoud
werd overgebracht, zei eenvoudig, dat ik idioot
en bespotteiyk was en dat Georges zich gelukkig
moest achten de ramp om met my te trouwen,
ontkomen ta zyn. WIJ hadden over dit onder
werp een heftige discussie, die werd gevolgd
door oneenlgheld gedurende den heelen middag.
De zaak was ten einde, er werd niet meer
met my over Georges Peral gesproken maar
vreemd, myn overwinning had niet in my hei
gelukkige gevoel doen geboren worden, dat ik
‘Wt W?
s’n zak liet verCwynen. JMaar wat ik aeggen
wil, Fons, zou Je ook het huis zyn binnenge
gaan. als Je werkelyk had gedacht dat er in
brekers waren?”
.Dat aal ik Je «rel eens vertellen als we een
maal getrouwd zyn. Voorioopig word je be
dankt voor je hulp,” antwoordde Fons lachend
cn liep vlug door.