^CdwïAaal den dag wm Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland F 750.- Zwerftocht langs de Tyne De onbekende Verloofde II DOOR LEMAIRE GROOTE MOGELIJKHEDEN DINSDAG 2 JUNI 1936 Het slimme Keesje j. hangt van üw remmen afl a I De Engelsche wet heeft een langen arm Het verleden herleeft op schoone wijze !- I l AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ER LUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ie i. een Jouw zaak niet,” sprak Mies nu e. L L i. I L i. I. It 5 t t 1 TT Julien.” 8 I zijn 9 l 1 a (Wordt vervolgd) vroeg rij my, wat zU I 1 V L k 1 8 btj verlies van een hand, een Mag men gezamenlyk taxi-rit betalen? p I- Het voornaamste werk van Brinkman en den kortelings overleden architect Van der Vlugt: de bekende fabrieken van Van Nelle te Rotterdam Hun leve* w bet mwo •vwnrwwrl kan miuchiwn morgen al behouden bl|> ven dank xN uw remmen I d i. i by levenslange geheele 01 verlies van belde armen. L L n n le !t A I 1. t l- J. X n I- k I. L a 1 'bed Nu stond er op dat veld een kool, zoo groot, dat geen kabouter er op had kunnen komen. Ze zouden het nu maar met zijn allen probeeren. Juist «41de Tuimeltje een blad begieten, toen een heel akelig beest te voorschijn kwam, binnen uit de kool. „Wat heb Je hier te' doen, leeiyke watermannen”, zei het beest. „Meneer de duizend- of liever mllUoen-poot”, begon Tuimeltje schuchter, „we komen de planten begieten.” „Weg met Jullie”, bromde het beest en hjj kwam Ineens uit de kool gekropen. "Daar waren ze eindelijk aan het groentenveld. De mode kolen waren er het'slechtst aan toe. Ze kreunden en piepten pm naar van te wmdeu' en de kabouters zouden hen maar het eerste helpen. Op hun teentjes slopen ze door het veld. Als ae de boerin in de verte ontdekten, bukten se hun hoofden en zorgden er voor, dat de menschen hen niet zagen. Ze hadden het zwaar te verantwoorden, want ze moesten heelenr.aal boven op de kool krulpen met hun zware emmertjes en Kruimeltje gleed pardoes van het topje af naar beneden. De misdadigster werd gesleept voor öen rech ter, en de traffic commissioners traden als aan klagers op. ZU werd vrijgesproken. Maar de Commissarissen, gewapend met de Wet, .gingen In beroep. Het was bij de behandeling van dit appèl, dat ik vanmorgen toevallig tegenwoordig was. „De groote rechter Du Parcq scheen zelf nooit geweten te hebben dat ’t strafbaar Is samen 'n taxi te betalen; de eveneens groote rechter Ooddard deed alsof hy altijd wel zoolets ge dacht had, en de Lord Chief Justice, van wien den laatsten tijd beweerd wordt dat hy er aan denkt ontslag te nemen, scheen al deze boose voornemens op te geven, en tot de rotsvaste overtuiging gekomen te zijn, dat *t beroep van Lord Chief Justice toch wel "n heel mooi be roep is. En de juffrouw werd tot een nominale boete veroordeeld. Ik zal dus de taxi voor ons beiden betalen; betaal JU dan de lunch.” Zeer oude historische monumen ten, o.a. overblijfselen uit de Romeinsche overheersching Een groote vlsch, die van het lawaai wakker was geworden, kwam eens met zijn kop boven «tater en hield een praatje tegen één der kabouters. „Wat is er te doen!” vroeg ie met een ver baasd gezicht. „Hebben Jullie feest?” „Neen, snoekje", ant woordde het kaboutertje, „we moeten de groenten wat water gaan geven.” „Als het anders niks is,” bromde de snoek, „dan had je me niet wakker hoeven te maken” en hij verdween weer in de diepte. l.' ■- S-, v -» - worden U geboden door advertentle-reclame In de rubriek „Omroepers”. Laat die U met ont glippen. De prijs kan geen bezwaar zijn, want voor slechts SO cent per regel komt Uw zaken- Omroeper onder de aandacht van 80.000 ge- «innen. schlktheld tot werken door p ’7^0 - MJ een ongeval met p 1de beenen of belde oogen Wk/e doodelljken afloop fciUU»’ rljkadaalder leenen? Ik aal je elke maand twee kwartjes terug betalen.” JM'i goed." lachte Pons, en dook In s*n broekzak. „En boe is het met de rente?” „Rente betaal Ik niet,” ael Keesje. „Maar in plaats daarvan aal ik je iets vertellen, dat je wel te pas zal komen. Luister!” „Keesje." zei Pons Haspels tegen den klei nen jongen, toen hy dezen «enige dagen later op straat ontmoette. „Mies en ik gaan over twee maanden trouwen en ik aal dus gauw je zwager zijn. Als dat het geval is, behoef je me dien rilksdaalder niet terug te betalen en hier is een andere om hem geselschap te hou den.” Maar nu waren wij niet van dezelfde opinie.... Zooals het geheele huisgezin, beval hy my het huwelijk met Georges aan. In het geen ik noemde: een aansl; g op mijn vrijheid ontwaakten mijn oorlogszuchtige gevoelens, ge reed om ten strijde te gaan. Voelende, dat niemand my begreep, hulde ik mjj in een ondoordringbaar zwijgen en ver wachtte ik iets, wat, dat wist ik niet. Maar het zou iets heel gelukkigs, iets zeer belangrijks, iets onverwachts «Un. Daardoor zou ik erken nen, «rat my te doen stond, hoedanig mijn toekomst zou weaen. Ik wachtte op mijn onbekende. Helaas, de dagen gingen voorbij zonder dat hjj zich aanmeldde.... Ik was er heimelijk ver toornd om en dat te meer, omdat Ik heel goed wist, dat mijn omgeving de oorzaak raadde van m}jn zenuwachtigheid. Francolse zei niets, tante lette op my met een soort van onrust, Juffrouw Brissot gaf mij steken onder water op een azijnzuren toon. Michel keek my medelijdend aan, Georges ook met oogen als van een afge- ranselden bond «n de dokter kon niet andere Nadat Mies en Pons een gezellig partijtje hadden getennist, bracht hij haar naar huis terug, waar alles nog in diepe duisternis ge huld was. .Keesje is nog niet thuis,” merkte Mies op. „Anders had hjj al alle lichten opgestoken. Die jongen doet altijd maar waar hjj zin in heeft „Laat mij eerst even gaan, om het licht op te draaien," stel- i de Pons voor. terwijl hy met haar naar de huisdeur wandel de „Het geeft altijd een onprettig gevoel In een donker leeg huis terug te komen.” Zij stak den sleutel in de deur en draalde dien zacht om. Toen de deur open ging, scheen ze te schrikken en luisterde aandachtlg. „Wat is er aan de band?" vroeg Fons. „Ik geloof dat er Iemand binnen is,” fluister de zy. „Als het Iemand van de familie was. hadden ze het licht wel aangemaakt.” Fons bleef kalm, legde s'n hand op haar arm en luisterde in de hall naar het gesprek, dat duideiyk hoorbaar was. „Neen, die niet. Idioot,” gromde een heeeche stem. ..Deze dan.” antwoordde een ander schor ge luid. „Schiet op. de menschen kunnen elk oogenbllk terugkomen." „Ik zal wel uitkyken.” klonk het terug. „We hebben die automatische revolver ook nog!” Mies keek Pons Haspels eens aan. terwyl ze in de gang stonden. Hy was niet bleeker ge worden. dat zag as zelfs in de schemering, en de hand, die hy op haar arm gelegd had, beef de niet. Hy was zeer zeker niet bang. Hy scheen zelfs niet te schrikken. „Inbrekers." mompelde hy zacht. ,J» We moeten direct naar de politie gaan.” „Wat?" zei hy scherp. „En die twee ban dieten alles laten meenemen? Ik denk er niet aan. Ik ga eens kijken „Fons!" riep Mies angstig, terwyl ae Mch aan hem vastklampte. „Je mag het niet doen! Ze zullen je vermoorden! Je hoorde wat een hunner van die revolver ael.” Hy duwde haar zacht ter zijde. „Laat me maar gaan, lieveling," fluisterde hy ernstig. „Dat is mannenwerk en.... mannenplicht." Kalm en vastberaden ging hy het donkere huis binnen en draalde het licht op. „Wie is daar?” hoorde ae hem roepen en trilde van bewondering, toen ae hoorde dat s’n stem niet beefde. Ja, hy «ras inderdaad een moedig man. De stemmen begonnen opnieuw, maar toen keerde Fons lachend terug. „De stemmen waren van twee acteurs, die in het stuk „Inbrekers” speelden. Je hebt aeker de radio aan laten staan, toen je ultging. Zeg er maar aan niemand iets van, dat we er zóó In geloopen zyn.” „Toch zal ik dat." zei Mies innig. JX zal aan iedereen vertellen hoe dapper je het don kere huls bent binnengegaan, toen je dacht dat er twee Inbrekers waren.” Ze keek trotach op naar «"n energiek gezicht. Ja, ae zouden trouwen, aoodra hy haar ten huweiyk vroeg. koninkrijk vervolgde Ik, .x’S' 1“^ ft’ï; rulmd uiteriyk: „Dan kun Je met Februari as. de portefeuille met inhoud gaan halen!” Wy waren pas einde Maart! Den volgenden dag was het witte Donder dag en «ouden wy in den middag verschillende kerken gaan bezoeken, daarna gingen wy naar het patronaat om de kinderen, die op vacantie waren bezig te houden. Toen wy om zeven uur thuiskwamen, ver klaarde Julien, onze portier, dat er iemand was geweest, die naar my gevraagd had. „Wie kan dat ayn?” vroeg Francolse, die bet kaartje opnam, dat Julien ons op een blad toereikte. Heel verwonderd las ay hardop: ..Markies Robert de Beaufeu. met oprechte dankbetui ging.” „Wat beteekent dat?" Julien bleef onbeereegiyk staan, wachtende tot hy ondervraagd zou worden. „Heeft die heer niets gezegd?" vroeg Fran colse. „Pardon mejuffrouw, hy eel, dat de juffrouw zyn portefeuille heeft gevonden en dat hy ten hoogste betreurde, dat zy niet thuis was.” JJe portefeuille!” riep Francolse uit. terwyl zy my het kaartje overhandigde. Ik had het al lang begrepen, maar de ont roering deed my zwUgen. Elndeiyk ael ik: ..Julien, die heer heeft zich vergist of je hebt hem verkeerd begrepen. Het te niet voor juf frouw Francolse, dat hy gekomen te.” „Hy beeft naar juffrouw Martignac ge vraagd.” antwoordde de portier als een man. die zich niet kan vergissen. gehoopt had. Ik vroeg my soms af welke booae geest my er toe gedrongen had om zoo n ge- schlkten echtgenoot af te wyzen. Ik voelde er een vage onrust over, vooral daar myn onbe kende nog altjjd geen teeken van teven gaf. Ik begon te denken, dat ik nu de menschelyke ondankbaarheid leerde kennen. Myn groot avontuur zou geen gevolgen hebben en daar moest ik my by neerleggen. Alvorens er een punt achter te zetten, wilde ik my overtuigen of de portefeuille aan eigenaar «ras weergegeven. .Als wy eens gingen informeeren aan het politiebureau," stelde ik Francoise voor, toen wy onze gewone wandeling wilden beginnen. Zooals ik verwachtte weigerde zy. maar Michel bood zich galant aan om de boodschap te doen. Dien avond, toen wy aan tafel gingen, ver telde hy, dat myn vondst nog niet gereclameerd was. Het vond ..Lord Hewart, Lord Chief Justice, en de groote en vermaarde Justices Du Parcq en Goddard. „Voor deze strenge, maar rechtvaardige rech ters had zich te verantwoorden een dame uit Ipswich, wier naam my ontschoten te. „Zy had zich schuldig gemaakt aan een af- schuweiyk misdryf. „zy was, met 'n paar vriendinnen, per taxi naar een danszaal” gegaan .Hier,” set mijn vriend, zichtbaar opgelucht, toen do bediende de glazen voor ons neerzette.” Ik i^m een teug. „zy en haar vriendinnen," vervolgde ik, „hadden afgesproken gezamenlyk den prijs der taxi te betalen, 't Was,’-’ herhaalde ik, ,,‘n taxi, en geen „express carriage”, dus geen omnibus, geen char-A-bancs, kortom geen voertuig dat van de Verkeerscommissarissen vergunning ge kregen heeft verschillende elk voor zich be- t^gglUli te ▼ervoeren^ „Wat dus had die verwaten vrouw uit If»- wich gedaan? ,Zy had een taxicab gebruikt als een „express carriage’Zy had öen chauffeur, een man van onbesproken levenswandel, gemaakt tot een man die, zy 1 dan ook onbewust, de voorwaar de waaronder hem vergund was een taxicab te exptoiteeren, schond. De traffic Commis sioners kwamen er achter. Ik weet niet hoe, maar ce Engelsche wet heeft een langen arm. eeaje lag op den grond z*n hutewerk te maken. „Ellendige breuken." mompelde hy. en nam een gemakkeiyker houding aan. Hy was een jongen van dertien jaar en de jongste spruit van de familie Elgers, die twee kinderen had. „Wat voer Je daar toch uit op den grond?" vroeg s’n zuster Mleq, die Juist de kamer bin nen kwam. Er klonk achterdocht in d'r stem Wat Keesje ook deed, de menschen wantrouw den hem altyd. „Sommen,” ael Keesje kortaf. .Kom dan overeind en ga behooriyk aan tafel je werk doen.” Maar Keesje verroerde geen vtn en keek s’n zus aan met z*n handen onder s’n kin. Mies drong niet verder aan, ging aan tafel zitten en keek aandachtlg de papieren in, die voor haar lagen. Ze was een knap, jong meisje, de 19 al gepasseerd en biykbaar gekleed om te gaan tennissen. „Wat ga Je doen, als je Je huiswerk af hebt?” vroeg Mies na een poosje. „Vader en moeder blyven uit dineeren vanavond en Ik zou graag gaan tennissen. *t Kan jou niet schelen, wel. om alleen thuis te blyven?” „Heelemaal niet.” lachte Keesje. „Maar tk zou graag naar Toontje Banks gaan, als er toch niemand hier te. jy hebt den huissleutel en ik kan wel door 't keldergat naar binnen kruipen?' „Goed." zei Mies opgelucht. „Ga je tennissen met Foos Haspels?” vroeg Keesje. Z’n zus knikte. .Ken je van plan met hem te trouwen?" Mies keek haar broertje verbaasd aan. „Ga je echt met hem trouwen?" hield Keesje aan, terwyl hy z’n zuster strak aankeek. Deze sloeg haar oogen neer. .Kou?” .Dat is streng. „O. dus, je doet het toch.” zei Keesje weer. „Neen, ik doe het niet," vervolgde Mies haas tig, „of liever ik ben neg niet besloten. Het te een lieve, zachte jongen, maar een beetje futloos. Enfin, dat begryp jy toch niet. Maar vertel aan niemand wat tk je gezegd heb.” „Wel neen.” lachte Keesje, „maar wat scheelt hem eigenlyk? Vind je hem niet brutaal ge noeg?” „Maak toch niet zulke ei gen wy ze opmerkin gen." foeterde Mies gebelgd. .Maar zeg. vind Je hem een angstig jochie of een lafaard?” Mies dacht een oogenbllk na. „Dat nu niet precies, maar ik zou toch wel eens willen we ten wat er eigenlyk in hem zat. Of hy iets flinks en mannelyks zou doen, als de gelegen heid zich voordeed.” Nu dacht ook Keesje even na. „Kun je je niet in t water laten vallen, als je met hem gaat roeien of zeilen en dan eens zien of hy Je te hulp komt?” opperde hy. ,Dat zou nergens toe dienen. Hy weet dat ik zwem als een vtech." Dit zeggend nam ze de krant op. .Ah!” zei ae. meer tot zich-zelf dan tot haar broertje. .Daar te 't radio-program. Laat ik er om denken de radio af te zetten als ik wegga, zoodat ik haar weer niet aan laat staan als verleden week. Vader was toen geweldig boos.' Na eenigen tyd legde ze de krant neer. „Ga nu maar weg, Keesje, dan kan ik al vast alles nazien.” Eenige oogenblikken later verliet Keesje het huis, om zooals hy zei naar s'n vriendje Toontje Banks te gaan. In werkelijkheid ech ter wandelde hy den weg op, waar Fons Has pels vandaan moest komen. Keesje liep op hem toe. ,Kons,” vroeg hy resoluut, „wil je my een stad Hexham, die eveneens op een eerbiedwaar dige historie kan wyzen. De goedbewaarde stadsmuren, schilderach tige geveltjes in de bochtige straten en een kasteel, dat massief en hoog oprijst boven de wallen, geven aan deze plaats thans nog een middeleeuwse!) uiteriyk. Bezlenswaardtg te voor al de kathedraal, welke is opgetrokken op de historische plaats, waar reeds in de zevende eeuw door Sint Wilfried, bisschep van York, een kerk werd gebouwd. Thans ryst hier een Middel- eeuwsche kerk omhoog, die ons een fraai beeld geeft van de vroege Engelsche gothiek. De pro porties der bogen zyn byzonder zuiver en de zeer sobere ornamentatie doet de lynen der ar chitectuur nog beter tot haar recht komen. Men vindt In deze kerk, die toegewUd werd aan Sint Andreas en in Angllcaansche handen te. naast andere merkwaardigheden een zeer ouden bisschopstroon, die van de wyding van vele bis schoppen en waarschyniyk ook van sommige koningskroningen getuige is geweest. Van de oude kerk uit de Saksische periode te de krypte nog gespaard gebleven, als een zeld zaam overbiyfsel uit dezen tyd. Op de muren daarvan vindt men nog duideiyke aanwyzin- gen voor het feit, dat de steen voor den bouw dezer krypte werd gehaald uit de bouwvallen der Romeinsche legerplaats te Corbridge. De kerk van St. Wilfried werd overigens door de Noormannen in de negende eeuw ver woest. In de twaalfde en dertiende eeuw bouw den de Augustyner Kanunniken de vroeg-go- thteche kerk, welke thans nog onze bewondering opwekt. Vandaag lunchte ik met een vriend, schryft onze Londensche berichtgever, en toen ik hem zeide dst ik na afloop van den maaltyd een bezoek moest afleggen in de buurt van Sulss Cottage, Hampstead, stelde hy voor: ,X>za^ ons dan samen 'n taxi nemen. Ik moet óók dien kant uit.” „Goed,” antwoordde ik. „We betalen elk de helft dan te het niet veel duurder dan de bus.” Deze berekening was wat erg optimistisch, maar bet was niet daarom dat ik zeide: „Neen, wy betalen niet eik de helft.” Pyniyke verbazing van myn vriend. „Ik betaal de taxi alleen,” zei ik. Grootmoedige protesten van myn vriend. „Goed, dan betaal jy de taxi alleen,” stelde ik voor. „Maar waarom, >n vredesnaam! Ben Je lid van een of anderen nieuwen Bond geworden, of „Om de eenvoudige reöen dat een taxi geen „exprtssvoertuig” te „En dat Ik onder geen omstandigheid, maar zeker niet als vreemdeling, de wetten des lands wil schenden. Ik weiger iets te doen wat ten gevolge zou kunnen hebben, dut ik geworpen werd in een killen kerker ,,’tls vandaag heel warm voor den tyd van *t jaar." zei hy bezorgd. „Je hebt toch niet te lang zonder hoed in de zon geloopen? Wat voel je? "n Bonzend hoofd? Droge lippen? Laat ons iets drinkbaars bestellen," vervolgde hy gemoedelyk, biykbaar hopend een gevaariyke uitbarsting van xazerny nog ter elfder ure te voorkomen. „Hiertegen heb ik geen enkel bezwaar.” ver klaarde ik. .Alaar ik heb vanmorgen noch zon der hoed, noch in de zon geloopen. Ik ben ge weest aan de Strafkamer der King’s Bench.” ,Ja, Juist," suste hy, en bestelde vlug een ver koelenden drank. „De grootstli rechters van het zaten in hun rechterstoelen,” dan my plagen, toen hy Vrydag daarop zyn partytje bridge kwam spelen. „Wel juffrouw Denise, heeft u den geluk kige ontmoet, tegen wien u opgebotst bent?” „Waarom zou ik hem ontmoet hebben?” vroeg ik geprikkeld. „Waarom? Wel, omdat die markies u een visite schuldig te. Dat te niet andere dan be hooriyk!” „Wie zegt u, dat hy die visite niet zal maken? U te wel gepresseerd.” „Ten minste,” hernam hij, „als hy nleï weet, dat zyn weldoenster een der meest bekoorlijke jonge meisjes te van de beste Parysche wereld.... ael u iets....?” „Niets, ga voort.” „En, onkundig van zyn gord geluk, zich tevreden stelt om een beldoning voor de seriyke vindster aan het politiebureau achter te laten....** „Weet u niets meer?” viel ik hem woedend in de rede. .Koeveel denkt u, dat hy geven zal? vyf francs waarschyniyk. Voor 50 francs, een poet- zegel en de portefeuille, te dat mooi genoeg." .Komaan, Paul, boud je mond,” protesteerde Georges boos. Maar dat gesprek kon myn senuwen niet bedaren. Ik was ontevreden op rnyzelf en op al de anderen en die toestand duurde eenige dagen. Toen kwam tante my op een mooien morgen er aan herinneren, dat het tijdstip was gekomen om een antwoord aan (gorges te geven en voor den voon. sooate zy A 17 A D/BATIKTE* °P dlt blad *n®eY01ge de verzekeringsvoorwaarden tegen /A I .1 .F. /A r>%#| w IN F« ai ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen was alsof een koele wind een toegang naar het cachot van een gevangene. R. de B. had niet «yn plichten jegens my ver zuimd, want hy wist niets van myn bestaan af.... de een ot andere omstandigheid, mis schien ernstig, had hem belet «yn eigendom te gaan opvragen.... och. het menachdom was toch niet zoo slecht als er soms beweerd werd.... „Komaan, zy klimt weer op haar stok paardje!” Michel had myn schitterende oogen en vroolyken glimlach gezien. Juffrouw Brlssot, die my ook aankeek, gaf op haar manter een reden aan van myn opge- Natuuriyk had hy geiyk. Juffrouw Martignac. dat te Francoise, de dochter des huizes. De ben eenvoudig Juffrouw Denies. Het te niet moge lijk myn teleurstelling te beschrijven, dat tk dat beaoek gemist had. „Hoe laat te hy gekomen?" vroeg Ik bevend. „Ongeveer half vier Juffrouw." „Zoo.... en hoe zletAiKer uit die heer?” .Den heel deftige j^br. ’X „O, daar twyfel tk niet al Ik wilde myn onderzoek votMgg^ten. maar Francolse deed my door gebaren begrijpen, dat ik my bespotteiyk maakte en dat men zulke dingen niet aan een bediende vraagt. Voor dien avond moest Ik. my tevreden stellen met te weten, dat hy gekomen was, dat het hem speet my niet thuis te hebben getroffen en dat hy Robert de Beaufeu heette. O, wat een mooie naam! En hoe betreurde ik bet, dat ik nsmr het patronaat was gegaan! .Je was vermoeid, je had niet meer «rillen uitgaan,” ael ik tot myn nicht, „Waarom geef je my altyd toe? Je weet toch wel. dat je altyd geiyk hebt en ik ongeiyk. Waarom luister js dan naar my?" „Vandaag had je geen ongeiyk Dentes, wy waren verplicht naar het patronaat te gaan, ondanks myn vermoeidheid of liever luiheid. Het beaoek van dien beer heeft niets te betee- kenen.” „Niets te beteekenen?.... Het sou my echter veel pleister hebben gedaan bedankt te wor den....” p. eeds vroeger wijdden wy artikelen aan M Noord-Engeland en de ryke geschledkun- dige herinneringen welke daar worden gevonden. Dat deze laatste zulk een diepen in druk op den reiziger kunnen maken, te icels te beschouwen als een gevolg Van het feit, dat in Engeland oude kerken, kasteelen en andere historische monumenten meestal goed bewaard bleven. Maan zeker is dit ook een gevolg van den rijkdom der historie zelf, waarvan deze monumenten getuigen. Zoowel de overblijfselen uit de Sakstech- christeiyke beschavingsperiode. welke in de achtste en negende eeuw haar bloeityd beleef de, als die uit de Middeleeuwen getuigen van een cultuur, welke door haar sterke vitaliteit en diep Christeiyk karakter onze bewondering wekt. En er is geen beter middel, om deze te leeren begrijpen dan een langdurig verbiyf in dit land, waardoor men zich een betere voor stelling van landschap en volksziel uit vroeger dagen kan vormen. Wie bet rutechen der zee hoorde op de rotskusten van Holy Island, van waar men uitziet naar verre kusten, begrijpt beter de breede geesteiyke perspectieven, welke zich voor de hier wonende Keltische monniken en missionarissen ontvouwden, en hen er toe dreven het geloof te prediken in de beboschte dalen en op de hooge heidevelden van Noord- Engeland, waar de wegen zich slingeren over hooge heuvelkammen en door dalen, waarin de torens van kerken en kasteelen boven het eeuwenoude geboomte opryzen, ziet gemakke iyker den tyd herleven der ridderromantlek. waarin de wegen onveiliger waren dar» nu, maar toch ook overal in steden en eenzaam gelegen kloosters een geloofsleven bloeide, dat in staat was «heiligen voort te brengen. Deze gedachten kwamen onlangs opnieuw bij ons op tydens een zwerftocht langs de Tyne, de rivier, welfcp de Zuidgrens van Northumber land vormt. Ook hier liggen zeer oudf histori sche monumenten. Zelfs uit de periode der Ro meinsche overheersching zijn nog vele over- biyfselen te vinden; ik herinner slechts aan de resten van den muur van Hadrianus, welke diende ter bewaking en afwering der Schotsche stammen uit het Noorden. We bezochten dezen muur tydens de heetste zomerdagen, toen alleen de straffe Westenwind op de Hooge heuvel kammen den vermoeiden wandelaar wat afkoe ling bracht. Nu zagen we het Tynedal terug in het voorjaar, terwyl het groen uitbotte, in de kasteeltuinen, overal de anemonen hun witte sterretjes omhooghieven in het .ridere, biy- de licht der lentezon en de ruige bosschen der gaspeldoorn op de hellingen met gele bloesems waren’ overdekt, Zoodra men het berookte en onregelmatig be bouwde myngebied om Newcastle achter zich heeft gelaten, voert de weg. die aan de zuldzyde der Tyne naar het Westen loopt, door een landschap van groote schoonheid. De wandelaar ziet dan al spoedig naar het Noorden neer op de torens en kanteelen van het oude, halfver- vallen Prudhoe Castle, waarachter het heldere water der Tyne over de met steenen bezaaide bedding schiet. Daarboven rijen zich als de vachten eener kudde lammeren de heuvels van Northumberland, en ver daarachter ziet men de sneeuw blinken op de toppen der Cheviot Hills. Verder wandelende bereikten wy een der mooiste gedeelten van het Tynedal. Een schil- derachtige brug over de rivier voert naar het oude plaatsje Bywell, waar thans' nog alleen een kasteel en twee vlak by elkaar gelegen ker ken overgebleven zyn. Deze zijn dicht by de Tyne, temidden van hoogppgaand oua-.geboom te, zooals men dit in het Engelsche landschap zooveel kan aantreffen, gelegen; het geheel vormt een dier plaatsen waar natuurschoon sa men met historische overbiyfselen een beeld vormt, waardoor het verleden op schoone wyze voor ons herleeft Geschiedkundigen hebben zich afgevraagd waarom op deze kleine plaats twee kerken te vinden zyn. Een oud verhaal wil, dat twee zus ters, die met elkaar in twist waren geraakt, elk een eigen kerk lieten bouwen. Wat daarvan ook waar moge zyn, de kerken liggen daar in het Tynedal, toegewyd aan St. Petrus en Sint An dreas. Zij werden in de Middeleeuwen bediend door de Benedictynen en de Withee ren. Aan deze kerken zyn zeer oude herinneringen verbonden. Zoo werd in de Sint Andreas in het jaar 80 gewyd Egbertus, de twaalfde bisschop van Lindisfarne of Holy Island. Het Tynedal Westwaarts volgend komen wy door een streek waar hoogopgaande beuken en eiken het door den stroom felbewogen water der Tyne ’overschaduwen. Een enkele visscher staat hier, tot aan de heupen in het water, zyn ge luk te beproeven met de forellenvangst. Hooger- op wisselen donkere naaldbosschen af met gol vende weilanden. Na enkele uren loopen ziet men aan de rechterhand Corbridge liggen, het oude Corstopitum met de Romeinsche leger plaats. waarvan reeds vroeger in dit blad een beschryving werd gegeven. En nog enkele my- len verder bereikt men de aloude Blsschops- in myn naam aan hem^zou zeggen, zy scheen overtuigd te zyn, dat h0 Ja zou zyn. „Tante Madeleine, zeg hem wat u maar wilt, alleen niet, dat ik «Ijn aanzoek aanneem.” „Och, Je weet niet wat Je zegt, myn arm kind.” „Lieve hemel, ik weet heel goed wat ik zeg!” „Maar wat mankeert er dan aan hem?” „Niets. Maar ik voel nog niets voor een huweiyk.” „Inderdaad. Denise, je hebt Je verstand ver loren." En zy begon opnieuw de loftrompet te steken over haar beschermeling. Ik was niet in een stemming om naar haar te luisteren en Fran colse was zoo lief voor my in de bres te sprin gen en haar moeder te doen begrypen, dat men de menschen niet tegen wil en dank ulthuwe- lykt, dat Georges wel wat betere vesdtende dan een weerstrevende vrouw en dat hy wel de eerste zou zyn om niets van my te «rillen weten als iAj kon vermoeden, dat er pressie op my werd uitgeoefend. ‘Myn tante, getroffen door die loglka, gaf zich gewonnen, maar Michel, aan wien dit onderhoud werd overgebracht, zei eenvoudig, dat ik idioot en bespotteiyk was en dat Georges zich gelukkig moest achten de ramp om met my te trouwen, ontkomen ta zyn. WIJ hadden over dit onder werp een heftige discussie, die werd gevolgd door oneenlgheld gedurende den heelen middag. De zaak was ten einde, er werd niet meer met my over Georges Peral gesproken maar vreemd, myn overwinning had niet in my hei gelukkige gevoel doen geboren worden, dat ik ‘Wt W? s’n zak liet verCwynen. JMaar wat ik aeggen wil, Fons, zou Je ook het huis zyn binnenge gaan. als Je werkelyk had gedacht dat er in brekers waren?” .Dat aal ik Je «rel eens vertellen als we een maal getrouwd zyn. Voorioopig word je be dankt voor je hulp,” antwoordde Fons lachend cn liep vlug door.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 21