i 1 I HET VERHAAL VAN MEESTER PRIEM Zoekt gij betrouwbaar Personeel? Het vliegtuigongeluk bij Schiphol. De beide inzittenden om .het leven gekomen. voor [V EEN PARACHUUT Ö3 Plaats dan een „Omroeper” 80.000 gezinnen I 'l. ar, hg Z~ SfciK |W ÏW z SI 'I' EEN VERWAANDE EZEL I ■flgl p'IIU Tlpllll S CU rnminuis DONDERDAG 4 JUNI 1936 g De onlusten^ in Palestina. Politietroepen bewakgn eep moskee ie Jerusaleln tijdens een bijeenkomst van Arabieren AAN -T SPELEN 4’ f I ,'n Geluk bij 'n ongeluk" wnnnmmiimimmiminniinnimiiiiiiiiiiiiiiininiHiniiunminffliniinmummniiiiiiis UvHUtKUAli 4 juni ijjo Quiiiniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiniiiiiuiiiiiiiniiiiiiiniiniiniiiinimui Hef verongelukte Oostenrijksche sportvliegtuig „Miles Falcon”, dat Woensdagavond bij het landen habij Schiphol neerstortte, waarbij dé beide inzittéTfden om het leven kwamen 1 K -é. X i<... - t- :i kM e 4 11 «mmn1 j j: 1 j I) r-..—I a’k. *e> 1 A X EEN FABELTJE l voor l 1 <p 0 Ceekenlng aangeeft, zachtjes neerdalew s. w f w h< ietsjes hand- x. W f I t De nieuwbenoemde bui geïnstalleerd, waarbij i er na op zoo’n manier er weer uit te zetten en hem zóó hard neer te smijten.” Hij wreef den grooten bult op zijn hoofd. „Waar zou Ik hier wel zijn,” mompelde hU, ,ln leder geval Is het niet veel zaaks.er ligt stof op den grond en.bliksems aan toe. Ik ben in mijn eigen huls!” Ja. hoor! HU was uit zUn bed gerold en ntafcj l HU roek open - arflw genoeg bhjven ste- aa he lii T< ce ee do ge ni w< zw De cnde men gebie I de ink en me tre rin rek beci gro dro mir tot tari E aan bui ledi ven nog tev< voe dan D< vrijs derli Df die van juist zake hU i hero en den all uil la.' ge er br la; eei m< zie OOf V< de i is g oogj D< tief hart die heb kon van Jeuf een: ten mid men de A size won valk voor huw geno is zij De welk n;ii'E zal e verp] kan fcomt De deze te pi Wi n erk kuns enz. roep; Op een goeden nacht droomde baas Priem dat hU gestorven was. HU was op weg naar den hemel en mopperde geducht dat het smalle pad zoo oneindig lang was. HU zou het wel eens tegen St. Petrus vertellen. Eln- delUk bemerkte hU In de verte de hemel poort. Met zUn vuisten trommelde hU op de deur. „Wat is dat voor een manier van doen,” riep hU. „ze hebben niet eens een bel aan de deur; moet Ik dan mijn knokkels kapot trommelen om binnen gelaten te worden?” St. Petrus keek verstoord naar bulten. - „Wie ben JU?" vroeg hU. „Wie Ik ben, wie ik ben,” snauwde mees ter Priem, „wie kent baas Priem nu niet!” „Zoo dus, Priem heet je; ik zal eens Uj- ken jgf je wel binnen mag,” antwoordde 8t. Petrus bedaard en liet het kleine mannetje bulten staan, die geducht stond te moppe ren. „Kom d’r maar In,” zei St. Petrus einde- or ov ir m Uitsl di gr eis reis halv- derei schoenen dragen, waarvan de zool zelfs niet deugt. Heb ik je dat niet anders geleerd. MUn bevelen moeten ópgevolgd worden zoo- als ik ze uitvaardig, verstaan?” .Jawel baas,” antwoordde de leerjongen, „gelUk zult U best hebben dat deze schoen niet deugt. Het is de schoen dien U zelf aan ’t maken Is en die straks, toen U zoo hard weg holde, op den grond gevallen is. Maar een engel uit den hemel zou het U nog niet naar den zin kunnen maken!” Baas Priem holde maar gauw naar een an der om zUn woede te kunnen luchten. - k- Wie heeft zoo’n edel uiterlijk. wie zulk een vollen staart, wiens ooren zijn zoo elegant? Zoo mooi is zelfs geen paard/ „Hou op, hou op, mijn beste man,* zoo zei de os heel fijn, „iemand, die altijd distels eet kan slechts een „ezel" zijn/" PIET BROOS l-: zijn nabUhèid stond, een flinken por in zijn maag kreeg. Nog nooit had hU een knecht langer dan een maand in zUn dienst kun nen houden. Al deden ze ook nog zoo hun best en al werden de schoenen met de méés ts zorgvuldigheid gerepareerd, meester Priem had toch altUd nog wat af te keu ren. Dan waren de steken niet gelUk, dan was de eene schoen langer dan de andere, den eenen keer wm d« hak te hoog en den anderen keer zat het leer niet goed In el kaar. HU schold hen uit voor lulerikken, maar het mooiste van de grap was. dat hU zelf ook bitter weinig uitvoerde. Oeen tien mi nuten achter elkaar kon hU rustig op zUn stoel bhjven zitten, ’s Morgens heel vroeg moest de vrouw soms de kachel aan gaan maken. Nauwe lijks was zU daar mee bezig of meester Priem sprong uit zUn bed en holde op zijn Wi élSWi “1 FOTOREPORTAGE I „Wie is er", zei de ezel trptsch, „zoo Hfngetint van vel, wie is als ik zoo welgevormd en welk dier is zoo snel? ‘k b sS»n Nieuwe dienstbode: „Heere jeetje, alles Kapot! Enfin, nou weet Ik meteen, hoe dat tafelblad naar beneden moet” De eerste paardenmarkt van dit jaar te Delft is Woensdag gehouden, waar van hierboven een aardig snapshot weer steen hangt af takdoek erj de dat moet je dus eerst irgemeester van Ambt-Hardenberg, de heer G. Oprel, Is Woensdag als zoodanig den burgemeester en echtgenoote door de schoolkinderen een zanghulde werd gebracht lU*. ..JU moppert wel veel, maar de kwaal- ste schUn je toch niet te zUn. Voor één ding moet Ik je waarschuwen: je moet je onheb belijke gewoonte laten varen, om overal een aanmerking op te maken, want anders zou het wel eens leelUk met je kunnen afloo- pen.” „Die opmerking had je je kunnen sparen,” antwoordde baas Priem, „Ik weet best wat hoort en wat niet hoort en ik bemerk. God dank, dat hier In den hemel alles vol maakt is.” HU liep met de handen op zUn rug naar binnen en zwierf een beetje door de onme- telUke zalen en gangen van den hemel. HU itOm Iemand eerst binnen te laten en even neusde eens hier, loerde eens achter die deur, schudde eens met zUn hoofd als hU Iets zag wat hU anders gewenscht had, maar mopperen deed hU toch nog niet. Plotseling ontdekte hU echter twee en gelen, die een balk droegen. Het was de balk die Iemand In zUn oog had gehad, ter wijl hU naar de splinters In de oogen van anderen zocht. ZU droegen den balk niet In de lengte, maar overdwars. „Nee maar, dat moet je nou eens bekU- ken,” dacht baas Priem, „heb je ooit zulke onhandige wezens gezien.” Maar ja, hU be rustte er in en dacht aan de waarschuwing van St. Petrus. HU bemerkte trouwens ook gauw genoeg dat ze nergens tegen aan stieten. „Och voor mUn part ook,” meende *hU, ,je kunnen hier doen wat ze wijlen als ze met dien balk nergens tegen aan slooten.” Daar zag hU twee engelen, die water uit een bron In een vat schepten. Het vat zat echter vol gaten. 4 .Bapperement, Is me dat wat of is me ^at niks!” flapte hU er uit. maar gelukkig be dacht hU zich nog net bUtUds, en hU dacht alleen maar: „Wat een ezels, die scheppen een vat vol waar alles weer uit loopt!” Na tuurlijk had hU niet gemerkt, dat de enge len er de aarde mee besproeiden. „Als ze er nu plezier In hebben of het misschien doen uit tijdverdrijf, voor mUn part dan maar weer,” zei hU. Verder liep hU en bemerkte een wagen die In een gat wp ken. „Oeen wonder ook,” zei Priem, „wie laadt er zUn wagen ook zoo onverstandig! Wat heb je d’r eigenftjk in?” „Vrome wenschen,” antwoordde de voer man, „maar Ik kan er niet mee op den rech ten weg kopten.” Daar kwan^pjï twee engelen aan met twee paarden. „EindelUk eens iemand die Iets goeds doet," zei meester Priem, „alleen zUn twee paarden veel te weinig. Er moeten er nog twee bUf Daar kwamen al twee andere engelen met twee paarden. Ze spanden ze achter den wa gen. Toen werd het baas Priem te bar. „Wel alle Joden,” schreeuwde hU, Js er nu ooit iemand zoo dom geweest om paar den achter een wagen te spannen. Ze mee nen hier zeker alles beter te weten en...*” HU wilde nog veel meer zeggen, maar hU werd door een hand achter bU zijn broek gegrepen en met één zwaai den hemel uit gebonjourd. Vlug keek hU nog eens om en zag toen hoe de paarden met vleugels den wagen omhoog voerden. ^le je wel,” schreeuwde hU onder het vallen, „er deugt niks In den hemel. Wie geeft eep paard nu vleugels....” Bons, smakte bU op een harden vloer. „Dat Is gemeen van 8t. Petrus,” schold hU. iag nu op dén grond te spartelen. „Wat een geluk,” riep hU. „dat Ik nog niet werkelijk dood ben. Nu kan Ik tenminste de menschen nog op hun fouten wUzen. Laat Ik maar gauw opstaan, want ze zUn weer met de kachel bezig!” peebee 5;; -a yr eester Priem was maar een nietig nVl kereltje. Behalve zUn kleinheid en ■A’-*- zUn langen neus was er niets bU- zonders aan hem te zieij. behalve dan mis schien zUn altUd beweeglUke oogen, die al les zagen en overal loerden of er niet het een of ander aan te merken was. Op straat zwaaide hU altUd met zUn ar men. zoodat hU de menschen met zUn spit se ellebogen aanstiet en dan gaf hU hun altUd de schuld dat ze niet ujtkeken. HU was schoenmaker van zUn vak en als hU zat te werken trok hU den draad met zoo’n kracht door het leer, dat iemand, die in Onze landgenoot de heer A. J. ven Hengel, die ab inzittende van het Woensdagavond nabij Schiphol ver ongelukte Oostenrijkscne rportvtiegtuig, om hoMeven b gekomen e> Jantje: „Kijk eens Vader, zoo’n oude meneer, die Is nog met 'n hoepel aan ’t spelen." Js dat een manier van doen,” schreeuw de hU dan, „moet je mUn huis in brand steken? Dat is een vuur waar je een heel regiment ossen op kunt braden! Dacht je misschien dat het hout geen geld kost?” Enkele uren erna stonden de dienstmeis jes bU de waschtobbe en dan stond onze schoenmaker er ook met zUn neus bU. scheidend dat ze bang waren om hun han den te gebruiken, totdat een van dfau kwaad werd en hem met een nawn t doek om zUn ooren sloeg. In zUn haast om weg te komen liep hU dan meestal een paar emmers water om, zoodaVMe meisjes dubbel werk hadden om de keukvd schoon te maken en nieuw wa ter te Muen. Dan ging hü weer even zitten om een paar steken te doen Maar een minuut.of vUf er na zag hU werklui met steenen en hout voorbU komen. Er werd dus ergens gebouwd en zoo’n huls zou een gevaar worden voor zUn medeburgers als hU niet eerst gezien had of ze het wel goed deden. Als een haas ging hij er achter aan en riep al van ver, hoe leelUk die^roode zand steen wel was en hoe miserabel de metse laars de steenen in elkaar zetten. Dichterbij gekomen, deugde de cement niet: Ze moes ten er kiezel In doen. Het huis zou anders boven hun hoofden in elkaar vallen. De timmerlui deden het ook al verkeerd. De balken stonden zoo scheef als de toren van Pisa, z^ waren niet goéd geschaafd en niet goed In elkaar geslagen. HU rukte een van de werklieden een hamer uit de hand en wilde het hun voordoen, maar net kwam er een voerman aan met een wagen zand. HU smeet den hamer weg en holde naar de zen toe. „Ben je heelemaal niet góed snik,” schreeuwde meester Priem, „wie spant er nu zulke jonge paarden voor zoo’n zwaar geladen wagen. Ze vallen dlrekt op de plaats dood neer. Ze moesten er joirvoorspannen!" Maar de voerman’ was wijzer dan de schoenmaker en hield zUn mond dicht en baas Priem liep van boosheid s weer naar zUn schoenmakerij terug. Daar begon hU dlrekt tegen zUn kpecht uit te varen, die hem een schoen aanreikte .XeelUke kwajongen,” schold hU, Js dat een schoen repareeren. Wie wil er nu Dit is een aardig spelletje, waarvoor Je niets anders noodlg hebt dan een zakdoek, jS vier kleine touwtjes en een steentje. Om de parachuut te maken, bindt je aan iedere punt van een zakdoek een touwtje. Dan bindt je de vier touwtjes sa men en daaraan bindt je weer e$n stukje steen. De zwaarte van de grootte van' kracht van den wind even probeeren. Om nu de pgrachuut te laten werken, prop je de heele zaak, zakdoek, touwtjes en steen samen tot een bal, dien je zoo boog mogelUk de lucht in gooit. De zakdoek zal zich dan langhaam ontplooien en, zooalsdg

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 14