w o f y Sfe. MB 1. I '-iW Het vliegtuigongeluk bij Schiphol. De beide inzittenden het leven gekomen. om t HET VERHAAL VAN MEESTER PRIEM Ö3 Zoekt gij betrouwbaar Personeel? 8 w iW. Plaats dan een „Omroeper” gezinnen f "f1 EEN PARACHUUT y voor 80.1 V 1 t M y f r i mmI DONDERDAG 4 JUNI 1936 EEN VERWAANDE EZEL AAN 7 SPELEN 74' t V’ «m i a* v w ■1 0 4 y r J- z/n Geluk bij 'n ongeluk" De onlusten in Palestina. Politietroepen bewaken een moskee te Jerusalem tijdens een bijeenkomst van Arabieren Het verongelukte Oostenrijksche sportvliegtuig .Miles Falcon", dat Woensdagavond bij het landen nabij Schiphol neerstortte, waarbij de beide inzittenden om het leven kwamen 4U.' v I ~j FOTOREPORTAGE «D 5 kF I'd V 1 ti KKN FABKLTJK peebee c 4) L ir a j 1 i.i i X I IKMMOMt JMj lag nu op den grond te spartelen. „Wat een geluk.” riep hij, „dat ik nog niet werkelijk dood ben. Nu kan ik tenminste de menschen nog op hun fouten wijzen. Laat ik maar gauw opstaan, want ze zijn weer met de kachel bezig!” „Wie is er", zei de ezel trotsch. ,&oo fijngetint van vel, wie is als ik zoo welgevormd en welk dier is zoo snel? de lan ia i oog I tlel har no te’ vo da re ix gr dr ni to ta T ei schoenen dragen, waarvan de zool zelfs niet deugt. Heb ik je dat niet anders geleerd. Mijn bevelen moeten opgevolgd worden zoo- als ik ze uitvaardig, verstaan?" „Jawel baas,” antwoordde de leerjongen, „gelijk zult U best hebben dat deze schoen niet deugt. Het is de schoen dien U zelf aan ’t maken is en die straks, toen U zoo hard weg holde; op den grond gevallen is. Maar een engel uit den hemel zou het U nog niet naar den zin kunnen maken!” Baas Priem holde maar gauw naar een an der om zijn woede te kunnen luchten. aa bt I« Bi soek open De onde men gebk de n d ir ei m S a die he ko va Jet ter mi de afz wo val voc hu’ D vrtt der) D die van juis zakt hü ben en den H trits d geëi reis halv dere E gene is z Dl welk mun aal verp kan Ee Hom Dt deze ie p W meri kuns ens. roep 3d h >.X 4' De nieuwbenoemde bui geïnstalleerd, waarbij ««star van Ambt-Hard«nberg, d« hear G. Oprel, is Woensdag als zoodanig burgemeester en echtgenoote door de schoolkinderen een zanghulde werd gebracht Op een goeden nacht droomde baas Priem dat hij gestorven was. Hij was op weg naar den hemel en mopperde geducht dat het smalle pad zoo oneindig lang was. Hij zou het wel eens tegen St. Petrus vertellen. Ein delijk bemerkte hij in de verte de hemel poort. Met zijn vuisten trommelde hij op de deur. „Wat is dat voor een manier van doen.” riep hij, „ze hebben niet eens een bel aan de deur; moet ik dan mijn knokkels kapot trommelen om binnen gelaten te worden?” St. Petrus keek verstoord naar buiten. „Wie ben Jij?” vroeg hij. „Wie ik ben, wie ik ben," snauwde mees ter Priem, „wie kent baas Priem nu niet!" „Zoo dus. Priem heet je; ik zal eens kij ken of je wel binnen mag,” antwoordde St. Petrus bedaard en liet het kleine mannetje bulten staan, die geducht stond te moppe ren. „Kom d*r maar in,” zei St. Petrus einde- kwaad werd en hem met een natten hand doek om z^n ooren sloeg. In zijn haast om weg te komen liep hij dan meestal een paar emmers water om, zoodat de meisjes dubbel werk hadden om de keuken schoon te maken en nieuw wa ter te halen. Dan ging hij weer even zitten om een paar steken te doen Maar een minuut of vijf er na zag hij werklui met steenen en hout voorbij komen. Er werd dus ergens gebouwd en zoo’n huls zou een gevaar worden voor zijn medeburgers als hij niet eerst gezien had of ze het wel goed deden. Als een haas ging hij er achter aan en riep al van ver, hoe leelijk die roode zand steen wel was en hoe miserabel de metse laars de steenen in elkaar zetten. Dichterbij gekomen, deugde de cement niet: Ze moes ten er kiezel in doen. Het huls zou andere boven hun hoofden in elkaar vallen. De timmerlui deden het ook al verkeerd. De balken stonden zoo scheef als de toren van Pisa, ze waren niet goed geschaafd en niet goed in elkaar geslagen. Hij rukte een van de werklieden een hamer uit de hand en wilde het hun voordoen, maar net kwam er een voerman aan met een wagen zand. Hij smeet den hamef weg en holde naar de zen toe. „Ben je heelemaal niet goed snik,” schreeuwde meester Priem, „wie spant er nu zulke jonge paarden voor zoo’n zwaar geladen wagen. Ze vallen dlrekt op de plaats dood neer. Ze moesten er jou voorspannen!" Maar de voerman was wijzer dan de schoenmaker en hield zijn mond dicht en baas Priem liep van boosheid weer naar zijn schoenmakerij terug. Daar begon hjj dlrekt tegen zijn knecht uit te varen, die hem een schoen aanreikte ..Leelljke kwajongen," schold hij, ,4s dat een schoen repareeren. Wie wil er nu i, mijn beste man,^ .^el fijn, „iemand, die altijd distels eet kan slechts een „ezel" zijn!" PIKT BROOS „Is dat een manier van doen,” schreeuw de hij dan, „moet je mijn huis in brand steken? Dat is een vuur waar je een heel regiment ossen op kunt braden! Dacht je misschien dat het hout geen geld kost?” Enkele uren erna stonden de dienstmeis jes bij de waschtobbe en dan stond onze schoenmaker er ook met zijn neus bij, scheldend dat ze bang waren om hun han- ,Mou op, hou op, i zoo zei de os heel Jantje: „Kijk eens Vader, zoo’n oude meneer, die is nog met *n hoepel aan ’t spelen.” lijk, „Jij moppert wel veel, maar de kwaal- ste schijn je toch niet te zijn. Voor één ding moet ik je waarschuwen; je moet je onheb belijke gewoonte laten varen, om overal een aanmerking op tp maken, want anders zou het wel eens leelijk met je kunnen afloo- pen.” - „Die opmerking had je je kunnen sparen," antwoordde baas Priem. Jk weet best wat hoort en wat niet hoort en ik bemerk. God dank, dat hier in den hemel alles vol maakt is.” Hij liep met de handen op zijn rug naar binnen en zwierf een beetje door de onme telijke zalen en gangen van den hemel. Hij neusde eens hier, loerde eens achter die deur, schudde eens met zijn hoofd als hij iets zag wat hij anders gewenscht had, maar mopperen deed hij toch nog niet. Plotseling ontdekte hij echter twee en gelen, die een balk droegen. Het was de balk die iemand in zijn oog had gehad, ter wijl hij naar de splinters in de oogen van anderen zocht. Zij droegen den balk niet in de lengte, maar overdwars. „Nee maar, dat moet je nou eens bekij ken,” dacht baas Priem, ,Jieb je ooit zulke onhandige wezens gezien.” Maar ja, hij be rustte er in en dacht aan de waarschuwing van St. Petrus. Hij bemerkte trouwens ook gauw genoeg dat ze nergens tegen aan stieten. „Och voor mijn part ook,” meende hij, ,jte kunnen hier doen wat ze willen als ze met dien balk nergens tegen aan stooten.” Daar zag hij twee engelen, die water uit een bron in een vat schepten. Het vat zat echter vol gaten. .Bapperement, is me dat wat of is me dat niks!” flapte hij er uit. maar gelukkig be dacht hij zich nog net bijtijds, en hij dacht alleen maar: „Wat een ezels, die scheppen een vat vol waar alles weer uit loopt!" Na-1’ Dit is een aardig spelletje, waarvoor je niets anders noodig hebt dan een zakdoek, vier kleine touwtjes en een steentje. Om de parachuut te maken, bindt je aan iedere punt van een zakdoek een touwtje. Dan bindt je de vier touwtjes sa men en daaraan bindt je weer een stukje steen. De zwaarte van den steen hangt af van de grootte van den zakdoek en de kracht van den wind, dat moet jé dus eerst even probeeren. Om nu de parachuut te laten werken, prop je de heele zaak, zakdoek, touwtjes en steen samen tot een bal, dien je zoo hoog mogelijk de lucht in gooit. De zakdoek zal zich dan langzaam ontplooien en zooals de teekening aangeeft, zachtjes neerdalen. tuurlljk had hij niet gemerkt, dat de enge len er de aarde mee besproeiden. „Als ze er nu plezier in hebben of het misschien doen uit tijdverdrijf, voor mijn part dan maar weer,” zei hij. Verder liep hij en bemerkte gauw genoeg een wagen die in een gat was blijven ste ken. „Geen wonder ook,” zei Priem, „wie laadt er zijn wagen ook zoo onverstandig! Wat heb je d’r eigenlijk in?" „Vrome wenschen,” antwoordde de voer man, „maar ik kan er niet mee op den rech ten weg komen.” Dear kwamen twee engelen aan met twee paarden. „Eindelijk eens iemand die iets goeds doet,” zei meester Priem, „alleen zijn twee paarden veel te weinig. Er moeten er nog twee bij!” Daar kwamen al twee andere engelen met twee paarden. Ze spanden ze achter den wa gen. Toen werd het baas Priem te bar. „Wel alle Joden,” schreeuwde hij. Ja er nu ooit iemand zoo dom geweest om paar den achter een wagen te spannen. Ze mee nen hier zeker alles beter te weten en....” Hij wilde nog veel meer zeggen, maar hij werd door een band achter bij zün broek gegrepen en met één zwaai den hemel uit gebonjourd. Vlug keek hij nog eens om en zag toen hoe de paarden met vleugels den wagen omhoog voerden. ,JZie je wel,” schreeuwde hij onder het vallen, „er deugt niks in den hemel. Wie geeft een paard nu vleugels....” Bons, smakte hij op een harden vloer. „Dat is gemeen van 8t. Petrus," schold hij, „om iemand eerst binnen te laten en even er na op zoo’n manier er weer uit te zetten en hem zóó hard neer te smijten.” Hij wreef den grooten bult op zijn voor hoofd. „Waar zou ik hier wel zijn,” mompelde hij, „in ieder geval is het niet veel zaaks.er ligt stof op den grond enbliksems aan toe, ik ben in mijn eigen huis!” Ja. hoor! Hij was uit zijn bed gerold en te W' - Nieuwe dienstbode: „Heere jeetje, alles Kapot! Enfin, nou weet ik meteen, boe dat tafelblad naar beneden moet.” Wie heeft zoo’n edel utterlljk, wie zulk een vollen staart, wiens ooren zijn zoo elegant? Zoo mooi is zelfs geen paard! - - V tr-eester Priem was maar een nietig kereltje. Behalve zijn kleinheid en zyn langen neus was er niets bij zonders aan hem te zien, behalve dan mis schien zijn altijd beweeglijke oogen, die al les zagen en overal loerden of er niet het een of ander aan te merken was. Op straat zwaaide hij altijd met zijn ar men. zoodat hü de menschen met zijn spit- ae ellebogen aanstiet en dan gaf hij hun, den te gebruiken, totdat een van de meisjes altijd de schuld dat ze niet uitkeken. Hij was schoenmaker van zijn vak en als hij zat te werken trok hij den draad met zoo’n kracht door het leer, dat iemand, die in zijn nabijheid stond, een fllnken por in zijn maag kreeg. Nog nooit had hij een knecht langer dan een maand in zijn dienst kun nen houden. Al deden ze ook nog zoo hun best en al werden de schoenen met de mees te t zorgvuldigheid gerepareerd, meester Priem had toch altijd nog wat af te keu- len. Dan waren de steken niet gelijk, dan was de eene schoen langer dan de andere, den eenen keer was de hak te hoog en den anderen keer zat het leer niet goed in el kaar. Hij schold hen uit voor lulerikken, maar het mooiste van de grap was, dat hij zelf ook bitter weinig uitvoerde. Geen tien mi nuten achter elkaar kon hij rustig op zijn atoel blijven zitten. *s Morgens heel- vroeg moest de vrouw soms de kachel aan gaan maken. Nauwe lijks was zij daar mee bezig of meester Priem sprong uit zijn bed en holde op zijn bloote voeten naar de keuken. 1 De eerste paardenmarkt van dit jaar te Delft is Woensdag gehouden, waar van hierboven een aardig snapshot ti. Onze landgenoot de heer A. J. van Hengel, die als inzittende van het Woensdagavond nabij Schiphol ver ongelukte Oostenrijksche sportvliegtuig, om het leven is gekomen 7 '-14 t?.-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 4