Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterkind
H
I
Sïrf uctfiaal <wwi den daj
kruisraadsel woord voor woord
I
tog»
Alceo Dossena, de eeuwige bohémien
T
F 750.-
F 250.-
F 750.-
T
A
I
(I
0
De onbekende Verloofde
ZATERDAG 13 JUNI 1936
T
I
Hoe wordt het weer?
Ariër en niet-Ariër
57
55
56
i
ÏN VERGETELHEID
GESTORVEN
I 'g
Geen verstand van
rekenen
II DOOR LEMAIRE
Van huis uit vioolbouwer, werd hy
slechts by toeval beeldhouwer
en nog wel copiïst
/A I 11 <T*t ZX Igy^l w I w aJ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I UU» verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen vv« doodeUJken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
WJ verüea van een hand,
een voet at een cos
De puzzelaar
I
i
r
niet wtfs
verklaar-
jouw handschrift!
l
u*
hoog
Het klavertje van vier.
f=
i.
manier
t
TT
Heeft haar
(Wordt vervolgd)
ft
Toen de kabouters weer thuis waren en verteld hadden,
welken last ze van den wind hadden ondervonden, vooral de
huisdokter het het beste, dat Tuimeltje en Kruimeltje maar
eens een paar uur gingen slapen, want ze zouden wel erg
moe zijn, zoo kwam het dat ze allebei tegen den morgen nog
naar bed gingen. Maar ze konden niet slapen en ze stoor
den zich weinig aan het bord dat boven hun bed hing.
8 o
ik
ik
den en godinnen, zoo
schiep, barokke vazen
omsluierde nymphen.
genzeglijk „imitatie;
gehalte, dan
IEUCTJ pe.
WOVt-re ’SCAPEM-NI&T
OM T-e. PVATCH.
Toen ze een uur in bed lagen en maar niet konden slapen,
kropen ze er stilletjes uit en gingen eens kijken wat de an
dere kabouters aan het doen waren. Deze liepen druk op de
buitenplaats heen en weer met laddertjes en emmers.” Waar is
dc reis naar toe?" vroeg Tuimeltje lachend. Vandaag naar de
huizen. We moeten de bloembakken op de daken besproeien,”
zeiden ze vroolyk, ga je mee, Tuimeltje?”
„Denlse, je tent niet beleefd geweest jegens
mevr. Peral."
..Pardon, lieve tante. Het is mevrouw Peral,
die niet beleefd jegens mtf was.”
„Dat is te erg...."
«Maar het is de waarheid.
ik eergisteravond bij mijn meisje thuis ge
vonden.
Toen ik hem mijn verscheurde gedicht uit
zijn zak zag halen, en geen revolver, voelde ik
me aanstonds een beetje behaaglijker.
Maar het is niet volledig, ging Frederik
voort. Er ontbreken een paar stukjes aan.
Zie je wel?
HU trok me mee onder een lantaren, en
legde de snippers bij elkaar'op de palm van
zijn hand.
En het is
de hij.
Ik zweeg, met gebogen hoofd, en dacht aan
allerlei toovermiddelen in sprookjesboeken
die de macht hebben, om iemand onzicht
baar te maken.
En nu. ging mijn vriend voort, heb ik
Je maar één ding te verzoeken: dat je geen
gedichten meer aan mijn meisje stuurt. Je zou
er Je tyd mee verknoeien. Ik begrijp het men-
schelyk hart, en heb met je te doen. Probeer
het te vergetenGisteravond heb ik twee
uur verloren, met het uitpluizen en reconstru-
eeren van je gedicht. Luister, of ik de gaten
tgoed gestopt heb. (En hy gaf my een keu
rige lezing van mijn dichterlijke ontboeze
ming). Nu. wat zeg je ervan? Is het knap
gedaan of niet?
De aandoening werd me te machtig
Het is werkelijk schitterend, stamelde ik.
En Bonder hem te groeten, snelde ik een
café binnen, om wat sterks te gaan gebruiken.
ATT TT1 A >C! °P blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen |h' 7^0 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^fl een ongeval met
We lezen in de „Beriynsche Tijdingen":
„Een broederlijk samenwerken tusschen Joden
en Ariërs zou ongetwijfeld het mooiste zijn. Het
zou den arbeid zeer ten goede komen. Want in
derdaad. Joden en Germanen vullen elkaar
prachtig aan! Door niemand hebben wij het
vioolconcert van den Ariër Beethoven roerender
hooren vertolken dan door den Jood Fritz Kreis-
ler. Geen ander volk wist den Ariër Rembrandt
zoo te inspireeren als de kinderen Israels. Welke
anti-semletische geneesheer zou van de resul
taten van de onderzoekingen der Joodsche ge
leerden op medisch gebied geen gebruik weh-
schen te maken? En, om nu een geheel ander
gebied te nemen, zou het den Arischen Sumatra-
tabak-planter gelukt zijn, het Sumatra-dekblad
in de geheele wereld ingevoerd te krijgen, wan
neer er geen Joden geweest waren, die er mee
naar alle windrichtingen op stap gingen?"
(Ned. Chr. Persbureau).
t
nog minder notitie van mi) dan van Lolotte,
die ons had opgespoord en zich zonder com
plimenten op den schoot van onze bezoekster
had neergevleid.
Daar het noodig werd onze fauteuils te ver
plaatsen, om van de schaduw te profiteeren.
nam ik dit waar om stilletjes er van- door te
gaan, ondanks de gefronste wenkbrauwen van
tante. Ik vluchtte naar mijn kamer, waar ik
mijn antwoord aan Robert gereed wilde maken.
Ik had te voren al besloten op een prentbrief
kaart te schrijven, dat was minder gevaarlijk
dan op briefpapier. Maar de keuze van die
kaart was moeilijk.... Na rijp beraad koos ik
een boekje van het kasteel met den dikken
toren In het schaduwrijke park. Dat was een
voudig, vertrouwelijk, meer intiem dan een
artistieke kaart. Als hjj wist, waar ik woonde,
zou hij gemakkelijker aan mij kunnen denken.
Dan maakte ik een kladje.... wat zeg ik:
tten, twaalf kladjes eer ik de volgende regels
schreef:
„Mijnheer, het is in dit kasteel, dat ik uw
brief heb ontvangen. Ik zal u niet zeggen of
ik er blij, gelukkig of verstoord over ben ge
weest. Ik wil u uw illusies laten behouden, uit
vrees, dat de werkelijkheid u minder iriöoi zal
schijnen. U kunt my dus op uw gemak tooien
met alle bekooriykheden, maar, misschien ben
Ik niet jong, niet mooi; misschien ben ik een
dom schepsel, een pop zonder hart en zonder
brein.... Ik wil u echter iets toevertrouwen: ik
geloof aan geheimzinnige verwantschap, ik gè-
kxrf aan de Voorzienigheid en ik kan ook wel
tusschen de regels lessen, D. M.”
Natuuriyk ging Tuimeltje mee. Hy nam direct een laddertje
en spoedig kwam de kabouterschaar by een huis, waar heel
veel mooie bloemen langs de dakgoot groeiden. Maar de
bloempjes waren bedroefd. Ze hadden in langen tijd geen
water meer gehad en de zon was zoo brandend. Hun kopjes
gingen fluisterend tegen elkaar, toen ze de kaboutertjes langs
de daken zagen kruipen en ze waren heel biy met het voor
uitzicht drinken te krygen.
De wereld ziet er ander» uit,
Als 't Zomerweer gaat komen,
Je ziet ’t verschil dan niet alleen
Aan bloemen en aan boomen,
Je ziet het aan de menschen ook,
Je ziet het aan de kleeren,
Je ziet het aan de jongelui.
Die onbezorgd flaneeren;
Je ziet het aan de reisbureaus,
Waarheen zich velen richten,
Je ziet het aan de koffers, en
Je ziet ’t aan de gezichten;
Je ziet het aan de kinderen.
Die nog slechts ijsco’s blieven,
Je ziet dat het weer Zomer is
Vooral ook.... aan de brieven!
Want nu het eenmaal Zomer i»
Zal elk de kans graan pakken,
Op brieven, kaarten en zoo voorts
Slechts Zomerzegels plakken!
Die zien er óók graag Zamersch uit,
Zij gaan de crisis tarten!
Zij brengen troost, zij brengen zon
En Zomer in veel harten!
Plak Zomerzegels wdar ge kunt,
Laat nood en zorg verdwijnen,
Uw brieven mogen nu nog slechts
In Zomerkleed verschijnen!
HERMAN KRAMER
echter een beetje. Ik rekende op hem om myn
onvoorzichtigheid goed te maken. Maar Zater
dagavond, toen hy aankwam, had ik geen ge
legenheid om hem te spreken en moest ik op
den volgenden dag wachten.
Ik had gedacht, dat hy wel de gelegenheid
zou gezocht hebben om voor de Hoogmis met
my te spreken. Maar hy was erg laat opge
staan. zoodat de klok reeds geluld werd, eer
het vrooiyke gezicht van myn neef zich ver
toonde. wy moesten haast maken om op tyd
voor de Mis in de kerk te zyn.
Ik deed myn best om myn ongeduld te be
dwingen en met aandacht te Misgebeden te
volgen. Een mooie preek van mynheer pastoor
over het vertrouwen, dat wy in de H. Voor
zienigheid moeten stellen, wekte my op en myn
onrust bedaarde. Maar toch, ik zou en moest
met Michel spreken.
Onder voorwendsel, hem een prachtige roos
te toonen. die dien morgen pas ontloken was,
troonde ik hem mee naar de rozengaarde.
Daar Michel evenals ik. dol op bloemen was,
had ik geen moeite om hem over te halen.
O, die rozengaarde.... een feeëntuin! De
koningin der bloemen troonde daar in allerlei
kleuren, vormen en geuren. Zy hing In festoe
nen uit een granieten urn, klom langs balu
strades op tot boven In het gewelf, vertoonde
haar pracht In boechjes. in groepen, of enkele
struiken getooid met satynen, parelmoeren,
fluweelen bloemen.lederen keer, dat Ik daar
was, had ik aanvallen van stomme bewonde
ring, die myn nicht deden glimlachen en
juffrouw Brissot de schouders ophalen.
Maar Michel deelde in myn geestdrift, ik
liet hem dus op zyn gemak de bloemen, waar
van hy het meest hield, beschouwen, daarna
gingen wy op de steenen bank zitten, daa>
geplaatst onder de schaduw van treurroeen, die
er een wolk van geur verspreidden.
„Wel?” sel ik, toen ik my verzekerd had.
dat geen nieuwsgierig oor ons kon beluisteren.
„V^l?” herhaalde hy guitig.
„Je hebt een brief van Robert ontvangen."
„Wist je het dan al?”
„Hy heeft er my van verwittigd.”
Hy zweeg en dat beschouwde ik als een
soort verwondering en nu kon Ik my niet meer
Inhouden. „O, beste Michel, als je wist, wat tk
gedaan heb!”
Hy leek te schrikken van mijn angstig ge
zicht en ik ging voort: „Lees eerst den brief,
dien hy my geschreven heeft!.... Wel. wat zeg
Je er van? Ik heb er met niemand over ge
sproken en ik vraag Je eveneens erover te
zwijgen. Vergeet niet, dat je beloofd hebt my te
helpen om myn eigendom te verdedigen."
„Zeker, Denise, dat is afgesproken.”
„Wat zou jy in myn plaats gedaan hebben
na de ontvangst van zoo’n brief? Niets, niet
waar? Je zou hebben gewacht, totdat neeflief
aangekomen was.”
„Inderdaad, dat is zoo!"
„Nu.... ik heb niet gewacht. Michel, ik heb
denzelfden dag geschreven op een kaart van bet
kasteel. En als je wist, wat ik geschreven heb!
Daar lees, dit is het kladje. Je ziet. Ik heb al
mijn paperassen by my."
18
„Hy heeft een mooie toekomst voor zich,”
zei juffrouw Brissot.
Verder genoot hy een uitstekende gezond
heid. Om die goede berichten nog wat aan te
dikken verklaarde zyn moeder een beetje geaf
fecteerd dat de brieven van Georges altyd op
gewekt en vroolyk waren en dat hy niet eerder
bulten zou komen, dan by zyn herfstvacantle,
daar hy nu nog door uitnoodiglngen van be
vriende families in Parüs opgehouden werd.
Ik was biy. dat myn pretendent zoo’n goede
gezondheid genoot, dat toonde aan, dat zyn
liefdesverdriet zyn slaap, noch zyn eetlust had
gestoord. Dat feit stelde my gerust en toch
was ik er een beetje boos om, de brief, dien ik
in myn tasch bewaarde, werd er my dierbaar
der om en om my te wreken op zyn te gezon
den afgewezen minnaar besloot ik onmiddeliyk
er op te antwoorden.
De houding van mevr. Peral te mijnen op
zichte verhaastte myn besluit. Nauweiyks had
zy zich gewaardigd my aan te spreken by de
gewune plichtplegingen, zy glimlachte Fran-
*Xas toe, noemde haar liefje, schotje en nam
oen ik, een jaar of wat geleden, myn
vriend Frederik na geruimen tyd terug
zag, vond ik tem ergens in den donker
sten hoek van een café, terwijl hy al zyn aan
dacht besteedde aan de oplossing van een
prijsraadsel. Thans trof ik hem in een ander
café, met een glas en een nummer van de
„Raadselbode" onder zyn neus.
BW je terug te zien, zeide hy. Loop
vanavond eens even by de familie Jansen aan.
Dan zal Ik je aan myn meisje voorstellen. Ik
ben verloofd met Nelly.
Zoo maakte ik kennis met juffrouw Nelly,
het lieve, blonde schepseltje, dat ik voordien
slechts uit de verte had mogen bewonderen.
En, merkte ik in den loop van den avond
op, toen we allen gezellig by elkaar zaten
amuseer Je je dus nog altijd met raadsels op
te lossen?
Of ik me daarmee amuseer? Hoor nou
eens, Nelly, hy vraagt of ik me amuseer!, riep
Frederik uit.
Ik weet niet of hy zich vroolyk maakte of
woedend was. Kom eens mee, zei hy dan.
kalmer wordend.
Ik volgde tem beschroomd, niet zonder een
veelbeteekenenden blik van Nelly en haar huls-
genooten opgevangen te hebben.
Zie je dit kamertje? Daar bewaren we de
dingen, die we voor ons trouwen opsparen. Het
meublement heb ik gekregen als premie van
de „Vereenlgde Blikgroentenfabrieken’Zie
Je die radio? Eerste prijs in den wedstryd. uit
geschreven door de Coöperatie ,De Gloeilamp".
Die naaimachine heb ik gekregen door de op-
lossing van een dekselslastig kruisraadsel. Die
zilveren pullen waren de eerste prys voor een
korte aanpryzing in dichtmaat van het
„Probate Poetsmiddel”.
Neem me niet kwaïyk, als ik onbescheiden
ben, zei ik, maar kun je alleen maar voor
werpen winnen?
Ik kan je vraag heel goed begrypen. ant
woordde Frederik. Neen, ik win ook veel
geld. Overigens begrijp je wel. dat, als ik toe
vallig nog eens een radio win, of een tweede
opgemerkt om my te negeeren, om
my niet te behoeven aan te spreken? Als zy
denkt, dat zy my daarmede plaagt! zy verveelt
my met haar airs!”
‘„Hoe dan ook,” zei tante Madeleine, „zy zou
Je moeder kunnen zyn.”
„Maar zy is het niet en zal het niet worden,
zelfs niet myn schoonmoeder.”
„Je hebt haar geen lesjes te geven en ik ver
zoek je voortaan correct te zijn tegenover myn
vriendinnen.”
Ota den toorn van tante te bedaren, vloog
ik haar om den hals en wy gingen gearmd naar
het kasteel terug.
HOOFDSTUK IX
Ik sliep dien nacht heel slecht. Myn kaart...
Hoe ik ook myn best deed om er niet aan te
denken, toch zag ik de witte enveloppe ver
dwijnen in die donkere spleet, het leek my het
symbool van myn droom, vernietigd door een
kwaden geest.
Ja, die kaart! Welke boosaardige geest had
my aangezet om die te schryven? Waarom had
ik zoo dom een zaak bedorven, die zoo mooi
marcheerde? Zou myn Robert by het ontvangen
daarvan niet denken, dat Ik Inderdaad dom,
leeiyk en oud was? Waarom moest ik expres
het ideaal beddkven, dat hy van my koesterde?
En als hy toch meende, dat ik Jong en mooi
was, zou hy er dan- niet de listige kunstgre
pen van een coquette in zien? Was het niet een
uitdaging dat geloof in de geesteiyke verwant
schap! O, ik had wat moois begonnen!
gedachte aan Michel vertroostte my
heid van moderne gereedschappen opviel, sagen
wy de zwygende. ongenaakbare heldenfiguren
der Etrusken. de heldengestalten van de klas
sieke oudiieid, fonteinen.met plechtstatige go
als de renaissance ze
A rococo-frieztn, vol yl
poch dit alles was onte-
zy bet ook van beter
■n waaraan vele toeristen
hun lieve geld ple'gen te verdoen.
By den „antlguarlo” waanden wy ons echter
in een der kerken of musea van Htorence
Daar in de via del Ba bul no zagen wy Mlno,
zooals wy hem kenden uit het „battlstero” van
den Florentynschen „duomo” en uit de kapel
van den dom van Fiesole; bewonderden wy
Donatello, zooals wy hem kenden uit Santa
-Alceo Dossena sprak veel. Donatello was
voor tjfm de grootste aller tyden. Over Mlno
da Flesbte was hy minder te spreken, omdat die
veel Jou ter" had gemaakt. Hy moest de zelfde
fouten maken,^m „echt” te kunnen wezen. Als
kunstenaar ginf "hem dat echter aan het hart.
Dossena was geen beeldhouwer in den artis-
tleken zin van pet woord, ook al liet hy mis
schien doorschemeren, dat hy Michelangelo al
leen maar grooter achtte dan zich aelven, om
dat Buonarotti behalve beeldhouwer, ook nog
schilder, «irchitect en dichter was. Alceo Dos
sena was een handwerker, die zyn vak door en
door kende. Hy maakte slechts zelden directe
nabootsingen van wat in kerken en musea te
bewonderen viel, zyn Heiligen en vooral zyn
onvergeiykeiyk schoone Madonna’s uit het
„trecento” en het ..quattrocento” waren origi
neel, docb gehouwen in den styi der meesters
van wie ny eiken handgreep kende. Een tragiek
lag er in het feit, dat het niet in zyn grooten,
rooden Kop met de zwierige, zilveren manen
doordringen wilde, dat degenen wier werk hy
zoo volmaakt^nabootste, dat de beroemdste
kunstkenners het voor echt hielden, de groot-
sten onder de grooten waren, en hy slechts een
coplst, wlen men de eer van een zekere handig
heid, nu :a, grootmoedig toekende.
wy kenden hem nog vol optimisme over den
afloop vin het proces tegen de kunsthande
laars, die schatten verdiend hadden aan het
werk, dat zy hem nauweiyks betaalden. Hy had
een vordering ingediend van.... negentig mD-
lloen. Een uiterst zonderlinge uitspraak van de
Romelnsche rechtbank kende hem geen .sal
do" toe en veroordeelde hem bovendien nog in
de kosten van het geding. Sindsdien hoorde
men niets meer van hem, tot het overigens
„sterk overdreven”, om met Mark Twain te
spreken bericht van zyn dood in de pers cir
culeerde.
Opmerkeiyk is het, dat Alceo Dossena slechts
by toeval beeldhouwer werd, doordat hy een
baantje kreeg by de restauratle-werkzaamhe-
den aan het „palazza communale”, het fraaie
stadhuis van zyn vaderstad Cremona. Van huis
uit was ny vioolbouwer. En ook in dat beroep
had hy moeiiykheden, doordat meermalen een
viool, welke hy vervaardigd had, als een echte
Stradivarius grif verkocht werd.
Goed weer is te wachten:
van een schoon avondrood;
als de hoornen der maan scherp zyn;
als er 's morgens vroeg dauw en ryp is;
als de raven in de lucht spelen;
als de wilde duiven zich sterk laten hooren;
als de uilen ’s nachts ongewoon hard schreeu
wen;
als de vleermuizen', by menigte vliegen;
als de muggen by het ondergaan der zon in
de lucht spelen;
als de leeuwerlkken en de zwaluwen
vliegen;
als de katten haar pooten likken.
Onweer en regen komt er:
als de ezels zich wryven, balken en springen;
als de paarden den kop schudden;
als de runderen zich schuren;
als de mollen zeer ijverig graven;
als de pauwen des nachts dlkwyis roepen.
Wie kent er nog meer teekenen?
a loeo Dossena dood! Nog geen zestig jaren
ZX oud, was hy gestorven op zyn villa by
Milaan. Eki hy was gestorven, zooals in
de wereldstad byna alle menschen sterven.
Niemand wist er iets van. Niemand bekommer
de zich er om. Hy maakte zyn laatsten tocht
naar het „Clmltero Monumentale", het gewel
dige kerkhof van Lombardië's hoofdstad, en
bet leven ging zyn gewonen gang. De kranten
ontdekten pas dagen later, dat hy iemand was
geweest „waar cople in zit,”
Alleen degenen die hem persoonlijk kenden,
boorden even vreemd op. Dossena, de geboren
Cremonees die in den loop der jaren zoo zeer
Romein geworden was, dat hy zich uitgaf voor
„Trastevermo” en die kon opsnyden dat hy
Romano dl quattro generazlonl" was, gestor
ven als Meneghln”? Dossena, de eeuwige „bo
hémien”, die van rekenen geen verstand had
en die gezegend was met den dorst van een
„vetturino", gestorven als eigenaar van een
villa?
Het kón niet waar zyn! En het was dan ook
niet waar. Alceo Dossena lééft. Hy leeft, niet
in bet Oost-Gothlsche barbarendom van Mi
laan, een .Romein van vier generaties” tiet
dat nu eenmaal zoo! doch In de Eeuwige
Stad waar hy den .Rrascatl” vereeren biyft
als een huurkoetsier uit de pittoreske volks
buurt „aan gene zyde van den Tiber.”
Alceo Dossena! Wie herinnert zich zyner
nog? Het is dan ook al een jaar of acht ge
leden dat by eenlge maanden lang beroemd
was, dat zyn naam klank had in de Oude en
in de Nieuwe Wereld, dat de wereldpers ko
lommen aan hem wydde en dat zyn portret op
de eerste pagina der boulevaard-bladen stond.
Het is eer. Jaar of vyf geleden dat hy nog even
opdook uit de onbekendheid, welke zich weer
boven zyn hoofd gesloten had, zooals water zich
sluit boven het hoofd van een 'drenkeling. Hy
voerde e«jn geruchtmakend proces, doch ver
loor. Daarna hoorde men niets meer van Al
ceo Dossena tot hy stierf.
In de jaren 1927 en 1928 bestond er een
groote onrust in den internationalen kunst
handel. Amerika werd als het ware overstroomd
met de Kostbaarste scheppingen der zoo rtjke
Italiaansche kunst uit de dertiende, veertiende
en vyftlende eeuw. Een museum in Philadelphia
kocht in enkele maanden een geweldige ver
zameling by elkaar. Een museum te Boston
richtte een nieuwe afdeeling van Italiaansche
vroeg-remissance in. Een museum te New York
breidde zijn collectie uit met een dozyn Dona
tello's en Mlno de Fiesole’s.
En de stroom 'hield niet op. Uit Amsterdam
en München, uit Londen en Parijs, uit Weenen
en Beriyn. uit heel Europa werden New York
steeds meer kunstvoorwerpen aangeboden, wier
waarde in de millioenen dollars liep.
De Yankee’s begonnen het zaakje te wan
trouwen Museumdirecteuren en kunsthande
laren pleegden’ overleg en kwamen tot de con
clusie, dat er iets niet in orde moest wezen.
Immers, een zeer drastisch werkend politie
apparaat zorgt er voor, dat er geen enkel kunst
object van eenlge beteekenis de Italiaansche
grens passeert. Alle stukken die de cultuur
historische waarde bezitten van hetgeen er
thans, om zoo te zeggen, by scheepsladingen
over den Atlantischen Oceaan kwam, staan ge
boekt op een zorgvuldig bygehouden hjst van
nationale monumenten en kunstschatten, wor
den regelmatig gecontroleerd en kunnen niet
verdwynen zonder dat dit heel spoéoig gemerkt
wordt. En verder leek het onwaarschymyk. dat
hetgeen reeds lang niet meer in Italiaansch be
idt was, plotseling en masse naar Amerika ver
kocht weid.
Dies nam men een detective in den arm en
deze vertrok, vergezeld van een museumdirec
teur en <en kunsthandelaar, naar Europa. De
kunsthandel in Amsterdam en München, in
Londen en Parys, in Weenen en Beriyn, had
geen geheimen. Zoo viel betrekkeiyk makkelyk
na te gaap, welken weg de Donatello’s en Mlno
da Fiesole’s genomen hadden, vóór zy hun reis
naar gene zyde van den grooten harlngvyi*r
aanvaardden. En toen bleek dat ze wel degeiyk
uit Italië kwamen. De meeste der gevolgde
sparen le dden naar Florence en Wel naar den
kunsthandel Fasóll. Erg spraakzaam bleek deze
heer niet te zyn, doch toen de Itallaanscbe po
litie er aan te pas kwam, moest hy zyn mond
wel open doen, want smokkelen van kunstvoor-
Ik deed dat meesterstuk in een enveloppe,
omdat ik de indiscretie van de postdirectrice
vreesde en vertrouwde aan niemand dan aan
mijzelf de zorg toe om den brief in de bus te
gooien. Die aan het schoollokaal leek my het
geschiktste toe.
Het jonge meisje, dat nooit aan een vreemde
geschreven heeft, kan ook myn ontroering niet
begrypen, toen de enveloppe in de by» ver
dween. Myn eerste beweging was ze er weer uit
te halen, maar toen ik zag. dat dit niet moge
lijk was, kreeg Ik een sensatie die op wanhoop
geleek. Dan, vreezend dat boer Baudoln, die
met zyn koeien voorbykwam, zich zou verwon
deren te zien, hoe ik in stomme beschouwing
voor die brievenbus stond, keerde ik my om en
ging terug naar het kasteel. De teerling was
geworpen.
Toen ik aan het hek kwam, zag ik den auto
van mevr. Peral. die snel wegreed en in de
Lindelaan tante Madeleine in levendig gesprek
met Francolse. r
„Ben je daar elndeiyk.” zei tante. „Waar
kom je vandaan?”
„Ik heb een brief naar de bus gebracht,
tante.”
„Had dat niet een kwartiertje kunnen wach
ten?”
„O, elgeniyk wel en zelfs langer.’
manier ik dit
heb opgelost.
Ik voed het werkelyk beter, met het oog op
Frederik, om niet meer zooveel by de Jansens
aan huis te komen. Maar ik kon niet verhin
deren. dat Nelly en ik elkaar veel buitenshuis
ontmoetten. Myn positie werd uiterst moei-
lyk, daar ik beslist van het meisje ging hou
den en van den anderen kant duidelijk be
merkte, dat ik haar niet onverschillig was.
Hoe ik op de rampzalige gedachte gekomen
ben, weet Ut niet meer, maar op haar verjaar
dag stuurde ik haar een gedicht, waarin ik
met dichteriyke vryheid uiting gaf aan mijn
bewondering. Toen ik den volgenden avond
van myn bureau kwam, trof ik Nelly op weg
naar huls. De mededeeling, die ae me deed,
was eenvoudig
verachrikkeiyk. Ze
had myn gedicht
na lezing vernie
tigd denkeiyk
om de dichter
iyke vrijheden, die
er in voorkwamen
maar de snippers op tafel laten liggen en
toen ze een poosje later daaraan dacht, had
ze tot haar schrik bemerkt, dat de snippers
verdwenen waren!
Ik heb overal gezocht, zei ze zenuwach
tig, maar Ik ben bang, dat Frederik....
Als ik wat weet, zal ik het u nog wel zeggen.
Ik zie u nog wel. morgen of zoo.
Ik ging naar huis, met een heel onaange
naam gevoel, dat er moeiiykheden op komst
waren. Den volgenden dag werkte ik myn
kantoor-uren af. in de geheime hoop, dat ik
Nelly buiten voor de deur zou vinden. Voor de
deur vond ik evenwel niet Nelly, maar Frede
rik. Hy kwam ernstig naar me toe, met zyn
handen in zyn zakken.
Goeden avond, zeide hy. Ik moet je
even spreken.
Ik kan me met den besten wil van de wereld
niet meer herinneren, wat ik op dat oogenbllk
ten antwoord gaf.
Kyk eens, iel Frederik, terwyi hy wat
stel ’pullen, dat ik die dan verkoop, en er dus snippers papier uit zyn zak haalde, dat heb
geld voor maak. Het is allemaal zoo een- J *-
voudig!
Toen ik afscheid nam van de familie, brach
ten Nelly en Frederik me naar de deur. Uit
den blik, dien Nelly me dcarby toewierp, heb
ik nog langen tyd daarna niet wys kunnen
worden.
Op ultnoodlging van Frederik en op aandrin.
gen van zyn aanstaande familie, ging ik vaker
naar de Jansens. En nu zag ik het meer dan
eens gebeuren, dat myn goede vriend midden
in het gesprek opeens stil werd, opstond, en
zich in het aangrenzende vertrek opsloot.
U moet hem maar verontschuldigen, zei
Nelly by zoo’n gelegenheid tot my. zyn
hersens werken. Zoo doet hy altyd: als hem
opeens een goede oplossing van een raadsel of
zoo te binnen schiet, laat hy alles in den
steek, en gaat schryven. In het begin heb
me dat erg aangetrokken, maar nu berust
er in.
U berust er in? zei ik verbouwereerd.
Gelooft u het niet? vroeg Nelly.
O, zeker, zei ik. nog altyd verbaasd.
Maar ik zou zoo zeggen, dat Frederik, ln zyn
razenden hartstocht om pzysraadsels op te
lossen, een heel wat mooiere premie aan het
verwaarlooeen is.
Juffrouw Nelly boog het fraaie kopje, en
antwoordde daar niets op. Zy scheen evenwel
hoogst tevreden, dat ik zoo iets gezegd had.
Toen Frederik in den familiekring terugkwam,
richtte hy zich voomameiyk tot ons:
Neem me niet kwaïyk, als ik jullie zoo
lang alleen heb laten zitten; het moet ontzet
tend vervelend geweest zyn, zeide hy. Maar
Ik zal jullie nu eens laten zien, op wat voor
werpen wordt ten Zuiden van de Alpen niet
bepaald als een bagatel behandeld.
En zoo kwamen-d^ detective, de museum
directeur en de kunsthandelaar al heel spoedig
terecht by den „leverancier” van hetgeen in
Amerika door duizenden museumbezoekers be
wonderd werd en dat de trots<yan tnenigen
dollarkonlng uitmaakte. Deze „leverancier” was
Alceo Dossena
Ongeveer honderd Donatello’s en Mlno da
Fiesole’s en ongeveer even veel andere stukkèh.
uit de klassieke oudheid, uit het „trecento” en Jéarla Nuova en de Galleria degli Uffizi,
het „quattrocento”, had hy geleverd. Amerika
had daar in totaal meer dan honderd mlllloen
Lire voor betaald. Echter niet aan hem! De
kunsthandelaars voor wie hy werkte, hadden
bet geld opgestreken en hem geen „centesimo”
meer uitgekeerd dan alle andere Italiaansche
makers van „marmi” en „bronzi” krijgen.
Alceo Dossena was op slag een beroemd man.
De meest aanzienlyke kunstkenners en de
grootste geleerden hadden zyn werk voor echt
verklaard. Thans, nu alles ontdekt was. kon
nog steeds geen sterveling precies uitmaken
wat Donatello en Mlno de Fiesole in Florence
geschapen hadden, en wat door Alceo Dossena
zes eeuwen later te Rome werd gefabriceerd.
Hy moest den kunsthandelaars en den mu
seumdirecteuren vertellen wat zy in de vitri
nes konden laten staan en wat zy liever tegen
een zacht prijsje van de hand moesten doen.
Alceo Dossena onderscheidde zich hierin van
den gemiddelden piotaeling-beroemde, dat hy
gruweiyk bet land had aan journalisten.
Eenigszlns begrUpehjk was dit wel, daar de
kranten hem aanvankeiyk den twyfelachtigen
eeretitel van „den grootsten zwendelaar aller
tyden” hadden toegekend. Hy zelf beschouwde
zich als ren door God begenadigd kunstenaar,
en dergelijke verschillen van inzicht laten zich
nu eenmaal niet zoo dadelijk overbruggen.
Doch, als gezegd. Dossena, de geboren Cre
monees, was een Romein geworden, wy schre
ven hem dus geen lahge brieven met het ver
zoek om een audiëntie. Wy zochten zelfs zyn
telefoonnummer niet op. Doch wy vischten uit
in welke „osteria” hy graag een goed glas
dronk. Dat was niet moeilijk, want als elke
andere Romein had ook Dossqpa de overtui
ging, dat slechts in eene der duizenden ,pste-
rie” van de Eeuwige Stad de wyn was zooals
hy wezen moest, namelijk „genulno”. Een liter
„Cesanese”, een joviaal „ci-el”, de eeretitel
„maestro” en het ys was gebroken. Meer dan
een halven dag sleten wy in Dossena's atelier
aan den Tiber en hy zelf leidde oni rond in de
galery van een „antlguarlo” aan de beroemde
via del Babulno, waar zyn werk stond tentoon
gesteld. (De pryzen bleken van den weerom
stuit van vyf tot tien duizend Lire tot vyftig
en zestig duizend Lire gestegen te zyn.)
In het atelier, waar een byna totale afwezig-
7/^^h