Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterkind H I Sïrf uctfiaal <wwi den daj kruisraadsel woord voor woord I tog» Alceo Dossena, de eeuwige bohémien T F 750.- F 250.- F 750.- T A I (I 0 De onbekende Verloofde ZATERDAG 13 JUNI 1936 T I Hoe wordt het weer? Ariër en niet-Ariër 57 55 56 i ÏN VERGETELHEID GESTORVEN I 'g Geen verstand van rekenen II DOOR LEMAIRE Van huis uit vioolbouwer, werd hy slechts by toeval beeldhouwer en nog wel copiïst /A I 11 <T*t ZX Igy^l w I w aJ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I UU» verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen vv« doodeUJken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL WJ verüea van een hand, een voet at een cos De puzzelaar I i r niet wtfs verklaar- jouw handschrift! l u* hoog Het klavertje van vier. f= i. manier t TT Heeft haar (Wordt vervolgd) ft Toen de kabouters weer thuis waren en verteld hadden, welken last ze van den wind hadden ondervonden, vooral de huisdokter het het beste, dat Tuimeltje en Kruimeltje maar eens een paar uur gingen slapen, want ze zouden wel erg moe zijn, zoo kwam het dat ze allebei tegen den morgen nog naar bed gingen. Maar ze konden niet slapen en ze stoor den zich weinig aan het bord dat boven hun bed hing. 8 o ik ik den en godinnen, zoo schiep, barokke vazen omsluierde nymphen. genzeglijk „imitatie; gehalte, dan IEUCTJ pe. WOVt-re ’SCAPEM-NI&T OM T-e. PVATCH. Toen ze een uur in bed lagen en maar niet konden slapen, kropen ze er stilletjes uit en gingen eens kijken wat de an dere kabouters aan het doen waren. Deze liepen druk op de buitenplaats heen en weer met laddertjes en emmers.” Waar is dc reis naar toe?" vroeg Tuimeltje lachend. Vandaag naar de huizen. We moeten de bloembakken op de daken besproeien,” zeiden ze vroolyk, ga je mee, Tuimeltje?” „Denlse, je tent niet beleefd geweest jegens mevr. Peral." ..Pardon, lieve tante. Het is mevrouw Peral, die niet beleefd jegens mtf was.” „Dat is te erg...." «Maar het is de waarheid. ik eergisteravond bij mijn meisje thuis ge vonden. Toen ik hem mijn verscheurde gedicht uit zijn zak zag halen, en geen revolver, voelde ik me aanstonds een beetje behaaglijker. Maar het is niet volledig, ging Frederik voort. Er ontbreken een paar stukjes aan. Zie je wel? HU trok me mee onder een lantaren, en legde de snippers bij elkaar'op de palm van zijn hand. En het is de hij. Ik zweeg, met gebogen hoofd, en dacht aan allerlei toovermiddelen in sprookjesboeken die de macht hebben, om iemand onzicht baar te maken. En nu. ging mijn vriend voort, heb ik Je maar één ding te verzoeken: dat je geen gedichten meer aan mijn meisje stuurt. Je zou er Je tyd mee verknoeien. Ik begrijp het men- schelyk hart, en heb met je te doen. Probeer het te vergetenGisteravond heb ik twee uur verloren, met het uitpluizen en reconstru- eeren van je gedicht. Luister, of ik de gaten tgoed gestopt heb. (En hy gaf my een keu rige lezing van mijn dichterlijke ontboeze ming). Nu. wat zeg je ervan? Is het knap gedaan of niet? De aandoening werd me te machtig Het is werkelijk schitterend, stamelde ik. En Bonder hem te groeten, snelde ik een café binnen, om wat sterks te gaan gebruiken. ATT TT1 A >C! °P blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen |h' 7^0 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^fl een ongeval met We lezen in de „Beriynsche Tijdingen": „Een broederlijk samenwerken tusschen Joden en Ariërs zou ongetwijfeld het mooiste zijn. Het zou den arbeid zeer ten goede komen. Want in derdaad. Joden en Germanen vullen elkaar prachtig aan! Door niemand hebben wij het vioolconcert van den Ariër Beethoven roerender hooren vertolken dan door den Jood Fritz Kreis- ler. Geen ander volk wist den Ariër Rembrandt zoo te inspireeren als de kinderen Israels. Welke anti-semletische geneesheer zou van de resul taten van de onderzoekingen der Joodsche ge leerden op medisch gebied geen gebruik weh- schen te maken? En, om nu een geheel ander gebied te nemen, zou het den Arischen Sumatra- tabak-planter gelukt zijn, het Sumatra-dekblad in de geheele wereld ingevoerd te krijgen, wan neer er geen Joden geweest waren, die er mee naar alle windrichtingen op stap gingen?" (Ned. Chr. Persbureau). t nog minder notitie van mi) dan van Lolotte, die ons had opgespoord en zich zonder com plimenten op den schoot van onze bezoekster had neergevleid. Daar het noodig werd onze fauteuils te ver plaatsen, om van de schaduw te profiteeren. nam ik dit waar om stilletjes er van- door te gaan, ondanks de gefronste wenkbrauwen van tante. Ik vluchtte naar mijn kamer, waar ik mijn antwoord aan Robert gereed wilde maken. Ik had te voren al besloten op een prentbrief kaart te schrijven, dat was minder gevaarlijk dan op briefpapier. Maar de keuze van die kaart was moeilijk.... Na rijp beraad koos ik een boekje van het kasteel met den dikken toren In het schaduwrijke park. Dat was een voudig, vertrouwelijk, meer intiem dan een artistieke kaart. Als hjj wist, waar ik woonde, zou hij gemakkelijker aan mij kunnen denken. Dan maakte ik een kladje.... wat zeg ik: tten, twaalf kladjes eer ik de volgende regels schreef: „Mijnheer, het is in dit kasteel, dat ik uw brief heb ontvangen. Ik zal u niet zeggen of ik er blij, gelukkig of verstoord over ben ge weest. Ik wil u uw illusies laten behouden, uit vrees, dat de werkelijkheid u minder iriöoi zal schijnen. U kunt my dus op uw gemak tooien met alle bekooriykheden, maar, misschien ben Ik niet jong, niet mooi; misschien ben ik een dom schepsel, een pop zonder hart en zonder brein.... Ik wil u echter iets toevertrouwen: ik geloof aan geheimzinnige verwantschap, ik gè- kxrf aan de Voorzienigheid en ik kan ook wel tusschen de regels lessen, D. M.” Natuuriyk ging Tuimeltje mee. Hy nam direct een laddertje en spoedig kwam de kabouterschaar by een huis, waar heel veel mooie bloemen langs de dakgoot groeiden. Maar de bloempjes waren bedroefd. Ze hadden in langen tijd geen water meer gehad en de zon was zoo brandend. Hun kopjes gingen fluisterend tegen elkaar, toen ze de kaboutertjes langs de daken zagen kruipen en ze waren heel biy met het voor uitzicht drinken te krygen. De wereld ziet er ander» uit, Als 't Zomerweer gaat komen, Je ziet ’t verschil dan niet alleen Aan bloemen en aan boomen, Je ziet het aan de menschen ook, Je ziet het aan de kleeren, Je ziet het aan de jongelui. Die onbezorgd flaneeren; Je ziet het aan de reisbureaus, Waarheen zich velen richten, Je ziet het aan de koffers, en Je ziet ’t aan de gezichten; Je ziet het aan de kinderen. Die nog slechts ijsco’s blieven, Je ziet dat het weer Zomer is Vooral ook.... aan de brieven! Want nu het eenmaal Zomer i» Zal elk de kans graan pakken, Op brieven, kaarten en zoo voorts Slechts Zomerzegels plakken! Die zien er óók graag Zamersch uit, Zij gaan de crisis tarten! Zij brengen troost, zij brengen zon En Zomer in veel harten! Plak Zomerzegels wdar ge kunt, Laat nood en zorg verdwijnen, Uw brieven mogen nu nog slechts In Zomerkleed verschijnen! HERMAN KRAMER echter een beetje. Ik rekende op hem om myn onvoorzichtigheid goed te maken. Maar Zater dagavond, toen hy aankwam, had ik geen ge legenheid om hem te spreken en moest ik op den volgenden dag wachten. Ik had gedacht, dat hy wel de gelegenheid zou gezocht hebben om voor de Hoogmis met my te spreken. Maar hy was erg laat opge staan. zoodat de klok reeds geluld werd, eer het vrooiyke gezicht van myn neef zich ver toonde. wy moesten haast maken om op tyd voor de Mis in de kerk te zyn. Ik deed myn best om myn ongeduld te be dwingen en met aandacht te Misgebeden te volgen. Een mooie preek van mynheer pastoor over het vertrouwen, dat wy in de H. Voor zienigheid moeten stellen, wekte my op en myn onrust bedaarde. Maar toch, ik zou en moest met Michel spreken. Onder voorwendsel, hem een prachtige roos te toonen. die dien morgen pas ontloken was, troonde ik hem mee naar de rozengaarde. Daar Michel evenals ik. dol op bloemen was, had ik geen moeite om hem over te halen. O, die rozengaarde.... een feeëntuin! De koningin der bloemen troonde daar in allerlei kleuren, vormen en geuren. Zy hing In festoe nen uit een granieten urn, klom langs balu strades op tot boven In het gewelf, vertoonde haar pracht In boechjes. in groepen, of enkele struiken getooid met satynen, parelmoeren, fluweelen bloemen.lederen keer, dat Ik daar was, had ik aanvallen van stomme bewonde ring, die myn nicht deden glimlachen en juffrouw Brissot de schouders ophalen. Maar Michel deelde in myn geestdrift, ik liet hem dus op zyn gemak de bloemen, waar van hy het meest hield, beschouwen, daarna gingen wy op de steenen bank zitten, daa> geplaatst onder de schaduw van treurroeen, die er een wolk van geur verspreidden. „Wel?” sel ik, toen ik my verzekerd had. dat geen nieuwsgierig oor ons kon beluisteren. „V^l?” herhaalde hy guitig. „Je hebt een brief van Robert ontvangen." „Wist je het dan al?” „Hy heeft er my van verwittigd.” Hy zweeg en dat beschouwde ik als een soort verwondering en nu kon Ik my niet meer Inhouden. „O, beste Michel, als je wist, wat tk gedaan heb!” Hy leek te schrikken van mijn angstig ge zicht en ik ging voort: „Lees eerst den brief, dien hy my geschreven heeft!.... Wel. wat zeg Je er van? Ik heb er met niemand over ge sproken en ik vraag Je eveneens erover te zwijgen. Vergeet niet, dat je beloofd hebt my te helpen om myn eigendom te verdedigen." „Zeker, Denise, dat is afgesproken.” „Wat zou jy in myn plaats gedaan hebben na de ontvangst van zoo’n brief? Niets, niet waar? Je zou hebben gewacht, totdat neeflief aangekomen was.” „Inderdaad, dat is zoo!" „Nu.... ik heb niet gewacht. Michel, ik heb denzelfden dag geschreven op een kaart van bet kasteel. En als je wist, wat ik geschreven heb! Daar lees, dit is het kladje. Je ziet. Ik heb al mijn paperassen by my." 18 „Hy heeft een mooie toekomst voor zich,” zei juffrouw Brissot. Verder genoot hy een uitstekende gezond heid. Om die goede berichten nog wat aan te dikken verklaarde zyn moeder een beetje geaf fecteerd dat de brieven van Georges altyd op gewekt en vroolyk waren en dat hy niet eerder bulten zou komen, dan by zyn herfstvacantle, daar hy nu nog door uitnoodiglngen van be vriende families in Parüs opgehouden werd. Ik was biy. dat myn pretendent zoo’n goede gezondheid genoot, dat toonde aan, dat zyn liefdesverdriet zyn slaap, noch zyn eetlust had gestoord. Dat feit stelde my gerust en toch was ik er een beetje boos om, de brief, dien ik in myn tasch bewaarde, werd er my dierbaar der om en om my te wreken op zyn te gezon den afgewezen minnaar besloot ik onmiddeliyk er op te antwoorden. De houding van mevr. Peral te mijnen op zichte verhaastte myn besluit. Nauweiyks had zy zich gewaardigd my aan te spreken by de gewune plichtplegingen, zy glimlachte Fran- *Xas toe, noemde haar liefje, schotje en nam oen ik, een jaar of wat geleden, myn vriend Frederik na geruimen tyd terug zag, vond ik tem ergens in den donker sten hoek van een café, terwijl hy al zyn aan dacht besteedde aan de oplossing van een prijsraadsel. Thans trof ik hem in een ander café, met een glas en een nummer van de „Raadselbode" onder zyn neus. BW je terug te zien, zeide hy. Loop vanavond eens even by de familie Jansen aan. Dan zal Ik je aan myn meisje voorstellen. Ik ben verloofd met Nelly. Zoo maakte ik kennis met juffrouw Nelly, het lieve, blonde schepseltje, dat ik voordien slechts uit de verte had mogen bewonderen. En, merkte ik in den loop van den avond op, toen we allen gezellig by elkaar zaten amuseer Je je dus nog altijd met raadsels op te lossen? Of ik me daarmee amuseer? Hoor nou eens, Nelly, hy vraagt of ik me amuseer!, riep Frederik uit. Ik weet niet of hy zich vroolyk maakte of woedend was. Kom eens mee, zei hy dan. kalmer wordend. Ik volgde tem beschroomd, niet zonder een veelbeteekenenden blik van Nelly en haar huls- genooten opgevangen te hebben. Zie je dit kamertje? Daar bewaren we de dingen, die we voor ons trouwen opsparen. Het meublement heb ik gekregen als premie van de „Vereenlgde Blikgroentenfabrieken’Zie Je die radio? Eerste prijs in den wedstryd. uit geschreven door de Coöperatie ,De Gloeilamp". Die naaimachine heb ik gekregen door de op- lossing van een dekselslastig kruisraadsel. Die zilveren pullen waren de eerste prys voor een korte aanpryzing in dichtmaat van het „Probate Poetsmiddel”. Neem me niet kwaïyk, als ik onbescheiden ben, zei ik, maar kun je alleen maar voor werpen winnen? Ik kan je vraag heel goed begrypen. ant woordde Frederik. Neen, ik win ook veel geld. Overigens begrijp je wel. dat, als ik toe vallig nog eens een radio win, of een tweede opgemerkt om my te negeeren, om my niet te behoeven aan te spreken? Als zy denkt, dat zy my daarmede plaagt! zy verveelt my met haar airs!” ‘„Hoe dan ook,” zei tante Madeleine, „zy zou Je moeder kunnen zyn.” „Maar zy is het niet en zal het niet worden, zelfs niet myn schoonmoeder.” „Je hebt haar geen lesjes te geven en ik ver zoek je voortaan correct te zijn tegenover myn vriendinnen.” Ota den toorn van tante te bedaren, vloog ik haar om den hals en wy gingen gearmd naar het kasteel terug. HOOFDSTUK IX Ik sliep dien nacht heel slecht. Myn kaart... Hoe ik ook myn best deed om er niet aan te denken, toch zag ik de witte enveloppe ver dwijnen in die donkere spleet, het leek my het symbool van myn droom, vernietigd door een kwaden geest. Ja, die kaart! Welke boosaardige geest had my aangezet om die te schryven? Waarom had ik zoo dom een zaak bedorven, die zoo mooi marcheerde? Zou myn Robert by het ontvangen daarvan niet denken, dat Ik Inderdaad dom, leeiyk en oud was? Waarom moest ik expres het ideaal beddkven, dat hy van my koesterde? En als hy toch meende, dat ik Jong en mooi was, zou hy er dan- niet de listige kunstgre pen van een coquette in zien? Was het niet een uitdaging dat geloof in de geesteiyke verwant schap! O, ik had wat moois begonnen! gedachte aan Michel vertroostte my heid van moderne gereedschappen opviel, sagen wy de zwygende. ongenaakbare heldenfiguren der Etrusken. de heldengestalten van de klas sieke oudiieid, fonteinen.met plechtstatige go als de renaissance ze A rococo-frieztn, vol yl poch dit alles was onte- zy bet ook van beter ■n waaraan vele toeristen hun lieve geld ple'gen te verdoen. By den „antlguarlo” waanden wy ons echter in een der kerken of musea van Htorence Daar in de via del Ba bul no zagen wy Mlno, zooals wy hem kenden uit het „battlstero” van den Florentynschen „duomo” en uit de kapel van den dom van Fiesole; bewonderden wy Donatello, zooals wy hem kenden uit Santa -Alceo Dossena sprak veel. Donatello was voor tjfm de grootste aller tyden. Over Mlno da Flesbte was hy minder te spreken, omdat die veel Jou ter" had gemaakt. Hy moest de zelfde fouten maken,^m „echt” te kunnen wezen. Als kunstenaar ginf "hem dat echter aan het hart. Dossena was geen beeldhouwer in den artis- tleken zin van pet woord, ook al liet hy mis schien doorschemeren, dat hy Michelangelo al leen maar grooter achtte dan zich aelven, om dat Buonarotti behalve beeldhouwer, ook nog schilder, «irchitect en dichter was. Alceo Dos sena was een handwerker, die zyn vak door en door kende. Hy maakte slechts zelden directe nabootsingen van wat in kerken en musea te bewonderen viel, zyn Heiligen en vooral zyn onvergeiykeiyk schoone Madonna’s uit het „trecento” en het ..quattrocento” waren origi neel, docb gehouwen in den styi der meesters van wie ny eiken handgreep kende. Een tragiek lag er in het feit, dat het niet in zyn grooten, rooden Kop met de zwierige, zilveren manen doordringen wilde, dat degenen wier werk hy zoo volmaakt^nabootste, dat de beroemdste kunstkenners het voor echt hielden, de groot- sten onder de grooten waren, en hy slechts een coplst, wlen men de eer van een zekere handig heid, nu :a, grootmoedig toekende. wy kenden hem nog vol optimisme over den afloop vin het proces tegen de kunsthande laars, die schatten verdiend hadden aan het werk, dat zy hem nauweiyks betaalden. Hy had een vordering ingediend van.... negentig mD- lloen. Een uiterst zonderlinge uitspraak van de Romelnsche rechtbank kende hem geen .sal do" toe en veroordeelde hem bovendien nog in de kosten van het geding. Sindsdien hoorde men niets meer van hem, tot het overigens „sterk overdreven”, om met Mark Twain te spreken bericht van zyn dood in de pers cir culeerde. Opmerkeiyk is het, dat Alceo Dossena slechts by toeval beeldhouwer werd, doordat hy een baantje kreeg by de restauratle-werkzaamhe- den aan het „palazza communale”, het fraaie stadhuis van zyn vaderstad Cremona. Van huis uit was ny vioolbouwer. En ook in dat beroep had hy moeiiykheden, doordat meermalen een viool, welke hy vervaardigd had, als een echte Stradivarius grif verkocht werd. Goed weer is te wachten: van een schoon avondrood; als de hoornen der maan scherp zyn; als er 's morgens vroeg dauw en ryp is; als de raven in de lucht spelen; als de wilde duiven zich sterk laten hooren; als de uilen ’s nachts ongewoon hard schreeu wen; als de vleermuizen', by menigte vliegen; als de muggen by het ondergaan der zon in de lucht spelen; als de leeuwerlkken en de zwaluwen vliegen; als de katten haar pooten likken. Onweer en regen komt er: als de ezels zich wryven, balken en springen; als de paarden den kop schudden; als de runderen zich schuren; als de mollen zeer ijverig graven; als de pauwen des nachts dlkwyis roepen. Wie kent er nog meer teekenen? a loeo Dossena dood! Nog geen zestig jaren ZX oud, was hy gestorven op zyn villa by Milaan. Eki hy was gestorven, zooals in de wereldstad byna alle menschen sterven. Niemand wist er iets van. Niemand bekommer de zich er om. Hy maakte zyn laatsten tocht naar het „Clmltero Monumentale", het gewel dige kerkhof van Lombardië's hoofdstad, en bet leven ging zyn gewonen gang. De kranten ontdekten pas dagen later, dat hy iemand was geweest „waar cople in zit,” Alleen degenen die hem persoonlijk kenden, boorden even vreemd op. Dossena, de geboren Cremonees die in den loop der jaren zoo zeer Romein geworden was, dat hy zich uitgaf voor „Trastevermo” en die kon opsnyden dat hy Romano dl quattro generazlonl" was, gestor ven als Meneghln”? Dossena, de eeuwige „bo hémien”, die van rekenen geen verstand had en die gezegend was met den dorst van een „vetturino", gestorven als eigenaar van een villa? Het kón niet waar zyn! En het was dan ook niet waar. Alceo Dossena lééft. Hy leeft, niet in bet Oost-Gothlsche barbarendom van Mi laan, een .Romein van vier generaties” tiet dat nu eenmaal zoo! doch In de Eeuwige Stad waar hy den .Rrascatl” vereeren biyft als een huurkoetsier uit de pittoreske volks buurt „aan gene zyde van den Tiber.” Alceo Dossena! Wie herinnert zich zyner nog? Het is dan ook al een jaar of acht ge leden dat by eenlge maanden lang beroemd was, dat zyn naam klank had in de Oude en in de Nieuwe Wereld, dat de wereldpers ko lommen aan hem wydde en dat zyn portret op de eerste pagina der boulevaard-bladen stond. Het is eer. Jaar of vyf geleden dat hy nog even opdook uit de onbekendheid, welke zich weer boven zyn hoofd gesloten had, zooals water zich sluit boven het hoofd van een 'drenkeling. Hy voerde e«jn geruchtmakend proces, doch ver loor. Daarna hoorde men niets meer van Al ceo Dossena tot hy stierf. In de jaren 1927 en 1928 bestond er een groote onrust in den internationalen kunst handel. Amerika werd als het ware overstroomd met de Kostbaarste scheppingen der zoo rtjke Italiaansche kunst uit de dertiende, veertiende en vyftlende eeuw. Een museum in Philadelphia kocht in enkele maanden een geweldige ver zameling by elkaar. Een museum te Boston richtte een nieuwe afdeeling van Italiaansche vroeg-remissance in. Een museum te New York breidde zijn collectie uit met een dozyn Dona tello's en Mlno de Fiesole’s. En de stroom 'hield niet op. Uit Amsterdam en München, uit Londen en Parijs, uit Weenen en Beriyn. uit heel Europa werden New York steeds meer kunstvoorwerpen aangeboden, wier waarde in de millioenen dollars liep. De Yankee’s begonnen het zaakje te wan trouwen Museumdirecteuren en kunsthande laren pleegden’ overleg en kwamen tot de con clusie, dat er iets niet in orde moest wezen. Immers, een zeer drastisch werkend politie apparaat zorgt er voor, dat er geen enkel kunst object van eenlge beteekenis de Italiaansche grens passeert. Alle stukken die de cultuur historische waarde bezitten van hetgeen er thans, om zoo te zeggen, by scheepsladingen over den Atlantischen Oceaan kwam, staan ge boekt op een zorgvuldig bygehouden hjst van nationale monumenten en kunstschatten, wor den regelmatig gecontroleerd en kunnen niet verdwynen zonder dat dit heel spoéoig gemerkt wordt. En verder leek het onwaarschymyk. dat hetgeen reeds lang niet meer in Italiaansch be idt was, plotseling en masse naar Amerika ver kocht weid. Dies nam men een detective in den arm en deze vertrok, vergezeld van een museumdirec teur en <en kunsthandelaar, naar Europa. De kunsthandel in Amsterdam en München, in Londen en Parys, in Weenen en Beriyn, had geen geheimen. Zoo viel betrekkeiyk makkelyk na te gaap, welken weg de Donatello’s en Mlno da Fiesole’s genomen hadden, vóór zy hun reis naar gene zyde van den grooten harlngvyi*r aanvaardden. En toen bleek dat ze wel degeiyk uit Italië kwamen. De meeste der gevolgde sparen le dden naar Florence en Wel naar den kunsthandel Fasóll. Erg spraakzaam bleek deze heer niet te zyn, doch toen de Itallaanscbe po litie er aan te pas kwam, moest hy zyn mond wel open doen, want smokkelen van kunstvoor- Ik deed dat meesterstuk in een enveloppe, omdat ik de indiscretie van de postdirectrice vreesde en vertrouwde aan niemand dan aan mijzelf de zorg toe om den brief in de bus te gooien. Die aan het schoollokaal leek my het geschiktste toe. Het jonge meisje, dat nooit aan een vreemde geschreven heeft, kan ook myn ontroering niet begrypen, toen de enveloppe in de by» ver dween. Myn eerste beweging was ze er weer uit te halen, maar toen ik zag. dat dit niet moge lijk was, kreeg Ik een sensatie die op wanhoop geleek. Dan, vreezend dat boer Baudoln, die met zyn koeien voorbykwam, zich zou verwon deren te zien, hoe ik in stomme beschouwing voor die brievenbus stond, keerde ik my om en ging terug naar het kasteel. De teerling was geworpen. Toen ik aan het hek kwam, zag ik den auto van mevr. Peral. die snel wegreed en in de Lindelaan tante Madeleine in levendig gesprek met Francolse. r „Ben je daar elndeiyk.” zei tante. „Waar kom je vandaan?” „Ik heb een brief naar de bus gebracht, tante.” „Had dat niet een kwartiertje kunnen wach ten?” „O, elgeniyk wel en zelfs langer.’ manier ik dit heb opgelost. Ik voed het werkelyk beter, met het oog op Frederik, om niet meer zooveel by de Jansens aan huis te komen. Maar ik kon niet verhin deren. dat Nelly en ik elkaar veel buitenshuis ontmoetten. Myn positie werd uiterst moei- lyk, daar ik beslist van het meisje ging hou den en van den anderen kant duidelijk be merkte, dat ik haar niet onverschillig was. Hoe ik op de rampzalige gedachte gekomen ben, weet Ut niet meer, maar op haar verjaar dag stuurde ik haar een gedicht, waarin ik met dichteriyke vryheid uiting gaf aan mijn bewondering. Toen ik den volgenden avond van myn bureau kwam, trof ik Nelly op weg naar huls. De mededeeling, die ae me deed, was eenvoudig verachrikkeiyk. Ze had myn gedicht na lezing vernie tigd denkeiyk om de dichter iyke vrijheden, die er in voorkwamen maar de snippers op tafel laten liggen en toen ze een poosje later daaraan dacht, had ze tot haar schrik bemerkt, dat de snippers verdwenen waren! Ik heb overal gezocht, zei ze zenuwach tig, maar Ik ben bang, dat Frederik.... Als ik wat weet, zal ik het u nog wel zeggen. Ik zie u nog wel. morgen of zoo. Ik ging naar huis, met een heel onaange naam gevoel, dat er moeiiykheden op komst waren. Den volgenden dag werkte ik myn kantoor-uren af. in de geheime hoop, dat ik Nelly buiten voor de deur zou vinden. Voor de deur vond ik evenwel niet Nelly, maar Frede rik. Hy kwam ernstig naar me toe, met zyn handen in zyn zakken. Goeden avond, zeide hy. Ik moet je even spreken. Ik kan me met den besten wil van de wereld niet meer herinneren, wat ik op dat oogenbllk ten antwoord gaf. Kyk eens, iel Frederik, terwyi hy wat stel ’pullen, dat ik die dan verkoop, en er dus snippers papier uit zyn zak haalde, dat heb geld voor maak. Het is allemaal zoo een- J *- voudig! Toen ik afscheid nam van de familie, brach ten Nelly en Frederik me naar de deur. Uit den blik, dien Nelly me dcarby toewierp, heb ik nog langen tyd daarna niet wys kunnen worden. Op ultnoodlging van Frederik en op aandrin. gen van zyn aanstaande familie, ging ik vaker naar de Jansens. En nu zag ik het meer dan eens gebeuren, dat myn goede vriend midden in het gesprek opeens stil werd, opstond, en zich in het aangrenzende vertrek opsloot. U moet hem maar verontschuldigen, zei Nelly by zoo’n gelegenheid tot my. zyn hersens werken. Zoo doet hy altyd: als hem opeens een goede oplossing van een raadsel of zoo te binnen schiet, laat hy alles in den steek, en gaat schryven. In het begin heb me dat erg aangetrokken, maar nu berust er in. U berust er in? zei ik verbouwereerd. Gelooft u het niet? vroeg Nelly. O, zeker, zei ik. nog altyd verbaasd. Maar ik zou zoo zeggen, dat Frederik, ln zyn razenden hartstocht om pzysraadsels op te lossen, een heel wat mooiere premie aan het verwaarlooeen is. Juffrouw Nelly boog het fraaie kopje, en antwoordde daar niets op. Zy scheen evenwel hoogst tevreden, dat ik zoo iets gezegd had. Toen Frederik in den familiekring terugkwam, richtte hy zich voomameiyk tot ons: Neem me niet kwaïyk, als ik jullie zoo lang alleen heb laten zitten; het moet ontzet tend vervelend geweest zyn, zeide hy. Maar Ik zal jullie nu eens laten zien, op wat voor werpen wordt ten Zuiden van de Alpen niet bepaald als een bagatel behandeld. En zoo kwamen-d^ detective, de museum directeur en de kunsthandelaar al heel spoedig terecht by den „leverancier” van hetgeen in Amerika door duizenden museumbezoekers be wonderd werd en dat de trots<yan tnenigen dollarkonlng uitmaakte. Deze „leverancier” was Alceo Dossena Ongeveer honderd Donatello’s en Mlno da Fiesole’s en ongeveer even veel andere stukkèh. uit de klassieke oudheid, uit het „trecento” en Jéarla Nuova en de Galleria degli Uffizi, het „quattrocento”, had hy geleverd. Amerika had daar in totaal meer dan honderd mlllloen Lire voor betaald. Echter niet aan hem! De kunsthandelaars voor wie hy werkte, hadden bet geld opgestreken en hem geen „centesimo” meer uitgekeerd dan alle andere Italiaansche makers van „marmi” en „bronzi” krijgen. Alceo Dossena was op slag een beroemd man. De meest aanzienlyke kunstkenners en de grootste geleerden hadden zyn werk voor echt verklaard. Thans, nu alles ontdekt was. kon nog steeds geen sterveling precies uitmaken wat Donatello en Mlno de Fiesole in Florence geschapen hadden, en wat door Alceo Dossena zes eeuwen later te Rome werd gefabriceerd. Hy moest den kunsthandelaars en den mu seumdirecteuren vertellen wat zy in de vitri nes konden laten staan en wat zy liever tegen een zacht prijsje van de hand moesten doen. Alceo Dossena onderscheidde zich hierin van den gemiddelden piotaeling-beroemde, dat hy gruweiyk bet land had aan journalisten. Eenigszlns begrUpehjk was dit wel, daar de kranten hem aanvankeiyk den twyfelachtigen eeretitel van „den grootsten zwendelaar aller tyden” hadden toegekend. Hy zelf beschouwde zich als ren door God begenadigd kunstenaar, en dergelijke verschillen van inzicht laten zich nu eenmaal niet zoo dadelijk overbruggen. Doch, als gezegd. Dossena, de geboren Cre monees, was een Romein geworden, wy schre ven hem dus geen lahge brieven met het ver zoek om een audiëntie. Wy zochten zelfs zyn telefoonnummer niet op. Doch wy vischten uit in welke „osteria” hy graag een goed glas dronk. Dat was niet moeilijk, want als elke andere Romein had ook Dossqpa de overtui ging, dat slechts in eene der duizenden ,pste- rie” van de Eeuwige Stad de wyn was zooals hy wezen moest, namelijk „genulno”. Een liter „Cesanese”, een joviaal „ci-el”, de eeretitel „maestro” en het ys was gebroken. Meer dan een halven dag sleten wy in Dossena's atelier aan den Tiber en hy zelf leidde oni rond in de galery van een „antlguarlo” aan de beroemde via del Babulno, waar zyn werk stond tentoon gesteld. (De pryzen bleken van den weerom stuit van vyf tot tien duizend Lire tot vyftig en zestig duizend Lire gestegen te zyn.) In het atelier, waar een byna totale afwezig- 7/^^h

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 19