Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland ^Cetw^aal wm den daq F 750.- F 750.- Het Scholtenhuis te Raalte I De onbekende Verloofde DINSDAG 16 JUNI 1936 J 1 daad Zyn kunst in dezen tyd Groei bij de visschen Dat wist U zeker niet? a Zeer veel interessante bijzonderheden Claude Achille Debussy II DOOR LEMAIRE Fdtelyk geen amhtelyke woning van de opvolgende Schouten en eigendom van het t Kerspel? I Tew JI w I w O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen cJaze doodelljken afloop We een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL W^ha7ongeman, goede alles voor den die het minste idee had van wat j voor grootte dat was, knikte maar 1 I gericht straalde van „Voor uw het T O HENRI TH. STAM het te I bewijs, hoe snel de groei bij de visschen is. snéller nog ^Moeder en Kind” van Matthieu Wiegman TT zei Uly weten te gelijk. HOOFDSTUK X ,1 P De maand Juli bracht een menigte badgasten naar FJeurvills «n Baint-Flavien kreeg ar dan „Lentesymphonie” een schilderij Henry Valensi Maar toen gebeurde er iets, dat heelemaal niet prettig was. Een jong kaboutertje die nog niet zoo heel lang met de an deren mee mocht om overal te helpen, was heel erg dom. HU andere kaboutertjes echter hadden er de grootste pret om en klapten in hun handen. I k v a r t si k h 11 <1 <1 I s J i i i i 1 t d v d r li li v I 1 i 1 De arme bloemetjes schreeuwden om hulp en de kabouters stonden radeloos toe te zien, want de gevolgen waren ver- schrikkeHJk h v g F a O F d v tertje onder stond en het ventje schrok zich bijna dood. De Uep m Mn vaartje tegen een be»1» groote roodsteenen bloem pot aan en deze viel holderdebolder naar beneden. dankbaarheid en grenzenlooze eerbied in. Mijn nicht is daarom dubbel verheugd, dat zij u dien kleinen dienst heeft mogen bewijzen....” „Is het wel noodig dat te schrijven?” onder brak tante ons. „Heel noodig, tante Madeleine.” „Maar dat spreekt immers van zelf?" „Toch, lieve tante, mag het wel eens herhaald worden.” Tante drong niet aan en Michel ging voort met zijn epistel: „Wat mij betreft, mijnheer, ik heb niet de eer gehad in den oorlog mee te strUden. Daar was mijn jeugd schuld aan, maar altijd zal ik er spijt over koesteren en ik hoop eens mijn vaderland in de door u en mjj gekozen loopbaan nuttig te kunnen zijn. Het doet mjj genoegen, mijnheer, dat u mU af en toe wilt schrijven, mün nicht zal ver heugd zUn uw brieven te lezen, zü verzoekt mü u haar groeten over te brengen....” Na enkele kleine verbeteringen keurde tante het kladje goed en Michel schreef het netjes over op lichtgrijs papier, waarop in relief het adres van het kasteel stond. Zoodra wij alleen waren, zei ik: „Nu ga Je er een post-scriptum aan toevoegen." „NatuurUjk, dicteer maar." „Begin maar: Mijn nicht heeft mü gesproken over den brief, die u haar geschreven hebt en over het antwoord, dat zü u gezonden heeft. ZU vreest, dat dit antwoord u een slechte meening over haar zal geven. Veroordeel haar niet te gauw, mijnheer. Denise is, dat mag ik u toch wei zeggen, jong en moot..,.” -j-. eeds dikwijls zijn er onderzoekingen ge- |V daan omtrent de snelheid der visschen. a- verrassende resultaten zijn daarmee be reikt. Dit deed den onderzoekers *t idee aan de hand om ook eens na te gaan, hoe t eigenlijk gesteld was met den groei der visschen. De familie der zalmen kwam voor de nieuwe waar nemingen t eerst in aanmerking. Bij t onder zoek bleek nu, dat een zeeforel, die het gewicht had van 3 pond toen men hem op ’t droge bracht, een jaar later met 3 pond in gewicht was toegenomen. Dat was dus wel de moeite waard. De onderzoekers begonnen nu met ’n andere proef. Men ving een zalm, en deze woog 13 pond. Anderhalf jaar later werd nagegaan, hoeveel zijn gewicht nü bedroeg. *t Bleek, dat de visch er niet magerder op was geworden want er waren 8 pond bUgekomen, zoodat *t dier thans het aanzienlijke gewicht bezat van 31 pond. Een mannetjes-zalm bleek Si1 30 „Maar, mama, dat komt er toch niet op asm!” „Toch wel, die münheer moet ons later niet kunnen beschuldigen, dat wij hem leugens heb ben verkocht.” ,,’t Is waar.” zei ik, maar zonder waarom voelde ik mU bedroefd. „Ooed, ik ga dus voort: de achterdochtige tante, die mij belast heeft met de contróle over onze correspondentie, geheel gerust ge steld zün door den beminnelijken toon van uw brief. Buitendien zouden uw argumenten goed «ijn als wU ze noodig hadden om overtuigd te worden van uw correcte houding in deze. Ver drijf dus, mijnheer, dat wantrouwen en wees er niet boos om als ik met vreugde deze gelegen heid aangrUP om met u een briefwisseling te voeren, die mij zulk een exquis genoegen be looft (die zin was geheel van mij). Ik wist reeds, dat u een beschaafd man zjjt. en ik ben gelukkig te vernemen, dat u tegelUk een held bent (dat was van Michel). WU vereenen hier alle strijders in den grooten oorlog, maar zij. «Ue gewond zün geworden, boezemen ons een n de een dezer dagen verschenen „Versla gen en Mededeellngen" van de Vereenlging tot beoefening van Overijselsch Regt en Ge- Waarotn toch wordt ons het vruchtgebruik van dezen geestelUken schat onthouden? Op zettelijk? Zeer zeker niet, want er zUn er meer deren in den lande. die het werkelijk goed meenen met ons volk en die er voor ijveren ons het beste voor te zetten wat er geproduceerd is en wordt op muzikaal gebied althans: dat gene, hetwelk zij als het beste volgens hun overtuiging voor ons beschouwen. En, zoo komt het mij voor, hier raken wU dadelijk de kern van onze overpeinzing: er zUn er onder de toonaangevenden in Nederlands muziekwereld, die nog steeds de grootheid van het genie De bussy niet tgn volle beseffen, en er zijn er, die den muzikalen smaak en‘de muzikale gevoelig heid van ons volk (meer speciaal wat de jon gere generatie betreft) verkeerd beoordeelen. Allereerst willen wU trachten aan te toonen. dat zü, die mqpnen dat het publiek nog met rUp is om van Debussy te genieten, ongelük hebben. Holten, waar een familienaam dus aan de wo ning vastzit. Zoo zou dus te Raalte een of an dere familie „Scholten” den naam aan dit huis gegeven hebben, evenals met Soartjeshuus, Was- sinkshuis en Bartelshuls aldaar het geval is. Na dan te hebben nagegaan, hoe en waar de huizen van de Scholten van Raalte gevestigd waren, concludeert de schrijver, dat de naam „Scholtenhuis'' te Raalte In geen geval zegt, dat dit huls feitelUk een ambtelUke woning van de opvolgende Schouten was en eigendom van het Schoutampt of Kerspel. Ziedaar, een en ander ter oplossing van de vraag, waar woonden de dorpsschouten in Overüsel. Het Is den pastoor niet gelukt na te gaan of de hulzen van den Schout ook vielen onder de onderhoudsplichten van de Kerspellleden of In gezetenen van het Schoutambt. Voor zoover de „Generale Kerspel-rekenlng” aanwezig la op sommige dorpen, zien wij de uitgaven voor on derhoud van de „Wéme” (soms ook het school- of kosterhuls) op rekening van het Kerspel ge steld, doch niet het huis van den Schout. Toen In Helno b.v. vanwege de Vergadering van Rid derschap en Steden de ruimte in het huls van den Schout niet voldoende was, werd er een kamer aan het huls bijgebouwd op kosten der Provincie. Naderhand heeft men het recht der Provincie op die kamer laten varen. Ook te Raalte had de Vergadering van Ridderschap en Steden plaats, maar waar dit geschiedde, wordt niet vermeld. „Het Scholtenhuis” te Raalte zoo besluit de schrijver zijn bijdrage leeft nog altijd onder dien naam voort; Jaren lang was het In bezit van de familie de Fraisinet te Amsterdam, die daar den zomer doorbracht. Later werd door anderen bewoond tot op onzen tijd. aarde den Schepper van al wat goed en mooi Is. Kan muziek wèlsprekender zijn? En, merk waardiger wijze: Debussy wenschte niet wel sprekend te zijn; hij schreef slechts zijn bladen muziekpapier vol omdat zijn hart en zijn den ken vol van muziek waren en vanzelfsprekend dreef Innerlijke drang hem er toe te trachten lets van de schoonheid en het wondere der na tuur In zijn werk tot leven te roepen, want hij had naast de muziek de natuur Innig lief. Frappante paradox: een mensch, die zóó schrij nend lichamelijk zou moeten lijden (de kanker sleepte hem naar het graf) wist zóó volledig de schoonheid der aarde te ontdekken! Hoe machtig veel hield de dichterlijke Claude Achille van de natuur! Zoon van het verrukke lijke, landelijke St. Germaln-en-Laye, bracht de meester zijn kinderjaren door in een omgeving, welke voor goed karakter en geest zou vormen, in een milieu, waar zijn naturallstlsch-poë- tlsche geaardheid zich ontwikkelen kon en vasten grond krijgen. Debussy bleef heel zijn leven door de natuur: dat wonderschoone samenstelsel van zeeën en wateren, van bloe men en planten, van bergen en dalen, van kleuren en geuren, grenzeloos bewonderen. Hoe getuigen zijn werken van deze brandende liefde: „Pelléas et Méllaande” met haar alles- overheerschenden lofzang op de natuur, „I-a Mer”, „Le Printemps”, „Nults d’Etolles”, „Beau Soir”, „Dans le Jardin"; het zijn alle teedere, sferische muzleken, die stuk voor stuk naar duizend bloemen geuren en den eindc- loozen golfslag der wateren doen hooren. Onvol prezen minnaar der schoone aarde: hoe waart gij uitverkoren, dat u de macht geschonken was om de natuur zóó mooi: mooi gelijk zij- zelve is, in muziek te kunnen schilderen! Ik heb met dit opstel geenszins getracht de beteekenis van Debussy ook maar bü benade ring aan te geven. Had ik deze pretentie s?e- had. Ik zou zijn ingegaan op 's meesters groote bewondering voor de kunst van het Oosten en op zijn intuïtieve verwantschap met het Oosten, op zijn studietijd (verblijf te Rome) en den Invloed der Russen op zijn werk (bezoek aan Rusland en vereering voor Moussorgsky) Meer dere andere factoren en omstandigheden had den in dat geval belicht en uitgewerkt dienen te worden en bij het voet voor voet volgen vjt den mensch Debussy op diens levenspad zou den wij vooral ook op een, in ons oog, groote fout gestooten zijnMaar deze bedoeling heb ik niet gehad. Uitsluitend is geprobeerd het wezen van Debussy's kunst te karakterlseeren en duidelijk te maken, dat thans de tijd rijp la om de nalatenschap van het groote Fran- sche genie in het middelpunt der publieke be langstelling te plaatsen. Niet alleen rechtvaar dige beoordeeling van Claude Achille Debussy’s oeuvre maakt dit tot elsch, doch de geheele jongere generatie vraagt er om! A T T T? A O/^K.TKT'C’ ,C* °P <Ht blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 7^X0 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^fl - blJ een ongeval met 17 9£A J TerKea Tan hand, Welk alleszins verheugende en vooral voor de toekomst véélbelovende feit kunnen wij in het bijzonder uit de houding der jongere men schen constateeren? Dat zich in hun smaak een revolutie aan *t voltrekken Is, welke wü veilig een evolutie mogen noemen; meer en meer keeren zij zich af van het geweldige, het óversentimenteele, het óver-plastlsche en bet ln-wezen-vlrtuoze in de muziek en meer en meer daarentegen weten zij zich aangetrokken tot het fijngevoelde, het bezield-intelllgente en het zuivere meditatieve. Glukkig! De jonge generatie hoort het holle In den klank van een (ontegenzeglijk grooten en knappen) Liszt en zij begint een genialen ouden Italiaan als Mon- teverde waarachtiger te waardeeren; zij ziet in Wagner den grandiozen, meesterlijken worste laar met stof en aardsche elementen en taxeert hem een trapje lager dan de rustig, schijnbaar zonder materieeten strijd medlteerende oud- klassieken, waarvan Bach en Hündel de promi nenten zijn; zij begint te begrijpen, dat het, experimenteele en actueele slechts stoffelijke waarde heeft en dus niet ten nutte komt aan het wezen der muziek; zij heeft geleerd nieuwe vormen en nieuwe geluiden te waardeeren en achter deze elementen een glimp van de essence op te speuren. Welnu: het kan niet anders of hart en ziel van hen, die tot de categorie van denkende en smaak-gecultiveerde menschen ge rekend kunnen worden, staarTTép volle, dus wijduit open voor datgeng^Jietwelk Claude Achille Debussy te zeggen heeft. Wit heeft de Fransche meester voor hen en voor allen, dus ook voor hen, die zijn geniali teit nog niet ten voeten uit apprecleeren, In zijn wonderschoon oeuvre gemanifesteerd? Heel veel en heel weinig. Heel weinig voor wat zijn pretenties betreft; hij wilde zoo gaarne ten volle en uitsluitend zijn „un musiclen blen Francais”; niet droomde hjj zich dus een o'n- sterfelijken wereldgeest, een genie van univer- seele beteekenis. Muziek wilde hij maken: mu ziek voor zlch-zelve en voor Frankrijk. Geen reformatie streefde hij na; het was hem geens zins doel de oude fundamenten der compositie door nieuwe te vervangen. Slechts één wensch leefde in hem: te'rijn „un musiclen blen Fran cais.” Als wij de beteekenis van die pretentie in ganschen omvang begrijpen, ontroert en ver baast ons het ultelndelijke resultaat van De- bussy's arbeid, want blijvender, dus dleper-!n- grijpend, zij het individueel dan de productie van eenig muzikaal „Streber”, heeft het werk van dezen grooten Franschman het wezen der toonkunst beïnvloed en haar gestalte aange tast. Wie, eerder of later, realiseerde zoon wondore, hemelsche klanken-weelde? Wie ver rijkt (In den dieperen zin van het woord) de compositie zoo geweldig en zoo waardevol? Heel veel dus, overmatig veel heeft Claude Achille Debussy ons te zeggen! Hoe onvergc- lijkelijk schoon zijn al de door hem nagelaten werken; zij beroeren ons In het diepste wezen, zij spreken tot het beste en edelste wat in ons is; geen hartstochten roepen zij In ons wakker, nóch weeke, tegennatuurlijke sentimenten. ZU stemmen ons tot teedere, reine en liefdevolle droomen; zij doen ons het leven liefhebben en de schoone aarde en In dat leven en in die Acht dagen waren sindsdien verloopen, toen Dick Price op zekeren avond z'n vriend AU kwam bezoeken. Onder het drinken van een glas wijn vertelde Dick: „Zeg All, dat is waar ook, Ik ben vanmiddag bU je beschermelinge geweest, om Iets voor Grace te koopen." „Zoo, dat doet me werkelijk plelrier.” „Vertel eens, AM,” hernam Dlck, „voor hoe veel heb je daar laatst gekocht?" All zweeg verlegen. Ofschoon hU absoluut geen verstand had van dameskleeren, had hem de prijs toch wel wat hoog toegeschenen. „Wat ben je me daar heerlUk ingevlogen door dat lieve gezichtje, ouwe Jongen," lachte z'n vriend hartelUk. „Ik ben later ingelicht. Stel je voor, toen ze hoorde of zag dat ik bin nen kwam, was ze net zoon telefoongesprek aan 't voeren als JU gehoord hebt. Daaf je me alles verteld had, vond Ik dat wel een beetje verdacht. Alvorens dan ook Iets te koopen, ben ik met een uitvlucht, dat ik morgen met m'n verloofde zou terugkomen, weggegaan en heb informaties ingewonnen. Deze komen hierop neer: het tweetal gaat ontzettend veel uit en leeft op veel te grooten voet. Nu hebben ze deze trüc bedacht om de menschen en spe elhal mannen, die in den winkel komen, er in te laten vliegen. Bovendien, All, In 't heele huls is geen telefoon te bekennen. Vind Je het geen reuzenmop?” „Ja.... reuzen,” hernam AU, terwijl hU ge dwongen lachte. HU dacht aan z'n kleerkast, j^aarin vier prachtige japonnen hingen, waarvan hU eens hoopte dat de eigenaresse een „zekere juffrouw Warhem” zou zUn. „Wil je nog een glas wUn?” vroeg hU onver schillig, maar z’n vriend merkte dat hü de flesch harder neerzette dan men gewoonlUk dééd. het gemurmel der golfjes, beleefde Ik weer mUn vreemden roman. De correspondentie tusschen Robert en Mlchel ging z’n gang. Na den brief, waarvan Ik het post-scriptum gedicteerd had, had mUn neef mU gezegd: „Daar moeder mU die zaak heeft toe vertrouwd om mU daardoor een nuttige relatie voor mUn toekomstige loopbaan te verschaffen, Is bet niet noodig, dat Ik haar de brieven toon, die ik ontvang, alsof ik een kostschoolmeisje ben. Ik zal haar dus in het algemeen op de hoogte houden, dat is genoeg.” ,JEn Ik?” „O, dat Is niet hetzelfde. WU zullen de ant woorden samen uitwerken en ik zal Je de brieven laten lezen, die ik van ginds ontvang." Tante had er wel een beetje op aangedron gen om er meer van te weten, maar zü durfde haar grooten Jongen niet noodzaken haar zi> correspondentie te toonen en moest zich tevre den stellen met de wetenschap, dat „markies de Beaufeu een man van de wereld Was. ZUn brieven verrukten mU. HU had dadelüa aan Mlchel geantwoord, dat mün kaart hem volstrekt niet op een dwaalspoor had gebracht, want ondanks alles wist hu. dat ik jong, mooi, bekoorlük en Hef was. ZUn meening daarom trent «stond vast. Een snoezige voorstelling van een der schilderijen van Botticelli in de enveloppe aan Mlchel, had tot onderschrift: „Lieve weldoende meter, veroorlooft u mU af en toe aan u te denken?” Ik antwoordde op deselfde wijze op een kaart in den brief van Mlchel. „Waarom niet?” MUn neef keurde dit goed. (Wordt vervolgd) Toen Tuimeltje van dé schrik bekomen was, gingen de ka boutertjes verder met bloemen begieteft. Het was een drukte van belang maar toch vond Tuimeltje nog gelegenheid een grapje uit te halen. Toen hU boven op een bloembak stond, gooide hU een voUen emmer water naar beneden! NatuurlUk had hU van te voren al lang gezien, dat er een ander kabou- Andere tUden, andere zeden,” bromde juf, de oogen neerslaande. Het seizoen scheen schltteren^te worden en weldra brachten wU al onze miMagen op het strand door. Tante, die graag uitging, beant woordde al de visites, die haar gebracht waren, dan Installeerden wU ons op het strand onder de schaduw van een groote parasol of als het erg waaide, in onze badcabine. Het bad. het tennisspel, het babbelen met onze vrienden, de eenzame rust onder een rots, dan het thee- uurtje in het Casino in het Palace of ergens in een Normandische hoeve namen onzen rijd in beslag tot wU naar Saint-Flavien terug keerden. Soms dineerden wU in het Palace of kwamen wU er in den avond terug, als er muziek werd gemaakt. Mlchel veronachtzaamde mU een beetje, in beslag genomen als hU was door zUn flirt met Paulette Ginoux. Frantolse liet rich meetronen door Lily Darolles en Marianne door twee of drie van haar gewone dansers, die zU op het strand had ontmoet. EigenlUk betreurde ik die eenzaamheid niet, want nu was ik vrU om mün droomen te koesteren. Ik had ze steeds bü mü, ik beleefde ze te midden van de wereldsche genoegens, als ik mün tennisraket planteerde of de verrukkelüke Usjes in het Palace langzaam genoot, als Ik de violen van het orkest hoorde ringen of klagen. Maar het was vooral in de eenzaamheid, dat ik er mU volkomen aan overgaf. Als ik op het warme zand lag uitgestrekt, met boven mü een hemel turkooeblauw vaa kleur, In de ooren groeien. Toen hü op 34 Februari werd gevan gen, woog hü 19 pond. Gemerkt zünde liet men hem weer te water, en ving hem opnieuw den 26sten Maart, dus na ruim één maand. Wat bleek nu? Dat de zalm thans33 pond woog. HU was in dit korte tüdsbestek, tot verbazing der onderzoekers, in totaal 14 pond zwaarder geworden. Een en ander geeft dus 'n duidelük ■chiedenis, schrijft de bekende Pastoor A. E. Rlentjes uit Maarssen een bijdrage over „Het Scholtenhuis" te Raalte dat zeer vele interes sante bijzonderheden bevat. De eerwaarde schrijver begint met op te merken, dat het woord .Scholtenhuus” voor ons een vertrouwe- lüken klank heeft: we zouden het büna op e 1 k dorp verwachten, zoo zegt hü, zooals wü in elke plaats van beteekenis een Schoutenstraat of Schoutensteeg aan treffen. Want zonder te verantwoorden, hoe in Amsterdam, Zwolle Utrecht. Maarssen, enz. zulk een straatnaam ontstond, weten wü. dat elk dorp of schoutampt In Overüsel zün Schout of richter had, wiens rechten-en plichten in het landrecht van Over üsel nauwkeurig staan omschreven. Maar bo vendien zün de namen Scholte en Schouten, Schultlnk en Scholteboer in het Oosten van Gelderland en Overüsel, ook zulke gewestelük- bekende namen, dat wü ons nauwelijks afvra gen of deze namen nog samenhang hebben met het vroegere ambt, en den vertegenwoordiger van het Bisschoppelük-landsheerlük gezag op onze dorpen. We zien hieruit genoeg, dat wü met het woord „Scholte" en zün samenstellingen al zeer voorzichtig moeten zün. Curiositeits- halve vermeld ik hier, dat ook de gerechts dienaars te Zwolle en te Kampen den naam van „Scholten by nachten” droegen, terwül het nog geen 40 jaren geleden is, dat te Deventer bij een straatrelletje de oude gedienstige naar bin nen ging om den heer des huizes te waarschu wen, dat het wel heel erg met het buurt-rumoer gesteld was, want de „Scholten” waren er ook aan te pas gekomen. Vervolgens komt Pastoor Rlentjes tot zün eigenlüke onderwerp, waarbü hü om. het vol gende schrijft: De vraag welke het eerst gesteld wordt is dezeHadden de Scholten in Overüsel een amb- telüke woning? Was er in de dorpen wat men in de Hollandsche dorpen en heerlükheden het „Regthuüs” noemde en in de steden het Stad huis of gemeentehuis? Te Kampen heette de plaats waar de Schout de zaken van den land heer behandelde: „het Hof’ of .Jachthuis” Daar Is mü niets van gebleken, dat er in de Sallandsche of Overüselsche dorpen de naam „Rlgthuis” voorkomt. Als Iemand mü hier den naam van het bekende „Schultehuls” te Wanne- perveen zou noemen, dan is dit toch iets an ders dan hetgeen hier bedoeld wordt. Ook te XJselmulden bestond een „Rechthuüs”. Het is waarschUnlük, dat te Kampen de Schout (van Kampen en Campervene), Rudolph van Twicke- lo, woonde in de Oudestraat op „het Hof”, „Het Hof” was de algemeene naam voor het .Jtigt- huls”, waar de schout woonde en zün ambte- lüke taak voltrok, en dat te Kampen in de Oudestraat. dicht bü de St. Nicolaaskerk gelegen heeft. Zetelde oorspronkelük slechts de schout als ambtenaar van den Biaschop als heer en meester aldaar, door de omstandigheid, dat de Schepenen er later zitting hielden, is „Rigthuis boven" geheel in het bezit van den magistraat gekomen, die het in bet jaar 1513 aan Geert van Hengelen verkocht. Men zou ook kunnen opmerken zoo gaat de pastoor dan voort dat de naam „Scholten huis" op dezelfde wüze sou ontstaan zün als Pennlnckhuis, Mouwlckshuls, Boevlnckshuls te Deventer, als het Helmlchhuis, Sonsbeecken- huls te Zwolle, het Storkenhuls te Weerseloo, Schottenhuis te Wierden, Splekerhuis te Lutten- berg, enz., het Schuthuis van Geert Schutte tc Is de electrische bel van de kleine def- ZX tige modezaak van Jessy Warham in x orde was geweest, dan zou All Henslow niet hebben kunnen binnenkomen, zonder dat men er iets van had bemerkt. AU was twee Jaar in t buitenland geweest. Hü was niet alleen een aardige Jongeman van omstreeks dertig jaar, maar als eenige zoon van den bankier Henslow ook zeer gefortuneerd. Teruggekeerd van e en zakenreis naar Britsch-Indië, wilde hü voor zich zelf en z’n vrienden een tennisbaan in den tuin van z’n ouders laten maken en kwam nu eerst met den architect spreken over de plaats waar ze het beste kon worden aangelegd. En daar stond AU nu, luisterend naar een telefoongesprek van een hem onbekende dame met een allerliefste stem. Niet dat hü was bin nengekomen om een Japon te koopen, maar hü was hier in dit rük der vrouw alleen’ neer gedaald om te informeer^n waar sinds z’n tweejarige afwezigheid de architect was geble ven, die daar eerst gewoond had. Die mevrouw Warham zou zeker wel weten waar hü was gebleven, omdat ze nu in diens huis woonde. AU moest hem dringend spreken, om ook nog eenige veranderingen aan te laten brengen aan de groote viUa van z'n ouders. Hü wachtte dus geduldig tot de dame haar gesprek zou hebben geëindigd en achter het gordün van de paskamer vandaan zou ko men, iets waar ze niet veel haast mee scheen te hebben, want ze praatte maar door. „O, Margaret." riep ze opgewonden, „heusch, ik had engelengeduld. Ze becritiseerde elke japon en eiken hoed, en verbeeld je, weet Je wat ze zei, toen ze me aUes en dag had laten halen? Dat ze alleen maar bin nengestapt was voor den regen. Dat was m’n eerste klant sinds drie weken. Is het niet om zenuwziek te worden, Margaret? Als er geen wonder gebeurt, dan....” Een snik onderbrak het gesprek.... „dan, ja, dan.... ben ik genoodzaakt de zaak te slui ten.” AU Henslow voelde zich alles behalve op z’n gemak, zoon privé-gesprek te staan afluiste- ren. Wat zou hü doen? zachtjes weer uit de zaak sluipen? Dat leek hem wel het beste Doch vóór hü dat kon doen, vervolgde de stem: „Als ik moeder maar verzorgd, wist. Ik kan het haar niet zeggen. Die Ueve schat, die steeds denkt dat het geld hier binnenstroomt. Maar zoolang ik hier ben, heb ik geld verloren. Neen hoor, Margaret, ik vind het erg mooi van je, maar ik wil beslist geen stuiver van je leenen. Ik zal in vredesnaam de feiten maar, ender de oogen zien en den boel maar verkoo- pen, dan zal ik als winkeljuffrouw wel iets trachten te verdienen.” Al stond als vastgenageld bü het hooren van die wanhopige, treurige stem. „Arm kind,” mompelde hü, „daar moet iets op gevonden worden.” Hü stapte twee passen naar de buitendeur on bleef daarna weer besluiteloos staan. Maar Jessy warham had den hoorn’ opge hangen en kwam al van achter het gordün te vourschün. „O!” riep ze onthutst, bü het zien van den heer, die in den winkel stond. .„Er moet iets gedaan worden," dacht All nu vastbesloten bü het zien van de Ueve verschü- nlng, die daar vooj hem stond. t og te weinig kunnen wü de vruchten ge- XI nieten van het waarlük majesteitelUk erfdeel, dat Frankrüks onsterfelüke zoon, Claude AchiUe Debussy de wereld in schonken heeft; men laat een belangrük ge deelte van den zeer büzonderen rijkdom, welke in het oeuvre van den „muslcien blen Fran cais” gemanifesteerd is. zoo goed als geheel, of althans ten deele onbenut en zoodoende houdt men voor een beschaafden en muzlek-gevoelt- gen mensch een bron verborgen van zeldzame schoonheid: een bron,’waaruit wü niet alleen factoren ter veredeling van het dapelüksche leven zouden kunnen putten, doch die ons zelfs elementen zou kunnen openbaren, welke in staat zouden blüken ons dichter bü God en bü de wondere Goddelüke schepping te brengen. De wetenschap: dat velen niet in staat wor den gesteld den machtigen slag van deze, een der allerbüsonderste muzikaleaderen te voelen en te hooren kloppen, stemt tot bedroefdheid, en tot overpeinzing tevens. erschUlende woorden in onze taal zün af geleid van een bepaalden naam. .JTlkjes", b.v. zün genoemd nsKr den man, die ze het eerst gemaakt beeft. De uit vinder namelük was Casper FUck. .Haagsche Hopjes" zün genoemd naar een zekeren baron Hop. Deze Uet ze voor ’t eerst maken, ometett de fijne koffiesmaak hem aoo - beviel. De naam „fiets" is in de wereld gekomen, omdat een der éérste rüwielfabrikanten (een Engelschman) Fltz heette. Een „kiek" (of snelle foto) heet zoo, daar er vroeger in Lelden een fotograaf woonde, die Kiek heette. terugslag van. Onze vrienden uit Parüs, die nu in den omtrek in hotels of villa's woon den, kwamen ons bezoeken. De tuin, de rozen- gaarde, het park krioelden van lichte tolletjes, vroolüke gezichten, mooie hoedjes, er klonken opgewekte stemmen, frissche schaterlachen en vertrouwelük gefluister. „Wü hebben jelui wel in Parüs gemist,” be weerde Paulette. fa MUnheer de Rives, bü voorbeeld,” Darolles, „zag er uit als een wanhopige." „Heeft hü je ten huwelük gevraagd, Fran coise?” vroeg de Indiscrete Marianne. .Doop heen,” riep mün nicht uit, vuurrood van verlegenheid en angstig naar haar moeder kükend. .Maar hü ziet er werkelük niet kwaad uit»’ hernam Lily. „Daar komt Mlchel aan,” kondigde met een zucht van verlichting Franqoise aan. Marianne ging niet voort met haar onder vraging. Mlchel was sedert den vorigen dag met vacantie naar Saln-Flavien gekomen tot groote vreugde van Francolse en mü. Als hü er was, had Juffrouw Brissot niets met ons te maken. Zü kon zich in vrede bemoeien met het nazien van de wasch, met het rangschikken van het linnengoed in de kastten. met de dienstboden na te gaan. Wü hadden in Mlchel een idealen Chaperon, als wü eenzame wandelingen wil den gaan maken. ..Als mün moeder zoo iets gezien had!” zuchtte tante Madeleine, die de moderne ideeén nog niet kon verwerken. „Drommels, nichtje, Je durft heel wat zeg gen!" „Vind je mü dan leelük?” „Dat zeg ik niet, maar in Jou plaats zou ik bet aan anderen overlaten om te zeggen, dat ik mooi ben.” „En als de anderen het niet zeggen....” „Dan sou ik bang zün, dat ik mü vergist had.” ,Nare Jongen!” „Dus: jong en mooi.” „Als je vind, dat ik oud en leelük ben, mag Je hem dat schrijven.” „Jong en mooi,” herhaalde Mlchel, „verder?" .Maar zü is ook niet dom, niet boosaardig of coquet” „Ho la!" „Ben ik coquet?” .Neen, de kat is bet.” Hü had gelük, ik ben coquet, tante en Francolse herhalen mü dat dikwüls genoeg. Maar, daar ik dit gebrek bü anderen veraf schuwde, was ik vreeselük gepiqueerd, dat ik het zelf had .Komaan, Mlchel, ik ben toch niet zoo erg coquet en vooral ik zou het niet willen zün.” Michel lachte hartelUk over mün goede voornemens, maar hü beweerde, dat de weg naar de hel er mee geplaveid is. Toch toonde hü, dat hü mün goede kameraad was, door die woorden uit den brief te laten. Jessy Warham was een slank, donker meisje van ongeveer 25 Jaar. Twee groote donker bruine oogen keken hem vragend aan. „Wat is er van uw dienst?” vroeg se nu, kalm en zakelük. Ze Uet niet het minste spoor van nerveusheld blüken, al wist ze niet in hoever de besoeker iets van haar telefoonge sprek had gehoord. „Wat wenscht u?” vroeg ze nogmaals, toen All geen antwoord op haar vraag gaf. „Ik had graag twee.... neen vier Jurken of japonnen, noemt u dat, geloof ik; ja, vier mooie japonnen....” Juffrouw Warham’s vreugde. „Gaat u zitten,” noodlgde se uiterst beleefd uit. En met een snelheid,, waar All verbaasd van stond, haalde ze alle mogelüke jurken voor den dag. „Misschien wilt u me wel helpen met het uitkiëzen?” vroeg hü. Juffrouw Warham glimlachte, vrouw?” vroeg ze. „Ik.... ik heb geen vrouw,” stamelde hü een beetje verlegen. „Een oude of een jonge dame?” En ziende dat hü haar nlet-begrijpen9 aankeek, vervolg de zü: „Ik moet zoo ongeveer den leeftijd we ten, met het oog op de persoon en de grootte.” „O, voor m’n zuster,” zei AU opgelucht. JZe is ongeveer zes en twintig en heeft een gewone maat.” „Maat 42 dan?” onderstelde Juffr. j bevestigend: ,4a, Ja, 42.” De eigenares der modezaak was een en al bereidwilligheid. Niets was haar te veel. En na verloop van anderhalf uur verilet All Henslaw de zaak, bepakt met vier zacht-groene doozen, waarop in gouden letters .Maison Warham" stond. Hü had ze contant betaald en was ervan overtuigd een goede daad te hebben verricht. Het adres van den architect had hü echter heelemaal vergeten te vragen. Dienzelfden avond vertelde All de heele treurige geschiedenis aan z'n vriend Dick Price, cn ook deze beloofde AU stelUg daar iets voor z’n verloofde te gaan afkoopen. „Een shawl, handschoenen of een aardig halssnoer, er zün een massa dingen," preeé AU de zaak van z’n beschermelinge. I ’i 61 62

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 20