Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland
^Cetw^aal wm den daq
F 750.-
F 750.-
Het Scholtenhuis
te Raalte
I
De onbekende Verloofde
DINSDAG 16 JUNI 1936
J
1
daad
Zyn kunst in dezen tyd
Groei bij de visschen
Dat wist U zeker niet?
a
Zeer veel interessante
bijzonderheden
Claude Achille
Debussy
II DOOR LEMAIRE
Fdtelyk geen amhtelyke woning
van de opvolgende Schouten
en eigendom van het
t Kerspel?
I Tew JI w I w O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen cJaze doodelljken afloop We een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
W^ha7ongeman, goede
alles voor den die het minste
idee had van wat j
voor grootte dat
was, knikte maar
1
I
gericht straalde van
„Voor uw
het
T
O
HENRI TH. STAM
het
te I bewijs, hoe snel de groei bij de visschen is.
snéller
nog
^Moeder en Kind” van Matthieu Wiegman
TT
zei Uly
weten
te
gelijk.
HOOFDSTUK X
,1
P
De maand Juli bracht een menigte badgasten
naar FJeurvills «n Baint-Flavien kreeg ar dan
„Lentesymphonie” een schilderij
Henry Valensi
Maar toen gebeurde er iets, dat heelemaal niet prettig was.
Een jong kaboutertje die nog niet zoo heel lang met de an
deren mee mocht om overal te helpen, was heel erg dom. HU
andere kaboutertjes echter hadden er de grootste pret om
en klapten in hun handen.
I
k
v
a
r
t
si
k
h
11
<1
<1
I
s
J
i
i
i
i
1
t
d
v
d
r
li
li
v
I
1
i
1
De arme bloemetjes schreeuwden om hulp en de kabouters
stonden radeloos toe te zien, want de gevolgen waren ver-
schrikkeHJk
h
v
g
F
a
O
F
d
v
tertje onder stond en het ventje schrok zich bijna dood. De Uep m Mn vaartje tegen een be»1» groote roodsteenen bloem
pot aan en deze viel holderdebolder naar beneden.
dankbaarheid en grenzenlooze eerbied in. Mijn
nicht is daarom dubbel verheugd, dat zij u dien
kleinen dienst heeft mogen bewijzen....”
„Is het wel noodig dat te schrijven?” onder
brak tante ons.
„Heel noodig, tante Madeleine.”
„Maar dat spreekt immers van zelf?"
„Toch, lieve tante, mag het wel eens herhaald
worden.”
Tante drong niet aan en Michel ging voort
met zijn epistel: „Wat mij betreft, mijnheer, ik
heb niet de eer gehad in den oorlog mee te
strUden. Daar was mijn jeugd schuld aan,
maar altijd zal ik er spijt over koesteren en
ik hoop eens mijn vaderland in de door u en mjj
gekozen loopbaan nuttig te kunnen zijn.
Het doet mjj genoegen, mijnheer, dat u mU
af en toe wilt schrijven, mün nicht zal ver
heugd zUn uw brieven te lezen, zü verzoekt mü
u haar groeten over te brengen....”
Na enkele kleine verbeteringen keurde tante
het kladje goed en Michel schreef het netjes
over op lichtgrijs papier, waarop in relief het
adres van het kasteel stond.
Zoodra wij alleen waren, zei ik: „Nu ga Je
er een post-scriptum aan toevoegen."
„NatuurUjk, dicteer maar."
„Begin maar: Mijn nicht heeft mü gesproken
over den brief, die u haar geschreven hebt en
over het antwoord, dat zü u gezonden heeft.
ZU vreest, dat dit antwoord u een slechte
meening over haar zal geven. Veroordeel haar
niet te gauw, mijnheer. Denise is, dat mag ik
u toch wei zeggen, jong en moot..,.”
-j-. eeds dikwijls zijn er onderzoekingen ge-
|V daan omtrent de snelheid der visschen.
a- verrassende resultaten zijn daarmee be
reikt. Dit deed den onderzoekers *t idee aan de
hand om ook eens na te gaan, hoe t eigenlijk
gesteld was met den groei der visschen. De
familie der zalmen kwam voor de nieuwe waar
nemingen t eerst in aanmerking. Bij t onder
zoek bleek nu, dat een zeeforel, die het gewicht
had van 3 pond toen men hem op ’t droge
bracht, een jaar later met 3 pond in gewicht
was toegenomen. Dat was dus wel de moeite
waard. De onderzoekers begonnen nu met ’n
andere proef. Men ving een zalm, en deze woog
13 pond. Anderhalf jaar later werd nagegaan,
hoeveel zijn gewicht nü bedroeg. *t Bleek, dat
de visch er niet magerder op was geworden
want er waren 8 pond bUgekomen, zoodat *t
dier thans het aanzienlijke gewicht bezat van
31 pond.
Een mannetjes-zalm bleek
Si1
30
„Maar, mama, dat komt er toch niet op
asm!”
„Toch wel, die münheer moet ons later niet
kunnen beschuldigen, dat wij hem leugens heb
ben verkocht.”
,,’t Is waar.” zei ik, maar zonder
waarom voelde ik mU bedroefd.
„Ooed, ik ga dus voort: de achterdochtige
tante, die mij belast heeft met de contróle
over onze correspondentie, geheel gerust ge
steld zün door den beminnelijken toon van uw
brief. Buitendien zouden uw argumenten goed
«ijn als wU ze noodig hadden om overtuigd te
worden van uw correcte houding in deze. Ver
drijf dus, mijnheer, dat wantrouwen en wees er
niet boos om als ik met vreugde deze gelegen
heid aangrUP om met u een briefwisseling te
voeren, die mij zulk een exquis genoegen be
looft (die zin was geheel van mij). Ik wist
reeds, dat u een beschaafd man zjjt. en ik ben
gelukkig te vernemen, dat u tegelUk een held
bent (dat was van Michel). WU vereenen hier
alle strijders in den grooten oorlog, maar zij.
«Ue gewond zün geworden, boezemen ons een
n de een dezer dagen verschenen „Versla
gen en Mededeellngen" van de Vereenlging
tot beoefening van Overijselsch Regt en Ge-
Waarotn toch wordt ons het vruchtgebruik
van dezen geestelUken schat onthouden? Op
zettelijk? Zeer zeker niet, want er zUn er meer
deren in den lande. die het werkelijk goed
meenen met ons volk en die er voor ijveren ons
het beste voor te zetten wat er geproduceerd
is en wordt op muzikaal gebied althans: dat
gene, hetwelk zij als het beste volgens hun
overtuiging voor ons beschouwen. En, zoo komt
het mij voor, hier raken wU dadelijk de kern
van onze overpeinzing: er zUn er onder de
toonaangevenden in Nederlands muziekwereld,
die nog steeds de grootheid van het genie De
bussy niet tgn volle beseffen, en er zijn er, die
den muzikalen smaak en‘de muzikale gevoelig
heid van ons volk (meer speciaal wat de jon
gere generatie betreft) verkeerd beoordeelen.
Allereerst willen wU trachten aan te toonen.
dat zü, die mqpnen dat het publiek nog met
rUp is om van Debussy te genieten, ongelük
hebben.
Holten, waar een familienaam dus aan de wo
ning vastzit. Zoo zou dus te Raalte een of an
dere familie „Scholten” den naam aan dit huis
gegeven hebben, evenals met Soartjeshuus, Was-
sinkshuis en Bartelshuls aldaar het geval is.
Na dan te hebben nagegaan, hoe en waar de
huizen van de Scholten van Raalte gevestigd
waren, concludeert de schrijver, dat de naam
„Scholtenhuis'' te Raalte In geen geval zegt, dat
dit huls feitelUk een ambtelUke woning van de
opvolgende Schouten was en eigendom van het
Schoutampt of Kerspel. Ziedaar, een en ander
ter oplossing van de vraag, waar woonden de
dorpsschouten in Overüsel.
Het Is den pastoor niet gelukt na te gaan of
de hulzen van den Schout ook vielen onder de
onderhoudsplichten van de Kerspellleden of In
gezetenen van het Schoutambt. Voor zoover de
„Generale Kerspel-rekenlng” aanwezig la op
sommige dorpen, zien wij de uitgaven voor on
derhoud van de „Wéme” (soms ook het school-
of kosterhuls) op rekening van het Kerspel ge
steld, doch niet het huis van den Schout. Toen
In Helno b.v. vanwege de Vergadering van Rid
derschap en Steden de ruimte in het huls van
den Schout niet voldoende was, werd er een
kamer aan het huls bijgebouwd op kosten der
Provincie. Naderhand heeft men het recht der
Provincie op die kamer laten varen. Ook te
Raalte had de Vergadering van Ridderschap en
Steden plaats, maar waar dit geschiedde, wordt
niet vermeld.
„Het Scholtenhuis” te Raalte zoo besluit de
schrijver zijn bijdrage leeft nog altijd onder
dien naam voort; Jaren lang was het In bezit
van de familie de Fraisinet te Amsterdam, die
daar den zomer doorbracht. Later werd
door anderen bewoond tot op onzen tijd.
aarde den Schepper van al wat goed en mooi
Is. Kan muziek wèlsprekender zijn? En, merk
waardiger wijze: Debussy wenschte niet wel
sprekend te zijn; hij schreef slechts zijn bladen
muziekpapier vol omdat zijn hart en zijn den
ken vol van muziek waren en vanzelfsprekend
dreef Innerlijke drang hem er toe te trachten
lets van de schoonheid en het wondere der na
tuur In zijn werk tot leven te roepen, want hij
had naast de muziek de natuur Innig lief.
Frappante paradox: een mensch, die zóó schrij
nend lichamelijk zou moeten lijden (de kanker
sleepte hem naar het graf) wist zóó volledig
de schoonheid der aarde te ontdekken!
Hoe machtig veel hield de dichterlijke Claude
Achille van de natuur! Zoon van het verrukke
lijke, landelijke St. Germaln-en-Laye, bracht de
meester zijn kinderjaren door in een omgeving,
welke voor goed karakter en geest zou vormen,
in een milieu, waar zijn naturallstlsch-poë-
tlsche geaardheid zich ontwikkelen kon en
vasten grond krijgen. Debussy bleef heel zijn
leven door de natuur: dat wonderschoone
samenstelsel van zeeën en wateren, van bloe
men en planten, van bergen en dalen, van
kleuren en geuren, grenzeloos bewonderen. Hoe
getuigen zijn werken van deze brandende
liefde: „Pelléas et Méllaande” met haar alles-
overheerschenden lofzang op de natuur, „I-a
Mer”, „Le Printemps”, „Nults d’Etolles”,
„Beau Soir”, „Dans le Jardin"; het zijn alle
teedere, sferische muzleken, die stuk voor stuk
naar duizend bloemen geuren en den eindc-
loozen golfslag der wateren doen hooren. Onvol
prezen minnaar der schoone aarde: hoe waart
gij uitverkoren, dat u de macht geschonken
was om de natuur zóó mooi: mooi gelijk zij-
zelve is, in muziek te kunnen schilderen!
Ik heb met dit opstel geenszins getracht de
beteekenis van Debussy ook maar bü benade
ring aan te geven. Had ik deze pretentie s?e-
had. Ik zou zijn ingegaan op 's meesters groote
bewondering voor de kunst van het Oosten en
op zijn intuïtieve verwantschap met het Oosten,
op zijn studietijd (verblijf te Rome) en den
Invloed der Russen op zijn werk (bezoek aan
Rusland en vereering voor Moussorgsky) Meer
dere andere factoren en omstandigheden had
den in dat geval belicht en uitgewerkt dienen
te worden en bij het voet voor voet volgen vjt
den mensch Debussy op diens levenspad zou
den wij vooral ook op een, in ons oog, groote
fout gestooten zijnMaar deze bedoeling
heb ik niet gehad. Uitsluitend is geprobeerd het
wezen van Debussy's kunst te karakterlseeren
en duidelijk te maken, dat thans de tijd rijp
la om de nalatenschap van het groote Fran-
sche genie in het middelpunt der publieke be
langstelling te plaatsen. Niet alleen rechtvaar
dige beoordeeling van Claude Achille Debussy’s
oeuvre maakt dit tot elsch, doch de geheele
jongere generatie vraagt er om!
A T T T? A O/^K.TKT'C’ ,C* °P <Ht blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 7^X0 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^fl - blJ een ongeval met 17 9£A J TerKea Tan hand,
Welk alleszins verheugende en vooral voor
de toekomst véélbelovende feit kunnen wij in
het bijzonder uit de houding der jongere men
schen constateeren? Dat zich in hun smaak
een revolutie aan *t voltrekken Is, welke wü
veilig een evolutie mogen noemen; meer en
meer keeren zij zich af van het geweldige, het
óversentimenteele, het óver-plastlsche en bet
ln-wezen-vlrtuoze in de muziek en meer en
meer daarentegen weten zij zich aangetrokken
tot het fijngevoelde, het bezield-intelllgente
en het zuivere meditatieve. Glukkig! De jonge
generatie hoort het holle In den klank van een
(ontegenzeglijk grooten en knappen) Liszt en
zij begint een genialen ouden Italiaan als Mon-
teverde waarachtiger te waardeeren; zij ziet in
Wagner den grandiozen, meesterlijken worste
laar met stof en aardsche elementen en taxeert
hem een trapje lager dan de rustig, schijnbaar
zonder materieeten strijd medlteerende oud-
klassieken, waarvan Bach en Hündel de promi
nenten zijn; zij begint te begrijpen, dat het,
experimenteele en actueele slechts stoffelijke
waarde heeft en dus niet ten nutte komt aan
het wezen der muziek; zij heeft geleerd nieuwe
vormen en nieuwe geluiden te waardeeren en
achter deze elementen een glimp van de essence
op te speuren. Welnu: het kan niet anders of
hart en ziel van hen, die tot de categorie van
denkende en smaak-gecultiveerde menschen ge
rekend kunnen worden, staarTTép volle, dus
wijduit open voor datgeng^Jietwelk Claude
Achille Debussy te zeggen heeft.
Wit heeft de Fransche meester voor hen en
voor allen, dus ook voor hen, die zijn geniali
teit nog niet ten voeten uit apprecleeren, In
zijn wonderschoon oeuvre gemanifesteerd? Heel
veel en heel weinig. Heel weinig voor wat zijn
pretenties betreft; hij wilde zoo gaarne ten
volle en uitsluitend zijn „un musiclen blen
Francais”; niet droomde hjj zich dus een o'n-
sterfelijken wereldgeest, een genie van univer-
seele beteekenis. Muziek wilde hij maken: mu
ziek voor zlch-zelve en voor Frankrijk. Geen
reformatie streefde hij na; het was hem geens
zins doel de oude fundamenten der compositie
door nieuwe te vervangen. Slechts één wensch
leefde in hem: te'rijn „un musiclen blen Fran
cais.”
Als wij de beteekenis van die pretentie in
ganschen omvang begrijpen, ontroert en ver
baast ons het ultelndelijke resultaat van De-
bussy's arbeid, want blijvender, dus dleper-!n-
grijpend, zij het individueel dan de productie
van eenig muzikaal „Streber”, heeft het werk
van dezen grooten Franschman het wezen der
toonkunst beïnvloed en haar gestalte aange
tast. Wie, eerder of later, realiseerde zoon
wondore, hemelsche klanken-weelde? Wie ver
rijkt (In den dieperen zin van het woord) de
compositie zoo geweldig en zoo waardevol?
Heel veel dus, overmatig veel heeft Claude
Achille Debussy ons te zeggen! Hoe onvergc-
lijkelijk schoon zijn al de door hem nagelaten
werken; zij beroeren ons In het diepste wezen,
zij spreken tot het beste en edelste wat in ons
is; geen hartstochten roepen zij In ons wakker,
nóch weeke, tegennatuurlijke sentimenten. ZU
stemmen ons tot teedere, reine en liefdevolle
droomen; zij doen ons het leven liefhebben en
de schoone aarde en In dat leven en in die
Acht dagen waren sindsdien verloopen, toen
Dick Price op zekeren avond z'n vriend AU
kwam bezoeken. Onder het drinken van een
glas wijn vertelde Dick:
„Zeg All, dat is waar ook, Ik ben vanmiddag
bU je beschermelinge geweest, om Iets voor
Grace te koopen."
„Zoo, dat doet me werkelijk plelrier.”
„Vertel eens, AM,” hernam Dlck, „voor hoe
veel heb je daar laatst gekocht?"
All zweeg verlegen. Ofschoon hU absoluut
geen verstand had van dameskleeren, had hem
de prijs toch wel wat hoog toegeschenen.
„Wat ben je me daar heerlUk ingevlogen
door dat lieve gezichtje, ouwe Jongen," lachte
z'n vriend hartelUk. „Ik ben later ingelicht.
Stel je voor, toen ze hoorde of zag dat ik bin
nen kwam, was ze net zoon telefoongesprek
aan 't voeren als JU gehoord hebt. Daaf je me
alles verteld had, vond Ik dat wel een beetje
verdacht. Alvorens dan ook Iets te koopen, ben
ik met een uitvlucht, dat ik morgen met m'n
verloofde zou terugkomen, weggegaan en heb
informaties ingewonnen. Deze komen hierop
neer: het tweetal gaat ontzettend veel uit en
leeft op veel te grooten voet. Nu hebben ze
deze trüc bedacht om de menschen en spe
elhal mannen, die in den winkel komen, er in
te laten vliegen. Bovendien, All, In 't heele
huls is geen telefoon te bekennen. Vind Je het
geen reuzenmop?”
„Ja.... reuzen,” hernam AU, terwijl hU ge
dwongen lachte.
HU dacht aan z'n kleerkast, j^aarin vier
prachtige japonnen hingen, waarvan hU eens
hoopte dat de eigenaresse een „zekere juffrouw
Warhem” zou zUn.
„Wil je nog een glas wUn?” vroeg hU onver
schillig, maar z’n vriend merkte dat hü de
flesch harder neerzette dan men gewoonlUk
dééd.
het gemurmel der golfjes, beleefde Ik weer
mUn vreemden roman.
De correspondentie tusschen Robert en Mlchel
ging z’n gang. Na den brief, waarvan Ik het
post-scriptum gedicteerd had, had mUn neef mU
gezegd: „Daar moeder mU die zaak heeft toe
vertrouwd om mU daardoor een nuttige relatie
voor mUn toekomstige loopbaan te verschaffen,
Is bet niet noodig, dat Ik haar de brieven toon,
die ik ontvang, alsof ik een kostschoolmeisje
ben. Ik zal haar dus in het algemeen op de
hoogte houden, dat is genoeg.”
,JEn Ik?”
„O, dat Is niet hetzelfde. WU zullen de ant
woorden samen uitwerken en ik zal Je de
brieven laten lezen, die ik van ginds ontvang."
Tante had er wel een beetje op aangedron
gen om er meer van te weten, maar zü durfde
haar grooten Jongen niet noodzaken haar zi>
correspondentie te toonen en moest zich tevre
den stellen met de wetenschap, dat „markies
de Beaufeu een man van de wereld Was.
ZUn brieven verrukten mU. HU had dadelüa
aan Mlchel geantwoord, dat mün kaart hem
volstrekt niet op een dwaalspoor had gebracht,
want ondanks alles wist hu. dat ik jong, mooi,
bekoorlük en Hef was. ZUn meening daarom
trent «stond vast. Een snoezige voorstelling
van een der schilderijen van Botticelli in de
enveloppe aan Mlchel, had tot onderschrift:
„Lieve weldoende meter, veroorlooft u mU af
en toe aan u te denken?”
Ik antwoordde op deselfde wijze op een kaart
in den brief van Mlchel. „Waarom niet?” MUn
neef keurde dit goed. (Wordt vervolgd)
Toen Tuimeltje van dé schrik bekomen was, gingen de ka
boutertjes verder met bloemen begieteft. Het was een drukte
van belang maar toch vond Tuimeltje nog gelegenheid een
grapje uit te halen. Toen hU boven op een bloembak stond,
gooide hU een voUen emmer water naar beneden! NatuurlUk
had hU van te voren al lang gezien, dat er een ander kabou-
Andere tUden, andere zeden,” bromde juf,
de oogen neerslaande.
Het seizoen scheen schltteren^te worden en
weldra brachten wU al onze miMagen op het
strand door. Tante, die graag uitging, beant
woordde al de visites, die haar gebracht waren,
dan Installeerden wU ons op het strand onder
de schaduw van een groote parasol of als het
erg waaide, in onze badcabine. Het bad. het
tennisspel, het babbelen met onze vrienden, de
eenzame rust onder een rots, dan het thee-
uurtje in het Casino in het Palace of ergens
in een Normandische hoeve namen onzen rijd
in beslag tot wU naar Saint-Flavien terug
keerden.
Soms dineerden wU in het Palace of kwamen
wU er in den avond terug, als er muziek werd
gemaakt.
Mlchel veronachtzaamde mU een beetje, in
beslag genomen als hU was door zUn flirt met
Paulette Ginoux. Frantolse liet rich meetronen
door Lily Darolles en Marianne door twee of
drie van haar gewone dansers, die zU op het
strand had ontmoet. EigenlUk betreurde ik die
eenzaamheid niet, want nu was ik vrU om mün
droomen te koesteren. Ik had ze steeds bü mü,
ik beleefde ze te midden van de wereldsche
genoegens, als ik mün tennisraket planteerde
of de verrukkelüke Usjes in het Palace langzaam
genoot, als Ik de violen van het orkest hoorde
ringen of klagen.
Maar het was vooral in de eenzaamheid, dat
ik er mU volkomen aan overgaf. Als ik op het
warme zand lag uitgestrekt, met boven mü een
hemel turkooeblauw vaa kleur, In de ooren
groeien. Toen hü op 34 Februari werd gevan
gen, woog hü 19 pond. Gemerkt zünde liet men
hem weer te water, en ving hem opnieuw den
26sten Maart, dus na ruim één maand. Wat
bleek nu? Dat de zalm thans33 pond woog.
HU was in dit korte tüdsbestek, tot verbazing
der onderzoekers, in totaal 14 pond zwaarder
geworden. Een en ander geeft dus 'n duidelük
■chiedenis, schrijft de bekende Pastoor A. E.
Rlentjes uit Maarssen een bijdrage over „Het
Scholtenhuis" te Raalte dat zeer vele interes
sante bijzonderheden bevat. De eerwaarde
schrijver begint met op te merken, dat het
woord .Scholtenhuus” voor ons een vertrouwe-
lüken klank heeft: we zouden het büna op e 1 k
dorp verwachten, zoo zegt hü, zooals wü in
elke plaats van beteekenis een Schoutenstraat
of Schoutensteeg aan treffen. Want zonder te
verantwoorden, hoe in Amsterdam, Zwolle
Utrecht. Maarssen, enz. zulk een straatnaam
ontstond, weten wü. dat elk dorp of schoutampt
In Overüsel zün Schout of richter had, wiens
rechten-en plichten in het landrecht van Over
üsel nauwkeurig staan omschreven. Maar bo
vendien zün de namen Scholte en Schouten,
Schultlnk en Scholteboer in het Oosten van
Gelderland en Overüsel, ook zulke gewestelük-
bekende namen, dat wü ons nauwelijks afvra
gen of deze namen nog samenhang hebben met
het vroegere ambt, en den vertegenwoordiger
van het Bisschoppelük-landsheerlük gezag op
onze dorpen. We zien hieruit genoeg, dat wü
met het woord „Scholte" en zün samenstellingen
al zeer voorzichtig moeten zün. Curiositeits-
halve vermeld ik hier, dat ook de gerechts
dienaars te Zwolle en te Kampen den naam van
„Scholten by nachten” droegen, terwül het nog
geen 40 jaren geleden is, dat te Deventer bij
een straatrelletje de oude gedienstige naar bin
nen ging om den heer des huizes te waarschu
wen, dat het wel heel erg met het buurt-rumoer
gesteld was, want de „Scholten” waren er ook
aan te pas gekomen.
Vervolgens komt Pastoor Rlentjes tot zün
eigenlüke onderwerp, waarbü hü om. het vol
gende schrijft:
De vraag welke het eerst gesteld wordt is
dezeHadden de Scholten in Overüsel een amb-
telüke woning? Was er in de dorpen wat men
in de Hollandsche dorpen en heerlükheden het
„Regthuüs” noemde en in de steden het Stad
huis of gemeentehuis? Te Kampen heette de
plaats waar de Schout de zaken van den land
heer behandelde: „het Hof’ of .Jachthuis”
Daar Is mü niets van gebleken, dat er in de
Sallandsche of Overüselsche dorpen de naam
„Rlgthuis” voorkomt. Als Iemand mü hier den
naam van het bekende „Schultehuls” te Wanne-
perveen zou noemen, dan is dit toch iets an
ders dan hetgeen hier bedoeld wordt. Ook te
XJselmulden bestond een „Rechthuüs”. Het is
waarschUnlük, dat te Kampen de Schout (van
Kampen en Campervene), Rudolph van Twicke-
lo, woonde in de Oudestraat op „het Hof”, „Het
Hof” was de algemeene naam voor het .Jtigt-
huls”, waar de schout woonde en zün ambte-
lüke taak voltrok, en dat te Kampen in de
Oudestraat. dicht bü de St. Nicolaaskerk gelegen
heeft. Zetelde oorspronkelük slechts de schout
als ambtenaar van den Biaschop als heer en
meester aldaar, door de omstandigheid, dat de
Schepenen er later zitting hielden, is
„Rigthuis boven" geheel in het bezit van den
magistraat gekomen, die het in bet jaar 1513
aan Geert van Hengelen verkocht.
Men zou ook kunnen opmerken zoo gaat
de pastoor dan voort dat de naam „Scholten
huis" op dezelfde wüze sou ontstaan zün als
Pennlnckhuis, Mouwlckshuls, Boevlnckshuls te
Deventer, als het Helmlchhuis, Sonsbeecken-
huls te Zwolle, het Storkenhuls te Weerseloo,
Schottenhuis te Wierden, Splekerhuis te Lutten-
berg, enz., het Schuthuis van Geert Schutte tc
Is de electrische bel van de kleine def-
ZX tige modezaak van Jessy Warham in
x orde was geweest, dan zou All Henslow
niet hebben kunnen binnenkomen, zonder dat
men er iets van had bemerkt. AU was twee
Jaar in t buitenland geweest. Hü was niet
alleen een aardige Jongeman van omstreeks
dertig jaar, maar als eenige zoon van den
bankier Henslow ook zeer gefortuneerd.
Teruggekeerd van e en zakenreis naar
Britsch-Indië, wilde hü voor zich zelf en z’n
vrienden een tennisbaan in den tuin van z’n
ouders laten maken en kwam nu eerst met den
architect spreken over de plaats waar ze het
beste kon worden aangelegd.
En daar stond AU nu, luisterend naar een
telefoongesprek van een hem onbekende dame
met een allerliefste stem. Niet dat hü was bin
nengekomen om een Japon te koopen, maar hü
was hier in dit rük der vrouw alleen’ neer
gedaald om te informeer^n waar sinds z’n
tweejarige afwezigheid de architect was geble
ven, die daar eerst gewoond had.
Die mevrouw Warham zou zeker wel weten
waar hü was gebleven, omdat ze nu in diens
huis woonde. AU moest hem dringend spreken,
om ook nog eenige veranderingen aan te laten
brengen aan de groote viUa van z'n ouders.
Hü wachtte dus geduldig tot de dame haar
gesprek zou hebben geëindigd en achter het
gordün van de paskamer vandaan zou ko
men, iets waar ze niet veel haast mee scheen
te hebben, want ze praatte maar door.
„O, Margaret." riep ze opgewonden, „heusch,
ik had engelengeduld. Ze becritiseerde elke
japon en eiken hoed, en verbeeld je, weet Je
wat ze zei, toen ze me aUes en
dag had laten halen? Dat ze alleen maar bin
nengestapt was voor den regen. Dat was m’n
eerste klant sinds drie weken. Is het niet om
zenuwziek te worden, Margaret? Als er geen
wonder gebeurt, dan....”
Een snik onderbrak het gesprek.... „dan,
ja, dan.... ben ik genoodzaakt de zaak te slui
ten.”
AU Henslow voelde zich alles behalve op z’n
gemak, zoon privé-gesprek te staan afluiste-
ren. Wat zou hü doen? zachtjes weer uit de
zaak sluipen? Dat leek hem wel het beste
Doch vóór hü dat kon doen, vervolgde de stem:
„Als ik moeder maar verzorgd, wist. Ik kan
het haar niet zeggen. Die Ueve schat, die
steeds denkt dat het geld hier binnenstroomt.
Maar zoolang ik hier ben, heb ik geld verloren.
Neen hoor, Margaret, ik vind het erg mooi
van je, maar ik wil beslist geen stuiver van
je leenen. Ik zal in vredesnaam de feiten maar,
ender de oogen zien en den boel maar verkoo-
pen, dan zal ik als winkeljuffrouw wel iets
trachten te verdienen.”
Al stond als vastgenageld bü het hooren
van die wanhopige, treurige stem.
„Arm kind,” mompelde hü, „daar moet iets
op gevonden worden.”
Hü stapte twee passen naar de buitendeur
on bleef daarna weer besluiteloos staan.
Maar Jessy warham had den hoorn’ opge
hangen en kwam al van achter het gordün te
vourschün.
„O!” riep ze onthutst, bü het zien van den
heer, die in den winkel stond.
.„Er moet iets gedaan worden," dacht All nu
vastbesloten bü het zien van de Ueve verschü-
nlng, die daar vooj hem stond.
t og te weinig kunnen wü de vruchten ge-
XI nieten van het waarlük majesteitelUk
erfdeel, dat Frankrüks onsterfelüke
zoon, Claude AchiUe Debussy de wereld in
schonken heeft; men laat een belangrük ge
deelte van den zeer büzonderen rijkdom, welke
in het oeuvre van den „muslcien blen Fran
cais” gemanifesteerd is. zoo goed als geheel, of
althans ten deele onbenut en zoodoende houdt
men voor een beschaafden en muzlek-gevoelt-
gen mensch een bron verborgen van zeldzame
schoonheid: een bron,’waaruit wü niet alleen
factoren ter veredeling van het dapelüksche
leven zouden kunnen putten, doch die ons zelfs
elementen zou kunnen openbaren, welke in
staat zouden blüken ons dichter bü God en bü
de wondere Goddelüke schepping te brengen.
De wetenschap: dat velen niet in staat wor
den gesteld den machtigen slag van deze, een
der allerbüsonderste muzikaleaderen te voelen
en te hooren kloppen, stemt tot bedroefdheid,
en tot overpeinzing tevens.
erschUlende woorden in onze taal zün af
geleid van een bepaalden naam.
.JTlkjes", b.v. zün genoemd nsKr den
man, die ze het eerst gemaakt beeft. De uit
vinder namelük was Casper FUck.
.Haagsche Hopjes" zün genoemd naar een
zekeren baron Hop. Deze Uet ze voor ’t eerst
maken, ometett de fijne koffiesmaak hem aoo -
beviel.
De naam „fiets" is in de wereld gekomen,
omdat een der éérste rüwielfabrikanten (een
Engelschman) Fltz heette.
Een „kiek" (of snelle foto) heet zoo, daar er
vroeger in Lelden een fotograaf woonde, die
Kiek heette.
terugslag van. Onze vrienden uit Parüs, die
nu in den omtrek in hotels of villa's woon
den, kwamen ons bezoeken. De tuin, de rozen-
gaarde, het park krioelden van lichte tolletjes,
vroolüke gezichten, mooie hoedjes, er klonken
opgewekte stemmen, frissche schaterlachen en
vertrouwelük gefluister.
„Wü hebben jelui wel in Parüs gemist,” be
weerde Paulette. fa
MUnheer de Rives, bü voorbeeld,”
Darolles, „zag er uit als een wanhopige."
„Heeft hü je ten huwelük gevraagd, Fran
coise?” vroeg de Indiscrete Marianne.
.Doop heen,” riep mün nicht uit, vuurrood
van verlegenheid en angstig naar haar moeder
kükend.
.Maar hü ziet er werkelük niet kwaad uit»’
hernam Lily.
„Daar komt Mlchel aan,” kondigde met een
zucht van verlichting Franqoise aan.
Marianne ging niet voort met haar onder
vraging.
Mlchel was sedert den vorigen dag met
vacantie naar Saln-Flavien gekomen tot groote
vreugde van Francolse en mü. Als hü er was,
had Juffrouw Brissot niets met ons te maken.
Zü kon zich in vrede bemoeien met het nazien
van de wasch, met het rangschikken van het
linnengoed in de kastten. met de dienstboden
na te gaan. Wü hadden in Mlchel een idealen
Chaperon, als wü eenzame wandelingen wil
den gaan maken.
..Als mün moeder zoo iets gezien had!”
zuchtte tante Madeleine, die de moderne
ideeén nog niet kon verwerken.
„Drommels, nichtje, Je durft heel wat zeg
gen!"
„Vind je mü dan leelük?”
„Dat zeg ik niet, maar in Jou plaats zou ik
bet aan anderen overlaten om te zeggen, dat
ik mooi ben.”
„En als de anderen het niet zeggen....”
„Dan sou ik bang zün, dat ik mü vergist had.”
,Nare Jongen!”
„Dus: jong en mooi.”
„Als je vind, dat ik oud en leelük ben, mag
Je hem dat schrijven.”
„Jong en mooi,” herhaalde Mlchel, „verder?"
.Maar zü is ook niet dom, niet boosaardig
of coquet”
„Ho la!"
„Ben ik coquet?”
.Neen, de kat is bet.”
Hü had gelük, ik ben coquet, tante en
Francolse herhalen mü dat dikwüls genoeg.
Maar, daar ik dit gebrek bü anderen veraf
schuwde, was ik vreeselük gepiqueerd, dat ik
het zelf had
.Komaan, Mlchel, ik ben toch niet zoo erg
coquet en vooral ik zou het niet willen zün.”
Michel lachte hartelUk over mün goede
voornemens, maar hü beweerde, dat de weg
naar de hel er mee geplaveid is. Toch toonde
hü, dat hü mün goede kameraad was, door die
woorden uit den brief te laten.
Jessy Warham was een slank, donker meisje
van ongeveer 25 Jaar. Twee groote donker
bruine oogen keken hem vragend aan.
„Wat is er van uw dienst?” vroeg se nu,
kalm en zakelük. Ze Uet niet het minste spoor
van nerveusheld blüken, al wist ze niet in
hoever de besoeker iets van haar telefoonge
sprek had gehoord.
„Wat wenscht u?” vroeg ze nogmaals, toen
All geen antwoord op haar vraag gaf.
„Ik had graag twee.... neen vier Jurken of
japonnen, noemt u dat, geloof ik; ja, vier
mooie japonnen....”
Juffrouw Warham’s
vreugde.
„Gaat u zitten,” noodlgde se uiterst beleefd
uit. En met een snelheid,, waar All verbaasd
van stond, haalde ze alle mogelüke jurken voor
den dag.
„Misschien wilt u me wel helpen met het
uitkiëzen?” vroeg hü.
Juffrouw Warham glimlachte,
vrouw?” vroeg ze.
„Ik.... ik heb geen vrouw,” stamelde hü een
beetje verlegen.
„Een oude of een jonge dame?” En ziende
dat hü haar nlet-begrijpen9 aankeek, vervolg
de zü: „Ik moet zoo ongeveer den leeftijd we
ten, met het oog op de persoon en de grootte.”
„O, voor m’n zuster,” zei AU opgelucht. JZe
is ongeveer zes en twintig en heeft een gewone
maat.”
„Maat 42 dan?”
onderstelde Juffr. j
bevestigend: ,4a, Ja, 42.”
De eigenares der modezaak was een en al
bereidwilligheid. Niets was haar te veel. En
na verloop van anderhalf uur verilet All
Henslaw de zaak, bepakt met vier zacht-groene
doozen, waarop in gouden letters .Maison
Warham" stond. Hü had ze contant betaald
en was ervan overtuigd een goede daad te
hebben verricht. Het adres van den architect
had hü echter heelemaal vergeten te vragen.
Dienzelfden avond vertelde All de heele
treurige geschiedenis aan z'n vriend Dick Price,
cn ook deze beloofde AU stelUg daar iets voor
z’n verloofde te gaan afkoopen.
„Een shawl, handschoenen of een aardig
halssnoer, er zün een massa dingen," preeé AU
de zaak van z’n beschermelinge.
I
’i
61
62