Ons koele glaasje bier f 1 I J Van den dood gered Beteekenis van voor namen I DE VOLENDAMMER KWAK, HET EERSTE LAVEERENDE SCHIP •3 I Door ten partij schaak A' tfc ft» ^•^8 Wit van zeilen houdt, moet niet hang zijn 5 Het procédé een kostbaar geheim der brouwersgilde I tl’ B- ra I Klaar om te wenden? A Avondstemming op zoo ▼angt men bno In beslag. I k Zoo doorkliefde eens de „Marie Céleste” de bruisende baren 1 «ellen, zuiging werkt de licht bier -'1 t 4L1I 1 j>en nog altijd de dwarsscheep se! aebruiken. Dit moest wel. daar érf zeildoek «P $«*hout wat sterkte betreft grenzen hebbenen ónmogelijk zooveel zeil zouden kunnen voeren in’langscheepeche optui - ging, als noodig zou zijn vpor die zware schenen. Dit soort schepen kan dus niet die voordéelige. snelle reizen maken als b.v. langscheeps getuigde schoeners. s de bevinding, dat de ontdekking van de groote kansen der zeilvaart aan Hollanders toekomt, vleiend voor ons, het feit dat de roem van deze uitvinding aan andere dan de vfs- schers van Hollands binnenzee gegeven wordt is het geenszins. De Hollander kent zijn eigen zeegeschiedenis niet, en als Engelschen b.v. deze verbetering der zeilschepen voor zich opeischen, is hjj maar al te geneigd hen te gelooven. Een schrille belichting van die onkunde is het oude woordje jacht, dat zoo vaak voor Engelsch ver sleten wordt. De ranke vlugge scheepjes van de Hollandsche werven vonden in den gouden zeiltijd, toen zAkenlul zich deze snelzeilers, deze .Jagten”, aanschaften, gretig aftrek «naar het buitenland, vooral naar Engeland, waar men den naam verbasterde in uitspraak en schrijf wijze tot yacht. Toen de heer Philippona zijn bevindingen bekend maakte, vond hij niet overal bijval. Er waren er, die zich zeer verbaasd toonden, maar er waren er ook. die zijn resultaten niet aanvaard den. Hoe zouden anders de Kruisvaarders naar Oothische oudheid waarvan ook de kathedralen getuigen. De brouwersgilden bewaarden het pro cédé dan ook als een kostbaar geheim, dat bui ten hen slechts in enkele kloosters bekend was. En dat behoeft ook geen verwondering te ba ren, wanneer men zoo in groote HJnen eens nagaat, wat er moet gebeuren, alvorens het biertje uit vat of flesch schuimt. De voedzame gerstekorrel bestaat uit zet meel, dat evenals andere meelsoorten onoplos baar is in water. Men laat deze korrels kiemen op vochtige en warme zolders. Op de plaats waar dit kiempje uit de korrel spruit, fabri ceert het plantenzaad zelf een eiwit-achtlge stof, die men met een geleerd woord als „enzym” aan duidt. Deze enzym nu heeft de tooverkracht om het onoplosbare zetmeel, om te zetten in oplosbare moutsuiker (maltose) en dextrine. Men noemt deze omzetting „diastase”. Om de werking van deze diastase „aan den Lijve” te onderzoeken, behoeft men slechts een hap brood, zeer lang te kauwen. In ons speeksel bevindt zich een soortgelijke stof „ptyaline” genaamd, die tijdens het kauwen het zetmeel van het brood omzet in suiker. Men proeft dat duidelijk. Deze suiker is veel lichter verteerbaar, dan het oorspronkelijke broodzetmeel. Reden te meer om ons brood goed en lang te kauwen en.... flink met speeksel te vermengen! Het kiemen van de gerstekorrels wordt, wan neer de uitgekomen sprietjes eenlge millimeters lang zijn, gestopt door de gekiemde gerst op heeteluchtroosters, „eesten”, te verhitten. De gekiemde gerst wordt dan reeds „mout” ge- heeten. Tijdens dit eesten valt de klem af en begint het spoortje reeds v'ersulkerd zetmeel zachtjes te caramelliseeren. Hoe langer men de mout roostert, hoe donkerder de korrel wordt. Hier wordt dan ook reeds het type bier bepaald, dat men van plan is te brouwen. Het type „Mün- chener” is langer getest, het lichtergekleurde type ..Pilsner” veel korter. Met het gehalte van het bier heeft de kleur dus niets van doen. Na het mouten en eesten volgt het .jnal- schen”, dat is het maken van een beslag, waar bij de diastase verder den geheelen zetmeel- vooiraad van de gerstekorrels omzet in maltose en dextrine, nu is de onoplosbare gerstepap dus reeds in vloeibaren oplosbaren toestand ge bracht. Maar het bier is nu nog maar voor de helft klaar, want de „hop” ontbreekt er nog aan. Hop bestaat uit de onrijpe katjes van de hopplant (humulus lupulus). Een klimplant <fle echter geen van voren schuin invallenden wind op in zün voordeel Het eene zeil werd nu in ’tweeën gedeeld: de fok voor den mast en het grootzeil, opgehangen aan een gaffel of opge stoken op een langen spriet er achter. Met dit langscheepeche tuig kan de schipper, schraal in den wind sturend, nog zooveel wind vangen dat zijn schip vooruitzeilt. Het is hier niet alleen de druk op de die van invloed is, maar vooral ook de achter het zeil, die zeilen en schip vooruitzuigt. De wind immers, die langs het sell scheert, zuigt de lucht er achter mee. en «fit gedeelte verdunde lucht zuigt het zeil naar voren. Deze twee eenvoudige verbeteringen brachten de visschers op Hollands binnenzee aan schip en tuig aan en vanaf dien tijd kon de zeilvaart zich ontplooien. Dat juist hier, in het kleine Holland, zich deze ontwikkeling- voltrok mag men opmaken uit de berichten en afbeeldingen die uit de 15de eeuw van deze streken tot ons zijn gekomen, terwijl dit van elders niet het geval is. Men zal zich afvragen waarom men dan bij de latere zees sche razeilen brouwer er op toezien, dat <fe gist niet ontaardt. HU regelt alles met de temperatuur. Zoodra deze naar beneden wordt gebracht, kalmeert het proces, dat boven 15 graden zeer stormachtig kan zijn. Hetgeen men in Engeland bü de be reiding van porter en ale juist wenscht. Onze biert jes worden veelal gegist bü een tempera tuur beneden 5 graden. Omdat tijdens en door het gistingsproces warmte ontwikkeld wordt, moet de vloeistof voortdurend gekoeld worden door ijswater dat door spiraalvormig gewonden buizen stroomt, welke men in de gistende massa laat hangen. Na ongeveer acht dagen is de hoofdgisting voorbij. Het bier moet nu nog ..lageren” om de xg. nagisting door te maken, die er den fijnen smaak aan geeft. Wat er tijdens dat nagisten precies gebeurt, is niet in alle deelen bekend. Het is een rijpings-proces, dat men in velerlei industrieën tegenkomt. Het echte lager-bler Is dus niet het eenvou dige mengtype, dat in volkszaken aan de tap kast wordt verkocht. Doch dat Is juist het hoog-waardlge bier, dat onder bepaalds koe ling. langen tUd ..op lager” heeft gelegen, om door en door te rijpen en smaak te krijgen. Wjj kunnen ons bierbabbeltje gevoeglijk hier mede besluiten. Al zouden wü aan de emballage in vaten, kruiken en flesschen nog een geheel hoofdstuk kunnen wijden, evenals aan het pas- teurtseeren. waardoor het langer houdbaar ge maakt wordt, vooral in de tropen. Bier is een zeer gevoelig product, dat groote reinheid eischt bü de behandeling en het vervoer. Het mag geen bij -smaakjes hebben. Het moet een vol en diep aroma bezitten, dat herinnering wekt a£h rijp graan en. heel in de verte, even aan zoeten wün. Het is een voedzame drank, die verschil lende voedingsstoffen bevat in een vorm, welke haar gemakkelUk opneembaar maakt, voor het menschelük organisme. Alleen.... al is bet zwak, het bevat ook alcohol en zwakke broeders, die hun maat niet weten te houden, moeten zich het genot van het vocht van Cambrlnus dan maar totaal ontzeggen. Bovendien, hü of zü. die achter het stuur van een auto plaats ne men. kunnen wü het gebruik eveneens ten sterk ste ontraden. Wacht daarmede tot de motor op stal staat, want.... al heeft men maar één potje bier genuttigd, dan kkn een veldwachter of poütle-dienaar soms conclusies trekken, die erg onaangenaam «Un.... vooral wanneer de rech ter er kennis van krijgt, by de beoordeeling van de schuldvraag na een verkeers-ongeval! Geen alcohol bü snelverkeer. Maar, wanneer gü des avonds rustig thuis of bü de vrienden zit. dan waag ik het met een gerust hart> te zeggen, met mijnen vriend „den Dri' uit Brabant: Proost! Dr. W. H. TAN OVERAL. wijze; Martha: meesteres; kuische; Ursula: beertje. Pw-r- De drinkhoorn van het groot-veerschippers gild te Harlingen, dateerend van 1560 geeft op de zilveren ringen alle toen reeds verouderde en alle nieuwe scheepsmodellen, waarbü er aelfs zijn die. als de Staversche jol, lustig zeilen zonder zUzwaarden. In den tijd dus dat Europa's welvarendste gebied zulks noodig had. in de 15de eeuw kwam de gewenschte verbetering, uitgedacht en in praktijk gebracht door onze oude trouwe vis schers. ■w f Mineer de zomer weer in het land komt, \A/ dan neemt de belangstelling voor koele en frissche dranken toe. De restaurateur merkt het onmlddellijk In den omzet van zUn bieren. Niemand ontkomt er aan, zelfs de ech te liefhebber, die desnoods op de ijsbaan nog zUn pilsje niet kan ontberen, heeft In den zomer- schen zonneschijn meer genot van zijn lijfdrank. Afgezien van de bezwaren, dié aan het mis bruik van alle alcohol-houdende dranken kle ven, zelfs aan dat van zwak-alcoholhoudende, zooals het populaire gerstenat, zullen vele on zer lezers dat kunnen mede voelen. De echte liefhebber sluit de oogen. overlast,'«rij worden niet zijwaarts weggedreven, daar onze «jwaartache weerstand door onzen gang vooruit groot genoeg is, maar toch be moeilijkt het een vlug voortgaan wel eenigzzms. BU elke bocht, waar we den wind iets van voren krijgen, voelen we het nadeelige verschil, en zoo gauw de wind iets meer van achteren invalt, zeilen we voor den wind weg. De galeien der ouden nu waren roeischepen, met slechts een klein razeil dat geheschen werd als de wind van achteren inviel De zelfde optuiglng hadden de fUngebouwde roeischepen der Vikingen en de plompe zwaar gebouwde koggen der middel eeuwers. Dit soort tuig kan slechts een wind, die van achteren invalt, opvangen en benutten; een windkracht die voorlUker dan dwars invalt zou deze schepen achteruit, schuin wegblazen. Dat men echter ook deze kracht kan gebruiken om vooruit te komen leert de merhanlrs. daar een kracht in tweBfcndere kan ontbonden worden. Bü een wlnd&acht, die schuin van voren op een schip invalt moet men de kracht die het zal voortstuwen het minst In den weg leggen en de tweede kracht, die het zijwaarts wil doen afdrijven zooveel tegenstand bieden, dat zü wordt opgeheven. Om dit te bereiken moet dus het schip een scherpen bogg hebben en voor den züdelingschen weerstand een kunstmatige vergroeiing, zoo het schip zelf dien tegenstand niet geeft. De visschers op de Zuiderzee brach ten nt» de zUzwaarden aan, die den tegenstand niet onbelangrijk vergrooten. Met een dwarsscheepsch razeil «g--a on Guzman, de afstammeling van Alfon- I 1 sus Peres de Ouzman. was door konlng KJ Philips n op vermoeden van verraad ter dood veroordeeld. Alle pogingen om hem te redden bleven vruchteloos. De konlng zond den bekenden bisschop Mgr. Ruy Lopez de begura, den befaamden grooten schaakspeler, om hem op den dood voor te bereiden. Na deze toebe reidselen voor de reis naar de eeuwigheid bleef den verdachte nog een uur te leven over. „Laat ons een partij schaken.” sprak don Ouzman. De bisschop, door medelüden met den beklagenswaardigen man bewogen, dorst het niet weigeren, te meer daar Ouzman plechtig verzekerde onschuldig te zullen sterven. Men begon derhalve. De partü was nog niet beslist, toen de gren dels knarsten in de zware Uzeren deur ven de cel die geopend werd. Sidderend stond de grijs aard op. terwül de jongeling onbeweeglijk op het schaakbord staarde, .Kom!” zei de scherprechter, don Ouzman op den schouder tikkend. De gevangene rilde als had hem een adder gestoken, niet uit smart, maar uit gramschap. „Kerel,” iel hü. ..ziet gü niet dat ik winnen moet, dat mUn tegenpartü door haar toren prijs te geven en mün torenpion te nemen, om bU haar dame te komen, een foutaet deed? Zie. boe ik speelt” „Onmogelük gü moet dadelük mee* Mgr. Ruy Lopez de Segura kwam nu tus- schenbelden en verlangde, dat men den ge waagden tüd zou toestaan. Wegens ontzag voor de bisschoppelüke waardigheid onthield men zich van geweld en voldeed aan het verzoek. De partü werd voortgezet. Don Ouzman won het spel en.... daarmee zün leven. ZUn onschuld was Inmiddels aan het licht ge komen. Doch de bode, dien de konlng terstond na het ontdekken van 'sjongellngs onschuld afgezonden had, zou gewis te laat gekomen sUn, want op het oogenblik, dat don Ourman zün hoofd op het blok legde en de beul de bül ophief, ging er een luid geroep om genade op onder de nieuwsgierige volksmenigte. Ben rui ter bracht de blijde tijding, dat de verdachte in vrübeid was gesteld. Ouzman zonk door de emotie in de armen van zün vrienden, die van alle kanten toestroomden om hem aan hun hart te drukken. „Het was tUd.” zei hü nog. „thans sou Ik te zwak zün om te sterven." De stelling der stukken in deze voor den beklaagde zoo belangwekkende partü. waardoor hü van een wissen dood werd gered, is voor de nakomelingschap bewaard gebleven en was: Wit: Kb2. Td2. b3. cé. h5 en h«. Zwart: Keg, LaS. Pc5, ae, b7, c? en eé. Don Ouzman speelde met zwart, nam me» den looper den toren; Mgr. Ruy Lopez speelde hg naar h? en verloor. De echte liefhebber sluit de oogen, wanneer hü het gla» aan de lippen brengt. Voordat hü in het koele schuim büt, ademt hü even diep het frissche aroma in, dat uit het brouwsel op- stügt en dan.... dan laat hü met langzame en bedachtzame teugen het geurige vocht langs zün verhemelte streelen, tegen zün tonsillen «dl» ae Hollanders ingevoerd Ie dat slechts de nieuwste tech- krachttoeren. maar een aangejuune inspanning van geest en lichaam die voor beide tevens een nuttige, soms vereischte ontspanning inhoudt, dan verdient de zelllaveerkunst met recht den titel zellsport. Zich plompverloren voor den wind laten wegwaaien is geen sport; het ver- elscht al büzonder weinig oefening en span ning is er niet aan te beleven. Zoo is het dan ook begrüpelük, dat er van zellsport geen sprake was, zoolang men niet laveeren kon, en dat de Hollandsche waterlanders pas voor hun ge noegen gingen varen toen ze er eenmaal achter waren, hoe ze hun ouden vüand, den wind, tefcen hemzelf konden uitspelen. Het is bekend dat Amsterdam reeds in 1620 drie groote jachthavens bezat en dat er toen geen nationaal volksfeest kon plaats hebben, zonder dat een feestelijke wimpelvaart of ad- miraalzellen door honderden met vlaggen en wimpels getooide Jachten het Volk als feest- vermaak werd aangeboden. Heel Holland door, in Noord en Zuid, en over de Friesche meren wapperden de lange wimpels in top, en bruisch- te het boegwater op tegen de breede tjotters. Wanneer men echter de ontdekking deed, dat het veiliger en vlugger ging zich tegen den wind op te werken, dan zich aan zün willekeur over te leveren is een vraag waarop Philippona in zün moot boek „Van zeilkano tot oceaanjacht" een verbüsterend antwoord geeft. Tot aan de 15de eeuw heeft men zich maar laten mee waaien, als de wind toevallig in de goede rich ting blies; liet de goede wind echter op ziet wachten, de schipper wachtte ook, hoe lang hel ook duurde. In den loop der eeuwen bad zich de zeevaart van de kusten der Middelland^che Zee verplaatsl naar die. der Noordzee, en het was hier, in het rükste en dichtst bevolkte gedeelte van Europa dat de grootste behoefte ontstond aan eer scheepvaart, die niet in alles van den wispel- turigen wind afhing, maar hem veeleer zou bescheerschen en in alle omstandigheden zou weten te benutten. Ook andere zeevarende volken zochten naai die oplossing. In 1492 zeilde Columbus uit Palot weg het onbekende westen tegemoet. Twee var zijn schepen, de fc'inta Maria en de Nina, warer met de ouderwetsche dwarsscheepsche razeilen opgetuigd. De Pinta echter voerde drie masten en aan eiken mast een lange ra met een lang- scheepsch Latünsch drlehoekzell. Deze optulging voldeed echter niet en na acht dagen ging men op de Canarische eilanden aan land, om de Pinta met bet beproefde dwarsscheepsche tuig uit te rusten. Deze poging om aan de nadeelen van het oude tuig te ontkomen was mislukt en nu liet Columbus zich maar weer meewaaien, zooals tot dan toe elke zeeman dat had gedaan Op de oude Zuiderzee moet deze zeilontdek- king gedaan zün, en allerwaarschünlükst was de Volendamtner Kwak het eerste schip, dat, van zUzwaarden voorzien en met een lang- scheepsch tuig uitgerust, in den wind opzeilde. Hel was de voorlooper van de latere bottermodellen, van de vischbotters zoowel als van de sleepbot- ters, van al de waterschepen op de Zuiderzee De vischbotters immers hebben een waterbun voor het bewaren van visch, terwül de sleep- schepen vroeger hun tank met waterballast vulden als zü een zware vracht door de Pam- pus-modder kregen te sleepen. Maar ook de tegenwoordige botters zün nog echte sleepbooten, als zü met alle zeilen bü, alleen of met z'n tweeën de zware netten met zich-«nee trekken. men sporadisch in het zuiden van ons land, doch veel in Zuid-Duitschland en zeer veel in Engeland, langs lange staken laat groeien. Men teelt uitsluitend vrouwelüke plantjes, waarvan de katjes ongeveer in Augustus worden geoogst en in torenachtige droogschuren ge droogd. Deze gedroogde hopbloesemg worden nu met het gerstebeslag mede gekookt en staan daarbü aromatische stoffen af. die aan het bier zün bekenden plttlgen smaak geven en die het voorts helpen verduurzamen. Natuurlük zün de verhoudingen van grooten invloed op den smaak van het eindproduct en behooren dies tot het brouw-geheim. Wat nu ontstaan is. noemt de brouwer „wort”. Wort is dus het beslag van tusschen walsen gebroken, gemoute en geteste gerstekorrels (Schroot» door de diastase omgezet in mout- suikers en dextrine en samengekookt in de groote, bolvormige brouwketels tot een helder, goudkleurig nat. Het daarbü benoodigde water dient te vol doen aan bepaalde elschen. Een groote hoeveel heid carbonaten b.v. werkt oplossend op eenlge bestanddeelen van de hop, hetgeen men eischt voor het brouwen van het type Milnchener-bler. Een hoog gipsgehalte daarentegen, oplossing tegen en zorgt dus voor zooals het bekende „Pilsener”. Het brouwen neemt gerulmen tüd onder voortdurende contróle der temperaturen. Het vindt plaats in 3 tempo’s onder telkens hoo- gere temperaturen. Ook de eiwitten gaan hler- bü in oplossing. Ten slotte wordt het aldus ver kregen brouwsel, over zün eigen drab gefilterd en in een klaringskulp van alle zwevende deel tjes bevrüd. De oplosbare stoffen worden door middel van kokend water tenslotte nog uit dezen draf getrokken en bü de rest van de vloeistof gevoegd. De draf „bostel” genaamd is een uit stekend veevoeder. Terwijl uit de kienfpjes van de gerstekorrels, die wü reeds eerder als afval zagen verdwünen, tegenwoordig waardevolle vi- tamlne-preparaten worden vervaardigd. Om dè aldus verkregen vloeistof te bescher men tegen den invloed van in dé lucht zwe vende micro-organlsmen, waarvoor deze warme drank een prima voedingsbodem vormt, wordt zü snel afgekoeld in ondiepe bakken en diverse systemen van oppervlakte-koelers. Daarna wordt het nat gevoerd naar de glstkelders, waar het onder inwerking van een plantaardig organisme „biergist”, de beroemde splitsing ondergaat in alcohol en koolzuur, zooals dat eveneens ge schiedt met den jongen most, uit druiven ge perst. Het gisten is een bacteriologisch proces, dat *er veel wwg vereischt. Voortdurend moet de w w we laten hier voor onze lezeressen de be- VV teekenls volgen van een aantal voorna- men, daar we er van overtuigd zün, dat iedereen wel graag weet, welke beteekenis aan een naam gehecht wordt. Zooals u ziet, zün er héél mooie onder. Anna: smeeken om genade; Aldegonda: edele kampvechtster; Alberta: de door adel glanzen de; Augusta: de verhevene; Apolonla: Apollo toebehoorende; Barbara: de vreemde; Bertha: de glanzende; Brunhilde: strijdster in 't pant ser; Cecilia: de blinde; Christina: Christus toe behoorendeDorotheade door God geschon- kene; Emma (Irmgard)door Irmin bescherm de; Ella: edele vriendin; Else of Ilse: zwane- jonkvrouw; waternimf; Johanna of Joanna: die aan God behaagt; Gertrude: speer jonk vrouw; Kunigonde: voor haar volk strijdende; Machteld of Mathilde: kampvechtster; Hed wig: veete en strijd; Walburga: beschermster; Frederika: de vrede brengende; Gisela: do edele Rudolflna of ook wei: sterke wolvin; Rosine: de rozige; Rosaha: geUjk een roos; Ro- samande: die de rossen beschermt; Katharina: de reine; Margaretha: de parel; Sophia: de wüze; Martha: meesteres; Susanna: lelie of De verbet) was zoo afd» nlek de kruisgangen liFdeu wind op iets scherper heeft gemaakt. Maer technisch uitgedrukt, iellt een dwarsscheeps T^tulgd modem schip nog vooruit bü een wind, die twee streken voorlUker dan dwars invalt; een langscheeps getuigd schip haalt van vier tot vüf streken, terwül de nieuw ste techniek slechts een half tot drie-kwart streek hooger ligt dan de oude Volendammer Kwak; het compos hierbü in 32 streken verdeeld. Wat de bedenking betreft, dat zonder laveeren de Kruisvaarders nooit Palestina zouden heb ben bereikt, haalt de schrüver de kroniek aan van Emo, abt van het klooster Bloemhof te Wlttewierum, die een reisboek van een züner vrienden in zün kroniek opnam. 31 Mel 12V zeilde men de Lauwers uit en 26 April 1218 ..liepen ze met blüdschap de haven van Acron binnen.” Den winter hadden ze doorgebracht te Cirita Vechia en Cometo bü Rome van 9 Octo ber tot 25 Maart. In Noord-Portugal hadden ze eerst liggen wachten op gunstigen wind naar Lissabon maar tenslotte hebben zü zich weer naar de Engelsche kust laten terugwaaien om daarna met gunstigen wind nog eens naar Portugal over te steken. Zoo iets doet men niet, als men laveeren kan! Wat den datum der uitvinding betreft het vol gende: In zün „Kronyk van Hoorn” vertelt Vellus dat men in 1460 schepen bouwde als boeiers en smakken, dl. schepen met fok en grootse!!, dat van bak- naar stuurboord wordt gesmakt*. a Palestina hebben kunnen zeilen? Bovendien wezen zü hem op eenlge oude teksten, die zouden moeten bewijzen, dat men in de middeleeuwen al wist te laveeren. Gedachtig aan den stelregel dat een argument door opwerplngen niet wordt ontzenuwd, zóó lang het argument zelf onaangetast blijft, meenen wü dat de bevinding door den ontdekker afdoende bewezen is. Daarbü heeft hü de moellükheden der tegenstanders voldoende opgelost Het hoofdargument is, dat men met de sche pen der oudheid en der middeleeuwen niet la veeren kon. Dit wordt bovendien bevestigd door de reisverhalen, die vanaf het eind der 15de eeuw, in tegenstelling met die van eenlge eeuwen vroeger, van de bekende' wisselvalligheid niet meer reppen, maar zonder meer spreken van de regelmaat waarop men beurtschipperd j over zee, daar men van „wint contrarie” geen last meer had. Wat de praktische onmogelükheid betreft van de schepen der oudheid om in den wind op te zeilen, diene de volgende vergelüking, die niet mank gaat want al is het een op het land en het ander in het water, zün toch beide gevallen verder precies hetzelfde. Van een pallen zü- wind hebben we op de flets niet al te veel zün verhemelte streelen, tegen zün tonsillen prikkelen en gretig in het dorstige keelgat klukken. Wellicht zou „den Dré” ons daarvan nog wel meer kunnen vertellen in zün smeuïge dialect. Want zoo hebben wü ze zien drinken daar be neden den Moerdük, in de klassieke Kempen. Het is geen wonder dat onze gedachten als auto matisch naar dat landschap teruggaan, want weinigen zullen het weten daar ligt- het vaderland van het bier. Ten onrechte worden de Duitschers vaak aangewezen als de uitvin ders van het bier. Niets is minder waar. Zon der twüfel werd in de vroege middeleeuwen reeds het eerste bier ter wereld gebrouwen In 't rük van Konlng „Cambrlnus”, hetgeen volgens sommige etymologen een verbastering is van „Jan de Eerste” of wel „Jan Primus”, om technologisch nu gehéél precies te zün, dienen wü te gewagen van een soort bier, dat de Egyptenaren reeds moeten hebben gedronken en dat zü door een rietje opzogen uit een drab big mengeel waarin de gerstekorrels, ten deele maar omgezet in vloeibare stof, ronddreven. Want bier is hoofdzakelük een product van brouwergerst, die men langs vernuftigen weg weet om te zetten in vloeistof. Dat onze mo derne chemici het kunnen, behoeft ons niet te verwonderen, maar dat die oude brouwmees ters het wisten, dat is een dier wonderen der roeger, in onze jongensjaren, zochten we wel eens een paar goede plankjes uit het brandhout om er .schepen" van te maken. We sloegen er in het midden een draadnagel doorheen, zetten er een vlierstokje met zün breede, zachte pit als een kerkkaars boven op en schoven een kwart van een krantenpagina er als een bol razeil overheen. Pal voor den wind gingen onze schepen dan het kanaal op. en lustig lieteh zü zich wegwaaien tot soms een plotselinge rukwind tusschen de huizen op den dük door zich van terzüde op onze zeilende plankjes wierp en de heele vloot deed kenteren. Soms ook zaagden we een punt aan een eindje balk en spükerden we een stuk blik, liefst nog onderaan met een reep lood verzwaard voor een vaster evenwicht, als kiel aan ons jacht. Een paar lappen uit de voddenmand leverden fok en grootzeil en zoo, met nog een latje als roer, ging onze kotter onder zeil.... en hield zee! Zoo speelden we na schooltüd zonder te weten, dat tot voor een eeuw of rijf een ieder, tot schippers toe, onzen zeilenden balk voor een wereldwonder zou hebben aangezien. Hoeveel vaardigheid, kennis en doorzicht er ook voor noodig is om schraal in den wind den gang er in te houden, het zeilen zelf is iets heel gewoons geworden. Niettemin echter, het heeft zün bekoring behouden en wonderlük is nog altijd de aanblik, dien onze waterplassen •s zomers jaar in, jaar uit blijven behouden. Breede tjotters met een gaffeltulg, soms hoog en smal, soms kort en breed, smalle kiel jachten met een hoarituig, statig als een vogelvlerk, plompe roeibooten met een primitief sprietzeil. r"e- vT-iemelt en krinie't Hoor elkaar, zoo gauw de wind maar blazen wil. Ze leggen zich op hun zü onder zün hügenden adem om de vlagen over zich heen te laten gaan. Ze richten zich weer op als hü adem haalt en spotten zoo met den ouden wind, die reeds lang geen onbeperkt heerscher meer is. De stuurman haalt den helmstok om, de boot loeft op in den wind, en het tuig richt zich op, rechtop als een man die zün rug strekt voor een oogenblik rust. De boot draait en de zeilen fladderen; het is alsof zü de spanning Uit hun ledematen willen schudden en dé pirn Uit de spieren. De steven is gewend, de boot legt zich op de andere zü. het tuig kromt zich weer en sleept schip en bemanning met zich mee. Spanning en ontspanning werken samen om het schip overstag te doen gaan. Het tuig krijgt een oogenblik rust, maar de bemanning volop werk. De stuurman mikt een gunstig oogenblik af, liefst met een beetje vaart en een vleugje wind, zooveel te eerder is de boot om en over den anderen boeg onder zeil. „Klaar om te wenden?’” klinkt de oude roep. De fokkenist grijpt den fokkeschoot, het zwaard aan de loef zijde wordt gevierd, terwül de stuurman zelf den groot-zeil-schoot in het oog houdt. .Jtee roept nu de man aan den helmstok en langzaam legt hü het roer om. Terwül de fok nog even wordt vastgehouden om clen wind aan den verkeerden kant er in op te vangen en zoo den steven om te krijgen, 'zwaait reeds de giek van het grootzeil met een smak naar het andere boord. De fok wordt nu vastgezet, het zü- zwaard opgesjord en de stuurman verhuist naar den „hoogen” kant om uit te küken en aan tegenliggers over stuurboord den verelsch- ten voorrang te geven. Zoo worden dagen en weken zoek gebracht op het water, hier op onze plassen en overal elders waar water is en wind om gang in de schuit te krijsen. Verstaat men onder sport niet t verichten van Ontmoeting tusschen twee zeilschepen in het Kanaal

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9