Ons koele glaasje bier
f
1
I
J
Van den dood gered
Beteekenis van voor
namen
I
DE VOLENDAMMER KWAK,
HET EERSTE LAVEERENDE SCHIP
•3
I
Door ten partij schaak
A'
tfc
ft»
^•^8
Wit van zeilen houdt, moet niet hang zijn
5
Het procédé een kostbaar
geheim der brouwersgilde
I
tl’
B-
ra
I
Klaar om te wenden?
A
Avondstemming op zoo
▼angt
men
bno
In beslag.
I
k
Zoo doorkliefde eens de „Marie Céleste”
de bruisende baren
1 «ellen,
zuiging
werkt de
licht bier
-'1
t
4L1I
1
j>en nog altijd de dwarsscheep
se! aebruiken. Dit moest wel.
daar érf zeildoek «P $«*hout wat sterkte betreft
grenzen hebbenen ónmogelijk zooveel zeil
zouden kunnen voeren in’langscheepeche optui -
ging, als noodig zou zijn vpor die zware schenen.
Dit soort schepen kan dus niet die voordéelige.
snelle reizen maken als b.v. langscheeps getuigde
schoeners.
s de bevinding, dat de ontdekking van de
groote kansen der zeilvaart aan Hollanders
toekomt, vleiend voor ons, het feit dat de
roem van deze uitvinding aan andere dan de vfs-
schers van Hollands binnenzee gegeven wordt
is het geenszins. De Hollander kent zijn eigen
zeegeschiedenis niet, en als Engelschen b.v. deze
verbetering der zeilschepen voor zich opeischen,
is hjj maar al te geneigd hen te gelooven. Een
schrille belichting van die onkunde is het oude
woordje jacht, dat zoo vaak voor Engelsch ver
sleten wordt. De ranke vlugge scheepjes van de
Hollandsche werven vonden in den gouden
zeiltijd, toen zAkenlul zich deze snelzeilers, deze
.Jagten”, aanschaften, gretig aftrek «naar het
buitenland, vooral naar Engeland, waar men
den naam verbasterde in uitspraak en schrijf
wijze tot yacht.
Toen de heer Philippona zijn bevindingen
bekend maakte, vond hij niet overal bijval. Er
waren er, die zich zeer verbaasd toonden, maar er
waren er ook. die zijn resultaten niet aanvaard
den. Hoe zouden anders de Kruisvaarders naar
Oothische oudheid waarvan ook de kathedralen
getuigen. De brouwersgilden bewaarden het pro
cédé dan ook als een kostbaar geheim, dat bui
ten hen slechts in enkele kloosters bekend was.
En dat behoeft ook geen verwondering te ba
ren, wanneer men zoo in groote HJnen eens
nagaat, wat er moet gebeuren, alvorens het
biertje uit vat of flesch schuimt.
De voedzame gerstekorrel bestaat uit zet
meel, dat evenals andere meelsoorten onoplos
baar is in water. Men laat deze korrels kiemen
op vochtige en warme zolders. Op de plaats
waar dit kiempje uit de korrel spruit, fabri
ceert het plantenzaad zelf een eiwit-achtlge stof,
die men met een geleerd woord als „enzym” aan
duidt. Deze enzym nu heeft de tooverkracht
om het onoplosbare zetmeel, om te zetten in
oplosbare moutsuiker (maltose) en dextrine.
Men noemt deze omzetting „diastase”. Om de
werking van deze diastase „aan den Lijve” te
onderzoeken, behoeft men slechts een hap brood,
zeer lang te kauwen. In ons speeksel bevindt
zich een soortgelijke stof „ptyaline” genaamd,
die tijdens het kauwen het zetmeel van het
brood omzet in suiker. Men proeft dat duidelijk.
Deze suiker is veel lichter verteerbaar, dan
het oorspronkelijke broodzetmeel. Reden te meer
om ons brood goed en lang te kauwen en....
flink met speeksel te vermengen!
Het kiemen van de gerstekorrels wordt, wan
neer de uitgekomen sprietjes eenlge millimeters
lang zijn, gestopt door de gekiemde gerst op
heeteluchtroosters, „eesten”, te verhitten. De
gekiemde gerst wordt dan reeds „mout” ge-
heeten. Tijdens dit eesten valt de klem af en
begint het spoortje reeds v'ersulkerd zetmeel
zachtjes te caramelliseeren. Hoe langer men de
mout roostert, hoe donkerder de korrel wordt.
Hier wordt dan ook reeds het type bier bepaald,
dat men van plan is te brouwen. Het type „Mün-
chener” is langer getest, het lichtergekleurde
type ..Pilsner” veel korter. Met het gehalte van
het bier heeft de kleur dus niets van doen.
Na het mouten en eesten volgt het .jnal-
schen”, dat is het maken van een beslag, waar
bij de diastase verder den geheelen zetmeel-
vooiraad van de gerstekorrels omzet in maltose
en dextrine, nu is de onoplosbare gerstepap dus
reeds in vloeibaren oplosbaren toestand ge
bracht. Maar het bier is nu nog maar voor de
helft klaar, want de „hop” ontbreekt er nog
aan.
Hop bestaat uit de onrijpe katjes van de
hopplant (humulus lupulus). Een klimplant <fle
echter geen van voren schuin invallenden wind
op in zün voordeel Het eene zeil werd nu in
’tweeën gedeeld: de fok voor den mast en het
grootzeil, opgehangen aan een gaffel of opge
stoken op een langen spriet er achter. Met dit
langscheepeche tuig kan de schipper, schraal
in den wind sturend, nog zooveel wind vangen
dat zijn schip vooruitzeilt.
Het is hier niet alleen de druk op de
die van invloed is, maar vooral ook de
achter het zeil, die zeilen en schip vooruitzuigt.
De wind immers, die langs het sell scheert, zuigt
de lucht er achter mee. en «fit gedeelte verdunde
lucht zuigt het zeil naar voren.
Deze twee eenvoudige verbeteringen brachten
de visschers op Hollands binnenzee aan schip
en tuig aan en vanaf dien tijd kon de zeilvaart
zich ontplooien.
Dat juist hier, in het kleine Holland, zich deze
ontwikkeling- voltrok mag men opmaken uit de
berichten en afbeeldingen die uit de 15de eeuw
van deze streken tot ons zijn gekomen, terwijl
dit van elders niet het geval is.
Men zal zich afvragen waarom men dan bij
de latere zees
sche razeilen
brouwer er op toezien, dat <fe gist niet ontaardt.
HU regelt alles met de temperatuur. Zoodra
deze naar beneden wordt gebracht, kalmeert het
proces, dat boven 15 graden zeer stormachtig
kan zijn. Hetgeen men in Engeland bü de be
reiding van porter en ale juist wenscht. Onze
biert jes worden veelal gegist bü een tempera
tuur beneden 5 graden. Omdat tijdens en door
het gistingsproces warmte ontwikkeld wordt,
moet de vloeistof voortdurend gekoeld worden
door ijswater dat door spiraalvormig gewonden
buizen stroomt, welke men in de gistende massa
laat hangen.
Na ongeveer acht dagen is de hoofdgisting
voorbij. Het bier moet nu nog ..lageren” om de
xg. nagisting door te maken, die er den fijnen
smaak aan geeft. Wat er tijdens dat nagisten
precies gebeurt, is niet in alle deelen bekend.
Het is een rijpings-proces, dat men in velerlei
industrieën tegenkomt.
Het echte lager-bler Is dus niet het eenvou
dige mengtype, dat in volkszaken aan de tap
kast wordt verkocht. Doch dat Is juist het
hoog-waardlge bier, dat onder bepaalds koe
ling. langen tUd ..op lager” heeft gelegen, om
door en door te rijpen en smaak te krijgen.
Wjj kunnen ons bierbabbeltje gevoeglijk hier
mede besluiten. Al zouden wü aan de emballage
in vaten, kruiken en flesschen nog een geheel
hoofdstuk kunnen wijden, evenals aan het pas-
teurtseeren. waardoor het langer houdbaar ge
maakt wordt, vooral in de tropen. Bier is een
zeer gevoelig product, dat groote reinheid eischt
bü de behandeling en het vervoer. Het mag
geen bij -smaakjes hebben. Het moet een vol en
diep aroma bezitten, dat herinnering wekt a£h
rijp graan en. heel in de verte, even aan zoeten
wün. Het is een voedzame drank, die verschil
lende voedingsstoffen bevat in een vorm, welke
haar gemakkelUk opneembaar maakt, voor het
menschelük organisme. Alleen.... al is bet
zwak, het bevat ook alcohol en zwakke broeders,
die hun maat niet weten te houden, moeten
zich het genot van het vocht van Cambrlnus dan
maar totaal ontzeggen. Bovendien, hü of zü.
die achter het stuur van een auto plaats ne
men. kunnen wü het gebruik eveneens ten sterk
ste ontraden. Wacht daarmede tot de motor op
stal staat, want.... al heeft men maar één
potje bier genuttigd, dan kkn een veldwachter of
poütle-dienaar soms conclusies trekken, die erg
onaangenaam «Un.... vooral wanneer de rech
ter er kennis van krijgt, by de beoordeeling van
de schuldvraag na een verkeers-ongeval! Geen
alcohol bü snelverkeer.
Maar, wanneer gü des avonds rustig thuis of
bü de vrienden zit. dan waag ik het met een
gerust hart> te zeggen, met mijnen vriend „den
Dri' uit Brabant: Proost!
Dr. W. H. TAN OVERAL.
wijze; Martha: meesteres;
kuische; Ursula: beertje.
Pw-r-
De drinkhoorn van het groot-veerschippers
gild te Harlingen, dateerend van 1560 geeft op
de zilveren ringen alle toen reeds verouderde en
alle nieuwe scheepsmodellen, waarbü er aelfs
zijn die. als de Staversche jol, lustig zeilen
zonder zUzwaarden.
In den tijd dus dat Europa's welvarendste
gebied zulks noodig had. in de 15de eeuw kwam
de gewenschte verbetering, uitgedacht en in
praktijk gebracht door onze oude trouwe vis
schers.
■w f Mineer de zomer weer in het land komt,
\A/ dan neemt de belangstelling voor koele
en frissche dranken toe. De restaurateur
merkt het onmlddellijk In den omzet van zUn
bieren. Niemand ontkomt er aan, zelfs de ech
te liefhebber, die desnoods op de ijsbaan nog zUn
pilsje niet kan ontberen, heeft In den zomer-
schen zonneschijn meer genot van zijn lijfdrank.
Afgezien van de bezwaren, dié aan het mis
bruik van alle alcohol-houdende dranken kle
ven, zelfs aan dat van zwak-alcoholhoudende,
zooals het populaire gerstenat, zullen vele on
zer lezers dat kunnen mede voelen.
De echte liefhebber sluit de oogen.
overlast,'«rij worden niet zijwaarts weggedreven,
daar onze «jwaartache weerstand door onzen
gang vooruit groot genoeg is, maar toch be
moeilijkt het een vlug voortgaan wel eenigzzms.
BU elke bocht, waar we den wind iets van
voren krijgen, voelen we het nadeelige verschil,
en zoo gauw de wind iets meer van achteren
invalt, zeilen we voor den wind weg. De galeien
der ouden nu waren roeischepen, met slechts een
klein razeil dat geheschen werd als de wind van
achteren inviel De zelfde optuiglng hadden de
fUngebouwde roeischepen der Vikingen en de
plompe zwaar gebouwde koggen der middel
eeuwers.
Dit soort tuig kan slechts een wind, die van
achteren invalt, opvangen en benutten; een
windkracht die voorlUker dan dwars invalt zou
deze schepen achteruit, schuin wegblazen. Dat
men echter ook deze kracht kan gebruiken om
vooruit te komen leert de merhanlrs. daar een
kracht in tweBfcndere kan ontbonden worden.
Bü een wlnd&acht, die schuin van voren op
een schip invalt moet men de kracht die het
zal voortstuwen het minst In den weg leggen
en de tweede kracht, die het zijwaarts wil doen
afdrijven zooveel tegenstand bieden, dat zü
wordt opgeheven. Om dit te bereiken moet dus
het schip een scherpen bogg hebben en voor
den züdelingschen weerstand een kunstmatige
vergroeiing, zoo het schip zelf dien tegenstand
niet geeft. De visschers op de Zuiderzee brach
ten nt» de zUzwaarden aan, die den tegenstand
niet onbelangrijk vergrooten.
Met een dwarsscheepsch razeil
«g--a on Guzman, de afstammeling van Alfon-
I 1 sus Peres de Ouzman. was door konlng
KJ Philips n op vermoeden van verraad ter
dood veroordeeld. Alle pogingen om hem te
redden bleven vruchteloos. De konlng zond den
bekenden bisschop Mgr. Ruy Lopez de begura,
den befaamden grooten schaakspeler, om hem
op den dood voor te bereiden. Na deze toebe
reidselen voor de reis naar de eeuwigheid bleef
den verdachte nog een uur te leven over.
„Laat ons een partij schaken.” sprak don
Ouzman. De bisschop, door medelüden met den
beklagenswaardigen man bewogen, dorst het
niet weigeren, te meer daar Ouzman plechtig
verzekerde onschuldig te zullen sterven. Men
begon derhalve.
De partü was nog niet beslist, toen de gren
dels knarsten in de zware Uzeren deur ven de
cel die geopend werd. Sidderend stond de grijs
aard op. terwül de jongeling onbeweeglijk op
het schaakbord staarde,
.Kom!” zei de scherprechter, don Ouzman
op den schouder tikkend. De gevangene rilde
als had hem een adder gestoken, niet uit smart,
maar uit gramschap.
„Kerel,” iel hü. ..ziet gü niet dat ik winnen
moet, dat mUn tegenpartü door haar toren
prijs te geven en mün torenpion te nemen, om
bU haar dame te komen, een foutaet deed? Zie.
boe ik speelt”
„Onmogelük gü moet dadelük mee*
Mgr. Ruy Lopez de Segura kwam nu tus-
schenbelden en verlangde, dat men den ge
waagden tüd zou toestaan. Wegens ontzag voor
de bisschoppelüke waardigheid onthield men
zich van geweld en voldeed aan het verzoek.
De partü werd voortgezet. Don Ouzman won
het spel en.... daarmee zün leven.
ZUn onschuld was Inmiddels aan het licht ge
komen. Doch de bode, dien de konlng terstond
na het ontdekken van 'sjongellngs onschuld
afgezonden had, zou gewis te laat gekomen
sUn, want op het oogenblik, dat don Ourman
zün hoofd op het blok legde en de beul de bül
ophief, ging er een luid geroep om genade op
onder de nieuwsgierige volksmenigte. Ben rui
ter bracht de blijde tijding, dat de verdachte
in vrübeid was gesteld. Ouzman zonk door de
emotie in de armen van zün vrienden, die van
alle kanten toestroomden om hem aan hun
hart te drukken.
„Het was tUd.” zei hü nog. „thans sou Ik
te zwak zün om te sterven."
De stelling der stukken in deze voor den
beklaagde zoo belangwekkende partü. waardoor
hü van een wissen dood werd gered, is voor
de nakomelingschap bewaard gebleven en was:
Wit: Kb2. Td2. b3. cé. h5 en h«.
Zwart: Keg, LaS. Pc5, ae, b7, c? en eé.
Don Ouzman speelde met zwart, nam me»
den looper den toren; Mgr. Ruy Lopez speelde
hg naar h? en verloor.
De echte liefhebber sluit de oogen, wanneer
hü het gla» aan de lippen brengt. Voordat hü
in het koele schuim büt, ademt hü even diep
het frissche aroma in, dat uit het brouwsel op-
stügt en dan.... dan laat hü met langzame en
bedachtzame teugen het geurige vocht langs
zün verhemelte streelen, tegen zün tonsillen
«dl» ae Hollanders ingevoerd
Ie dat slechts de nieuwste tech-
krachttoeren. maar een aangejuune inspanning
van geest en lichaam die voor beide tevens een
nuttige, soms vereischte ontspanning inhoudt,
dan verdient de zelllaveerkunst met recht den
titel zellsport. Zich plompverloren voor den
wind laten wegwaaien is geen sport; het ver-
elscht al büzonder weinig oefening en span
ning is er niet aan te beleven. Zoo is het dan
ook begrüpelük, dat er van zellsport geen sprake
was, zoolang men niet laveeren kon, en dat de
Hollandsche waterlanders pas voor hun ge
noegen gingen varen toen ze er eenmaal achter
waren, hoe ze hun ouden vüand, den wind, tefcen
hemzelf konden uitspelen.
Het is bekend dat Amsterdam reeds in 1620
drie groote jachthavens bezat en dat er toen
geen nationaal volksfeest kon plaats hebben,
zonder dat een feestelijke wimpelvaart of ad-
miraalzellen door honderden met vlaggen en
wimpels getooide Jachten het Volk als feest-
vermaak werd aangeboden. Heel Holland door,
in Noord en Zuid, en over de Friesche meren
wapperden de lange wimpels in top, en bruisch-
te het boegwater op tegen de breede tjotters.
Wanneer men echter de ontdekking deed, dat
het veiliger en vlugger ging zich tegen den wind
op te werken, dan zich aan zün willekeur over
te leveren is een vraag waarop Philippona in
zün moot boek „Van zeilkano tot oceaanjacht"
een verbüsterend antwoord geeft. Tot aan de
15de eeuw heeft men zich maar laten mee
waaien, als de wind toevallig in de goede rich
ting blies; liet de goede wind echter op ziet
wachten, de schipper wachtte ook, hoe lang hel
ook duurde.
In den loop der eeuwen bad zich de zeevaart
van de kusten der Middelland^che Zee verplaatsl
naar die. der Noordzee, en het was hier, in het
rükste en dichtst bevolkte gedeelte van Europa
dat de grootste behoefte ontstond aan eer
scheepvaart, die niet in alles van den wispel-
turigen wind afhing, maar hem veeleer zou
bescheerschen en in alle omstandigheden zou
weten te benutten.
Ook andere zeevarende volken zochten naai
die oplossing. In 1492 zeilde Columbus uit Palot
weg het onbekende westen tegemoet. Twee var
zijn schepen, de fc'inta Maria en de Nina, warer
met de ouderwetsche dwarsscheepsche razeilen
opgetuigd. De Pinta echter voerde drie masten
en aan eiken mast een lange ra met een lang-
scheepsch Latünsch drlehoekzell. Deze optulging
voldeed echter niet en na acht dagen ging men
op de Canarische eilanden aan land, om de
Pinta met bet beproefde dwarsscheepsche tuig
uit te rusten. Deze poging om aan de nadeelen
van het oude tuig te ontkomen was mislukt en
nu liet Columbus zich maar weer meewaaien,
zooals tot dan toe elke zeeman dat had gedaan
Op de oude Zuiderzee moet deze zeilontdek-
king gedaan zün, en allerwaarschünlükst was
de Volendamtner Kwak het eerste schip, dat,
van zUzwaarden voorzien en met een lang-
scheepsch tuig uitgerust, in den wind opzeilde. Hel
was de voorlooper van de latere bottermodellen,
van de vischbotters zoowel als van de sleepbot-
ters, van al de waterschepen op de Zuiderzee
De vischbotters immers hebben een waterbun
voor het bewaren van visch, terwül de sleep-
schepen vroeger hun tank met waterballast
vulden als zü een zware vracht door de Pam-
pus-modder kregen te sleepen. Maar ook de
tegenwoordige botters zün nog echte sleepbooten,
als zü met alle zeilen bü, alleen of met z'n
tweeën de zware netten met zich-«nee trekken.
men sporadisch in het zuiden van ons land,
doch veel in Zuid-Duitschland en zeer veel
in Engeland, langs lange staken laat groeien.
Men teelt uitsluitend vrouwelüke plantjes,
waarvan de katjes ongeveer in Augustus worden
geoogst en in torenachtige droogschuren ge
droogd.
Deze gedroogde hopbloesemg worden nu met
het gerstebeslag mede gekookt en staan daarbü
aromatische stoffen af. die aan het bier zün
bekenden plttlgen smaak geven en die het
voorts helpen verduurzamen. Natuurlük zün de
verhoudingen van grooten invloed op den smaak
van het eindproduct en behooren dies tot het
brouw-geheim.
Wat nu ontstaan is. noemt de brouwer „wort”.
Wort is dus het beslag van tusschen walsen
gebroken, gemoute en geteste gerstekorrels
(Schroot» door de diastase omgezet in mout-
suikers en dextrine en samengekookt in de
groote, bolvormige brouwketels tot een helder,
goudkleurig nat.
Het daarbü benoodigde water dient te vol
doen aan bepaalde elschen. Een groote hoeveel
heid carbonaten b.v. werkt oplossend op eenlge
bestanddeelen van de hop, hetgeen men eischt
voor het brouwen van het type Milnchener-bler.
Een hoog gipsgehalte daarentegen,
oplossing tegen en zorgt dus voor
zooals het bekende „Pilsener”.
Het brouwen neemt gerulmen tüd
onder voortdurende contróle der temperaturen.
Het vindt plaats in 3 tempo’s onder telkens hoo-
gere temperaturen. Ook de eiwitten gaan hler-
bü in oplossing. Ten slotte wordt het aldus ver
kregen brouwsel, over zün eigen drab gefilterd
en in een klaringskulp van alle zwevende deel
tjes bevrüd. De oplosbare stoffen worden door
middel van kokend water tenslotte nog uit dezen
draf getrokken en bü de rest van de vloeistof
gevoegd.
De draf „bostel” genaamd is een uit
stekend veevoeder. Terwijl uit de kienfpjes van
de gerstekorrels, die wü reeds eerder als afval
zagen verdwünen, tegenwoordig waardevolle vi-
tamlne-preparaten worden vervaardigd.
Om dè aldus verkregen vloeistof te bescher
men tegen den invloed van in dé lucht zwe
vende micro-organlsmen, waarvoor deze warme
drank een prima voedingsbodem vormt, wordt
zü snel afgekoeld in ondiepe bakken en diverse
systemen van oppervlakte-koelers. Daarna wordt
het nat gevoerd naar de glstkelders, waar het
onder inwerking van een plantaardig organisme
„biergist”, de beroemde splitsing ondergaat in
alcohol en koolzuur, zooals dat eveneens ge
schiedt met den jongen most, uit druiven ge
perst.
Het gisten is een bacteriologisch proces, dat
*er veel wwg vereischt. Voortdurend moet de
w w we laten hier voor onze lezeressen de be-
VV teekenls volgen van een aantal voorna-
men, daar we er van overtuigd zün, dat
iedereen wel graag weet, welke beteekenis aan
een naam gehecht wordt. Zooals u ziet, zün er
héél mooie onder.
Anna: smeeken om genade; Aldegonda: edele
kampvechtster; Alberta: de door adel glanzen
de; Augusta: de verhevene; Apolonla: Apollo
toebehoorende; Barbara: de vreemde; Bertha:
de glanzende; Brunhilde: strijdster in 't pant
ser; Cecilia: de blinde; Christina: Christus toe
behoorendeDorotheade door God geschon-
kene; Emma (Irmgard)door Irmin bescherm
de; Ella: edele vriendin; Else of Ilse: zwane-
jonkvrouw; waternimf; Johanna of Joanna:
die aan God behaagt; Gertrude: speer jonk
vrouw; Kunigonde: voor haar volk strijdende;
Machteld of Mathilde: kampvechtster; Hed
wig: veete en strijd; Walburga: beschermster;
Frederika: de vrede brengende; Gisela: do
edele Rudolflna of ook wei: sterke wolvin;
Rosine: de rozige; Rosaha: geUjk een roos; Ro-
samande: die de rossen beschermt; Katharina:
de reine; Margaretha: de parel; Sophia: de
wüze; Martha: meesteres; Susanna: lelie of
De verbet)
was zoo afd»
nlek de kruisgangen liFdeu wind op iets scherper
heeft gemaakt. Maer technisch uitgedrukt, iellt
een dwarsscheeps T^tulgd modem schip nog
vooruit bü een wind, die twee streken voorlUker
dan dwars invalt; een langscheeps getuigd schip
haalt van vier tot vüf streken, terwül de nieuw
ste techniek slechts een half tot drie-kwart
streek hooger ligt dan de oude Volendammer
Kwak; het compos hierbü in 32 streken verdeeld.
Wat de bedenking betreft, dat zonder laveeren
de Kruisvaarders nooit Palestina zouden heb
ben bereikt, haalt de schrüver de kroniek aan
van Emo, abt van het klooster Bloemhof te
Wlttewierum, die een reisboek van een züner
vrienden in zün kroniek opnam. 31 Mel 12V
zeilde men de Lauwers uit en 26 April 1218
..liepen ze met blüdschap de haven van Acron
binnen.” Den winter hadden ze doorgebracht te
Cirita Vechia en Cometo bü Rome van 9 Octo
ber tot 25 Maart. In Noord-Portugal hadden ze
eerst liggen wachten op gunstigen wind naar
Lissabon maar tenslotte hebben zü zich weer
naar de Engelsche kust laten terugwaaien om
daarna met gunstigen wind nog eens naar
Portugal over te steken. Zoo iets doet men
niet, als men laveeren kan!
Wat den datum der uitvinding betreft het vol
gende: In zün „Kronyk van Hoorn” vertelt
Vellus dat men in 1460 schepen bouwde als
boeiers en smakken, dl. schepen met fok en
grootse!!, dat van bak- naar stuurboord wordt
gesmakt*.
a
Palestina hebben kunnen zeilen? Bovendien
wezen zü hem op eenlge oude teksten, die zouden
moeten bewijzen, dat men in de middeleeuwen
al wist te laveeren.
Gedachtig aan den stelregel dat een argument
door opwerplngen niet wordt ontzenuwd, zóó
lang het argument zelf onaangetast blijft,
meenen wü dat de bevinding door den ontdekker
afdoende bewezen is. Daarbü heeft hü de
moellükheden der tegenstanders voldoende
opgelost
Het hoofdargument is, dat men met de sche
pen der oudheid en der middeleeuwen niet la
veeren kon. Dit wordt bovendien bevestigd door
de reisverhalen, die vanaf het eind der 15de
eeuw, in tegenstelling met die van eenlge eeuwen
vroeger, van de bekende' wisselvalligheid niet
meer reppen, maar zonder meer spreken van
de regelmaat waarop men beurtschipperd j over
zee, daar men van „wint contrarie” geen last
meer had.
Wat de praktische onmogelükheid betreft van
de schepen der oudheid om in den wind op te
zeilen, diene de volgende vergelüking, die niet
mank gaat want al is het een op het land en
het ander in het water, zün toch beide gevallen
verder precies hetzelfde. Van een pallen zü-
wind hebben we op de flets niet al te veel
zün verhemelte streelen, tegen zün tonsillen
prikkelen en gretig in het dorstige keelgat
klukken.
Wellicht zou „den Dré” ons daarvan nog wel
meer kunnen vertellen in zün smeuïge dialect.
Want zoo hebben wü ze zien drinken daar be
neden den Moerdük, in de klassieke Kempen.
Het is geen wonder dat onze gedachten als auto
matisch naar dat landschap teruggaan, want
weinigen zullen het weten daar ligt- het
vaderland van het bier. Ten onrechte worden
de Duitschers vaak aangewezen als de uitvin
ders van het bier. Niets is minder waar. Zon
der twüfel werd in de vroege middeleeuwen
reeds het eerste bier ter wereld gebrouwen In 't
rük van Konlng „Cambrlnus”, hetgeen volgens
sommige etymologen een verbastering is van
„Jan de Eerste” of wel „Jan Primus”, om
technologisch nu gehéél precies te zün, dienen
wü te gewagen van een soort bier, dat de
Egyptenaren reeds moeten hebben gedronken en
dat zü door een rietje opzogen uit een drab
big mengeel waarin de gerstekorrels, ten deele
maar omgezet in vloeibare stof, ronddreven.
Want bier is hoofdzakelük een product van
brouwergerst, die men langs vernuftigen weg
weet om te zetten in vloeistof. Dat onze mo
derne chemici het kunnen, behoeft ons niet
te verwonderen, maar dat die oude brouwmees
ters het wisten, dat is een dier wonderen der
roeger, in onze jongensjaren, zochten we
wel eens een paar goede plankjes uit het
brandhout om er .schepen" van te maken.
We sloegen er in het midden een draadnagel
doorheen, zetten er een vlierstokje met zün
breede, zachte pit als een kerkkaars boven op
en schoven een kwart van een krantenpagina
er als een bol razeil overheen. Pal voor den
wind gingen onze schepen dan het kanaal op.
en lustig lieteh zü zich wegwaaien tot soms een
plotselinge rukwind tusschen de huizen op den
dük door zich van terzüde op onze zeilende
plankjes wierp en de heele vloot deed kenteren.
Soms ook zaagden we een punt aan een eindje
balk en spükerden we een stuk blik, liefst nog
onderaan met een reep lood verzwaard voor
een vaster evenwicht, als kiel aan ons jacht. Een
paar lappen uit de voddenmand leverden fok
en grootzeil en zoo, met nog een latje als roer,
ging onze kotter onder zeil.... en hield zee!
Zoo speelden we na schooltüd zonder te
weten, dat tot voor een eeuw of rijf een ieder,
tot schippers toe, onzen zeilenden balk voor
een wereldwonder zou hebben aangezien.
Hoeveel vaardigheid, kennis en doorzicht er
ook voor noodig is om schraal in den wind den
gang er in te houden, het zeilen zelf is iets
heel gewoons geworden. Niettemin echter, het
heeft zün bekoring behouden en wonderlük is
nog altijd de aanblik, dien onze waterplassen
•s zomers jaar in, jaar uit blijven behouden.
Breede tjotters met een gaffeltulg, soms hoog
en smal, soms kort en breed, smalle kiel jachten
met een hoarituig, statig als een vogelvlerk,
plompe roeibooten met een primitief sprietzeil.
r"e- vT-iemelt en krinie't Hoor elkaar, zoo gauw
de wind maar blazen wil. Ze leggen zich op hun
zü onder zün hügenden adem om de vlagen over
zich heen te laten gaan. Ze richten zich weer
op als hü adem haalt en spotten zoo met den
ouden wind, die reeds lang geen onbeperkt
heerscher meer is.
De stuurman haalt den helmstok om, de
boot loeft op in den wind, en het tuig richt
zich op, rechtop als een man die zün rug strekt
voor een oogenblik rust. De boot draait en de
zeilen fladderen; het is alsof zü de spanning
Uit hun ledematen willen schudden en dé pirn
Uit de spieren. De steven is gewend, de boot
legt zich op de andere zü. het tuig kromt zich
weer en sleept schip en bemanning met zich
mee. Spanning en ontspanning werken samen
om het schip overstag te doen gaan. Het tuig
krijgt een oogenblik rust, maar de bemanning
volop werk. De stuurman mikt een gunstig
oogenblik af, liefst met een beetje vaart en een
vleugje wind, zooveel te eerder is de boot om en
over den anderen boeg onder zeil. „Klaar om
te wenden?’” klinkt de oude roep. De fokkenist
grijpt den fokkeschoot, het zwaard aan de loef
zijde wordt gevierd, terwül de stuurman zelf
den groot-zeil-schoot in het oog houdt. .Jtee
roept nu de man aan den helmstok en langzaam
legt hü het roer om. Terwül de fok nog even
wordt vastgehouden om clen wind aan den
verkeerden kant er in op te vangen en zoo den
steven om te krijgen, 'zwaait reeds de giek van
het grootzeil met een smak naar het andere
boord. De fok wordt nu vastgezet, het zü-
zwaard opgesjord en de stuurman verhuist
naar den „hoogen” kant om uit te küken en
aan tegenliggers over stuurboord den verelsch-
ten voorrang te geven.
Zoo worden dagen en weken zoek gebracht
op het water, hier op onze plassen en overal
elders waar water is en wind om gang in de
schuit te krijsen.
Verstaat men onder sport niet t verichten van
Ontmoeting tusschen twee zeilschepen in het Kanaal