I inn: 80. Letlandsch luchtvaartbezoelc op Schellingwoude. Het Beeldje Bloeder Simon van Jumbo's wraak z Zoekt gij betrouwbaar Personeel Plaats een „Omroeper” gezinnen voor i' JL« f - i f Jf- 4 1 Mi LUCIFERSKUNSTJE V J Een onduidelijk adres 4 x Q r. p. imandt v u IC': Fi r..$l A* r,~»* J DONDERDAG 25 JUNI 19M Een Middeleeuwsche Maria legende ft -i ‘5- IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHUIIIIIIIII ■f Z a «0 t •x- ’Six** i. ”1/ f 9 it 2 3 1 4 S 6 7 IO !k 14 13 i lin- PIET BROO6. t brood on zout eiland, do boor 1 i 1 I lb wi Do bekenAs jaerlijktehe St JenMisrkt to den Botch it Woensdag onder groote belangstelling gehouden. Eon bedrijvig tafreeltje WATER JAM KERK Bn weet je waar de postadministratie den brief heen zond? Maar Jan Onderwater, Jumbo’s slurf zoog tn ’t water Van de modderige goot. Waar hij Met, tot groot genoegen Van vriend Jaap, mee onder spoot! om te Piet greep tn de kiezelsteentjes, Hield een handvol Jumbo voor; Jumbo liet zich niet bedotten. Trok zijn slurf 1 hek weer door. Jumbo kreeg van Jaap de nootjes. Tot 't laatste was verteerd; Sn toen hééft ’f goede dier zich. Tot Jaap’s vriendje, Piet gekeerd. Bovenkerk. En hij bleek daar terecht te stjn ook, Vlak bij Jumbo, ’t had geregend. Lag een groote modderplas; Jaap zag gauw aan Jumbo’s oogen, Dat hij vrees’lifk nijdig was. Jumbo stond reeds uit te kijken. Want hij kende Jaap al goed; Sn ftij knipte met ziflk oogen, Zooals Jaap zei: Jumbo’s groet! d’Apen hadden één der zakjes Pinda’s spoedig opgesmuld; Sn dat zakje werd door Pietje, Mot wat kiezelsteen gevuld. U bil fe 1 1 Pe au ad vb ve vo HM ve Le en uil «Ui Dl re< Pi 1M Ni te [{WH 4, i 1 :4 ƒ4?'*.* dat was de bel voor ^cruik met bier stond efcrst in stfn leven Men legt 15 lucifers in 5 vierkantjes op nevenstaande manier. Nu mogen er maar drie lucifers wegge nomen worden en toch moeten er drie el kaar rakende vierkantjes overblijven. Pro beer dat eens! Als een mantel viel die blijdschap om de schouders van den ouden broeder en hjj dacht niet meer aan de wereld, aan het klooster, aan de plichten van lederen dag: Slechts Maria bestond nog voor hem. Plots.... KUngeRng.... linge.... geling.... de bel voor het eten.... Onlangs werd in een brievenbusin een der groote steden een brief gevonden, waarop als adres niets anders stond dan Piet en Jaap hadden vacantie; Kregen beiden van hun moe. Bij hun kwartje, nog wat pinda’s Sn een tram voor Artis, toe. Jaap hield heel veel van de dieren, Piet hield meer van plagerij; Jaap ging liever naar hen kijken, Piet hield van een vechtpartij. - ;«ïwK Op dezelfde plaats waar nu het mooie marmeren beeld stond aan den ingang van den refter had vroeger een houten gestaan, maar de prior had het op den rommelzol der laten gooien. Het was oud en vermolmd, de vingers waren van de handen gestooten en de aureool hing scheef en was gebar sten. De laatste schilfertjes verf bengel den nog aan den mantel en Heten de gaatjes zien die de houtkevertjes er in tien- 9 13 8 13 Heer in den hemel het middagmaal en de niet klaar. Voor het zou de refter niet gereed zijn. Wat een schande, wat een schande. Veertig jaar had de prior hem nooit een berisping be hoeven te geven en nu op zijn ouden dag moest hem dat overkomen. Heilige Moeder* Maria, doe me dat niet aan. Hij hoorde de paters reeds door de gang schuifelen, zag ben in zijn gedachte zwijgend en devoot door de deur van den refter gaan en het Mariabeeld toeknikken, hij zag hen gaan staan achter hun stoe len en terwijl ae gingen zitten, naar de kruik grijpen. Hè, er is geen bierkan. Waar is broeder Simon met het bier. Hij voelde zich van schaamte door den grond zin ken, want broeder Simon staat nog voor het biervat en draait en draalt en als al tijd heel dun en komt een straaltje door de kraan uit het vat en vult de kruik. -j-k roeder Simon was maar"een simpele ziel. Hij zorgde voor het schoonhou- den van refter en gangen en het klaarzetten van borden en schotels. Er er was niemand In het klooster die dat be ter kon dan hij. De borden stonden altijd netjes op een rij, de messen waren scherp geslepen, de glazen goed schoongewaaschen en de stoelen stop den, als een gelid solda ten In de houding, op regelmatlgen afstand van elkaar. Er mankeerde nooit iets aan Broeder Simon haalde ook het bier uit den kelder in een dikbuikige kan en schonk de glazen vol. Wanneer de eerste klanken van de etensbel over de stille binnenplaats klonken, stond alles gereed en konden de paters en broeders binnenkomen om hun eenvoudige maaltijden te nuttigen. Broeder Simon was maar een eenvoudige «iel en deed ztjn werk met vreugde, met kinderlijke vreugde, aoodat nooit Iemand iets op hem aan te merken had. Vlak bij den ingang van den refter stond oen prachtig mooi beeld van de moeder des Heeren, Maria. Telkens wanneer hij er voorbijkwam knikte hij vriéndelijk en zei zachtjes: Ave Maria, Wees gegroet, Maria. Het was een kostbaar beeld van wit mar mer, met een blauwe sjerp en een gouden stralenkrans. Het kindeke Jezus droeg een vergulden wereldbol in het eene handje, ter wijl het andere zegenend omhooggeheven was. Wanneer broeder Shnon zijn ,^ve” zei, meende hij altijd dat Maria en het kindje terugknikten en zachtjes iets fluis terden. Dikwijls had hij zijn adem Inge houden om te hooren wat zij zelden, maar nooit had hij het nog duidelijk verstaan. Hoe gehecht broeder Simon ook aan dit Mariabeeld was, toch was het niet het dier baarste, waar hl] het meeste van hield. Want hij bezat er zelf een. Broeder Simon kende den regel van het klooster heel goed, dat niemand van de kloosterlingen I persoonlijk iets mocht bezitten, maar broe der Simon dacht in zijn eenvoud dat dit niet gold voor zijn Mariabeeld. FOTOREPORTAGE Tijden* hevig onweer dat Woensdag boven Parijs woedde, stortte een boom welke door den bliksem werd getroffen, op een kiosk, die vernield werd, waarbij verscheidene personen, waaronder zich meerdere kinderen bevonden, min of meer ernstig gewond werden. - De plaats van het ongeval Maryse Hilsz na het behalen van het nieuwe hoogterecord voor aviatrices. Zij bereikte met haar vliegtuig een hoogte van 14.000 meter Een Letlandsch militair eskader bestaande uH drie watervliegtuigen arriveerde Woensdag op Schellingwoude. Volgens landsgebruik werd den commandant van het eskader bij de verwelkomir aangeboden, door het dochtertje van den consul van Mensjou Help toch Maria, help, roept hij en Ma ria helpt werkelijk. Zij geeft hem een red dende gedachte in. Hij rukt de heele stop uit het vat en nu golft het gouden nat in een breeden stroom in de kan. Kllngelingekllngeling.... ja broeder kok ik ben klaar.... Goddank nog op Mjd. Nog nooit was broeder Simon zoo vlug de trap opgehold, de gang door, den refter In. Op tijd, nog voor de paters allen ach ter hun stoelen stonden. Dankbaar kijkt hij naar het marmeren Mariabeeld aan den Ingang en hij knikt even. evenals toen de armsten der armen, de herders, U kwamen vereeren en Uw kindje aanbidden, zoo kom ik ook nu Uw beelte nis vereeren en zal ik voor U zorgen zoo lang ik leef. Hier in den kelder bent U veilig en zal niemand U verstoeten. Zoo bad broeder Simon en streelde intus- schen de voeten van zijn beeld. En Maria in den hemel: Zij keek vol blijdschap neer op die simpele ziel, die zich nimmer zat kon zien aan die eeuwige schoonheid van Ma ra, niet door het uiterlljk van het beeld, maar door den glans, dien het in zijn ziel kreeg, zooals heel vroeg de zilveren morgen over de aarde licht, zuiver en klaar. De groote historische optocht, voorstellende den intocht van Prins Willem van Oranje als stad houder van Utrecht trok Woens dagmiddag bij gelegenheid van het derde eeuwfeest der Utrecht sere Universlteit door de Domstad F - reed en het eenige wat hem nog te doen bleef, was bier halen uit den kelder; daar had hjj echter nog tijd genoeg voor, want de etensbel had nog niet geklonken. Hij greep de aarden kruik bjj het oor, sjokte goedmoedig naar de keldertrap en zocht voorzichtig zijn weg naar beneden, want het was donker In den kelder en broeder Simon was reeds een oude man. Zoodra hij - beneden was, zochten zijn oogen zijn Mariabeeld. Hij zette de kan op den grond en wilde nog wat met Maria gaan praten. „Lieve, zoete moeder Maria,” zei hij acht, „het is nog altijd hetzelfde als twintig eeuwen geleden. Toen wandelde U ook met '2 --W— - - -----1 van Jeruzalem en Bethlehem en niemand wil de U onderdak verleenen. Toen mocht U ook niet in de herbergen slapen en sloeg men de deuren voor Uw neus dicht, omdat U arm was en geen mooie kleeren droeg. Ze wezen U een stof- figen stal, waar U den nacht moest door- 1 brengen tusschen de beesten van het veld. De menschen van tegenwoordig zijn niets beter dan toen. Omdat Uw kleeren oud zijn en vermold, halen ze U van Uw troon en werpen U op een stoffigen zolder. Maar - Maar dan is het of al zijn ledematen ver stijven, hij wordt bleek als een doek, zijn oogen sperren zich open. Want daar staat hij, verslagen, en kijkt naar de stop in zijn handen, de stop uit het biervat, die r hjj vergeten heeft weer in het spongat te steken. Al het bter was natuurlijk uit het vat gestroomd en dreef nu over den vloer van den kelder. Nu zou nog meer schande over zijn hoofd komen. Morgen zou er geen bier zijn, de paters zouden naar de reden vragen, zijn beeldje zou ontdekt wor den. Verschrikkelijk, verschrikkelijk. HIJ rilde van de gedachte reeds. Maar nu wordt hjj weer helder. Misschien was er nog iets te redden. Zoo vlug mo gelijk rent hij door de gangen, valt meer dan hjj loopt de trappen af, vliegt naar het biervat.en.o, wonder.'. Geen druppeltje bier Is op den grond te ontdekken. En er steekt ook weer een nieuwe stop in het spongat. Het is een heel wondere stop. De hand van het vermolmde Maria beeld. Geen straaltje vloeit naar beneden. Broeder Simon zinkt op zijn knieën bij het zien van dat wonder en bidt en dankt, denkt niet aan refter en uur en ziet slechts op naar Maria, naar Maria die voor hem een wonder wilde doen en hem redden wil de van de schande. Maria, Maria, wat is O goed. Ongerust wordt de prior, ongerust woe den de paters en broeders over het weg blijven van broeder Simon. Zij gaan hem overal zoeken. Het laatst komen ze in den kelder. Daar zit hij nog steeds, biddend en blij, niets om zich bemerkend dan zijn oude vermolmde beeld, dat, nog steeds met de hand voor het spongat, zorgt, dat geen druppeltje bier verloren gaat. Nu bleef het wonderbeeld niet langer in den donkeren kelder. In processie haalden de monniken het naar boven en brachten het naar bet priesterkoor waar het een eereplaats kreeg op een schitterenden gou den troon.... Het omhangen van de kap aan de eere-doctoren tijden* de Woensdag ia het Groot Auditorium gehouden openbare zitting van den Acade- mtschen Senaat der jubileerende Utrochtsche universlteit taUen jaren ingevreten hadden. Het had’ /T* ?.°°r langen tijd op den rommelzolder gelegen. Broeder Simon was daar heel boos om ge weest. Hij had daar niets van laten mer ken en ook niets tegen den prior gezegd, want hij wilde zich niet verzetten tegen de bevelen van zijn oversten. In zijn hart had hij echter het besluit genomen Maria van die onwaardige plaats weg halen. Het gaf immers niet of Maria van hout was of van marmer, al was dat hout dan ook vermolmd en verweerd: Maria was Maria. Voorloopig had hij het beeld in oude kranten gewikkeld, omdat hij niet wist waar hij het een plaatsje sou bezor gen. Maar heel lang had hij daar ook niet over gepiekerd. Want op een goeden nacht schoot hem plots de heldere gedachte door 'den geest: In den kelder was plaats ge noeg. Daar kwam immers niemand dan hij alleen, om bier te tappen en schoon te houden. Dë groote moeilijkheid was nu het beeld daar te krijgen. Maar ook dat lukte. Want toen op zekeren dag allen uit waren, sjouwde broeder Simon, haastig en aenuwachtlg, zijn eigen Mariabeeld naar beneden. Voor en na had hij een altaartje weten te timmeren midden tusschen de vaten, een afgedankte dwaal wist hij te bemachtigen en nu was het beeld heele- maal alleen van hem. HIJ alleen mocht er tegen praten, hier kon hij de zoetste woorden bedenken, die anders niet in zijn hoofd wilden komen en hoe vaker hij er voor bad, hoe meer hij er naar keek, hoe mooier het beeld in zijn oogen werd. Het leek hem toe ot ef een gouden glans lag over de verkleurde ledematen. Het was op een moolen lentedag in Mei. Broeder Simon had een schoon laken over de tafels gelegd, borden, lepels en vorken lagen in het gelid, de stoelen stonden ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 14