DIE JAPON VAN VERLEDEN JAAR
1
I
De vrouw met de gouden stem
OORBELLEN
E
T
I
Kaasbroodjes
I
Wearèld, wit
zomerzon
Goede raad is niet\
duur
vaq
Spelletjes voor ver
jaardagen
Hoe celofaan uitge
vonden werd
z
n
Kroningsfeesten in Mei 1937
Uit 120 stemmen gekozen
Het eerste draaiorgel
Signore, Signori, buona nottel"
Wat doe ik?
De uitvinder der naaimachine
werd schatrijk
BRABANTSCHE BRIEVEN
Niets nieuws onder
de zon
woog zwaar op de
schouders
De omroepster der Ro-
meinsche Radio
B
Thans reeds plaatsen te bespreken
Jachtspelletjes
41
Lekker hapje bij de koffietafel
De dag
I
fl
de
het
I
▼oor
J 8
der
bedaauwde.
Me nier.
Op een zomerjapon van dof witte crêpe wordt een drie
kwart mantel van blauw met wit gemoesde ribzijde ge
dragen. De aangeknipte slipjes van het opstaande kraagje
worden van voren gestrikt en vormen de eenige sluiting
Bü dit spel kan je een* fijn lachen! Ze* at
meer spelen gaan op een rijtje op stoelen zit
ten. Eén wordt gekoaen al* leider. Hjj gaat nu
achter den stoel van den eersten speler staan
en begint te gapen, een gek gezicht te trekken,
zijn vuist te schudden of let* ander* te doen.
De speler mag natuurlijk niet omkijken. Na
een paar minuten vraagt de leider: „Wat do*
ikt” en de speler moet raden. Als hjj goed raadt,
mag hü blijven ritten en de leider gaat achter
den volgenden speler staan; al* hjj verkeerd
raadt, moet hU in een anderen hoek gaan staan
en aldoor blijven nadben. wat de leider werke
lijk deed, net zoolang tot alle speler* een beurt
hebben gehad. Zoo gaat bet met de andere spe
lers ook en 1 1* een heel koddig gezicht, al die
jongens of meisje* tegelijk malle grimassen te
zien maken!
de jagers komen, geven se eerst
1; een schreeuw of een fluitje en begin-
an te jaggn. Al* de kinderen, die het wild
gers hooren komen, laten
bet lantaarntje flikkeren, om
tijden draagbaar zijn; dus een mantel, die aan
beide zijden is afgewerkt, kan men met de witte
(zwart genopte) of met de zwarte (wit ge
nopte) z}jd* naar buiten dragen.
Het model van onze afbeelding vraagt voor
talllemaat 48 met wijde mouwen 3 Meter van
M cM. breed en met gladde mouwen 2J0 M.
van M cM. breed.
En *k vergat m’n potlooike te laten gaan.
Zooals Trui beuren graaf vergat.
Want efkens tooverde nog mijnen notenleer
om. in 'nen sprokeboom van geciseleerd goud.
Want efkens schaduwde over die rosse wol
kentorens nog dieper gloeiing.
Hek. dat Trui den laaghartigen fullltongraaf
efkens stikken laat en mee ’n gelukkig Jachske
op heuren roodgebranden maboniekop, boven
Misschien hebben wij hier
mede een onzer lezeressen ge
ïnspireerd.
bet geheele radio-personeei en wü hadden er
een week genoeg aan!**
Plotseling doet het „rondt lampje** zich gel
den. Het roept Signora BoncompagnL „A rivS-
derla!” zegt zij ons lachend. „Verklapt U niet
teveel van hetgeen „la Voce di Roma* U ver
telde!"....
hans reeds zijn te Londen te bespreken de
plaatsen, welke zullen worden bezet door
het publiek tijdens de feesttochten. ter ge
legenheid van de kroning van Koning Edward
in Mei van bet volgend jaar. Langs de breede
avenue’s, waarlangs de koninklijke stoet zal trek
ken, zullen tribunes worden opgesteld. Men re
kent op bijna tweemaal zooveel buitenlandsche
gasten als in Juni 1935, bij de feesten van wijlen
Koning George’s jubileum.
De eere-tribunes moeten voor de autoriteiten
en de buitenlandsche vorstelijke en niet-vorste-
lljke gasten open blijven. De eerste rangen wor
den thans reeds voor £25 en meer verkocht.
Het stadsbestuur van Londen hoopt de hooge
kosten van de kroningsfeestelükheden grooten-
deels te dekken door den verkoop der tribune
plaatsen.
Als voorbeeld van een dergeljjke lekkernij
noemen we gebakken aardappelen met kaas, en
kaasbroodjes tot gebakken boterham met kaas),
waarvan we hier het recept laten volgen. Deze
laatste zijn tevens zeer geschikt om U door ’t
oude brood heen te helpen. De korstjes behoe
ven niet afgesneden te worden, tenzij zij zeer
donker en hard zijn.
We kunnen de sneetjes brood tevoren besme
ren met boter, dit maakt het omkeeren der
kaasbroodjes gemakkelijker; noodig is het ech
ter niet, daar tijdens het bakken toch voldoen
de boter in het brood trekt.
en prettig en opwindend spel is bet jacht-
spel, dat In donker gespeeld wordt. Als j*
van plan bent dit te laten spelen, moet j*
van tevoren aan je makkertjes vragen, of dri*
van ben een klein zaklantaarntje willen mes
brengen. De medespelenden worden verdeeld in
jagers en „wild”; drie stuks wild zijn voor dit
spel genoeg.
De jagers gaan zoolang in een andere ka
mer, om het „wild” gelegenheid te geven zich
te verstoppen achter gordijnen of in donker*
hoekjes. Ze hebben ieder een zaklantaarn bij
zich.
Als
signa
nen
voorstellen, de
voor één secon
te toonen waar^ze zijn. Dan moeten ae weer
„Momenteel heb ik twee asstatenten, maar het stilletjes naar hun schuilplaat* krulpen, aoa-
der te worden gevangen. Zoo nu en dan laten a*
even bet lichtje flikkeren. De jagers moeten
probeeren bet wild te grijpen. Wie het laatst
gevangen wordt, wint het spel.
n 1848 kreeg Howe, de uitvinder der naai
machine, die voor de tegenwoordige huis
vrouw bijna onmisbaar is, in Amerika het
octrooi voor zijn uitvinding. Het had hem zeer
veel moeite gekost, het benoodlgde geld daarvoor
bijeen te brengen. HIJ begaf zich naar Engeland
om zijn rechten te verkoopen, maar zooals het
bij een uitvinding maar al te vaak voorkomt,
niemand geloofde aan de toekomst van Howes
vreemdsoortige machine.
Howe was eindelijk van alle inlddelen ontbloot
en zag zich genoodzaakt, zich als kok op een
vaartuig te verhuren, om op die wijze weder naar
Amerika terug te kunnen keeren.
Anderen hadden daar Inmiddels van Howe’s
uitvinding partij getrokken, want hjj was on
voorzichtig genoeg geweest om haar niet ge
heim te houden. Om zün rechten te handhaven
moest hij een proces voeren, en om daarvoor het
geld te krijgen, verhuurde hij zich bij een in
strumentmaker. Hjj werd door eenige vrienden
ondersteund en won t<i slotte zijn proces.
Van toen af kon hü zün fortuin als gemaakt
beschouwen. Van elke machine, die in Amerika
werd verkocht, ontving hü nu veertien dollars.
Binnenkort was hU dan ook schatrijk, want bij
duizenden werden de naaimachines vervaardigd,
en deelde alzoo niet het lot van de meeste uit
vinders, die arm en in vergetelheid stierven.
als drie keeren ’t klokske klepte van de Con
secratie, k had ’n klein kwartiertje ge
zwommen dus, rap op huis aanging mee
m’nen vollen kruiwagel bedaauwde, bros- den bril uitkükt in den rossen avond, stlllekens
versche groente*.
M’nen kiel was weer droog, m’n vel koel en
den brand uit m’n oogen. En da’* geen op
schepperij, amlco, maar k had 1 gevoel van
sjuust uit de bedstee te zUn gestapt-
"Nen duik in ’t blaauw van den hemel zelf,
alles, da’* nou den daauw veur den' moeien
mensch.
En als ik efkens later mee m's Trui aan de
eerebeesjes zat, sjuust geplukt achter den erf,
jaha, échte! z.g. Bredasche aardbeifen, die
lagen te drijven in d'r eigen vruchtensap, dik
van suiker, dan wa* deuzen zomermorgen
van zwaren arbeid, van 'n hemetablaauw bad
en ’n papbord vol van bloedrood, sappig fruit,
dan was deuzen zomermorgen den gouwen
bokaal waar Ik 'm had uit zien vloeien, meer
dan weerd! Want ‘t was ’nen morgen door
Onzenlievenheer over d'eerde geschonken, tot
plazier en tot geluk van *1 z'n schepsels,
geenen vorst, geenen steuntrekker uitgezon
derd!
Zoo was dan deuzen morgen.
En als ik van den
morgen in de velden
kwam, toen de zllve-
ren koelte van den - -
nacht nog daauwde over d’akkers t was vóór ender af, die wegnevelde in ’nen poeier van
half vijf pas dan begost al rap het witte goud
van den nieuwen dag te waaieren en te flak
keren aan den Oosterkim, waaroverhenen den
dag over d'eerde vloeide als over den rand van
*nen overvollen bokaal.
Roslg wolkenschuim sproedelde en plekte in
Vlokken boven den overvloelenden kimrand.
WU herinneren onze lezeressen er aan, dat
van de op deze pagina verschenen foto's geen
patronen verkrijgbaar zijn.
Men kan ook donkerblauw kiezen of swart
met een rose moes, maar dit heeft het nadeel,
dat men het lang niet bü alles kan dragen.
Blauw met rose genopt staat echter heel mooi
op een effen rose japon met een grooten, plat
ten, rosen hoed erbij.
Blauw met wit kunnen wü dragen bü licht
blauw, donkerblauw, wit, rose, geel, lichtgrijs.
Ewart met wit past bü swart, wit, groen en
rood.
Een dergelUk gemoesd dessin past alleen bü
effen stoffen. BU moesjes, ruitjes, streepjes of
bloempatronen kunnen wij dezen mantel niet
dragen. De vrouw, die er prijs op stelt, dat
haar verschUnlng in alle onderdeden den toets
der kritiek kan doorstaan, sorge ervoor, dat
een rose jurk, gedragen bü een blauw met wit
genopten mantel iets van donkerblauw ver
toont, hetzU knoopen of een dasje of een cein
tuur.
BU een roods japon, waarbij we een zwart
met wit genopten mantel kiezen, Borgen wü
voor een breede zwarte ceintuur.
Dragen wü een effen japon met aoo*n ge-
moesden mantel, dan brengt een lakroode
handtasch een fleurige noot asm in dit zwart
wit geheel.
Zwart mantelpakje van wollen georgette
met gebloemde voile blouse die aan den
rok is gezet. Een effen zwart hoedje en
lange zwarte handschoenen worden
hierbij gedragen, terwijl ’t handtaschje
in de kleur van de blouse wordt gekozen
- w-'y japon van verleden jaar is vodr de mees-
1 ten onzer een veel grooter probleem dan
S—' de japon van dit seizoen. WU weten im
mers, dat wat in de modemagazijnen tentoon
gesteld staat, het allernieuwste is.
Als wU er niet heqlemaal zeker van sjjn,
raadplegen wü de modetUdschriften en ten over
vloede bekUken wü de patronenalbums in de
groot* winkel*.
t Midden van den dag heb ik deurgebrocht
in de stad mee mijnen groentenwagel, maar
den avond zit ik hier onder m’nen notenleer
deus briefke te poliooien, onderwijle Trui beur
fulietonneke en advertentie* leest.
M’n krulkske dubbel-gerste, dak van den
morgen aan 'n touwke in den waterput heb
gehangen, staat op tafel en d'ondergaande zon
fonkelt in m’n glas, of ’t gevuld ta, me* *nen
brok gesmolten avondlocht!
Den mearel op de schouw van on* huiske
sdtalmeit zUnen avondzang over on* dorpke,
zoo schoon dat zUnen gorgel soms koud over
oewen rug tltst. Zoo zuiver, dat zUnen slag
„Tb*n de I.TM. In October 1924 een adver
tentie plaatste in alle groote dagbladen. waarbU
men naar een jonge omroepster voor den nieu
wen zender-Rome vroeg, solliciteerde ik.
met nog 120 anderen. Ik werd gekoaen;
was voor mU de heerUjkste dag in mUn
leven. Ik wa* er een beetje trotsch op, dat Ik
uit zoovelen was verkoren. In de eerste vUf
Jaren had ik geen assistente; ik moest alle be
richten, van welken aard ook, alleen omroepen.
Van den vroegen morgen tot 12 uur des nachts
zat ik voor mUn microfoontje, maar bet wer
ken was prettig en nog prettiger was de ge
waarwording, toen ik mUn eerste brieven kreeg,
waarin men zUn bewondering voor mUn stem
uittel „U bent voor radio-omroepster gebo
ren!” schreven velen- mU”
„Kende u geen .jnicrofoonkoorts”, geen ner
vositeit bh uw werk?” vroegen wü.
„NatuurlUk wel! Maar alleen dan, wanneer
ik niet voor de microfoon sta!"
Den nieuwen dag overstroomde de velden
In *nen stagen lichtvloel, waaruit *n nuchter
Zuidoosterke asemde, vol van den harsigen
geur van do bosschen. Hooger rees ’t sonnekc
uit den gouwen bokaal. En d* eerste aonne-
pieken schichtten over de zware korenkolven
van den grjjsen graanakker, twindeke scher-
telde vezelend deur de meterhooge steelen en
*t sonneke begost z’n klodderkens goud te mor
sen in *t spulsche koren. *t Blaauw van de
korenblom begoot open te gaan onder de kle-
teUng van
■tWas lekker, twas malsch, twaa deugd
zaam in *t land.
Den daauw peerlde op m’n sokken. *n Flu-
weelen stilte hing over d’eerde. Nika was te
hooren dan t vezelend koren, *n gerucht als
van dwerrelenden motregen.
Rn altü rees t sonneke hooger, van den
Voor 4 personen heeft men noodig:
8 sneetjes oud brood (een of twee dagen
oud).
150 gram (1« ons kaas),
80 gram (bijna 1 ons) boter (4 afgestreken
lepels) desverkiesend wat peper en zout.
Leg de sneetjes brood twee aan twee op el
kaar, met een dikke plak kaas er tusschen.
(Besneer desverkiezend eerst de sneetjes brood
met een deel van de boter). Ata het gerechtje
wat pikant gewenscht wordt, strooi dan wat pe
per en zout over de plak kaas. Bak de belegde
broodjes, in ongeveer 10 minuten, waa-beide
kanten mooi goudbruin, in de gesmolten boter.
De kaas moet tegelükertüd zacht worden.
Presenteer de kaasbroodjes zoo warm moge-
Ujk, als voorgerecht of als lekker hapje bü de
koffietafel.
t Was dat ’nen zwerm veugels huistoe trok,
de bosschen in, anders had- ik m’n gerst* warm
laten worden en deus briefke nie afgemaakt.
Daar zün er nog meer, dan Trui en ik, dl*
den zomerdag hebben zien versmeulen.
Want van verre, gedragen op *t avond-
wlndeke, dat nou zoo lekker deur den noten-
kroon scherrelt, want van verre komt aange
roemd, aoo swakskes als *t gegons vsm *nen
glazenmaker, den harmonlkamuziek van den
Blaauwc.
Die zit natuurlUk, op z’n hukken voor **n
huiske, tusschen Aantje es de kinders, te fan-
taseeren op zUnen trekzak, die nou kUnkt al*
teer orgelspel in de kathedraal van God*
schepping, waarin sjuust t Ucht uit de hoog*
boogramen bluschte, mee ’nen lesten schijn op
den vuurrooien mantel van God den Vader!
Zoo was den avond,op ons dorpke. Trui zit
altü nog te zwUgen. te zwijgen dMn goeien
brompot, want ae heeft daar veul reden veur!
lo. Ik mot schrüven.
2o. Ze is doodmoei.
3o. Ze i* weggesoesd mee den vuurrooien
mantel van God den Vader uit ’t kerkraam,
met d’avondzon -» nog in beur oogen. En
misschient met nog *n vleug mwdek van
münen besten kameraad, die daar verderop,
lük den mearel op m’n schouw, den glorieusen
Zomerdag Bit te bezingen mee *n hart dat vol
van dank en ontroering is! in m’nen geest
zie ik hoe Aantje den Tlest z'n krulkske leeg.
schenkt, hoe zu heuren Blaauwe „smeert",
want Aantje is dol op schoone muziek! Ja,
die twee hebben t aan malkaar getroffen,
amicot
Maar nou daar nie over, ik mot er gaan af
schelen.
.Veul groeten van Trui en
haarke minder van oewen
s
■w y an de kaasgerechten zün het vooral de
gebakken gerechtjes, die gemakkelük een
T vaste plaats veroveren, op de lijst van
geregeld terugkeerende menu’s, van elke huis
vrouw.
Bü de bereiding van gebakken kaasgerecht
jes is meestal jpnge kaas het beste te gebrui
ken; deze smelt gauw bü *t warm worden en
we krijgen dan de büzonder smakelüke com
binatie van het knappende korstje en de zachte
kaas.
Is uw complet groen of llchtelUk verschoten
rose of saai beige of grijs? Geen nood!
Zet de -schaar er in! Knip van bet onderge
deelte van den mantel een paar modieuze half
lange mouwen aoo'n model met een kop, u
weet wel knip zes schulpen van k 10 cM.
hoog asm elltaar, dus als rand. Zet dezen rand
op den rok. waarvan gü dé taille hebt afge
tornd. De schulpen worden van boven rondom
Ingeknipt en naar binnen toe omgevouwen en
geregen.
De nu korte mantel krijgt aoo noodig een
toegevouwen rulmteplooi ingezet in het midden
van den rug. Men sorge bü het .mippen een
smallen rechten reep stof voor de tamelük
breede ceintuur over te houden. Heeft de japon
rokklokken, dan set men zoo noodig een of
twee klokjes in; vertoont de japon Ingestreken
plooien, dan is een toegevouwen plooi beter op
naar plaats.
Het nieuwe mantelcostuum wordt nu zwart
of marineblauw geverfd. Als het soms een lin
nen pakje ta: zwart linnen ta het allernieuwste!
Terwül het pak geverfd wordt, houden wü ons
bezig met de blouse.
Van de gebloemde zomerjapon maakt gü een
kwiek blousje met korte mouwtjes en inge
rimpelde ruimte rond den hal* (dit spaart u
het aanschaffen van een kraag of vest met
jabot uit!).
Het aldus ontstane geheel zal Ir niets meer
doen denken aan het complet, dat gü zoo vaak
droeg
Zoekt gü voor de zomervacantle naar iets,
dat uw japonnetjes van verleden jaar aal op
fleuren en dat niet teveel mag kosten, maak
dan een driekwart langen, lossen, ongevoerden
mantel van zwart of blauw geribde "kunstzüde,
cloqué of linnen.
Cloquéstoffen hebben voor, dat zü aan beide
De voorlichting van het kooplustig publiek ta
waarlük van dien aard tegenwoordig, dat nie
mand met reden kan beweren niet op de hoogte
te zün.
Eigenlük is dit niet juist, want er zün altUd
nog heele categorieën van vrouwen, die vol
strekt niet weten, wat nu eigenlük nieuw ot
modieus is.
De verkoopsters kunnen het u vertellen, hoe-
velen er zün, die wat mode aangaat van toeten
nóch blazen weten, maar noodig ta dit niet
er ta gelegenheid te over om zich behoorlük
op de hoogte te stellen.
De gang van zaken, die het meeste succes
waarborgt, is, dat men -terdege kennis neemt
van al het nieuwe, dat ontworpen en gebracht
wordt, dat men vervolgens te rade gaat met de
eigen uiterlüke tekortkomingen, waardoor al
dadelük bepaalde patronen en stoffen uitge-
schakeld moeten worden (nu de nieuwste des
sins büna onmiddellük na het verschünen der
nquveauté's ook in de allergoedkoopste uitvoe
ring worden gebracht, behoeven wü de koeten
kwestie niet meer voorop te zetten!) en dat
men ten slotte ten langen leste overgaat tot
den aankoop van iéts nieuws.
Op deze wüze hebben wjj de minste kans
bedrogen uit te komen. Tot zoover over het
nieuw aan te schaffen kleedingstuk.
Maar hoe moet het nu met die japon van
verleden jaar?
Het moderniseeren van een bestaande japon
kan buitengewoon veel voldoening schenken, als
wü ons aan bepaalde regels houden.
Ten eerste: verwerk bü bestaande stof altUd
ongeveer gelük weefsel en kies nimmer een
materiaal of een kleur, wélke het bestaande er
flets en verbleekt doet uitzien.
Ook als wü geen nieuwe stof willen (of kun- I—I
nen!) koopen, kunnen wü vaak van het voor- X X
handen zünde materiaal iets aardigs maken.
Laten wü eens aannemen, mevrouwtje, dat
n in hel bezit züt van een gebloemde zomer-
japon. marocaln of voile of cretonne, dat doet
er niet toe die u te nauw is en te kort en er
zitten geen mouwen in engü hebt geen
dochtertje, voor wie gü het kunt vermaken.
Ook bezit gü büv. 'n langen mantel met bü-
behoorende japon, welk complet gü. laten wü
zeggen reeds drie zomers hebt gedragen. De
kwaliteit van de stof ta.... hopeloos goed, dus klein, bescheiden sieraad,
gü kunt het niet met uw geweten (en uw
beurs!) in overeenstemming brengen, zoo’n kos
telijk stuk weg te doen, maar nog eens zoo dra
gen voor den vierden zomer dat is toch
wel een beetje erg.
Goede raad duur?
Neen, heelemaal nletf
witgloeiend stuifgoud. Toen ben *k 1 mes van
m’n zeis gaan wetten.
Want daar moest gehooid worden! Intus-
schen kwam m’n volk af. De halzen en armen
bloot, die in de zon glansden lük roodkoper.
De rookslierten uit de püpen veegden blaauwe
streken deur de zonnebusseta, die deur den
daauwnevel gulpten lük se wel ’ns doen deur
*t gebrande glas van ons kerkramen.
Al rap tikten de hamen op de messen. *Nen
stalen roffel kletterde over de velden en
echoowde teugen ’t zwart van de b nar hen,
waarin de zon al sleuven trok.
Ik verdeelde t werk en toen rijf slagen uit
ons kerketorentje neervielen als uit ’nen bron
zen gong, dan slisten de zilveren sikkelmessen
al zuigepd deur t bonte grasgewas.
Den ee reten zomeroogst!
Beller begost t sonneke te pieken in oewen
Onderscheidden hun oorhangers zich niet van
de onze wat de stof betreft, waaruit ze ge
maakt werden, de omvang en zwaarte verschil
den des te meer van de tegenwoordige. ZU za
gen er geen gat' in, de grootste, onmogelükste
gevallen aan hun ooren te hangen als steenen,
stukken hout, terwül ook wel versiering der
ooren met bloemen, gras- en
stroohalmen voorkwam.
Natuurlijk waren er
zulke omvangrijke voorwerpen
groote openingen in de ooren
noodig. In het begin hing men
er al zwaarder en zwaarder
voorwerpen aan, tot se einde-
lük de door de „mode” ver-
etachte afmeting hadden ver-
kregen. j
avondprogramma en het „goeden nacht" zün
voor mü- Het ..Signore, Signori - buona nottel”
laat ik aan geen ander over. Ik geloof, dat mün
luisteraars anders niet goed zouden slapen, ten
minste dat werd mü ook al schriftelük mede
gedeeld.” i
„Wat is uw prettigst omroepuurtje?”
•Mün grootste vreugde ta wel het kinderuur-
tje. De kinderen noemen mü „tante Radio”.
De briefjes, die ik van de kleintjes krüg. zün
altUd het aardigst. Ik krüg er zelfs vanuit het
buitenland. Nog niet lang geleden kreeg ik van
een in Holland wonend Italiaansch meisje een
In de Itallaansche taal geschreven briefje, waar
in zü mü vertelde, dat zü trouw naar mün
uurtjes luistert”.
„U kunt zich büna niet voorstellen, wat ik
allemaal van mün luisteraars gestuurd krüg!
Wildvreemde menschen zenden mü met Kerst
mis de heeriükste versnaperingen en het aantal
zakdoekendoosjes met Nieuwjaar bedroeg büna
40!”
„Bevinden zich onder de aan u toegezonden
brieven ook liefdesbrieven?” waagde ik te
vragen.
Signora Boncompagnl lacht en knikt van ja.
„Zelfs brieven, waarin de afzender mü ten
huwelük vraagt, maar zulken inhoud neem ik
niet „aux serieus”. Met Kerstmis kreeg ik een
grooten kerstboom toegezonden. Uit Zwitser
land kreeg ik chocolade, uit Nederlandsch-Indlë
kreeg ik züden stoffen, uit Frankrijk Fransche
parfum, uit Engeland sigaretten met de waar
schuwing ,Jtook er niet te veel van. penk om
uw gouden stem!” En dan niet te vergeten de
talrijke kistjes vügen uit Zuld-Italië en de ge
borduurde lapjes van de kleintjes, mün klein
tjes! Het is een prettige idee te mogen spre
ken voor dankbare luisteraars."
Signora Boncompagnl zwügt even en vertelt
dan weer: „Het is roerend, zooals de kinderen
mü verwennen. Driejarige peuters komen naar
mü toe en vragen den portier „tante Radio”
te mogen spreken. Als het eenigszins kan. Iaat
Ik ze binnen. Ze brengen meestal zoetigheden
of veldbloemen voor mü mee. Dikwijls ook da
dels of vügen. Toen ik mün naamdag vierde,
kreeg ik van de kleuters zooveel bloemen en
vruchten, dat ik alles met twee taxi's naar
huis moest laten rijden! Rn de bonbons, die
mün „vereerders” mü stuurden, daarvan trac-
teerde ik het uit 80 man bestaande orkest en
-j-5 en der bekendste persoonlükheden van
H Italië ja men kan wel zeggen over de
J-* geheele wereld, te Londen, Parijs en
New-York, in het Noorden en in het Zuiden,
overal, waar een radiotoestel staat, is mej.
Marie Louise Boncompagnl, de radio-omroep
ster van den Romeinschen sender, algemeen
bekend als „La voce di Roma”. Haar geldt ons
bezoek, haar, wier stem wü slechts kennen.
Buiten in een nieuwe wük van Rome, aan
den voet van den Monte Mario, ligt het Ro-
meinache radio-zendstation; van hieruit spreekt
de eeuwige stad over de geheele wereld. Het
groote paleis aan den Via Montello ta van den
radio-omroep en op onze vraag, waar zich
Signora Boncompagnl bevond, kregen wü het
verzoek even te wachten in de platenbiblio
theek, een eenvoudig, vierkant vertrek, slechts
versierd met borstbeelden van Moeart, Liszt en
Beethoven.
Naast deze bibliotheek bevindt zich de
studio, slechts van het eerste vertrek geschei
den door een dikke, met wol en leder om-
kleede deur. Het roode lichtje verdwünt en
een jongedame opent de deur. „U wenscht me
te spreken?" vraagt ze dan. „Ik ben Marie
Louise Boncompagnl, de omroepster van
.Radio Roma”.
Typisch: onwillekeurig denkt men: die stem
ken ik! En nóg typischer ta het, dat men zich
van soo’n jongedame altüd een andere voor
stelling maakt, dan se in werkelükheld 1st
Wü aetten ons neer en Marie Louise gaat
vertellen: Als Jong meisje wilde ik tooneel-
speetater worden. Ik dacht altüd aan Carmen
Marini, „de vrouw met de gouden stem”,'die
ieder seizoen als gast in de Opera optrad. Maar
tot het tooneel kwam ik niet, en voor kantoor
was ik evenmin geschikt.
ruggen. Maar lekker zoog t windeke over oew
blóote borst, dat ge 't voelde in oew oksels.
En hup, twee, drie, en hup twee drie sloegen
de messen lük zonneschampen deur het ge
was, dat in rechte voren platviel over ’t wjje
veld. En hooger stond ’t koren nou, waar
boven de daken der spulgoedhuizekes efkens
uitkwamen lük de luie ruggen van soezende
koeibeesten boven welig grasgewas.
Onendlg hoog spande den biaauwen hemel
van kim tot kim. r
De weareld wier wit van zomerzon. En zwaar
begost den witten, trillenden dag te wégen
op oew schouwer*.
On zes uren stond t zweet in m’n klompen.
Hooigeuren zwümelden zwaar om oewen kop.
't Omgeslagen gras begost te geelen al, onder
de schroeiing van de zinderende zon, die beef
de voor oew oogen lük ’n laaiend vuur. Toen
ben 'k wat nieuwe groentes en eerste petatjes
gaan uitdoen veur m’nen groentenwagel en
als Krist Stoffers, onzen koster den twee
klank klepelde veur ’t Miske van meneer
Pastoor, dan plukte ik sjuust m’nen natten
kiel van m’n vel, schupte de rest van m’n
kleeren onder ’nen wilden heester en nam
m’nen duik in de blaauwe Mark, die koel was
lük puren daauw. Eki ’k zwom onder den be-
rchaduwden boog van ’t brugske, waar ik stll
lekens dreef, zoo stillekes en deinend lük ’nen
groenen schottel van de waterlelie, om zoo de
koelte te laten trekken deur m’n vel, tot in
m’n kokend bloed. *k Had kunnen slapen zoo,
op deus koele bed van hemelsblauw! Alle
moetheid uit m’n Uif; niks dan honger bleef
over! ’Nen zwaluw schoot onder *t brugske
door. Toen kreeg ik weer zin in beweging, dook
naar den witten bojem, nam ’n langzame glü-
vlucht naar boven en voelde, onder water, 1
sonneke kknkomen op m’n koele vel.
„En nou ’n bordvol eerebeesjes." docht Ik
Nog zün de volksstammen
niet uitgestorven, die het op
dit punt zoover gebracht heb
ben, dat het oorlelletje tot
den.... schouder is uitgerekt
en de opening meer dan 5
cM. bedraagt.
Een knaap uit Massai, die
tot krijgsman bevorderd is,
hangt in plaats van den oor-
rekker, dien hü tot dan ge
bruikte, een sieraad aan zün
oor, dat bestaat uit een kwast
van üzeren ringen. Eerst bü
het huwelük dragen zoowel de
man als de vrouw een dub
bele schüf, spiraalvormig met
koperdraad omwonden.
verhemden, sigaretten, sinaasappelen, ns-
I perges in celofaanverpakklng. Wie kent
niet dit glanzende dunne doorzichtig*
materiaal, waarmede heden ten dage letterlük
alles verpakt wordt?
Slechte weinigen weten hoe het oelofaain uit
gevonden ta. De. uitvinder van deze stof is een
Zwitser, een chemicus, Brandenberger ge
naamd. Deze was werkzaam in een groote ka-
toenfabriek, al waar hü experimenteerde met
verschillende verfprocedé’s. Op zekeren dag
kwam hü op het idee om, met het doel de ka
toenen stoffen te glansen, een celluloee-oplo*-
sing te gebruiken. Vertolgens trachtte hü van
dezelfde- oplossing een dunne doorzichtige film
te maken Wanneer hem dit gelukte en hü zou
daarmede de weefsels kunnen overtrekken aoo-
dat dese tevens zacht en buigzaam bleven, dan
sou men op deze wüze büzonder mooie glan
zende stoffen kunnen fabriceeren. Zoo ontstond
bü deze proeven op zekeren dag het celofaan,
dat ten slotte de geheele markt veroverd heeft.
ebben de vertegenwoordigers van het
moderne schoone geslacht” er wel
eens bü nagedacht, dat wanneer zü
hun ooren met oorbellen versleren, zün daarmee
een overoud, barbaarsch gebruik huldigen?
Het oorsieraad is wel na verloop van tüden
al kleiner en kleiner geworden; een gaatje dat
in het oor geboord ta met een tamelük dikke
naald, ta tegenwoordig groot genoeg, er den
oorknop of oorbel in te hangen. Dit ta in vroe
ger tüd anders geweest. De oude woeste volks
stammen stelden zich niet tevreden met zulk
n *t begin der regeerlng van Lodewjjk XIV
werd het eerste draaiorgel naar Parijs ge
bracht en dc man, die den Parüzenaars
dit nieuwste snufje voorzette, maakte er uit
stekend» saken mede. Zelfs het Hof gaf uiting
aan zün bewondering. De opgang, dien de man
met zün wonder-instrument maakte, en de
goudstukken, die’ in züitf zak vloeiden, brachten
hem ertoe, een tweede te laten vervaardigen,
dat nog viermaal grooter was dan het eerste.
De reclame middels aanpU^blIjetten en om
roepers deed den volke kond, dat het nieuwe
orgel Alle stukjes zou spelen, die het volk maar
wenschte. En Inderdaad speelde het nieuwe
wonder eenige liedjes en marschen, die het
volk wilde hooren. Dit baarde groot opslen; ook
de Koning hoorde er van en de eigenasu werd
met zün orgel aan het Hof ontboden.
Het nieuwe orgel overtrof des Konlngs stout
ste verwachtingen. Maar Lodewük was nieuws
gierig een Koning mag dat zün en wilde
het geval nu ook wel eens van binnen zien. De
eigenaar weigerde, totdat Züne Majesteit ope
ning van het instrument beval
De „constructie” bleek zeer eenvoudig: bet
was de kundige zoon van den orgelman, die aan
de wenschen en verlangens van het publiek ge
heel in zün eentje tegemoet kwam.
Niettegenstaande dit bedrog zich als een loo
pend vuurtje snel door Parüs verbreidde, bleef
de man nog goed verdienen met zün „ck-aal-
orgel”!
genietend van t mearelegefluit.
Den dag was zwaar. Vol van hitte. Zengend
oew vel, schroeiend de eerde, ja! blakkend
1 windeke, dat traag en werm sleepte over de
witte weareld.
En ’t is nou, of de gloeiing aan de tochten
hangt.
Zoo groot als 'n wagelwiel en ros als sintel-
vuur, zoo drüft de zon al zinkend deur de
schepping. Rosser, rooter, bloedrood op ’t >**t>
zinkt ze in den peersen ender.
Den mearel fluit ae achterna. De wolken
torens, die stille staan teugen de groenpeerl-
moeren locht, zün ros beschenen vu den
vuurgloed, die nog smeult, daar in dat bloeiend
zonnewonder, dat nóg de Schepping beheerscht,
smeulende, dovende als *n stervend slntelvuur.
Ze staan daar, die rosse bergtorens, als dingen
uit den vreemde.
En dieper, dieper zakt de zon lijk *n reuzen
blom, die overrüp van heuren stengel buigt.
Dieper zakt ze weg, smeltende deur den en
der, die nou transparant ta, als rood cello-
phaan.
Den mearel beeft Trui attent gemaakt op
dleën rossen vuurpoel aan ’t Oosten. Qi klein
tjes tuurt zü zwijgend weg naar deus schep
pingswonder.
Dan ta er niks meer dan ’t vurig* oeltophaan,
dat nagloeit als doovend vuur.
Een der ^merkwaardigste
tntavormingen mogen we wel
zeggen, werd indertüd aange
troffen bü de roof- en oorlog
zuchtige volken van Massa!
(Oost-Afrika). Van jongsaf
werd daar het oor dooi een
oorrekker tot de vereischte
grootte gebracht!
Büna bü alle lage, ruwe vol
leen versierden zich, zoowel
het aohoone vrouwengeslacht,
als het mannelüke, op deze
wüze.