DIE JAPON VAN VERLEDEN JAAR 1 I De vrouw met de gouden stem OORBELLEN E T I Kaasbroodjes I Wearèld, wit zomerzon Goede raad is niet\ duur vaq Spelletjes voor ver jaardagen Hoe celofaan uitge vonden werd z n Kroningsfeesten in Mei 1937 Uit 120 stemmen gekozen Het eerste draaiorgel Signore, Signori, buona nottel" Wat doe ik? De uitvinder der naaimachine werd schatrijk BRABANTSCHE BRIEVEN Niets nieuws onder de zon woog zwaar op de schouders De omroepster der Ro- meinsche Radio B Thans reeds plaatsen te bespreken Jachtspelletjes 41 Lekker hapje bij de koffietafel De dag I fl de het I ▼oor J 8 der bedaauwde. Me nier. Op een zomerjapon van dof witte crêpe wordt een drie kwart mantel van blauw met wit gemoesde ribzijde ge dragen. De aangeknipte slipjes van het opstaande kraagje worden van voren gestrikt en vormen de eenige sluiting Bü dit spel kan je een* fijn lachen! Ze* at meer spelen gaan op een rijtje op stoelen zit ten. Eén wordt gekoaen al* leider. Hjj gaat nu achter den stoel van den eersten speler staan en begint te gapen, een gek gezicht te trekken, zijn vuist te schudden of let* ander* te doen. De speler mag natuurlijk niet omkijken. Na een paar minuten vraagt de leider: „Wat do* ikt” en de speler moet raden. Als hjj goed raadt, mag hü blijven ritten en de leider gaat achter den volgenden speler staan; al* hjj verkeerd raadt, moet hU in een anderen hoek gaan staan en aldoor blijven nadben. wat de leider werke lijk deed, net zoolang tot alle speler* een beurt hebben gehad. Zoo gaat bet met de andere spe lers ook en 1 1* een heel koddig gezicht, al die jongens of meisje* tegelijk malle grimassen te zien maken! de jagers komen, geven se eerst 1; een schreeuw of een fluitje en begin- an te jaggn. Al* de kinderen, die het wild gers hooren komen, laten bet lantaarntje flikkeren, om tijden draagbaar zijn; dus een mantel, die aan beide zijden is afgewerkt, kan men met de witte (zwart genopte) of met de zwarte (wit ge nopte) z}jd* naar buiten dragen. Het model van onze afbeelding vraagt voor talllemaat 48 met wijde mouwen 3 Meter van M cM. breed en met gladde mouwen 2J0 M. van M cM. breed. En *k vergat m’n potlooike te laten gaan. Zooals Trui beuren graaf vergat. Want efkens tooverde nog mijnen notenleer om. in 'nen sprokeboom van geciseleerd goud. Want efkens schaduwde over die rosse wol kentorens nog dieper gloeiing. Hek. dat Trui den laaghartigen fullltongraaf efkens stikken laat en mee ’n gelukkig Jachske op heuren roodgebranden maboniekop, boven Misschien hebben wij hier mede een onzer lezeressen ge ïnspireerd. bet geheele radio-personeei en wü hadden er een week genoeg aan!** Plotseling doet het „rondt lampje** zich gel den. Het roept Signora BoncompagnL „A rivS- derla!” zegt zij ons lachend. „Verklapt U niet teveel van hetgeen „la Voce di Roma* U ver telde!".... hans reeds zijn te Londen te bespreken de plaatsen, welke zullen worden bezet door het publiek tijdens de feesttochten. ter ge legenheid van de kroning van Koning Edward in Mei van bet volgend jaar. Langs de breede avenue’s, waarlangs de koninklijke stoet zal trek ken, zullen tribunes worden opgesteld. Men re kent op bijna tweemaal zooveel buitenlandsche gasten als in Juni 1935, bij de feesten van wijlen Koning George’s jubileum. De eere-tribunes moeten voor de autoriteiten en de buitenlandsche vorstelijke en niet-vorste- lljke gasten open blijven. De eerste rangen wor den thans reeds voor £25 en meer verkocht. Het stadsbestuur van Londen hoopt de hooge kosten van de kroningsfeestelükheden grooten- deels te dekken door den verkoop der tribune plaatsen. Als voorbeeld van een dergeljjke lekkernij noemen we gebakken aardappelen met kaas, en kaasbroodjes tot gebakken boterham met kaas), waarvan we hier het recept laten volgen. Deze laatste zijn tevens zeer geschikt om U door ’t oude brood heen te helpen. De korstjes behoe ven niet afgesneden te worden, tenzij zij zeer donker en hard zijn. We kunnen de sneetjes brood tevoren besme ren met boter, dit maakt het omkeeren der kaasbroodjes gemakkelijker; noodig is het ech ter niet, daar tijdens het bakken toch voldoen de boter in het brood trekt. en prettig en opwindend spel is bet jacht- spel, dat In donker gespeeld wordt. Als j* van plan bent dit te laten spelen, moet j* van tevoren aan je makkertjes vragen, of dri* van ben een klein zaklantaarntje willen mes brengen. De medespelenden worden verdeeld in jagers en „wild”; drie stuks wild zijn voor dit spel genoeg. De jagers gaan zoolang in een andere ka mer, om het „wild” gelegenheid te geven zich te verstoppen achter gordijnen of in donker* hoekjes. Ze hebben ieder een zaklantaarn bij zich. Als signa nen voorstellen, de voor één secon te toonen waar^ze zijn. Dan moeten ae weer „Momenteel heb ik twee asstatenten, maar het stilletjes naar hun schuilplaat* krulpen, aoa- der te worden gevangen. Zoo nu en dan laten a* even bet lichtje flikkeren. De jagers moeten probeeren bet wild te grijpen. Wie het laatst gevangen wordt, wint het spel. n 1848 kreeg Howe, de uitvinder der naai machine, die voor de tegenwoordige huis vrouw bijna onmisbaar is, in Amerika het octrooi voor zijn uitvinding. Het had hem zeer veel moeite gekost, het benoodlgde geld daarvoor bijeen te brengen. HIJ begaf zich naar Engeland om zijn rechten te verkoopen, maar zooals het bij een uitvinding maar al te vaak voorkomt, niemand geloofde aan de toekomst van Howes vreemdsoortige machine. Howe was eindelijk van alle inlddelen ontbloot en zag zich genoodzaakt, zich als kok op een vaartuig te verhuren, om op die wijze weder naar Amerika terug te kunnen keeren. Anderen hadden daar Inmiddels van Howe’s uitvinding partij getrokken, want hjj was on voorzichtig genoeg geweest om haar niet ge heim te houden. Om zün rechten te handhaven moest hij een proces voeren, en om daarvoor het geld te krijgen, verhuurde hij zich bij een in strumentmaker. Hjj werd door eenige vrienden ondersteund en won t<i slotte zijn proces. Van toen af kon hü zün fortuin als gemaakt beschouwen. Van elke machine, die in Amerika werd verkocht, ontving hü nu veertien dollars. Binnenkort was hU dan ook schatrijk, want bij duizenden werden de naaimachines vervaardigd, en deelde alzoo niet het lot van de meeste uit vinders, die arm en in vergetelheid stierven. als drie keeren ’t klokske klepte van de Con secratie, k had ’n klein kwartiertje ge zwommen dus, rap op huis aanging mee m’nen vollen kruiwagel bedaauwde, bros- den bril uitkükt in den rossen avond, stlllekens versche groente*. M’nen kiel was weer droog, m’n vel koel en den brand uit m’n oogen. En da’* geen op schepperij, amlco, maar k had 1 gevoel van sjuust uit de bedstee te zUn gestapt- "Nen duik in ’t blaauw van den hemel zelf, alles, da’* nou den daauw veur den' moeien mensch. En als ik efkens later mee m's Trui aan de eerebeesjes zat, sjuust geplukt achter den erf, jaha, échte! z.g. Bredasche aardbeifen, die lagen te drijven in d'r eigen vruchtensap, dik van suiker, dan wa* deuzen zomermorgen van zwaren arbeid, van 'n hemetablaauw bad en ’n papbord vol van bloedrood, sappig fruit, dan was deuzen zomermorgen den gouwen bokaal waar Ik 'm had uit zien vloeien, meer dan weerd! Want ‘t was ’nen morgen door Onzenlievenheer over d'eerde geschonken, tot plazier en tot geluk van *1 z'n schepsels, geenen vorst, geenen steuntrekker uitgezon derd! Zoo was dan deuzen morgen. En als ik van den morgen in de velden kwam, toen de zllve- ren koelte van den - - nacht nog daauwde over d’akkers t was vóór ender af, die wegnevelde in ’nen poeier van half vijf pas dan begost al rap het witte goud van den nieuwen dag te waaieren en te flak keren aan den Oosterkim, waaroverhenen den dag over d'eerde vloeide als over den rand van *nen overvollen bokaal. Roslg wolkenschuim sproedelde en plekte in Vlokken boven den overvloelenden kimrand. WU herinneren onze lezeressen er aan, dat van de op deze pagina verschenen foto's geen patronen verkrijgbaar zijn. Men kan ook donkerblauw kiezen of swart met een rose moes, maar dit heeft het nadeel, dat men het lang niet bü alles kan dragen. Blauw met rose genopt staat echter heel mooi op een effen rose japon met een grooten, plat ten, rosen hoed erbij. Blauw met wit kunnen wü dragen bü licht blauw, donkerblauw, wit, rose, geel, lichtgrijs. Ewart met wit past bü swart, wit, groen en rood. Een dergelUk gemoesd dessin past alleen bü effen stoffen. BU moesjes, ruitjes, streepjes of bloempatronen kunnen wij dezen mantel niet dragen. De vrouw, die er prijs op stelt, dat haar verschUnlng in alle onderdeden den toets der kritiek kan doorstaan, sorge ervoor, dat een rose jurk, gedragen bü een blauw met wit genopten mantel iets van donkerblauw ver toont, hetzU knoopen of een dasje of een cein tuur. BU een roods japon, waarbij we een zwart met wit genopten mantel kiezen, Borgen wü voor een breede zwarte ceintuur. Dragen wü een effen japon met aoo*n ge- moesden mantel, dan brengt een lakroode handtasch een fleurige noot asm in dit zwart wit geheel. Zwart mantelpakje van wollen georgette met gebloemde voile blouse die aan den rok is gezet. Een effen zwart hoedje en lange zwarte handschoenen worden hierbij gedragen, terwijl ’t handtaschje in de kleur van de blouse wordt gekozen - w-'y japon van verleden jaar is vodr de mees- 1 ten onzer een veel grooter probleem dan S—' de japon van dit seizoen. WU weten im mers, dat wat in de modemagazijnen tentoon gesteld staat, het allernieuwste is. Als wU er niet heqlemaal zeker van sjjn, raadplegen wü de modetUdschriften en ten over vloede bekUken wü de patronenalbums in de groot* winkel*. t Midden van den dag heb ik deurgebrocht in de stad mee mijnen groentenwagel, maar den avond zit ik hier onder m’nen notenleer deus briefke te poliooien, onderwijle Trui beur fulietonneke en advertentie* leest. M’n krulkske dubbel-gerste, dak van den morgen aan 'n touwke in den waterput heb gehangen, staat op tafel en d'ondergaande zon fonkelt in m’n glas, of ’t gevuld ta, me* *nen brok gesmolten avondlocht! Den mearel op de schouw van on* huiske sdtalmeit zUnen avondzang over on* dorpke, zoo schoon dat zUnen gorgel soms koud over oewen rug tltst. Zoo zuiver, dat zUnen slag „Tb*n de I.TM. In October 1924 een adver tentie plaatste in alle groote dagbladen. waarbU men naar een jonge omroepster voor den nieu wen zender-Rome vroeg, solliciteerde ik. met nog 120 anderen. Ik werd gekoaen; was voor mU de heerUjkste dag in mUn leven. Ik wa* er een beetje trotsch op, dat Ik uit zoovelen was verkoren. In de eerste vUf Jaren had ik geen assistente; ik moest alle be richten, van welken aard ook, alleen omroepen. Van den vroegen morgen tot 12 uur des nachts zat ik voor mUn microfoontje, maar bet wer ken was prettig en nog prettiger was de ge waarwording, toen ik mUn eerste brieven kreeg, waarin men zUn bewondering voor mUn stem uittel „U bent voor radio-omroepster gebo ren!” schreven velen- mU” „Kende u geen .jnicrofoonkoorts”, geen ner vositeit bh uw werk?” vroegen wü. „NatuurlUk wel! Maar alleen dan, wanneer ik niet voor de microfoon sta!" Den nieuwen dag overstroomde de velden In *nen stagen lichtvloel, waaruit *n nuchter Zuidoosterke asemde, vol van den harsigen geur van do bosschen. Hooger rees ’t sonnekc uit den gouwen bokaal. En d* eerste aonne- pieken schichtten over de zware korenkolven van den grjjsen graanakker, twindeke scher- telde vezelend deur de meterhooge steelen en *t sonneke begost z’n klodderkens goud te mor sen in *t spulsche koren. *t Blaauw van de korenblom begoot open te gaan onder de kle- teUng van ■tWas lekker, twas malsch, twaa deugd zaam in *t land. Den daauw peerlde op m’n sokken. *n Flu- weelen stilte hing over d’eerde. Nika was te hooren dan t vezelend koren, *n gerucht als van dwerrelenden motregen. Rn altü rees t sonneke hooger, van den Voor 4 personen heeft men noodig: 8 sneetjes oud brood (een of twee dagen oud). 150 gram (1« ons kaas), 80 gram (bijna 1 ons) boter (4 afgestreken lepels) desverkiesend wat peper en zout. Leg de sneetjes brood twee aan twee op el kaar, met een dikke plak kaas er tusschen. (Besneer desverkiezend eerst de sneetjes brood met een deel van de boter). Ata het gerechtje wat pikant gewenscht wordt, strooi dan wat pe per en zout over de plak kaas. Bak de belegde broodjes, in ongeveer 10 minuten, waa-beide kanten mooi goudbruin, in de gesmolten boter. De kaas moet tegelükertüd zacht worden. Presenteer de kaasbroodjes zoo warm moge- Ujk, als voorgerecht of als lekker hapje bü de koffietafel. t Was dat ’nen zwerm veugels huistoe trok, de bosschen in, anders had- ik m’n gerst* warm laten worden en deus briefke nie afgemaakt. Daar zün er nog meer, dan Trui en ik, dl* den zomerdag hebben zien versmeulen. Want van verre, gedragen op *t avond- wlndeke, dat nou zoo lekker deur den noten- kroon scherrelt, want van verre komt aange roemd, aoo swakskes als *t gegons vsm *nen glazenmaker, den harmonlkamuziek van den Blaauwc. Die zit natuurlUk, op z’n hukken voor **n huiske, tusschen Aantje es de kinders, te fan- taseeren op zUnen trekzak, die nou kUnkt al* teer orgelspel in de kathedraal van God* schepping, waarin sjuust t Ucht uit de hoog* boogramen bluschte, mee ’nen lesten schijn op den vuurrooien mantel van God den Vader! Zoo was den avond,op ons dorpke. Trui zit altü nog te zwUgen. te zwijgen dMn goeien brompot, want ae heeft daar veul reden veur! lo. Ik mot schrüven. 2o. Ze is doodmoei. 3o. Ze i* weggesoesd mee den vuurrooien mantel van God den Vader uit ’t kerkraam, met d’avondzon -» nog in beur oogen. En misschient met nog *n vleug mwdek van münen besten kameraad, die daar verderop, lük den mearel op m’n schouw, den glorieusen Zomerdag Bit te bezingen mee *n hart dat vol van dank en ontroering is! in m’nen geest zie ik hoe Aantje den Tlest z'n krulkske leeg. schenkt, hoe zu heuren Blaauwe „smeert", want Aantje is dol op schoone muziek! Ja, die twee hebben t aan malkaar getroffen, amicot Maar nou daar nie over, ik mot er gaan af schelen. .Veul groeten van Trui en haarke minder van oewen s ■w y an de kaasgerechten zün het vooral de gebakken gerechtjes, die gemakkelük een T vaste plaats veroveren, op de lijst van geregeld terugkeerende menu’s, van elke huis vrouw. Bü de bereiding van gebakken kaasgerecht jes is meestal jpnge kaas het beste te gebrui ken; deze smelt gauw bü *t warm worden en we krijgen dan de büzonder smakelüke com binatie van het knappende korstje en de zachte kaas. Is uw complet groen of llchtelUk verschoten rose of saai beige of grijs? Geen nood! Zet de -schaar er in! Knip van bet onderge deelte van den mantel een paar modieuze half lange mouwen aoo'n model met een kop, u weet wel knip zes schulpen van k 10 cM. hoog asm elltaar, dus als rand. Zet dezen rand op den rok. waarvan gü dé taille hebt afge tornd. De schulpen worden van boven rondom Ingeknipt en naar binnen toe omgevouwen en geregen. De nu korte mantel krijgt aoo noodig een toegevouwen rulmteplooi ingezet in het midden van den rug. Men sorge bü het .mippen een smallen rechten reep stof voor de tamelük breede ceintuur over te houden. Heeft de japon rokklokken, dan set men zoo noodig een of twee klokjes in; vertoont de japon Ingestreken plooien, dan is een toegevouwen plooi beter op naar plaats. Het nieuwe mantelcostuum wordt nu zwart of marineblauw geverfd. Als het soms een lin nen pakje ta: zwart linnen ta het allernieuwste! Terwül het pak geverfd wordt, houden wü ons bezig met de blouse. Van de gebloemde zomerjapon maakt gü een kwiek blousje met korte mouwtjes en inge rimpelde ruimte rond den hal* (dit spaart u het aanschaffen van een kraag of vest met jabot uit!). Het aldus ontstane geheel zal Ir niets meer doen denken aan het complet, dat gü zoo vaak droeg Zoekt gü voor de zomervacantle naar iets, dat uw japonnetjes van verleden jaar aal op fleuren en dat niet teveel mag kosten, maak dan een driekwart langen, lossen, ongevoerden mantel van zwart of blauw geribde "kunstzüde, cloqué of linnen. Cloquéstoffen hebben voor, dat zü aan beide De voorlichting van het kooplustig publiek ta waarlük van dien aard tegenwoordig, dat nie mand met reden kan beweren niet op de hoogte te zün. Eigenlük is dit niet juist, want er zün altUd nog heele categorieën van vrouwen, die vol strekt niet weten, wat nu eigenlük nieuw ot modieus is. De verkoopsters kunnen het u vertellen, hoe- velen er zün, die wat mode aangaat van toeten nóch blazen weten, maar noodig ta dit niet er ta gelegenheid te over om zich behoorlük op de hoogte te stellen. De gang van zaken, die het meeste succes waarborgt, is, dat men -terdege kennis neemt van al het nieuwe, dat ontworpen en gebracht wordt, dat men vervolgens te rade gaat met de eigen uiterlüke tekortkomingen, waardoor al dadelük bepaalde patronen en stoffen uitge- schakeld moeten worden (nu de nieuwste des sins büna onmiddellük na het verschünen der nquveauté's ook in de allergoedkoopste uitvoe ring worden gebracht, behoeven wü de koeten kwestie niet meer voorop te zetten!) en dat men ten slotte ten langen leste overgaat tot den aankoop van iéts nieuws. Op deze wüze hebben wjj de minste kans bedrogen uit te komen. Tot zoover over het nieuw aan te schaffen kleedingstuk. Maar hoe moet het nu met die japon van verleden jaar? Het moderniseeren van een bestaande japon kan buitengewoon veel voldoening schenken, als wü ons aan bepaalde regels houden. Ten eerste: verwerk bü bestaande stof altUd ongeveer gelük weefsel en kies nimmer een materiaal of een kleur, wélke het bestaande er flets en verbleekt doet uitzien. Ook als wü geen nieuwe stof willen (of kun- I—I nen!) koopen, kunnen wü vaak van het voor- X X handen zünde materiaal iets aardigs maken. Laten wü eens aannemen, mevrouwtje, dat n in hel bezit züt van een gebloemde zomer- japon. marocaln of voile of cretonne, dat doet er niet toe die u te nauw is en te kort en er zitten geen mouwen in engü hebt geen dochtertje, voor wie gü het kunt vermaken. Ook bezit gü büv. 'n langen mantel met bü- behoorende japon, welk complet gü. laten wü zeggen reeds drie zomers hebt gedragen. De kwaliteit van de stof ta.... hopeloos goed, dus klein, bescheiden sieraad, gü kunt het niet met uw geweten (en uw beurs!) in overeenstemming brengen, zoo’n kos telijk stuk weg te doen, maar nog eens zoo dra gen voor den vierden zomer dat is toch wel een beetje erg. Goede raad duur? Neen, heelemaal nletf witgloeiend stuifgoud. Toen ben *k 1 mes van m’n zeis gaan wetten. Want daar moest gehooid worden! Intus- schen kwam m’n volk af. De halzen en armen bloot, die in de zon glansden lük roodkoper. De rookslierten uit de püpen veegden blaauwe streken deur de zonnebusseta, die deur den daauwnevel gulpten lük se wel ’ns doen deur *t gebrande glas van ons kerkramen. Al rap tikten de hamen op de messen. *Nen stalen roffel kletterde over de velden en echoowde teugen ’t zwart van de b nar hen, waarin de zon al sleuven trok. Ik verdeelde t werk en toen rijf slagen uit ons kerketorentje neervielen als uit ’nen bron zen gong, dan slisten de zilveren sikkelmessen al zuigepd deur t bonte grasgewas. Den ee reten zomeroogst! Beller begost t sonneke te pieken in oewen Onderscheidden hun oorhangers zich niet van de onze wat de stof betreft, waaruit ze ge maakt werden, de omvang en zwaarte verschil den des te meer van de tegenwoordige. ZU za gen er geen gat' in, de grootste, onmogelükste gevallen aan hun ooren te hangen als steenen, stukken hout, terwül ook wel versiering der ooren met bloemen, gras- en stroohalmen voorkwam. Natuurlijk waren er zulke omvangrijke voorwerpen groote openingen in de ooren noodig. In het begin hing men er al zwaarder en zwaarder voorwerpen aan, tot se einde- lük de door de „mode” ver- etachte afmeting hadden ver- kregen. j avondprogramma en het „goeden nacht" zün voor mü- Het ..Signore, Signori - buona nottel” laat ik aan geen ander over. Ik geloof, dat mün luisteraars anders niet goed zouden slapen, ten minste dat werd mü ook al schriftelük mede gedeeld.” i „Wat is uw prettigst omroepuurtje?” •Mün grootste vreugde ta wel het kinderuur- tje. De kinderen noemen mü „tante Radio”. De briefjes, die ik van de kleintjes krüg. zün altUd het aardigst. Ik krüg er zelfs vanuit het buitenland. Nog niet lang geleden kreeg ik van een in Holland wonend Italiaansch meisje een In de Itallaansche taal geschreven briefje, waar in zü mü vertelde, dat zü trouw naar mün uurtjes luistert”. „U kunt zich büna niet voorstellen, wat ik allemaal van mün luisteraars gestuurd krüg! Wildvreemde menschen zenden mü met Kerst mis de heeriükste versnaperingen en het aantal zakdoekendoosjes met Nieuwjaar bedroeg büna 40!” „Bevinden zich onder de aan u toegezonden brieven ook liefdesbrieven?” waagde ik te vragen. Signora Boncompagnl lacht en knikt van ja. „Zelfs brieven, waarin de afzender mü ten huwelük vraagt, maar zulken inhoud neem ik niet „aux serieus”. Met Kerstmis kreeg ik een grooten kerstboom toegezonden. Uit Zwitser land kreeg ik chocolade, uit Nederlandsch-Indlë kreeg ik züden stoffen, uit Frankrijk Fransche parfum, uit Engeland sigaretten met de waar schuwing ,Jtook er niet te veel van. penk om uw gouden stem!” En dan niet te vergeten de talrijke kistjes vügen uit Zuld-Italië en de ge borduurde lapjes van de kleintjes, mün klein tjes! Het is een prettige idee te mogen spre ken voor dankbare luisteraars." Signora Boncompagnl zwügt even en vertelt dan weer: „Het is roerend, zooals de kinderen mü verwennen. Driejarige peuters komen naar mü toe en vragen den portier „tante Radio” te mogen spreken. Als het eenigszins kan. Iaat Ik ze binnen. Ze brengen meestal zoetigheden of veldbloemen voor mü mee. Dikwijls ook da dels of vügen. Toen ik mün naamdag vierde, kreeg ik van de kleuters zooveel bloemen en vruchten, dat ik alles met twee taxi's naar huis moest laten rijden! Rn de bonbons, die mün „vereerders” mü stuurden, daarvan trac- teerde ik het uit 80 man bestaande orkest en -j-5 en der bekendste persoonlükheden van H Italië ja men kan wel zeggen over de J-* geheele wereld, te Londen, Parijs en New-York, in het Noorden en in het Zuiden, overal, waar een radiotoestel staat, is mej. Marie Louise Boncompagnl, de radio-omroep ster van den Romeinschen sender, algemeen bekend als „La voce di Roma”. Haar geldt ons bezoek, haar, wier stem wü slechts kennen. Buiten in een nieuwe wük van Rome, aan den voet van den Monte Mario, ligt het Ro- meinache radio-zendstation; van hieruit spreekt de eeuwige stad over de geheele wereld. Het groote paleis aan den Via Montello ta van den radio-omroep en op onze vraag, waar zich Signora Boncompagnl bevond, kregen wü het verzoek even te wachten in de platenbiblio theek, een eenvoudig, vierkant vertrek, slechts versierd met borstbeelden van Moeart, Liszt en Beethoven. Naast deze bibliotheek bevindt zich de studio, slechts van het eerste vertrek geschei den door een dikke, met wol en leder om- kleede deur. Het roode lichtje verdwünt en een jongedame opent de deur. „U wenscht me te spreken?" vraagt ze dan. „Ik ben Marie Louise Boncompagnl, de omroepster van .Radio Roma”. Typisch: onwillekeurig denkt men: die stem ken ik! En nóg typischer ta het, dat men zich van soo’n jongedame altüd een andere voor stelling maakt, dan se in werkelükheld 1st Wü aetten ons neer en Marie Louise gaat vertellen: Als Jong meisje wilde ik tooneel- speetater worden. Ik dacht altüd aan Carmen Marini, „de vrouw met de gouden stem”,'die ieder seizoen als gast in de Opera optrad. Maar tot het tooneel kwam ik niet, en voor kantoor was ik evenmin geschikt. ruggen. Maar lekker zoog t windeke over oew blóote borst, dat ge 't voelde in oew oksels. En hup, twee, drie, en hup twee drie sloegen de messen lük zonneschampen deur het ge was, dat in rechte voren platviel over ’t wjje veld. En hooger stond ’t koren nou, waar boven de daken der spulgoedhuizekes efkens uitkwamen lük de luie ruggen van soezende koeibeesten boven welig grasgewas. Onendlg hoog spande den biaauwen hemel van kim tot kim. r De weareld wier wit van zomerzon. En zwaar begost den witten, trillenden dag te wégen op oew schouwer*. On zes uren stond t zweet in m’n klompen. Hooigeuren zwümelden zwaar om oewen kop. 't Omgeslagen gras begost te geelen al, onder de schroeiing van de zinderende zon, die beef de voor oew oogen lük ’n laaiend vuur. Toen ben 'k wat nieuwe groentes en eerste petatjes gaan uitdoen veur m’nen groentenwagel en als Krist Stoffers, onzen koster den twee klank klepelde veur ’t Miske van meneer Pastoor, dan plukte ik sjuust m’nen natten kiel van m’n vel, schupte de rest van m’n kleeren onder ’nen wilden heester en nam m’nen duik in de blaauwe Mark, die koel was lük puren daauw. Eki ’k zwom onder den be- rchaduwden boog van ’t brugske, waar ik stll lekens dreef, zoo stillekes en deinend lük ’nen groenen schottel van de waterlelie, om zoo de koelte te laten trekken deur m’n vel, tot in m’n kokend bloed. *k Had kunnen slapen zoo, op deus koele bed van hemelsblauw! Alle moetheid uit m’n Uif; niks dan honger bleef over! ’Nen zwaluw schoot onder *t brugske door. Toen kreeg ik weer zin in beweging, dook naar den witten bojem, nam ’n langzame glü- vlucht naar boven en voelde, onder water, 1 sonneke kknkomen op m’n koele vel. „En nou ’n bordvol eerebeesjes." docht Ik Nog zün de volksstammen niet uitgestorven, die het op dit punt zoover gebracht heb ben, dat het oorlelletje tot den.... schouder is uitgerekt en de opening meer dan 5 cM. bedraagt. Een knaap uit Massai, die tot krijgsman bevorderd is, hangt in plaats van den oor- rekker, dien hü tot dan ge bruikte, een sieraad aan zün oor, dat bestaat uit een kwast van üzeren ringen. Eerst bü het huwelük dragen zoowel de man als de vrouw een dub bele schüf, spiraalvormig met koperdraad omwonden. verhemden, sigaretten, sinaasappelen, ns- I perges in celofaanverpakklng. Wie kent niet dit glanzende dunne doorzichtig* materiaal, waarmede heden ten dage letterlük alles verpakt wordt? Slechte weinigen weten hoe het oelofaain uit gevonden ta. De. uitvinder van deze stof is een Zwitser, een chemicus, Brandenberger ge naamd. Deze was werkzaam in een groote ka- toenfabriek, al waar hü experimenteerde met verschillende verfprocedé’s. Op zekeren dag kwam hü op het idee om, met het doel de ka toenen stoffen te glansen, een celluloee-oplo*- sing te gebruiken. Vertolgens trachtte hü van dezelfde- oplossing een dunne doorzichtige film te maken Wanneer hem dit gelukte en hü zou daarmede de weefsels kunnen overtrekken aoo- dat dese tevens zacht en buigzaam bleven, dan sou men op deze wüze büzonder mooie glan zende stoffen kunnen fabriceeren. Zoo ontstond bü deze proeven op zekeren dag het celofaan, dat ten slotte de geheele markt veroverd heeft. ebben de vertegenwoordigers van het moderne schoone geslacht” er wel eens bü nagedacht, dat wanneer zü hun ooren met oorbellen versleren, zün daarmee een overoud, barbaarsch gebruik huldigen? Het oorsieraad is wel na verloop van tüden al kleiner en kleiner geworden; een gaatje dat in het oor geboord ta met een tamelük dikke naald, ta tegenwoordig groot genoeg, er den oorknop of oorbel in te hangen. Dit ta in vroe ger tüd anders geweest. De oude woeste volks stammen stelden zich niet tevreden met zulk n *t begin der regeerlng van Lodewjjk XIV werd het eerste draaiorgel naar Parijs ge bracht en dc man, die den Parüzenaars dit nieuwste snufje voorzette, maakte er uit stekend» saken mede. Zelfs het Hof gaf uiting aan zün bewondering. De opgang, dien de man met zün wonder-instrument maakte, en de goudstukken, die’ in züitf zak vloeiden, brachten hem ertoe, een tweede te laten vervaardigen, dat nog viermaal grooter was dan het eerste. De reclame middels aanpU^blIjetten en om roepers deed den volke kond, dat het nieuwe orgel Alle stukjes zou spelen, die het volk maar wenschte. En Inderdaad speelde het nieuwe wonder eenige liedjes en marschen, die het volk wilde hooren. Dit baarde groot opslen; ook de Koning hoorde er van en de eigenasu werd met zün orgel aan het Hof ontboden. Het nieuwe orgel overtrof des Konlngs stout ste verwachtingen. Maar Lodewük was nieuws gierig een Koning mag dat zün en wilde het geval nu ook wel eens van binnen zien. De eigenaar weigerde, totdat Züne Majesteit ope ning van het instrument beval De „constructie” bleek zeer eenvoudig: bet was de kundige zoon van den orgelman, die aan de wenschen en verlangens van het publiek ge heel in zün eentje tegemoet kwam. Niettegenstaande dit bedrog zich als een loo pend vuurtje snel door Parüs verbreidde, bleef de man nog goed verdienen met zün „ck-aal- orgel”! genietend van t mearelegefluit. Den dag was zwaar. Vol van hitte. Zengend oew vel, schroeiend de eerde, ja! blakkend 1 windeke, dat traag en werm sleepte over de witte weareld. En ’t is nou, of de gloeiing aan de tochten hangt. Zoo groot als 'n wagelwiel en ros als sintel- vuur, zoo drüft de zon al zinkend deur de schepping. Rosser, rooter, bloedrood op ’t >**t> zinkt ze in den peersen ender. Den mearel fluit ae achterna. De wolken torens, die stille staan teugen de groenpeerl- moeren locht, zün ros beschenen vu den vuurgloed, die nog smeult, daar in dat bloeiend zonnewonder, dat nóg de Schepping beheerscht, smeulende, dovende als *n stervend slntelvuur. Ze staan daar, die rosse bergtorens, als dingen uit den vreemde. En dieper, dieper zakt de zon lijk *n reuzen blom, die overrüp van heuren stengel buigt. Dieper zakt ze weg, smeltende deur den en der, die nou transparant ta, als rood cello- phaan. Den mearel beeft Trui attent gemaakt op dleën rossen vuurpoel aan ’t Oosten. Qi klein tjes tuurt zü zwijgend weg naar deus schep pingswonder. Dan ta er niks meer dan ’t vurig* oeltophaan, dat nagloeit als doovend vuur. Een der ^merkwaardigste tntavormingen mogen we wel zeggen, werd indertüd aange troffen bü de roof- en oorlog zuchtige volken van Massa! (Oost-Afrika). Van jongsaf werd daar het oor dooi een oorrekker tot de vereischte grootte gebracht! Büna bü alle lage, ruwe vol leen versierden zich, zoowel het aohoone vrouwengeslacht, als het mannelüke, op deze wüze.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9