De kikkers kwaken
weer
NATIONALE ENGELSCHE INSTELLING
I
D
De ontmaskerde
bedrieger
Het beroep van
claqueurs
Helpt u mee denken?
V?
a
r
Overvloedige rykdom
Met edelmoedigheid
beloond
Een pracht van kleuren en
een schat van exotische
‘gewassen, die dagenlang
kunnen boeien.
Ken der ondsfe uitheemsche boomen te
Kew, de Japanse he Ginkgo, geplant in 1799.
Inrichting en doel
ni
"i I
in de
wonde
en glurend
1
I
mogen het
een
zich als voedsel
«o-
kikkers
als
den
re
Toevalligerwijze ontdekte
kon schaken. Verveelde hü
hü slechts even met zün
I
I
I
4
■Qt
jsB
f '?ntr
handen in de doppen steekt, ter pantsering I
„Toen nu vloden de kikkers, van schrik over
weldigd. te waterI"
Zeus had den strijd aandachtig gevolgd en
schrok van deze plotselinge wending van de
krijgskans. Hera, zijn vrouw, sprong in de bres
voor de kikkers en op haar aansporing don
dert het van den grooten Olympos en flik
kert de bliksem. Maar de muizen zün te ver
woed. Zü houden niet op.
Dan zendt Zeus andere hulp:
„Plots daagden op. de scharen gekromd en
de rug in een harnas.
Schrijdende schuin en in wagg'lenden gang,
met bekken als knijpers.
Breed van rug en hard, Hjk van been, met
blinkende schouders.
Log met de pooten plompend
vanaf hunne borsten.
Bandeloos, maar met acht pooten en dub
bele hoornen....
Kreeften: die nepen af met hun bekken de
staarten der muizen.
Af hun de handen en pooten; krom bogen
op ’t harnas de lansen;
Af nu deinsden de drommen; en geen hield
er stand van de mutsen.
Allen toch namen de vlucht. En zie, de zonne
ging onder:
En op een enk'len dag was de oorlog ten
einde gekomen.’*
Meme band gelegd wérd tusschen de koninklijke
familie en de.,tuinen te Kew, welke band pas
verbroken werd door den dood van den Her
tog van Cambridge in 1904.
Deze eerste koninklijke bewoner besteedde de
uiterste zorg aan de tuinen, waarmee na zijn
1 dood in 1751 zijn weduwe. Prinses Augusta
van Saxen-Gotha, de moeder van Konlng
George in voortging. Daarnaast begon zü aan
den uitleg en de beplanting van een botani-
schen tuin. Haar architect. Sir William Cham
bers, bouwde links en rechts eigenaardige maak
sels, waarvan meerdere later tot puin vervie
len, andere, hechter gebouwd, nog heden den
bezoeker in verwondering brengen over zijn
fantasie, wier producten hij toch tegelijkertijd
niet nalaten kan* te bewonderen. Zoo tronen
er nog de hooge slanke pagode als een wach
ter over het bosch aan haar voet, de tempel
van Aeolus, den god der winden, temidden van
crocusjes en narcissen, de Orangery, het voor
malige winterhuis der sinaasappelboomen, nu
tuin en vaii Kew
uit tot een plant met bladen van meer dan
drie Meter doorsnee. De witte bloem verkleurt
tot donker paars, voor zü na haar ééndiagsche
schittering weer verwelkt, maar na een dag
of vier ontluikt een nieuwe schittering uit het
water tusschen de ontzaglijke bladeren.
Wanneer men het geweldige palmenhuls bin
nenstapt, voelt men plots den druk van de war
me vochtige lucht uit d» tropen, die hier in
dit glazen paleis worden nagebootst.
v In het hooge middengedeelte laten de palmen
hun lange armen in eeuwige rust hangen in
een grooten boog, alsof zü treurden om het
gemis van dan wannen tropenwind, die hen
zoo kan streelen. Bij een der- trappen naar de
galerij, waar men vaa heel nabij de vijgen ziet
aan den boons en een brosje bananen, nog
groen en maar een pink lang, staat een for-
sche bamboo. Eigenaardig dat de bamboe
soorten slechts grasgewassen zün, al vormen
zü dan ook houten stengels. De bamboo in
het palmenhuls is een reus ondef zijn broeders.
Hoewel niet precies het centrum der tuinen,
geeft toch dit tropisch gebouw van zijn trappen
aan den Westkant, toegang tot drie breede
gras-lanen, waarvan twee het mooiste inzicht
in de bosschen geven. De laan rechts is de
kortste, maar loopt uit op den mooisten en
meest trotschen Ceder van den Libanon, welken
Kew bezit; de laan in het midden geeft een
uitzicht van bijna twee KM., de Slon Vista,
eindigend aan de Theems, maar het uitzicht
gaat verder, over de vlakte van het landgoed
Slon House, tot de bosschen van Isleworth; de
Vista, de laan ter linkerzijde leidt naar de
slanke pagode. Wanneer de bezoeker zün voe
ten laat rusten en de Engelsche tea gebruikt
met veel schaaltjes en schoteltjes, dan kan hij
de route uitstippelen voor zijn volgende wande
ling. en aan de hand van de lijst vui bloeiende
pracht voor elke maand van het jaar, reeds nu
bepalen, wanneer hjj zal terugkomen.
's Avonds kan hij weer terug naar de city,
vliegensvlug met den onderground, of langzaam
boven op een bus om na de stilte van de bos
schen en tuinen ven Kew. op te gaan in het
gedwarrel van de wereldstad.
heerlijkheden en noodigt den muls uit om eens
mee te komen.
Deze, nieuwsgierig als altijd, wipt op rijn
rug, slaat zijn pootjes stijf om het glibberige
kikkerlichaam en zoo gaan ze In zee, naar
Dikkaak’s paleis. Al beeft de muis van angst
en emotie, het gaat goed, tot plots de ver
raderlijke waterslang zijn monsterkop uit het
w^ter opsteekt. Dikkaak, de dappere, schrikt
-zoo van zijn vijand, dat hjj zonder meer weg
duikt en om den muis niet meer denkt. Eerst
spartelt Kruimeldief nog wat in pure wanhoop,
qaar zlin natte haren trekken hem onder....
Bordenbellkker heeft het van den oever af
gezien, en „Hevig begon hjj te huilen, bracht
snel dees’ maar aan de muizen.” -
In de volksvergadering spreekt Broodjesbe-
knager zijn muizen toe en vertelt dat reeds
eerder de kat een van zijn kinderen uit het
hol getrokken heeft, dat een tweede In de val
gevangen is en dat nu de derde op zijn rug
In den vijver drijft I „Komt, welaan dan te
wapen, trekt oo tegen hen dan te velde.”
„Scheenplaten maakten zij 'zich, in tweeën
brekend de groene
Boonen, die zij bjj nacht
plachtep te rooven;
En met deae bedekten rich allen veilig de
schenen.
Harnassen hadden ze om 't lüf van met riet
verbondene hulden.
Die ze van doode wezels eens stroopten en
kundig bewerkten;
Schild, dat was hun de kap van een lamp,
en speren dat waren
Lange en puntige naalden, het bronzen wapen
van Ares.
Helmen ook zetten zij zich om de slapen,
de hulzen van erwten.”
Toen de kikkers de muizen zoo gewapend
zagen en toen Pottenbelekker. de zoon van
den hoogedelgezinden Kaaseter, hun de oorlogs
verklaring kwam brengen, riep ook Dikkaak
zün volk te samen. Hjj echter heeft geen schuld
aan den dood van den muis. „Die wilde na
tuurlijk zwemmen, zooals wij....”. Als prak-
tlschen raad geeft hij deze aanwijzing: gaat
staan waar de kust zich hoog boven het tand
verheft, grijpt de muizen en springt er mee
het paradijsdoolhof zouden willen invoeren.
De oudste exotische boomen, die Kew bezit,
rijzen voor hem op en staan als reuzen langs
den weg; de ranke Gingko uit het Verre Oosten,
de Turksche eik, de pijnboom uit Corslcq, de
steenpijn en vele andere. Hjj wandelt maar
door, de kassen die hu nu al tegenkomt, slaat
hü over, hjj wandelt nu. Komt hjj aan de per
manente tentoonstelling, waar de bloemen, die
met zorg in de vele kleine broeikassen zUn tot
bloei gebracht, hun pracht staan te verbloeien,
dan gaat hü mee naar binnen omdat hU een
der velen een van allen is, die van bloemen
houden.
Mogelijk, of liever allerwaarschijnlijkst loopt
hu dan weer rood, dwalend in het voorjaar
tusschen bloeiende pereboomen, als maar pere-
boomen met velerlei naam. waarvan het slot
telkens weer is plrus, pereboom. en kükt hü
evenals ons clubje naar de wolk van bloesem,
die er hangt op en In de boomen van den peren
hoek der Kew Gardens.
In de T-vormlge gebouwen bü de Cumberland
Poort zün de vertrekken der konlnklüke orchi
deeën. De buitengewone, dlkwüls groteske vor
men, die deze bloemen kunnen aannemen, met
daarbü de schitterende bizarre kleuren hebben
steeds veel bewonderaars tot zich getrokken en
zoowel vakman als leek in bewondering ge
bracht. Het aantal soorten the Kew bedraagt
18Q0, maardaar zoowel de dof gekleurde en
heel gewone soorten (die natuurlük het groot
ste deel uit maken), hier ook gekweekt worden,
verontschuldigt zich de directie in den offtciee-
len gids, kunnen deze afdeellngen niet zulk een
uitbundigheid ten toon spreiden, als men be
reiken zou, wanneer alleen de fraaiste bloemen
zouden worden getoond. Maar, en dit voegt de
directie er als troost bü. men vindt hier zoo
veel zeldzaamheden büeen als men elders niet
te zien krügt.
Vlak bü het verblüf der orchideeën staat het
paleis der bloemenkonlngin, de Reuzin van den
Amazone, de waterlelie Victoria Regia. Gebrek
aan zonlicht in ons Noorden doet haar af-
s'erven in den winter, maar het zaadje in Fe
bruari uitgelegd, schiet spoedig op en groeit
van Pallas Athene hielpen zü noch den een 7'cven tikken (f7) en daarop volgde nog een tik.
noch den ander. De muizen hadden aan Pallas’ Nu verheugde zich de kleermaker, want hü
kreeg, dacht hü. zün dame terug. Hü vatte den
pion aan en schoof hem vooruit. Op dat oogen-
bllk gaf de mécanlclen het teeken van schaak.
..Wat moet dat beteekenen?" dacht de snü-
der, „dat is immers geen schaak 1” Dat kan al
leen beduiden, gü moet een dam, nemen. Hü
deed het. plaatste de dame, op het hord: doch
dadelijk daarop dreunde, als een donderslag bü
helderen hemel, het verschrlkkelük woord:
.Schaakmat!" van den Brit hem tegemoet. On
beweeglijk staarde de verschrikte kleermaker
op het bord, terwül de triomfeerende Engelach-
man koeltjes de goudstukken opstreek.
Radeloos vloog de snijder naar den mécanlclen.
De keuken was conferentiezaal en daar deden
de belde verwanten elkaar de bitterste ver-
wijten.
Kleermaker: „Geef mü. valschaard, tenminste
de drie guinjes terug, die ik door jou verlies!"
Mécanlclen: .Stommerik. Je hebt jezelf en
mü 24 guinjes doen verliezen. Betaal me nu
maar voor mün moeite en mün arbeid.”
Kleermaker: ,4e hebt me geruïneerd. Wat ver
dien je anders dan een pak slaag?!”
Dit was den mécanlclen te erg. Hü pakte den
snijder en deze hem bü den kraag en zoo ont
aardde het In een formeele vechtpartü- De wan
den beefden, de vensters dreunden en de val
lende potten en pannen riepen de huisvrouw te
hulp. Ook de kleermakersgezellen volgden en
achter dezen ook de nieuwsgierige Engelschman.
Toen de mecanicien hem bemerkte, liet hü den
snüder los en riep: „Mylord. u zult alles weten.
Ge hebt gespeeld met den grootsten kruk ter
wereld. Niet hü. maar ik heb de eer gehad, u
te overwinnen. En nu, zeg het zelf, zoudt gu
1 ook niet de laatste partü verloren hebben, als
hü in plaats van een dame een paard had ge-
1 nomen?” Terwül de mecanicien dit uitbrulde,
Jammerde de vrouw nog luider om de ruïne
van potten en pannen. Doch de Brit stelde haar
tevreden met drie guinjes. Daarop bekeek hü
niet zonder bewondering, het toestel, dat de
1 mécanlclen In belde kamers had geplaatst, yer-
zocht hem om een schets ervan en betaalde hem
insgelüks drie guinjes. Treurig keek de snüoer
toe. Zwügend hielp hü den Brit bü de afreis
1 en wierp een droeven blik op den man met zün
goudstukken. Sir George Bell, door medelijden
bewogen, haalde zün beurs te voorschün en reik
te den ongelukkigen snüder een rolletje goud-
stukken toe.
Een uniek voorbeeld hoe bedrog edelmoedig
werd afgestraft.
recht de claqueurs van beroep als misdadiger»
werden gestraft met stokslagen of, wat meer ge
beurde, met de zweep. Herhaalde zich evenwel
hun misdrijf. dan werden zü zelfs verbannen; en
oefenden zü hun beroep op zeer in het oog val
lende wüze uit en al te hoorbaar, dan kon zelfs
de doodstraf het gevolg zün voor dit in den
ouden tüd schandelük beroep. Nog niet zoo heel
ring geleden behoorde het claqueursberoep tot
de belastingbetalende; tenminste in Weenen,
waar de chef der claqueurs van de Keizerlüke
Opera als een ondernemer, die ondergeschikten
in zün dienst had, belasting moest betalen van
zün jaarlüksch inkomen, dat op duizend gulden
werd berekend. Over de claque, dat wil atggssi
over de wüze, waarop in den schouwburg instem
ming werd betuigd, heeft Berlioz een heele be
schouwing geschreven. HU deed dat op geestige
wüze en typeerde de klappers, zooals zü rich
plegen te gedragen.
Ook uitfluiten in den schouwburg is een ma
nier van waardeeren. Men doet dan het verstan
digst het gordijn maar rustig neer te laten. Hoe
is dat uitfluiten ontstaan? Het is uit Parijs af
komstig en ontstond in het midden der zeven
tiende eeuw. Bü de opvoering van een zeer
slecht geschreven en slecht gespeeld strik,
wenschten de toeschouwers, dat het gordijn sou
zakken. Men riep: ,JLa toile k bas! A bas la
toile!” Toen hete niets hielp, begon iemand tn
de zaal op een fluitje te fluiten. HU deed dit,
omdat de inspiciënt gewoon was door een fluitje
aan den betrokken tooneelknecht te kpnnen te
geven, dat hü het scherm moest laten sakken
Op dat fluitsignaal liet de man. die daarvoor
had te zorgen, het scherm neër tn de meening,
dat hém daartoe opdracht werd gegeven. Hst
publiek lachte en klapte. En sindsdien was hst
fluiten in de schouwburgzaal ingevoerd voos hen,
die hun misnoegen wilden te kennen geven.
derd kreutzers verloren had. De mécanlclen riep
ult^ dat geen mensch ter wereld, die hem de
taf, van hem kon winnen, en plaat
ste George in het bad was een me-
y -J* et oude, niet meer bestaande Kew House
t~I was op het eind der 17de eeuw reeds be-
A kend als middelpunt van een klein para
dijs, dat het fünste fruit van Engeland voort
bracht. Het was toen nog een bezitting van
particulieren. Een van de eigenaars stichtte er
een sterrenwacht, waar dr. Bradley twee opval
lende ontdekkingen deed) de afwüking van
het licht der hemellichamen en de wankelen
de beweging der aardas. Dr. Bradley werd
dan ook later Ostronomer Royal, konlnklük
sterrenkundige.
In 1730 huurde Frederick, Prins van Wales,
dame vo<
ste, terwl_
chanlek toestel waardoor hü uit het belendende
vertrek het schaakbord overzien en de partü
lelden kon. De zetten werden aangeduid door
het tikken met een lossen spüker tegen de voet
zool van den kleermaker. Die spüker werd door
den mécanlclen, door middel van een hefboom
onder den grond, in beweging gebracht. De let
ters a tot h zoowel als de cüfers een tot acht
werden door een. twee. drie, vier, vüf. zes. zeven
en acht tikken aangewezen, eerst de letters,
daarna de cüfers. Als een pion een stap voor
waarts moest gaan werd dit, wanneer eerst de
plaats van den pion was aangeduid, door een
enkelen tik bepaald. Een tik. waarop een tweede
snel volgde, beteekende: schaak, en volgde er
nog een derde op dan: schaakmat. De kleer
maker had voortreffelük geteld en even goed
gezet. Laat in den avond hadden de vrienden
nog een samenkomst.
„Nog eens. pas op." zei de mécanlclen. „be
denk, er staan 48 guinjes op het spel”.
„Aan mü zal het niet liggen”, antwoordde de
snüder „en als we winnen, beste zwager, kleed
ik je van top tot teen en geef je nog een over
jas op den koop toe.”
„Wat geef ik om kleeren. Midden in den
mer wordt het iemand zonder die al te warm.
Kort en goed, ik stel voor we deelen de 4a
guinjes”.
^ermede accoord, doch
niet sou spelen, daar de volgende dag tevens
die van zün afreis sou zün. Maar voordat de
Brit aan de afreis dacht, dacht hü aan de partü.
I* strijd begon. Sir George Bell gebruikte al
zün schernzinnigheid en het lukte hem de
dame van zün tegenstander te nemen. De snü-
der was hierover zeer down, doch de Engelsch
man had rich groote offers moeten getroosten
en na den dertigsten set stond de partü aldus
Wit (de kleermaker)Khl Ta5, a4. d5. f? en h3
Zwart (sir George Bell)Kh7, Tg«, Pgi, f5 en
h3.
Hier gaf de mécanlclen zes, en na een pauze
eel Holland is weer kikkerlust en van
dük tot dük, van dorp tot dorp galmt in
den zoelen zomernacht de roep der kik
kers. Hoe mooier dag. hoe stiller nacht en hoe
grooter de vreugde der kwakers.... hoe dieper
de ergernis der niet-slapers. Kwaken ril den
vermoeiden werkman in slaap, anderen, en
veelal juist den steedschen vacantle-ganger,
houden zü wakker en doen zü de uren tellen,
die met koude regelmaat door den warmen nacht
over het dorp worden geslagen.
Tot troost moge dan de onrustige sterveling
bedenken, dat ook de Grleksche góden naar
de kwakende kikkers hebben moeten luisteren
en dat de slapelooee uren, die zü eens aan
Pallas Athene, de dochter van den Oppergod
Zeus, hebben bezorgd hun büna noodlottig zün
geworden.
Zoo hü nog niet over zün ergernis heen
zou zün, dan brenge hü de wüsheid van den
dichter Horatius in praktük, dat hü, die het
nuttige met het aangename vereenlgt, net
meeste succes heeft. Mogelük immers bewijst
hü met zün beschouwingen 's nachts denkt
men zoo rustig! den beoefenaars van de
Grleksche letterkundige geschiedenis nog een
gewichtigen dienst door de brandende vraag op
te lossen, wie toch eens die zangen gemaakt
heeft, over dien strüd op leven en dood van
kwakende kikkers en piepende muizen.
Zou soul, niet een Jonge Griek, ietwat opge
wonden over het naderend examen in zün
kennis van Homerus' Ilias, het heldendicht van
de Grleksche strijders voor Troje, en nu uit
den slaap gehouden door het onbezorgde ge
kwaak der kikkers en het klagend knagen
der muizen, op de maat en in den trant van
zün examenstof, zich den strüd hebben voor
gesteld, waarin belde vüanden zich wederzijds
zouden vernietigen?
De wensch toch is de vader der gedachte!
Mogelük sukkelde hü op de maat rijner ver
zen in slaap, zoodat 's morgens rijn ergernis
hem een vreugde werd cn hü de góden te hulp
riep om de verliezende kikkers te helpen en
voor den ondergang te behoeden.
Voor het volgend overricht en de enkele gre
pen uit het oude epos volgen we de in zes
voeten gestelde vertaling, die de heer Leo
Speet in 1914 uitgaf.
Het geheele gedicht volgt bet schema van
het epos der Grleksche helden op den voet.
AUerhoffelükst bejegenen elkander de verschil
lende personen, om elkaar daarna met klette
rend wapengeweld te lüf te gaan.
Het kwam zoo:
De vorst aller vorschen, Kwakerkoning Dik
kaak zat eens in den slootkant rustig vliegen
te vangen, toen een dorstig muisje, juist aan
de kat nog ontsnapt, een teugje water kwam
drinken om van den schrik te bekomen. Op
de wüze der Grleksche helden stellen de twee
zich aan elkaar voor: de kikker als Dikkaak
de konlng. de zoon van Modderwroeter en
Waterbestierster en de muis als Kruimeldief,
de zoon van konlng Broodjesknager en Mo-
lensteenlikster, dé dochter van koning Ham-
metjesknager. zü amuseeren zich kostelük, de
een bluft al harder dan de ander.
Tegenover dien groenen vüegenvanger snüdt
de muis op van zün heerlük eten: „Ham in
schüfjes geneden en levers met wit-vette ran
den”. en geeft hoog op van zün dapperheid.
Zelfs voor den grooten mensch is hü niet bang.
„Neen, ik ga zelfs naar zün bed, daar knaag
ik hem toen aan zün teenen.
Hoe ik ook han in die ham. geen smart treft
de ledén des menschen.
Noch ook ontvliedt hem de heilzame slaap,
of ik hem ook b(jt al.”
Dikkaak snoeft op zün beurt van de kikker-
■w w wanneer de Londenaar een dag verpoo-
yV ring heeft en voor de schittering van
v een mooien dag niet wegkruipt in de
duisternis van een cinema, dan is hü toch niet
alleen aangewezen op een wandeling in Hyde
Park of een ritje op een bank in het oude
Green, het gemeenschappelük bezeten stukje
welland van de oude dorpen, welke de City
heeft opgeslokt en tot slaapzalen harer „mie
ren” heeft omgebouwd. Het stukje groen is niet
slechts vla ’t plaatselük bestuur een stuk be
zit van eiken inwoner, maar hü bezit het te
vens zoo letterlük mogelük. Die groene deken
ligt er niet alleen om bewonderd te warden.
Geenszins, de kinderen mogen er ravotten naar
hartelust. Het is voor een bewoner onzer af
gerasterde streken, met hun afgepaalde paadjes
en Ingeperkte parken, een vreemde gewaarwor
ding, wanneer hü op een mooien zomerschen
dag iemand met een harkmachlne bezig ziet om
het beetje hooi bijeen te schrapen, dat er nog
op overgeschoten is zonder zich daarbü in
het minst te bekommeren om de kleine rakkers,
die kopje duiken in de streek hooi die hü zoo
juist uit zün bark heeft laten vallen.
De Londenaar dan. die reeds zoo dlkwüls heeft
ritten droomen onder een boom in een stil
hoekje van Hyde Park, tot vervelens toe heeft
gekeken naar de zwemmers in de Serpentine,
en beu is van de wüsheid, die de redenaars met
veel pathos jpndstrooien, behoeft niet ten
einde raad zün balconnetje op te zoeken en te
gaan turen naar rijn cactussen en geraniums.
Een goede twintig kilometer uit het hart der
oude city,* stroomopwaarts bü het Ueflüke
Richmond met zün terrassen langs de rivier
en de véle wherries erop, in een lange lus
van de oude Theems, liggen de groo'.e konlnk
lüke botanische tuinen, met hun ixacht van
kleuren en hun schat van exotische gewassen,
die hem dagen en dagen kunnen boeien door de
grootsche, natuurlüke bekoorlijkheid van de
weldsche dieven en de füne harmonie van de
kleine kostbaarheden uit de tropen.
het museum van velerlei vreemde houtsoor
ten en nog andere bouwsels, hier en daar ver
spreid in de tuinen van Kew.
Toen George III na den dood van zün Moeder
het beheer ging voeren over de tuinen, wilde
hü deze verbinden met die van zün buitenhuis,
dat er naast lag. De moeilükheld echter was,
dat een klein smal paadje de twee complexen
uiteen hield, n.l. Love Lane, het Liefdelaantje,
dat de Londenaars zich zoomaar niet heten
ontnemen.
De Konlng moest er voor naar het Parle
ment, dat hem tenslotte machtigde het laan
tje te sluiten en de tuinen te vereenigen. Het
moge den Londenaars gespeten hebben, slechter
zün.zü er echter niet op geworden.
De Koning belastte Sir Joseph Bank, een der
beroemdste geleerden van zün tüd met het be
heer en deze begon plantenverzamelaars de
wereld in te sturen, zoodat (dank zü dezen
Engelschen snuffelaars over den geheelen aard
bodem) de tuinen te Kew jaren en jaren lang
de eenige instelling waren, waar systematisch
planten uit den vreemde werden büeengegaard.
De belangstelling voor Kew verminderde ge
durende de eerste jaren van Koningin Victoria,
maar toen zü in 1840 de tuinen aan de Engel-
sche natie overdroeg, brak een nieuwe, nog
steeds toenemende bloei voor Kew aan. De
plantenverzamelaars trokken weer de wereld in
en met hun vondsten werden de tiftnen ver
rijkt en de broeikassen gevuld. De tuinen wer
den voor het publiek opengesteld en reeds het
eerste Jaar waren er een goede 9000 bezoekers.
Het ontzaglüke palmenhuls werd in 1844-'48
gebouwd; de musea en andere gebouwen volg
den spoedig. Een nieuwe bestemming, welke een
groot aandeel heeft gehad in dén opbloei, werd
nu aan dit alles omvattende plantenmuseum
gegeven. Hier zou van nu af onderzocht worden,
welke nieuwe en nuttige gewassen in Enge
land en Koloniën konden gekweekt worden.
In 1898 zei de toenmalige secretaris der Ko
loniën: „Ik geloof niet te veel te beweren,
wanneer ik zeg, dat heden ten dage verschel-
r™» van belangrijke koloniën den voor
bet landgoed, waarmee de langdurige en in- dlTn n" afeten, verschuldigd zün
- aan de kennis, de ervaring en de hulp der
beheerders van de Kew Gardens.”
in zeexfe stakkerds, ze kunnen niet zwem- ^veesde echter dat de Engelschman de
men!"
.Malveblaéren bedekten
scheenplaat de schenkels.
Harnassen hadden ze om t lüf van gelige
mangelwortels.
Blaéren van kool bearbeidden zü tot >4er-
lüke schilden.
Lange en puntige biezen namen zü allen tot
lansen.
Huisjes vazi weeke slakken omhulden als
helmen de hoofden."
De góden keken glimlachend op de belde
strijdlustige legers neer, maar op aansporing
e hlerbü afgedrukte foto’s
hunne er toe büdragen om een indruk te
geven in dit paradijs in het Zuiden van
Londen. Een beschrijving immers zou steeds
maar langer worden en slechts ëén vager en
vager wordend beeld, zonder kleur of diepte in
onze verbeelding te voorschün roepen.
De vreemdeling, die een dag verstrooiing
zoekt en voorzien van een plattegrond en een
dikken (papieren!) gids, de üzeren hekken van
den hoofdingang passeert, voelt rich bü de
eerste stappen al een indringer in een lust
hof. Zou hü schuchter omküken of de engel
met het vlammende zwaard hem nog zal ko
men verjagen, hü zou slechts vriendelüke
officials zien, die hem liefst maar meteen diep
z-'V Ir George Bell, door het podraga, ofljpwel
zoetjicht het zoogenaamde pootje, geplaagd,
verliet Engeland om zich naar een Duitsche
badplaats te begeven, teneinde van zijn kwaal
te genezen. Daar gekomen nam hü zün Intrek
bü een kleermaker,
hü. dat zün hospes
zich, dan behoefde
stok te kloppen om dén snüder dadelUk naar
boven te doen komen, want er was een gulnje
te winnen, welke sir George tegen zes Kreutzers
zette. Hier kwam nog bü. dat de Brit de dame
voorgaf. Ondanks dat verlieten de guinjes hun
eigenaar niet, maar wel de kreutoers den kleer
maker. Toen nu sir George langzamerhand bü
de honderd kreutzers gewonnen had, voelde hü
medelüden bü de gedachte, dat hü den am
bachtsman zün geld en zün tüd afhandig maak
te. HU verloor daarom expres een partü. later
een tweede en een derde. Dit was edelmoedig
maar ook de kleermaker liet zich niet onbetuigd
en stelde den Engelschman voor van nu af aan
guinje tegen gulnje te zetten. Glimlachend ging
de Brit op 1 aanbod in en om te beproeven hoe
ver zün moed zou gaan, bood hü hem dadelük
aan een partü om drie guinjes te spelen. De
kleermaker accepteerde en.... won. De over
wonnene. die zün nederlaag voor louter toeval
hield, stelde nu voor om zes guinjes te spelen.
„Zooals het uw lordschap belieft”, was het ant
woord van den snüder en.... hü won ook deze
partü.
De in de Westminster Schaakclub te Londen
gevormde held begreep maar niet hoe dat
kwam; maar in plaats van daarover na te den
ken. riep hü nog driftiger: „Twaalf guinjes” en
toen ook deae verloren waren: „Vier en twintig
guinjes!”
„Morgen!" luidde de repliek van den kleer
maker, want hü kon onmogelük verder spelen
zoozeer had hü zich ingespannen. v
Dit bewezen trouwens ook zün verwarde blik
ken en de druppels zweet op zün voorhoofd. Het
was echter niet door Inspanning van zün ver
stand. maar eenvoudig door het nauwlettend
tellen van een tot acht, waardoor de snüder zoo
afgemat en in het bezit der goudstukken ge
komen was.
Ziehier hoe de vork aan den steel zat.
De kleermaker was naar zün zwager, een
mécanlclen. gegaan en had hem verteld, dat
hü met sir George Bell, die hem een dame voor
gaf. schaakte maar dat hü toch al bü de hon-
groote trompetten.
Schetterend luid tot den oorlog het sein
en hoog van den hemel
Donderde Kronos’ zoon het teeken des heU-
looeen oerloge,
Kwaakluid verwondt den Likker het sent en
boort met zün lanspunt
ige haren;
Kletterend viel hü ter aard met dreunend
geraas züner waapnen.”
Zoo gaat de strüd op en neer. Kikkers en
muizen vechten als leeuwen en rijgen en aan
belde rijden vallen er dooden. veel dooden
zelfs. Bloedig is de strüd en de laatste hon
derd verzen van het epos, van 203 tot 303 be
steedt de dichter aan een PljnUjk nauwkeurige
beschrijving van dit moordend hakken en
kerven.
Op en neer gaan de krijgskansen tot Krui
meldief, de zoon van Broodjesbeloerder een
en beweert, dat h» radio-studlo’s tamat-
K/1 matig wordt geklapt. Dat is dan de-hy-
per-moderne claque. Reeds het oude
Rome moet, evenals eenige andere steden uit de
oudheid, zün claqueurs gehad hebben. Zü hebben
tot ta onzen tüd hun bestaan voortgezet. Hun
bezigheid bestond hierin, dat zü bü gelegenheid
van openbare voorstellingen de noodlge toejui
chingen lieten hooren. Vreemd was het echter.