De kikkers kwaken weer NATIONALE ENGELSCHE INSTELLING I D De ontmaskerde bedrieger Het beroep van claqueurs Helpt u mee denken? V? a r Overvloedige rykdom Met edelmoedigheid beloond Een pracht van kleuren en een schat van exotische ‘gewassen, die dagenlang kunnen boeien. Ken der ondsfe uitheemsche boomen te Kew, de Japanse he Ginkgo, geplant in 1799. Inrichting en doel ni "i I in de wonde en glurend 1 I mogen het een zich als voedsel «o- kikkers als den re Toevalligerwijze ontdekte kon schaken. Verveelde hü hü slechts even met zün I I I 4 ■Qt jsB f '?ntr handen in de doppen steekt, ter pantsering I „Toen nu vloden de kikkers, van schrik over weldigd. te waterI" Zeus had den strijd aandachtig gevolgd en schrok van deze plotselinge wending van de krijgskans. Hera, zijn vrouw, sprong in de bres voor de kikkers en op haar aansporing don dert het van den grooten Olympos en flik kert de bliksem. Maar de muizen zün te ver woed. Zü houden niet op. Dan zendt Zeus andere hulp: „Plots daagden op. de scharen gekromd en de rug in een harnas. Schrijdende schuin en in wagg'lenden gang, met bekken als knijpers. Breed van rug en hard, Hjk van been, met blinkende schouders. Log met de pooten plompend vanaf hunne borsten. Bandeloos, maar met acht pooten en dub bele hoornen.... Kreeften: die nepen af met hun bekken de staarten der muizen. Af hun de handen en pooten; krom bogen op ’t harnas de lansen; Af nu deinsden de drommen; en geen hield er stand van de mutsen. Allen toch namen de vlucht. En zie, de zonne ging onder: En op een enk'len dag was de oorlog ten einde gekomen.’* Meme band gelegd wérd tusschen de koninklijke familie en de.,tuinen te Kew, welke band pas verbroken werd door den dood van den Her tog van Cambridge in 1904. Deze eerste koninklijke bewoner besteedde de uiterste zorg aan de tuinen, waarmee na zijn 1 dood in 1751 zijn weduwe. Prinses Augusta van Saxen-Gotha, de moeder van Konlng George in voortging. Daarnaast begon zü aan den uitleg en de beplanting van een botani- schen tuin. Haar architect. Sir William Cham bers, bouwde links en rechts eigenaardige maak sels, waarvan meerdere later tot puin vervie len, andere, hechter gebouwd, nog heden den bezoeker in verwondering brengen over zijn fantasie, wier producten hij toch tegelijkertijd niet nalaten kan* te bewonderen. Zoo tronen er nog de hooge slanke pagode als een wach ter over het bosch aan haar voet, de tempel van Aeolus, den god der winden, temidden van crocusjes en narcissen, de Orangery, het voor malige winterhuis der sinaasappelboomen, nu tuin en vaii Kew uit tot een plant met bladen van meer dan drie Meter doorsnee. De witte bloem verkleurt tot donker paars, voor zü na haar ééndiagsche schittering weer verwelkt, maar na een dag of vier ontluikt een nieuwe schittering uit het water tusschen de ontzaglijke bladeren. Wanneer men het geweldige palmenhuls bin nenstapt, voelt men plots den druk van de war me vochtige lucht uit d» tropen, die hier in dit glazen paleis worden nagebootst. v In het hooge middengedeelte laten de palmen hun lange armen in eeuwige rust hangen in een grooten boog, alsof zü treurden om het gemis van dan wannen tropenwind, die hen zoo kan streelen. Bij een der- trappen naar de galerij, waar men vaa heel nabij de vijgen ziet aan den boons en een brosje bananen, nog groen en maar een pink lang, staat een for- sche bamboo. Eigenaardig dat de bamboe soorten slechts grasgewassen zün, al vormen zü dan ook houten stengels. De bamboo in het palmenhuls is een reus ondef zijn broeders. Hoewel niet precies het centrum der tuinen, geeft toch dit tropisch gebouw van zijn trappen aan den Westkant, toegang tot drie breede gras-lanen, waarvan twee het mooiste inzicht in de bosschen geven. De laan rechts is de kortste, maar loopt uit op den mooisten en meest trotschen Ceder van den Libanon, welken Kew bezit; de laan in het midden geeft een uitzicht van bijna twee KM., de Slon Vista, eindigend aan de Theems, maar het uitzicht gaat verder, over de vlakte van het landgoed Slon House, tot de bosschen van Isleworth; de Vista, de laan ter linkerzijde leidt naar de slanke pagode. Wanneer de bezoeker zün voe ten laat rusten en de Engelsche tea gebruikt met veel schaaltjes en schoteltjes, dan kan hij de route uitstippelen voor zijn volgende wande ling. en aan de hand van de lijst vui bloeiende pracht voor elke maand van het jaar, reeds nu bepalen, wanneer hjj zal terugkomen. 's Avonds kan hij weer terug naar de city, vliegensvlug met den onderground, of langzaam boven op een bus om na de stilte van de bos schen en tuinen ven Kew. op te gaan in het gedwarrel van de wereldstad. heerlijkheden en noodigt den muls uit om eens mee te komen. Deze, nieuwsgierig als altijd, wipt op rijn rug, slaat zijn pootjes stijf om het glibberige kikkerlichaam en zoo gaan ze In zee, naar Dikkaak’s paleis. Al beeft de muis van angst en emotie, het gaat goed, tot plots de ver raderlijke waterslang zijn monsterkop uit het w^ter opsteekt. Dikkaak, de dappere, schrikt -zoo van zijn vijand, dat hjj zonder meer weg duikt en om den muis niet meer denkt. Eerst spartelt Kruimeldief nog wat in pure wanhoop, qaar zlin natte haren trekken hem onder.... Bordenbellkker heeft het van den oever af gezien, en „Hevig begon hjj te huilen, bracht snel dees’ maar aan de muizen.” - In de volksvergadering spreekt Broodjesbe- knager zijn muizen toe en vertelt dat reeds eerder de kat een van zijn kinderen uit het hol getrokken heeft, dat een tweede In de val gevangen is en dat nu de derde op zijn rug In den vijver drijft I „Komt, welaan dan te wapen, trekt oo tegen hen dan te velde.” „Scheenplaten maakten zij 'zich, in tweeën brekend de groene Boonen, die zij bjj nacht plachtep te rooven; En met deae bedekten rich allen veilig de schenen. Harnassen hadden ze om 't lüf van met riet verbondene hulden. Die ze van doode wezels eens stroopten en kundig bewerkten; Schild, dat was hun de kap van een lamp, en speren dat waren Lange en puntige naalden, het bronzen wapen van Ares. Helmen ook zetten zij zich om de slapen, de hulzen van erwten.” Toen de kikkers de muizen zoo gewapend zagen en toen Pottenbelekker. de zoon van den hoogedelgezinden Kaaseter, hun de oorlogs verklaring kwam brengen, riep ook Dikkaak zün volk te samen. Hjj echter heeft geen schuld aan den dood van den muis. „Die wilde na tuurlijk zwemmen, zooals wij....”. Als prak- tlschen raad geeft hij deze aanwijzing: gaat staan waar de kust zich hoog boven het tand verheft, grijpt de muizen en springt er mee het paradijsdoolhof zouden willen invoeren. De oudste exotische boomen, die Kew bezit, rijzen voor hem op en staan als reuzen langs den weg; de ranke Gingko uit het Verre Oosten, de Turksche eik, de pijnboom uit Corslcq, de steenpijn en vele andere. Hjj wandelt maar door, de kassen die hu nu al tegenkomt, slaat hü over, hjj wandelt nu. Komt hjj aan de per manente tentoonstelling, waar de bloemen, die met zorg in de vele kleine broeikassen zUn tot bloei gebracht, hun pracht staan te verbloeien, dan gaat hü mee naar binnen omdat hU een der velen een van allen is, die van bloemen houden. Mogelijk, of liever allerwaarschijnlijkst loopt hu dan weer rood, dwalend in het voorjaar tusschen bloeiende pereboomen, als maar pere- boomen met velerlei naam. waarvan het slot telkens weer is plrus, pereboom. en kükt hü evenals ons clubje naar de wolk van bloesem, die er hangt op en In de boomen van den peren hoek der Kew Gardens. In de T-vormlge gebouwen bü de Cumberland Poort zün de vertrekken der konlnklüke orchi deeën. De buitengewone, dlkwüls groteske vor men, die deze bloemen kunnen aannemen, met daarbü de schitterende bizarre kleuren hebben steeds veel bewonderaars tot zich getrokken en zoowel vakman als leek in bewondering ge bracht. Het aantal soorten the Kew bedraagt 18Q0, maardaar zoowel de dof gekleurde en heel gewone soorten (die natuurlük het groot ste deel uit maken), hier ook gekweekt worden, verontschuldigt zich de directie in den offtciee- len gids, kunnen deze afdeellngen niet zulk een uitbundigheid ten toon spreiden, als men be reiken zou, wanneer alleen de fraaiste bloemen zouden worden getoond. Maar, en dit voegt de directie er als troost bü. men vindt hier zoo veel zeldzaamheden büeen als men elders niet te zien krügt. Vlak bü het verblüf der orchideeën staat het paleis der bloemenkonlngin, de Reuzin van den Amazone, de waterlelie Victoria Regia. Gebrek aan zonlicht in ons Noorden doet haar af- s'erven in den winter, maar het zaadje in Fe bruari uitgelegd, schiet spoedig op en groeit van Pallas Athene hielpen zü noch den een 7'cven tikken (f7) en daarop volgde nog een tik. noch den ander. De muizen hadden aan Pallas’ Nu verheugde zich de kleermaker, want hü kreeg, dacht hü. zün dame terug. Hü vatte den pion aan en schoof hem vooruit. Op dat oogen- bllk gaf de mécanlclen het teeken van schaak. ..Wat moet dat beteekenen?" dacht de snü- der, „dat is immers geen schaak 1” Dat kan al leen beduiden, gü moet een dam, nemen. Hü deed het. plaatste de dame, op het hord: doch dadelijk daarop dreunde, als een donderslag bü helderen hemel, het verschrlkkelük woord: .Schaakmat!" van den Brit hem tegemoet. On beweeglijk staarde de verschrikte kleermaker op het bord, terwül de triomfeerende Engelach- man koeltjes de goudstukken opstreek. Radeloos vloog de snijder naar den mécanlclen. De keuken was conferentiezaal en daar deden de belde verwanten elkaar de bitterste ver- wijten. Kleermaker: „Geef mü. valschaard, tenminste de drie guinjes terug, die ik door jou verlies!" Mécanlclen: .Stommerik. Je hebt jezelf en mü 24 guinjes doen verliezen. Betaal me nu maar voor mün moeite en mün arbeid.” Kleermaker: ,4e hebt me geruïneerd. Wat ver dien je anders dan een pak slaag?!” Dit was den mécanlclen te erg. Hü pakte den snijder en deze hem bü den kraag en zoo ont aardde het In een formeele vechtpartü- De wan den beefden, de vensters dreunden en de val lende potten en pannen riepen de huisvrouw te hulp. Ook de kleermakersgezellen volgden en achter dezen ook de nieuwsgierige Engelschman. Toen de mecanicien hem bemerkte, liet hü den snüder los en riep: „Mylord. u zult alles weten. Ge hebt gespeeld met den grootsten kruk ter wereld. Niet hü. maar ik heb de eer gehad, u te overwinnen. En nu, zeg het zelf, zoudt gu 1 ook niet de laatste partü verloren hebben, als hü in plaats van een dame een paard had ge- 1 nomen?” Terwül de mecanicien dit uitbrulde, Jammerde de vrouw nog luider om de ruïne van potten en pannen. Doch de Brit stelde haar tevreden met drie guinjes. Daarop bekeek hü niet zonder bewondering, het toestel, dat de 1 mécanlclen In belde kamers had geplaatst, yer- zocht hem om een schets ervan en betaalde hem insgelüks drie guinjes. Treurig keek de snüoer toe. Zwügend hielp hü den Brit bü de afreis 1 en wierp een droeven blik op den man met zün goudstukken. Sir George Bell, door medelijden bewogen, haalde zün beurs te voorschün en reik te den ongelukkigen snüder een rolletje goud- stukken toe. Een uniek voorbeeld hoe bedrog edelmoedig werd afgestraft. recht de claqueurs van beroep als misdadiger» werden gestraft met stokslagen of, wat meer ge beurde, met de zweep. Herhaalde zich evenwel hun misdrijf. dan werden zü zelfs verbannen; en oefenden zü hun beroep op zeer in het oog val lende wüze uit en al te hoorbaar, dan kon zelfs de doodstraf het gevolg zün voor dit in den ouden tüd schandelük beroep. Nog niet zoo heel ring geleden behoorde het claqueursberoep tot de belastingbetalende; tenminste in Weenen, waar de chef der claqueurs van de Keizerlüke Opera als een ondernemer, die ondergeschikten in zün dienst had, belasting moest betalen van zün jaarlüksch inkomen, dat op duizend gulden werd berekend. Over de claque, dat wil atggssi over de wüze, waarop in den schouwburg instem ming werd betuigd, heeft Berlioz een heele be schouwing geschreven. HU deed dat op geestige wüze en typeerde de klappers, zooals zü rich plegen te gedragen. Ook uitfluiten in den schouwburg is een ma nier van waardeeren. Men doet dan het verstan digst het gordijn maar rustig neer te laten. Hoe is dat uitfluiten ontstaan? Het is uit Parijs af komstig en ontstond in het midden der zeven tiende eeuw. Bü de opvoering van een zeer slecht geschreven en slecht gespeeld strik, wenschten de toeschouwers, dat het gordijn sou zakken. Men riep: ,JLa toile k bas! A bas la toile!” Toen hete niets hielp, begon iemand tn de zaal op een fluitje te fluiten. HU deed dit, omdat de inspiciënt gewoon was door een fluitje aan den betrokken tooneelknecht te kpnnen te geven, dat hü het scherm moest laten sakken Op dat fluitsignaal liet de man. die daarvoor had te zorgen, het scherm neër tn de meening, dat hém daartoe opdracht werd gegeven. Hst publiek lachte en klapte. En sindsdien was hst fluiten in de schouwburgzaal ingevoerd voos hen, die hun misnoegen wilden te kennen geven. derd kreutzers verloren had. De mécanlclen riep ult^ dat geen mensch ter wereld, die hem de taf, van hem kon winnen, en plaat ste George in het bad was een me- y -J* et oude, niet meer bestaande Kew House t~I was op het eind der 17de eeuw reeds be- A kend als middelpunt van een klein para dijs, dat het fünste fruit van Engeland voort bracht. Het was toen nog een bezitting van particulieren. Een van de eigenaars stichtte er een sterrenwacht, waar dr. Bradley twee opval lende ontdekkingen deed) de afwüking van het licht der hemellichamen en de wankelen de beweging der aardas. Dr. Bradley werd dan ook later Ostronomer Royal, konlnklük sterrenkundige. In 1730 huurde Frederick, Prins van Wales, dame vo< ste, terwl_ chanlek toestel waardoor hü uit het belendende vertrek het schaakbord overzien en de partü lelden kon. De zetten werden aangeduid door het tikken met een lossen spüker tegen de voet zool van den kleermaker. Die spüker werd door den mécanlclen, door middel van een hefboom onder den grond, in beweging gebracht. De let ters a tot h zoowel als de cüfers een tot acht werden door een. twee. drie, vier, vüf. zes. zeven en acht tikken aangewezen, eerst de letters, daarna de cüfers. Als een pion een stap voor waarts moest gaan werd dit, wanneer eerst de plaats van den pion was aangeduid, door een enkelen tik bepaald. Een tik. waarop een tweede snel volgde, beteekende: schaak, en volgde er nog een derde op dan: schaakmat. De kleer maker had voortreffelük geteld en even goed gezet. Laat in den avond hadden de vrienden nog een samenkomst. „Nog eens. pas op." zei de mécanlclen. „be denk, er staan 48 guinjes op het spel”. „Aan mü zal het niet liggen”, antwoordde de snüder „en als we winnen, beste zwager, kleed ik je van top tot teen en geef je nog een over jas op den koop toe.” „Wat geef ik om kleeren. Midden in den mer wordt het iemand zonder die al te warm. Kort en goed, ik stel voor we deelen de 4a guinjes”. ^ermede accoord, doch niet sou spelen, daar de volgende dag tevens die van zün afreis sou zün. Maar voordat de Brit aan de afreis dacht, dacht hü aan de partü. I* strijd begon. Sir George Bell gebruikte al zün schernzinnigheid en het lukte hem de dame van zün tegenstander te nemen. De snü- der was hierover zeer down, doch de Engelsch man had rich groote offers moeten getroosten en na den dertigsten set stond de partü aldus Wit (de kleermaker)Khl Ta5, a4. d5. f? en h3 Zwart (sir George Bell)Kh7, Tg«, Pgi, f5 en h3. Hier gaf de mécanlclen zes, en na een pauze eel Holland is weer kikkerlust en van dük tot dük, van dorp tot dorp galmt in den zoelen zomernacht de roep der kik kers. Hoe mooier dag. hoe stiller nacht en hoe grooter de vreugde der kwakers.... hoe dieper de ergernis der niet-slapers. Kwaken ril den vermoeiden werkman in slaap, anderen, en veelal juist den steedschen vacantle-ganger, houden zü wakker en doen zü de uren tellen, die met koude regelmaat door den warmen nacht over het dorp worden geslagen. Tot troost moge dan de onrustige sterveling bedenken, dat ook de Grleksche góden naar de kwakende kikkers hebben moeten luisteren en dat de slapelooee uren, die zü eens aan Pallas Athene, de dochter van den Oppergod Zeus, hebben bezorgd hun büna noodlottig zün geworden. Zoo hü nog niet over zün ergernis heen zou zün, dan brenge hü de wüsheid van den dichter Horatius in praktük, dat hü, die het nuttige met het aangename vereenlgt, net meeste succes heeft. Mogelük immers bewijst hü met zün beschouwingen 's nachts denkt men zoo rustig! den beoefenaars van de Grleksche letterkundige geschiedenis nog een gewichtigen dienst door de brandende vraag op te lossen, wie toch eens die zangen gemaakt heeft, over dien strüd op leven en dood van kwakende kikkers en piepende muizen. Zou soul, niet een Jonge Griek, ietwat opge wonden over het naderend examen in zün kennis van Homerus' Ilias, het heldendicht van de Grleksche strijders voor Troje, en nu uit den slaap gehouden door het onbezorgde ge kwaak der kikkers en het klagend knagen der muizen, op de maat en in den trant van zün examenstof, zich den strüd hebben voor gesteld, waarin belde vüanden zich wederzijds zouden vernietigen? De wensch toch is de vader der gedachte! Mogelük sukkelde hü op de maat rijner ver zen in slaap, zoodat 's morgens rijn ergernis hem een vreugde werd cn hü de góden te hulp riep om de verliezende kikkers te helpen en voor den ondergang te behoeden. Voor het volgend overricht en de enkele gre pen uit het oude epos volgen we de in zes voeten gestelde vertaling, die de heer Leo Speet in 1914 uitgaf. Het geheele gedicht volgt bet schema van het epos der Grleksche helden op den voet. AUerhoffelükst bejegenen elkander de verschil lende personen, om elkaar daarna met klette rend wapengeweld te lüf te gaan. Het kwam zoo: De vorst aller vorschen, Kwakerkoning Dik kaak zat eens in den slootkant rustig vliegen te vangen, toen een dorstig muisje, juist aan de kat nog ontsnapt, een teugje water kwam drinken om van den schrik te bekomen. Op de wüze der Grleksche helden stellen de twee zich aan elkaar voor: de kikker als Dikkaak de konlng. de zoon van Modderwroeter en Waterbestierster en de muis als Kruimeldief, de zoon van konlng Broodjesknager en Mo- lensteenlikster, dé dochter van koning Ham- metjesknager. zü amuseeren zich kostelük, de een bluft al harder dan de ander. Tegenover dien groenen vüegenvanger snüdt de muis op van zün heerlük eten: „Ham in schüfjes geneden en levers met wit-vette ran den”. en geeft hoog op van zün dapperheid. Zelfs voor den grooten mensch is hü niet bang. „Neen, ik ga zelfs naar zün bed, daar knaag ik hem toen aan zün teenen. Hoe ik ook han in die ham. geen smart treft de ledén des menschen. Noch ook ontvliedt hem de heilzame slaap, of ik hem ook b(jt al.” Dikkaak snoeft op zün beurt van de kikker- ■w w wanneer de Londenaar een dag verpoo- yV ring heeft en voor de schittering van v een mooien dag niet wegkruipt in de duisternis van een cinema, dan is hü toch niet alleen aangewezen op een wandeling in Hyde Park of een ritje op een bank in het oude Green, het gemeenschappelük bezeten stukje welland van de oude dorpen, welke de City heeft opgeslokt en tot slaapzalen harer „mie ren” heeft omgebouwd. Het stukje groen is niet slechts vla ’t plaatselük bestuur een stuk be zit van eiken inwoner, maar hü bezit het te vens zoo letterlük mogelük. Die groene deken ligt er niet alleen om bewonderd te warden. Geenszins, de kinderen mogen er ravotten naar hartelust. Het is voor een bewoner onzer af gerasterde streken, met hun afgepaalde paadjes en Ingeperkte parken, een vreemde gewaarwor ding, wanneer hü op een mooien zomerschen dag iemand met een harkmachlne bezig ziet om het beetje hooi bijeen te schrapen, dat er nog op overgeschoten is zonder zich daarbü in het minst te bekommeren om de kleine rakkers, die kopje duiken in de streek hooi die hü zoo juist uit zün bark heeft laten vallen. De Londenaar dan. die reeds zoo dlkwüls heeft ritten droomen onder een boom in een stil hoekje van Hyde Park, tot vervelens toe heeft gekeken naar de zwemmers in de Serpentine, en beu is van de wüsheid, die de redenaars met veel pathos jpndstrooien, behoeft niet ten einde raad zün balconnetje op te zoeken en te gaan turen naar rijn cactussen en geraniums. Een goede twintig kilometer uit het hart der oude city,* stroomopwaarts bü het Ueflüke Richmond met zün terrassen langs de rivier en de véle wherries erop, in een lange lus van de oude Theems, liggen de groo'.e konlnk lüke botanische tuinen, met hun ixacht van kleuren en hun schat van exotische gewassen, die hem dagen en dagen kunnen boeien door de grootsche, natuurlüke bekoorlijkheid van de weldsche dieven en de füne harmonie van de kleine kostbaarheden uit de tropen. het museum van velerlei vreemde houtsoor ten en nog andere bouwsels, hier en daar ver spreid in de tuinen van Kew. Toen George III na den dood van zün Moeder het beheer ging voeren over de tuinen, wilde hü deze verbinden met die van zün buitenhuis, dat er naast lag. De moeilükheld echter was, dat een klein smal paadje de twee complexen uiteen hield, n.l. Love Lane, het Liefdelaantje, dat de Londenaars zich zoomaar niet heten ontnemen. De Konlng moest er voor naar het Parle ment, dat hem tenslotte machtigde het laan tje te sluiten en de tuinen te vereenigen. Het moge den Londenaars gespeten hebben, slechter zün.zü er echter niet op geworden. De Koning belastte Sir Joseph Bank, een der beroemdste geleerden van zün tüd met het be heer en deze begon plantenverzamelaars de wereld in te sturen, zoodat (dank zü dezen Engelschen snuffelaars over den geheelen aard bodem) de tuinen te Kew jaren en jaren lang de eenige instelling waren, waar systematisch planten uit den vreemde werden büeengegaard. De belangstelling voor Kew verminderde ge durende de eerste jaren van Koningin Victoria, maar toen zü in 1840 de tuinen aan de Engel- sche natie overdroeg, brak een nieuwe, nog steeds toenemende bloei voor Kew aan. De plantenverzamelaars trokken weer de wereld in en met hun vondsten werden de tiftnen ver rijkt en de broeikassen gevuld. De tuinen wer den voor het publiek opengesteld en reeds het eerste Jaar waren er een goede 9000 bezoekers. Het ontzaglüke palmenhuls werd in 1844-'48 gebouwd; de musea en andere gebouwen volg den spoedig. Een nieuwe bestemming, welke een groot aandeel heeft gehad in dén opbloei, werd nu aan dit alles omvattende plantenmuseum gegeven. Hier zou van nu af onderzocht worden, welke nieuwe en nuttige gewassen in Enge land en Koloniën konden gekweekt worden. In 1898 zei de toenmalige secretaris der Ko loniën: „Ik geloof niet te veel te beweren, wanneer ik zeg, dat heden ten dage verschel- r™» van belangrijke koloniën den voor bet landgoed, waarmee de langdurige en in- dlTn n" afeten, verschuldigd zün - aan de kennis, de ervaring en de hulp der beheerders van de Kew Gardens.” in zeexfe stakkerds, ze kunnen niet zwem- ^veesde echter dat de Engelschman de men!" .Malveblaéren bedekten scheenplaat de schenkels. Harnassen hadden ze om t lüf van gelige mangelwortels. Blaéren van kool bearbeidden zü tot >4er- lüke schilden. Lange en puntige biezen namen zü allen tot lansen. Huisjes vazi weeke slakken omhulden als helmen de hoofden." De góden keken glimlachend op de belde strijdlustige legers neer, maar op aansporing e hlerbü afgedrukte foto’s hunne er toe büdragen om een indruk te geven in dit paradijs in het Zuiden van Londen. Een beschrijving immers zou steeds maar langer worden en slechts ëén vager en vager wordend beeld, zonder kleur of diepte in onze verbeelding te voorschün roepen. De vreemdeling, die een dag verstrooiing zoekt en voorzien van een plattegrond en een dikken (papieren!) gids, de üzeren hekken van den hoofdingang passeert, voelt rich bü de eerste stappen al een indringer in een lust hof. Zou hü schuchter omküken of de engel met het vlammende zwaard hem nog zal ko men verjagen, hü zou slechts vriendelüke officials zien, die hem liefst maar meteen diep z-'V Ir George Bell, door het podraga, ofljpwel zoetjicht het zoogenaamde pootje, geplaagd, verliet Engeland om zich naar een Duitsche badplaats te begeven, teneinde van zijn kwaal te genezen. Daar gekomen nam hü zün Intrek bü een kleermaker, hü. dat zün hospes zich, dan behoefde stok te kloppen om dén snüder dadelUk naar boven te doen komen, want er was een gulnje te winnen, welke sir George tegen zes Kreutzers zette. Hier kwam nog bü. dat de Brit de dame voorgaf. Ondanks dat verlieten de guinjes hun eigenaar niet, maar wel de kreutoers den kleer maker. Toen nu sir George langzamerhand bü de honderd kreutzers gewonnen had, voelde hü medelüden bü de gedachte, dat hü den am bachtsman zün geld en zün tüd afhandig maak te. HU verloor daarom expres een partü. later een tweede en een derde. Dit was edelmoedig maar ook de kleermaker liet zich niet onbetuigd en stelde den Engelschman voor van nu af aan guinje tegen gulnje te zetten. Glimlachend ging de Brit op 1 aanbod in en om te beproeven hoe ver zün moed zou gaan, bood hü hem dadelük aan een partü om drie guinjes te spelen. De kleermaker accepteerde en.... won. De over wonnene. die zün nederlaag voor louter toeval hield, stelde nu voor om zes guinjes te spelen. „Zooals het uw lordschap belieft”, was het ant woord van den snüder en.... hü won ook deze partü. De in de Westminster Schaakclub te Londen gevormde held begreep maar niet hoe dat kwam; maar in plaats van daarover na te den ken. riep hü nog driftiger: „Twaalf guinjes” en toen ook deae verloren waren: „Vier en twintig guinjes!” „Morgen!" luidde de repliek van den kleer maker, want hü kon onmogelük verder spelen zoozeer had hü zich ingespannen. v Dit bewezen trouwens ook zün verwarde blik ken en de druppels zweet op zün voorhoofd. Het was echter niet door Inspanning van zün ver stand. maar eenvoudig door het nauwlettend tellen van een tot acht, waardoor de snüder zoo afgemat en in het bezit der goudstukken ge komen was. Ziehier hoe de vork aan den steel zat. De kleermaker was naar zün zwager, een mécanlclen. gegaan en had hem verteld, dat hü met sir George Bell, die hem een dame voor gaf. schaakte maar dat hü toch al bü de hon- groote trompetten. Schetterend luid tot den oorlog het sein en hoog van den hemel Donderde Kronos’ zoon het teeken des heU- looeen oerloge, Kwaakluid verwondt den Likker het sent en boort met zün lanspunt ige haren; Kletterend viel hü ter aard met dreunend geraas züner waapnen.” Zoo gaat de strüd op en neer. Kikkers en muizen vechten als leeuwen en rijgen en aan belde rijden vallen er dooden. veel dooden zelfs. Bloedig is de strüd en de laatste hon derd verzen van het epos, van 203 tot 303 be steedt de dichter aan een PljnUjk nauwkeurige beschrijving van dit moordend hakken en kerven. Op en neer gaan de krijgskansen tot Krui meldief, de zoon van Broodjesbeloerder een en beweert, dat h» radio-studlo’s tamat- K/1 matig wordt geklapt. Dat is dan de-hy- per-moderne claque. Reeds het oude Rome moet, evenals eenige andere steden uit de oudheid, zün claqueurs gehad hebben. Zü hebben tot ta onzen tüd hun bestaan voortgezet. Hun bezigheid bestond hierin, dat zü bü gelegenheid van openbare voorstellingen de noodlge toejui chingen lieten hooren. Vreemd was het echter.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 19