De onverstoorbare Erasmus ^Cctwïdaal Tuimeltje' en Kruimeltje in het Kabouterland aan den dag Aantal verkeers slachtoffers ONZEN OMROEPER boort U niet door de radio. Toch heeft de radio zyn onverflauwde belangstelling, u wensebt *n radiotoestel te verhandelen? Span onsen <^n- roeper er voort Dagelijks bereikt hy 80.000 ve- zlnnenHy sal U dus seker van dienst kun» en «Un. ZIJN STANDBEELD TE ROTTERDAM De onbekende Verloofde ZATERDAG 11 JULI 1936 Dr. C. J. oan Lierde O.E.S:A: Concurrenten p f TT Vondel contra de predikanten II DOOR LEMAIRE Maatregelen tot bescherming der weggebruikers in Engeland ie >ot ebrand uid« 300 Gomaristen, die niet meer ten Avondmaal zouden gaan, zoolang die „afgod” niet weg was ZVDvz! wIbIL O (’“Bevallen verzekerd vooj een der volgende uitkeerlngen WW» verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen sJnJe’" doodeljjken afloop MUUi" AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VÈRUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VlÉR EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL on. =-= i Drog. om an. at. ook im iet an 's Bosch werd hy 1931 te wagen Is anders alleen maar voor ng e- *n. id ter- t cf*U voorbijreed, heb Ik u nog beklaagd ook! We moeten er naar toe, was het eerste wat de kabouters dachten, maar hoe kwamen ae over die breede rivier, die nu zoo bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door (’hij niets durfde 41 I Iets onherstelbaars, die ft ‘Hing,” zei hy met (Wordt vervolgd) 0 F O L f ia. Wh* r C. ■ter, op het meden over mijzelf, ik hem alleen had fes uit te denken. zagen my kan met een oneindig» teederheid. „Ik vroeg my af, wat er van je geworden was,” sei zachtjes de stem van Georges Wral. Ik antwoordde niet. De vrooiykheld van die dansende paren, die ronddraaiden by de muziek der Violen, wekte myn medeiyden op. Ineens kwam er voor de aooveelste maal een lichte streep over de velden en in dat licht sagen de kaboutertjes iets vrat hun hart deed stilstaan. Ze hadden duidelijk gezien dat aan den overkant van de rivier een torrenfamilie om hulp stond te schreeuwen. Een zware boom was op het torrenhulsje neergeval len en nog. juist bytyds had de familie zich kunnen redden. iel jenez teagd rmse d, >ver- bet TÜW I u rdta «d. MO MS m- le». n- ilt o» renten. Moesten, terwille van hun opdracht gevers, elkaar een vlieg zien af te vangen! De andere kaboutertjes waren druk bezig met het byeen- binden van jonge rozenknopjes en ze luisterden met vrooiyke gezichten naar de jonge bloempjes, die hen zoo luidruchtig be dankten. Zoo hielpen ze overal, en ontvingen daarvoor alleen hun beloonlng tan de bloemen zelf, want de menschen wisten nlst, dat de kaboutertjes hun tuinen zoo goed tegen de zware stormen beschermden. Dus leeft Erasmus nog in schijn. De vader van t hervormt Latijn. Even onwillekeurig peinst men echter ook by het zien van dezen Erasmus over de liefde en vriendschap, die hy genoot by de Rubens in Bazel. Op 17 Juni 1516 Immers schreef Johan Fro- ben. drukker te Bazel, aan Erasmus, „wy ver langen hier allemaal naar Uw komst en zul len U allerliefst ontvangen. De groeten van myn schoonvader Lachner en zyn vrouw en ook van myn vrouw Gertrudls en ons heele gezelschap. Houd U goed, liefste peetoom." Een der kin deren van Froben Immers was zyn petekind en door hem Erasmlus genoemd, een verbeter de spelling van zyn eigen naam. Het I» ten mooi beeld, de koperen Erasmus te Rotterdam, maar men vraagt zich af hoe hy daar toch verdwaald kon raken.... in een plantsoentje, met een paar banken in de buurt, waarop werkeloozen en werkloozen, de eersten luchtig, de laatsten zorglijk, de politiek be spreken. Men zou verwachten dezen lesenden doctor In een grooten hof tegen te komen, wan delend van bibliotheek naar studeerkamer, maar niet daar in een plantsoentje I Hoe dan ook, hy staat er en zal er wel biy- ven staan; hy staat er immers *1 eeuwen, Mogeiyk dat dit standbeeld wel het oudste Is In onze Nederlanden, maar het oudste beeld van Erasmus is het toch niet. Toen in 1549 de latere Koning Filips II een rondreis maakte door Zeeland, Holland en Utrecht, werden vanzelfsprekend overal groote festiviteiten aangericht en kunstige nieuwig heden, technische wonderen, naar de gewoonte dier dagen bedacht, om de Inkomst van den vorst zoo glorieus mogelijk te maken. Zoo hadden de Rotterdammers een kunstig gesneden bouten beeld van Erasmus voor diens geboortehuis in de Kerkstraat opgesteld. Hy stond daar rechtop met een pen in de eene en een Latynsch lofdicht in de andere hand. Toen prins Filips met gevolg daar voorbij kwam, bood de hand van het beeld hem het gedicht aan. In 1557 reeds werd dit houten beeld vervan gen door een van harder maaksel, van arduin steen, dat al spoedig zyn duurzaamheid sou moeten bewyzen. In 1572 Immers drong Bos- sji de stad binnen, niet zooals hy met de be- stuurderen overeengekomen was in kleine groe pen, waarvan er telkens maar een binnen de wallen mocht zyn, om door de stad te trekken, maar met zyn geheele legermacht, die er op zyn Spaansch beter nog or «*n 17de-eeuwsch huishield. Drie honderd burgers schoten er het leven by in. Er was echter een monnik btj de troepen, die het byzonder op Erasmus, dien ketter en libertyn, voorzien had en de man schappen tegen het beeld ophitste. De steenen Erasmus was een onwankelbaar doelwit voor hun snaphanen, zoodat zy de stukken er af schoten. Tenslotte haalden zy het beeld omver en wierpen bet In bet water. Wel werd bet beeld na' deze furie weer op zyn voetstuk op de Markt gezet, maar eenieder begreep, dat er een nieuw beeld moest komen, zoodat tenslotte de Rotterdamsche regeerlng besloot een nieuw en nu metalen beeld te doen vervaardigen, en hiertoe Peter Schryver, 6crl- venus, te Lelden, opdracht gaf, om met en kele portretten vair Erasmus den Amsterdam- wegryden in dorpspleintjl ie maakte zyn gymnasiale stu- OymnAum Augustinlanum te te prikken, kan hjj ook een wstjekon krijgen, dat hy do sterren ziet. (Oyidide) 7<ek.’ Qen- heel >ech. tra- >eck, loeit. onze e ?ant laan eer den neer niet oen; tier, een te die- eert le- >er- alt ard „De redeiycksten soecken Syn schaduw in syn boecken; Waerop de harteknaeghster Haetennyd Belacheiyck baer stompe tanden slyt.” In zyn gedicht "op het metalen pronckbeelt, te Rotterdam opgerecht ter eere van den grooten Erasmus”, gaat Vondel weer tegen die dominees tekeer: „En zoo de nyt zich steurt aan ’s Helts verdiende prael: wy gieten licht van gout, dien Rotterdam- schen Heiligs.” Toen echter in 1872 het volk woelig was, na den Prins tot stadhouder te hebben uitgeroe pen en de De Witten te hebben vermoord, vreesde de Rotterdamsche magistraat, dat nu ook Erasinus niet veilig was. vyf jaar lang is bet beeld opgeborgen geweest In de stads werkplaatsen, omdat, naar men zei, de brug waarop het stond, bouwvallig was. Duama kreeg het echter een nieuw voetstuk, waarop aan de acbterzyde, zoo men heden nog lezen kan. de geschiedenis van het beeld vermeld staat met de namen der vier burgemeesteren en twee fabrykmeesteren. Lange opschriften werden erop aangebracht, w.o. dat van Joachim Oudaen, waarvan elk rechtgeaard Rotterdam mer althans den eersten regel van buiten kent. „Hier rees de groote zon en ging te Bazel onder: De Ryksstad eer’ en vier" dien Heilig’ in zyn graf”, etc. De Bazelsche regeerlng had toen echter ver nomen, dat de strengkerkeiyken het beeld lie ver niet meer oprichtten en deed deswege een bod om het op Erasmus* graf te kunnen plaat- HOOFDSTUK XKX Dokter Renaud was voor een acht dagen gelogeerd op Castelfleuri, by de familie Feral. Michel, die erg op hem gesteld was. ging die dagen meestal naar hem toe en ik was er elgeniyk biy om, ik was bang voor zjjn vra- genden blik, dien Ik soo dikwijls oo my ge vestigd voelde. Ik vreesde, dat hy de vgrwamng sou raden, waarin ik sedert twee weken leefde, dat ik me sou laten gaan en te veel’ zeggen en vooral, dat ik hem de onvoltooide kladjes zou toonen van den brief, dien ik te laf was om aan Robert te schrijven. “Al die kladjes begonnen met denzelfden sin: „O. myn dierbare onbekende, zult u my kun. nen vergeven?.... Uw kleine fee zal u aoo’n verdriet aan doen..,." Dan, volgens myn hpmeur ging het verder op tragischen, poètl- schen of klagenden toon, maar niets kon my bevredigen en met een woedende pen schrapte Ik de woorden uit die soo slecht myn ver bastering en myn spijt weergaven. Om my af te lelden had ito gelukkig Fran- coise. Die lieveling! zy kon niet zwygen over haar geluk, waarvan zy de onmlddelllfte reden niet snapte. „Buitendien was hy niet vooruitziend, erger, hy was laf....** „Juffrouwl” „Onder ons gezegd, zou hy niet tot zichzelf hebben kunnen zeggen: zy is ryker dan ik, dat is zoo, maar ik bezit een fortuin In myn her sens, myn kunde is een kapitaal, dat als ft het wil rijke renten zal dragen in eer en metgezel bleef onder die beleediglng zwijgen, zonder dat iets In zyn houding de verwarring verried, die In zijn stem te beluis teren was, toen hy zei: „Juffrouw Denise, u Niet wetend wat te doen tusschen die twee tirannen, zei ik aan Francoise, dat'ft niets by- zonders te vertellen had en stelde my dan ter beschikking van Michel en zyn vrienden. De middag werd zeer vrooiyk, allen amu seerden zich kostelijk. Ik moet ook zeggen, dat Ik alle krachten inspande om de openlucht spelen te doen slagen. Terwyi ik een oogen- bllk uitrustte en een glas limonade dronk, kwam dokter Renaud by my en verklaarde, dat hy zich nóg altyd interesseerde voor de 'aaak- Beaufeu en dat hy graag zou weten, hoe het er mee stond. „U zou zeker verrukt zyn te vernemen, dat de zaak geen voortgang beeft, om een prach tige gelegenheid te hebben my daarmee te plagen. Welnu, beste dokter, ft zal u die vol doening niet geven: Myn Robert 4s-een bewon- derenswaardige mant” Die zyns gelyke op deze wereld sen. De onderhandellngen raakten echter op de lange baan en tenslotte was de meerder heid met twee,stemmen tegen den verkoop. De laatste lotgevallen van den koperen Eras mus zyn deae. By de woelingen der Oranje partij In 1747 werd het beeld met allerlei Jeu- non omgieten, wat gelukkig niet doorging. „Toen de Latynsche spotvogel van den ge storven Erasmus zei: .JEras mus. qui omnia rodere solltus nunc roderls a vermlbus; Oy waart een muls, die aan alles placht te kna gen, maar nu door de wormen woedt opge knaagd”. dacht hy niet aan onzen bronzen Erasmus, want deze tart eeuwen. schen beeldhouwer Hendrik de Keyser voor te lichten, terwyi ook de bekende schilder Miere- veld met adviesen behulpzaam was. De Gomaristen te Rotterdam vervloekten dien nieuwen beeldendienst, en daar zy toch nog wat anders met den magistraat te vereffenen hadden, kwamen zy nu in beweging, zy had den nJ. een toelage van stadsweg» aan arme predikanten en een predikantsweduwe verzocht, maar niets gekregen, daar de staat van bet Land dat niet Wden kon. Jacob de Leeuw (Leeuwlus, Ltvius. Levlus) ging 22 Mei 1831 op den kansel te keer als een brlescbende leeuw, want wel kon.de staat van het Landt lyden, dat men statuën en me tselen beelden oprecht, die veel dulsenden kos ten, en nog wel van sulke luyden, die sulex niet hebben verdient, jae, die llbertynen en vrij geesten syn geweest en gespot hebben met alle religiën. Ick segge, dat Godt om sulke saecken het Land piaegen sal." Voor het zoover was, sou de Vroedschap hem plaegenl vyf vroede vaderen en een burgemeester to gen naar den Kerkeraad, waar het hard tegen hard ging, terwyi Ds. de Leeuw een en anoer maal voor de Vroedschap geroepen werd. In- tusschen hadden echter 300 Gomaristen zich schrlfteiyk verbonden om niet meer ten avond maal te gaan, zoolang die „afgod" niet weg was. Toen desondanks Erasmus toch te Rotterdam aankwam, gingen de 300 naar de Provinciale Synode te Gorcum. maar de getoogde heeren daar tapten uit een ander vaatje en meenden, dat het bier slechts politiek betrof, zoodat mer. de eenlgheyt der kerke niet behoorde te breec- ken. De Leeuw werd echter toch geschorst, toen de vroedschap aanhang kreeg door een paar geschriften tegen den strydlustlgen dominee, en het metalen beeld bleef, daar men hier tegen geen redeiyke klachten kon aanheffen, als men eerst al het steenen had getolereeid. Vondel, die Erasmus hoog vereerde, volgde dezen strijd met aandacht en popelde van ple zier over de nederlaag der predikanten. Tot den .hooghgeleerde Schrijver” wendde hy zich met een „even statige als sieriyk rhythmlsche ode.” (Prof. Mblkenboer In Studla Cathollea V). Duldeiyker nog dan op de prenten vindt men zyn beeld in zyn geschriften: „Natuur lyk! niet heeft." .„Dat heb ik niet gezegd,” antwoordde ik, terwyi ik hem ontsnapte. De thee werd bulten op het groote grasveld gedronken. Daarna werd besloten te dansen. Francois» scheen my te volgen, waarheen Ik ook ging en daarom bracht ft haar heel be hendig naar een rozenstruik, waarvan de pur perrood» bloemen als enorme robynen schit terden. „Ruft toch eens, Francoolse," riep ik uit, „dat Is ije geur van den zomer, van de liefde, van het geluk.Mdteen plukteUk twee rosen en hield die tegen haar japon. „Kijk toch eens, hoe prachtig se by je Japon kleuren....- Het oude rijtuigje hadden ze gauw ingehaald. Twee paarden loopen nu eenmaal harder dan één, vooral wanneer dat-eene paard zyn ge mak er van mag nemen. En dat mócht het paard van den langen magere. Zelfs toen de ambulancewagen het voorbijreed, werd het heelemaal niet tot spoed aangezet. Het sprak vanzelf, dat die arme man In de zwachtels voorging. Had ongetwyfeld haast. Zoodat de korte dikke het eerst op de fabriek was en daar de noodlge offertes deed. En toen hy daarmee klaar was, naderde pas het rij tuigje met één paard. ..Doet u maar geen moeite meer,” raadde vriendelyk de korte dikke, toen hy zijn langen mageren collega ontmoette. „Alles is al voor elkaar.” „Voor elkaar!" stamelde de ander, terwyihy Ietwat verwonderd keek. .Jtoe komt u hier?'' „Ziet u daar dien ambulancewagen staan? Dat was myn equipage!" -Maar.was jy dan die ingezwacjUalda mummie?’ - „Precies! Ja, Ik geloof dat ft de zwachtels nog In myn zak heb. Begrijpt u wel, ik was bang dat u my zoudt herkennen!" Toen perste de lange magere zijn lippen op elkaar. „Weet u wat ft nog het ergste vind?” zeide hy met Iets sissende in zyn stem: „Toen u -j-'v e „veiligheidsdeskundigen" en het depar- I I tement van verkeer In Engeland hadden verzekerd dat de maatregelen, In den loop der laatste twee jaren genomen, een ver- mindering van het aantal „verkeersslachtoffers” tengevolge zouden hebben. Uit de pas bekend gemaakte cyfers betreffende de eerste zes maanden van dit jaar biykt dat "t aantal slachtoffers niet af-, maar toeneemt. En aangezien algemeen erkend wordt dat het meerendeel der veiligheidsmaatregelen, welke onder mr. Hore—Bellsha's bewind Ingevoerd zyn, zeer doelmatig is, kan men slechts tot de conclusie komen dat zonder dezen de slachting op de wegen nog veel ontstellender afmetingen aangenomen zou hebben. Er werden In het eerste halfjaar van 1938 in Groot Brittannlé 101.004 personen gewond tengevolge van verkeersongevallen. Dit is byna 3000 (of 2.94 pet.) meer dan In de overeenkom stige periode van *t vorige jaar. Het aantal personen, dat by ongelukken ’t leven verloor, Is evenwel met ruim honderd ver minderd van 2.968 tot 2.882. Procentsgewys is dus ’t aantal dooden sterker verminderd (nl met 3.57 pet.) dan 't aantal gewonden toege nomen Is, maar dit beteekent met t oog op ’t groote verschil tusschen de totalen, weinig. Merkwaardig evenwel 1b dat een overeenkom stig verschynsel zich in de laatste week van Juni voorgedaan heeft. Er werden toen niet minder dan 5.699 personen gewond, hetgeen 398 meer was dan in de voorafgaande week. Dit to taal is slechts twee malen overtroffen geworden sinds In 1934 statistieken geregeld bygehouden en gepubliceerd zyn. Het aantal gedooden be droeg 126, en was acht lager dan In de-vooraf gaande week. Statistici verwonderen zich over deze tendens, t Werd steeds als normaal beschouwd dat dooden en gewonden In een periode van drie of zes maanden of belden talryker of beiden min der talrijk werden. Uit een analyse der cyfers evenwel biykt dat het aantal gedoode voetgan gers zeer aanzleniyk verminderd Is. Zoo werden er de vorige week slechts 38 voetgangers gedood tegen 88 andere personen (automobilisten, wlelryders enz.). Het vorige Jaar nog maakten voetgangers ruim 50 pCt, van de doodenlljst uit. De in den zomer van 1934 door den minister Ingevoerde „crossings" (met witte strepen aan gegeven „oversteekplaatsen"), waaraan het pu bliek zeer moeiiyk heeft kunnen wennen, schy- nen du» ten slotte haar goede uitwerking niet te missen. Aangezien onder voetgangers, die slacht offers werden van verkeersongevallen, het aan tal gedooden procentsgewjjs grooter was dan onder andere categoriëen van „weggebruikers”, is ’t mogeiyk dat de grootere veiligheid, die zy thans echynen te genieten, een vermindering van 't totaal aantal dooden ten gevolge heeft, maar niet van het aantal gewonden, dat voor t overgroote deel bestaat uit automobilisten en wielrijders. Uit cyfers betreffende het Paasch- verkeer, welke aan t Parlement voorgelegd wer den, bleek dat alleen *t aantal rywiel-ongeval- len toenam t geen wellicht hiermede verband houdt dat in de laatste paar jaren het rywiel in Engeland een populariteit verworven heeft geiyk het hier vroeger nooit genoten heeft. In het Londensche politle-dlstrlct en In de City van Londen biyft de toestand ongeveer statlonnair. In de laatste week van Juni werden In het politie-district 18 personen gedood en 1357 gewond, tegen 18 en 1371 In de overeen komstige week van *t vorige jaar. Deze cyfers zyn niet by de totalen voor Groot Brittannlé Inbegrepen. Opgemerkt wordt dat het aantal op de wegen gedoode personen gedurende *t eerste half jaar aanmerkeiyk meer dan de helft bedraagt van 't aantal Brltsche soldaten dat In den Zuid- Afrikaanschen oorlog *t leven liet. Aï D A NïÉ °P dlt bud ziJn ^gevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen blj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^fl bü een ongeval met J7 Fl T***”^--*■-,C 5, maar wie vlugst te." „Een erg gelyke wed- 1 strijd!" zuchtte de korte dikke. .Maar enfin, er is niets aan te doen. Het is een plicht." Toen drukten ze elkaar zwijgend de hand. en verhuisde no. 2. Onderwyi spoedde de trein zich 1q raaende vaart voort. Naderde vlug en zeker het dorpje Ryzendam. Toen stonden beide reizigers op. kregen hun koffer met monsters uit het net. Peinzend stonden ae naast elkaar. Toen bleek het dat reiziger no. 1 kort en dik was, relzigei no. 2 lang en mager, ongeveer een hoofd boven den ander uitstekend. ,Jk heb een voorstel,’’ «el de lange magere. 4k ga naar den coupé hiernaast, dan hebben we elk een portier voor ons alleen, staan de kansen geltlk en komt het er al leen aan f Erasmus, de zwerver door Europa, die I 1 de Merkelijke en politieke gebeurtenissen van zyn tyd met Intense aandacht be studeerde, besprak en beschreef, of deze rus- 'telooze bedenker en bediller, die toen voor eigen reputatie wel degeiyk met de toekomst reke ning hield door de uitgave van vele zyner brieven aan prinsen van kerk en staat, zich ooit bewust is geweest, dat ook hem de roem of.... bet noodlot van een standbeeld zou beschoren zyn. wy weten het niet. Men zou echter vermoeden, dat op het eind van zulk een overweging zyn spotzucht het van zyn ydelheid zou hebben gewonnen: de ruste- looze relziser jaar In jaar uit on hetzelfde voet stuk; de man, die voor elk zuchtje tocht doods benauwd was In weer en wind, eeuw na eeuw! En toch staat onze koperen Erasmus al meer dan driehonderd jaar, van 1822 af, in hetzelfde boek te lezen, dat beroemde boek, waarvan hy telkens een blad omslaat, zoo gauw hy de klok maar hoort slaan. En, weet U, als hy het laat ste blad omslaat, vergaat de wereld) Maar net Is een waardige, een vriendeiyke B-asmus, die daar op de Groote Markt te Rot terdam, gehuld in een wyde, lange toga, met de doctonbaret op het hoofd, met alle aan dacht een moeliyke kwestie naslaat in een oud boek. Hy staat er zoo ernstig, zoo echt, dat men onwillekeurig denkt aan dat rijmpje van Von del: bij verlies van een hand, een' voet of een oog heeft geiyk, maar wees niet zoo streng voor hem, hy was zoo ongelukkig! De liefde, de engst, het verdriet hadden hem al zyn krach ten ontnomen. Hy vreesde den strijd in het koninklijk paleis; den tegenstand van den konlqg en die van de koningin leken hem zoo moeiiyk te overwlrthen en vooral was hy bang, het gelukkig leven der prinses te storen, hy meende, dat zwygen beter was dan beken nen....- „Maar, zyn vergissing 1 „Was hy zoo lafhartig, zeggen.” „Toen weigerde de prinses, eren moedig als beminnend, niet om de eerste schrede te doen. De hofdame kwam aan den minister zeggen: ,X>e koningin der bloemen is het symbool van de liefde. Wanneer u twee roode roeen zult zien aan de taille van de prinses, moet u be grijpen, dat dit wil zeggen: „Ik bemin u! Want haar lippen, even bedeesd als de uwe, beven te zeer om die drie woordjes uit te spreken. Zal de minister op die zoete bekentenis niets antwoorden?” ,j>e minister, vervuld van dankbaarheid voor de hofdame, zweert baar een eehwige vriend schap." „En de hofdame ging heen, terwyi zy een mooie révérence maakte.... Mynheer Servolx, vindt u niet, dat het oogenbllk slecht gekozen ts om elkander sprookjes te vertellen? Daar ginds worden gezelschapspelen georganiseerd, myn neef Mlchel wenkt mtj, om toch gauw te komen.** „Het was aoo’n moola vurigheid. Ik liep hard weg, Mlchel bromde op my, gelaten, om allerlei sg teneinde onze gasten te vermaken en Fran«olse wilde my meetronen naar het kasteel. Aan het Bybelinslituut te Rome slaagde „summa cum laude” voor het doctoraal-exa- men By bel wetenschap pater dr. C. J. van Lierde OEB-A. Dr. van Lierde dién aan bet C. Eindhoven en trad in 1935 in de Orde der Augustynen In priester gewijd. Na zl/n priesterwydlng stu deerde hy aan het Collegium Angellcum te Rome, waar hy den titel Doctor 8. Theologlae behaalde op het proefschrift: „Doctrlna Stl Augustin! circa dona Spiritus Sanctl ex textu Isalae XI 23,’’ (verschenen Rltaverlag, Wurz burg). In talryke theologische tydschriften werd deze studie besproken en geroemd. Vervolgens zette hy zjjn studies voort aar. het Bybelinstituut te Rome, waar hy dezer dagen summa cum laude zyn doctoraal examen aflegde. Intusschen bekleedde de jonge doctor ook in de Orde verschillende functies: o.a. was hy in het generaal klooster Santa Monica te Rome Professor Cantus en Magister Chori, Professor 8. Llturgiae en Socius Maglstrt. By zyn ultgebrelde kennis van Theologie en Schriftuurwetenschap behaalde hjj voor eenlge Jaren aan de Kerkmuziekschool te Utrecht het diploma kerkorganist, en gaf o.a. op het Maria-Congres te Nymegen in 1932 blijk van zyn uitstekenden aanleg als dirigent, toen hy de massale Gregorlaansche zanguitvoering leidde. Bovendien was hy In verschillende kloosters vooral onder zyn jongere confra ters opgetreden als vormer en hervormer van kerkzang' en koorgebed. Den Jongen doctor, die behalve een zeldzaam breede wetenschap ook bezit een grooten een voud, harteiykheid en blijde opgeruimdheid, brengen wy hier uit het vaderland van harte een oprechten gelukwensch. hard golfde van den wind? zy hielden hun lantaamtjes om hoog en riepen den torretjes toe, dat se gauw zouden komen helpen en direct -gingen se er op uit om *n scheepje te vinden. ik mijn schreden.... hy was vlak by haar.... Welke blikken wisselden zy?.... ik draalde hun den rug toe, ik wilde dat geluk niet teen, maar ik hoorde eun bevende stem, die eers» niet te herkennen was: .Liefste Fianpoiae.... o myft-schat!” Toen gevoelde ft opeens een hevig verlangen naar een dergeUjk geluk! Wat zou ft niet geven, opdat de stem, zoo dlkwyis in myn droomen gehoord, my „myn schat” sou noemen, maar het is onmogeiyk. Ik sou te gelukkig zyn, ft ben zulk een geluk niet waard! Neen, Ik wil niet dansen; neef Barry-Montler. die my komt ultnoodlgen, moet aanstonds maar terugkomen. Ik wil liever op bet gras biyven zitten onder deze seringenboom, alleen, een zaam als een verlatene.... Wie bekommert zich nog om my? De muzikanten spelen een onestep, door Mlchel uitgevonden: de muziek, het gelach en gebabbel der Jongelieden vereenigt zich tot een vrooiyk lawaai. Ik herken de verschillende paren, neef Barry-Montier met Lily. Mlchel met Paulette, Marianne met Maurice.... niemand kykt naar my om. De sensatie v»n te voren al ondervonden heb, krijgt my op nieuw te pakken. Zal myn gelaat met de ge sloten oogen niet myn ellende verraden? Komaan, ik moet die Impressie sten te verjagen my verliezen In de vrooiyke groepen. In de beweging, die Ik deed om myn ver- doovlng van my af tï schudden, hief ft het hoofd ,oix twee grijze oogen. die dierbare oogen, waarvan ik soo dikwijls gedroomd had. het wil rijke renten zal schatten? Ik zal haar een benljdenswaardlge positie verschaffen. Voor haar zal ik een ver overaar worden, ik sal haar een troon geven Weiyk aan dien van haar vad^r.... neen, daar aan heeft hjj niet gedacht of by was te laf om dat te willen.’ Myn p zyn gemak had hy een coupé ultge- I 1 zocht in den voor vertrek gereedstaan- den trein, waarna hy zich behaaglijk neervlyde by het raam. Hy was handelsreizlger voor een papier- en cartonnagefabciek, zat dageiyks in den trein, reed dagelyks het land door en was nu bezig syn krantje te leaen. Was byzonder vroeg dien dag, seker wel 10 minuten vóór den tyd en hy hoopte, als naar gewooniyk, dat hy den coupé voor zich alleen eou houden. Wat echter niet spo mocht zyn. «een! Juist op het allerlaatste oogenbllk kwam nog een heer by hem binnen vallen, die beleefd groette en dan tegenover hem plaats nam. De trein stoomde het station uit. En belde heeren hielden zich schuil achter een krant. Plozen haar uit, tot er niets meer te pluizen viel. Wat na een goed half uur reeds het geval bleek te syn. Toen legden belden hun krant neer, staarden elkaar eens aan. „Heeriyk weertje,” selde knikkend reiziger no. 1, de man van de cartonnagefabrlek. „Verrukkeiykl” stemde reiziger no. 2 toe. .Maar ach, in den trein heb je er zoo weinig aan. Wat my betreft, kon het ook wel slag regenen. Ziet u. ft zit dagelyks in den trein. Ik ben handelsrelzlger.” „Handelsrelziger?” herhaalde peinzend rei ziger no. 1. „Dat ben ik ook.” Waarna het gesprek heel geanimeerd werd. Jk se waren collega's. Hadden het over den treinenloop, hadden het over de dienstregeling. Over de verwarming der coupé's in den winter, over den bouw der wagens. Over sneltreinen en boemel dito's. Toen..'., begon het gesprek zelfs een Iqtlome wending te nemen. „Waarin reist u elgeniyk?” vroeg vriendelyk reiziger no. 2. „Ik? Voor een papier- en cartonnagefabrlek." Waarop, aarzelend, reiziger no. 2 medeelde: „Dat doe ik ook!" Het gesprek werd nu zeer vertrouweiyk. Ja, ze reisden selfs in dezelfde branche. Hadden het nu over de voordeelen, welke papier bood boven hout. Hadden het over de verpakking van eieren en van gloeilampjes. ,JCn..._ waar gaat de reis elgeniyk heen?" vroeg weer reiziger no. 1. •Jtyzendam!” verzekerde de ander. .Jtyzendam? Maar.... daar moet ft heen. U wilt toch niet zeggen dat de zuivel fabriek gaat bezoeken?" Reiziger no. 2 knikte heel positief. „Ja, daar moet ik Inderdaad syn. U ook?” „Jawel, ik ook!" Toen keken ze elkaar wel Ietwat vreemd aan. Ze waren niet alleen collega’s, zelfs concur- zy had een zeer lichteblauwe pongée aan en die roode rozen brachten daar een levendige tint aan. „Beweeg je niet, laat my die rozen daar aan je taille bevestigen!” „Och, Denise, laat mU tvst. ft ban te treurig om bloemen te dragen.” „Deze staan je zoo goed! Wil Je dan niet mooi zyn?” „Noen....** „Wees dan leeiyk voor myn part, maar set niet aoo’n begrafenisgezicht. Denk aan de gasten!” „Waarover heb Je toch zoo lang met hem gesproken?” „Over Fleurvllle, over de vermakeiykheden aldaar, dan over een boek, dat wy beiden had den gelezen.” Dat Interesseerde Francoise niet. „Is dat alles?” sel se teleurgesteld en toch verlicht, „Je hebt hem toch niet gezegd, dat ft hem bemin „Dat had je my toch verboden; ft heb zelfs je naam niet genoemd!*’ „Och ja, ik heb toch ook mijn waardigheid op te houden. Hy moet de perste syn. die spreekt." wy waren op het grasveld aangekomen, waar mynheer Servolx, bevend van vreugde ons sag naderen. Ik gaf hem een teeken om ons te volgen naar een hekje, waar de Ineenge strengelde takken van een bloeiende struik een soort van prieel hadden gevormd. Ik had aan Francoise voorgesteld daar te wachten tot de be gonnen wals ten einde sou zyn. Nu vertraagde Rij zend Am Puffend, hygend, rijdt de locomotief het sta tionnetje binnen. En nog vóór dat de trein geheel stil staat, vliegen twee coupé’s open, vlak naast elkaar, springen twee reizigers op het perron, een lange magere en een korte dikke. Rennen om het hardst naar den uit gang, waarbybegri)pelykde korte dikke achter biyft. Ni syn langen collega pas seert hy het loket, ziet den ander dan haastig het eenlge rijtuigje, dat op het stond te wachten. Diep zuchtte hy, wischte met zyn zakdoek aan zyn voorhoofd. De afstand was te groot om te loopen. Bovendien kon hy met zyn korte beentjes het toch ook niet opnemen tegen dat paard. Het was misschien wel een uur rijden. En dan loopen.... Dus moest hy wat anders verzinnen. Slen terde het dorp binnen, ontmoedigd, ontdaan. En zag daar, toevallig, een ambulancewagen staan, met twee paarden er voor, tameiyk pri mitief. .Mé koetsier,” vroeg hy, „waar wacht je op?" „Nergens op. De rit is Juist afgeloopen.” „Kun je my dan misschien ook meenemen? Ik moet by de zuivelfabriek zijn. Wat zal dat kosten?” zieken!” „Nou. jy zit er toch ook op? Voor een riks doe je het zeker wel.” „Stapt u maar In. mijnheer!” ^Ia ja. maar wacht eens even. Ik heb soo’n hoofdpyn. Heb je ook een paar zwachtels voor me?” „Zwachtels? Wat wilde u daar mee doen?” „Om myn hoofd bindenkrijg je nog een riks.” „O zeker mynheer, zeker, zeker, precies, zoo als u verkiest. Dr zal even de verbandkist voor u openmaken.” Drie zwachtels kwamen te voorsehyn. ,JEn nu moet je myn heele hoofd omzwach telen, zoo, dat alleen nog mijn oogen en neus te zien zynkryg Je nóg een riks.” „Heel graag, mynheer, heel graag.” Vreeselyk Ingepakt, onherkenbaar, nam hy elndeiyk plaats In den ziekenwagen. Ging ge zellig in een hoekje zitten. ,£n nu zoo vlug je kunt naar de zuivelfa briek. Onderweg zul Je een rijtuigje voorby- komen met een oud sjokkend pftard ervoor. M Dat moet Je voorby zien te komen. Begrepent» Dan krijg je nog een riks.” „Geheel tot uw orders, mynheer!” icr 3$^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 11