HET LEVEN VAN SINTE CUNERA I T ’Nen dag om te verluieren n WIJ LEEREN SCHAKEN De eerste steen kolen Zuivel in den rugzak i a X Ml H Oplossing Talrijke mirakelen op Jhaar voorspraak geschied Macaroni met kaas en tomaten Overpeinzingen van een huismoeder, 1 A De koning in het eindspel Pionnen Spaansche partij I Raadgevingen rartine Wittop Koning Door BRABANTSCHE BRIEVEN Eenen van ijl gepeins pein*; van plulmlocht gedroom; van blouune-1 den aounewemzl om dan to snakken op den Dingen, die we moeten nalaten Opening en ontwikkeling t van het spel I f - - T - Gebruikers met de doodstraf bedreigd! Jt we it 19 een* eigen Inzichten tot uiting te brengen. Stand na den lOden set van zwart 8 7 6 S 1 4 3 7 2 1 b f Menler, oew plaat rood DR* J J L Middagjapon van bedrukte kunstzijden crêpe de chine, gegarneerd met grooten strik en strookjes aan de halve mouwen t 1 i t Amloo, veul groeten van m’nen Toeteloert* en al* alty, geen haarke minder van oewen En al* ge dan uien aoo stillekens gelegen hebt, dat oewen afdruk geplet staat in ’t mal- sche gras; al* ge weer klimt op den kant van ’t bewuste leven, den dag hardblaauw In oew verraste oogen valt, de kerkeklok dan ’n uur slaat, later dan ge docht, dan dan ztft ge met éénen pa* gestapt uit "nen goud-amberen hemel, In de nuchtere weareld. Ge zyt weer t blotnmeplulske, dat zweefde. schoot den S* Tprekends^ Wk tot hi Voor de rol, die de koning In het besproken eindspel vervult, had ook een pion op e3 kun nen dienen. Het verloop was dan: 1. e3e4, Kf6xg8; 3. e4—e5 mat. Die pion ontbrak nu. Indlcn de witte koning nog op de 1-lyn stond, dan had wit ook wel gewonnen, maar dan lag de winst in het verschiet. Omdat de witte ko ning in het actief spel was gebracht, kon wit snel winnen. Wanneer moet de koning aan den strijd actief gaan deelnemen? In den regel niet eer der dan na afruil van het zware materiaal: dame en torens, en nadat er een voldoende opruiming onder het lichter materiaal gehou den is. Anders is het te gevaarlijk den koning uit zijn residentie te halen. Door oefening moet men leeren, wanneer het juiste moment is gekomen, om den koning In het actief spel te brengen. De koning is een zeer sterk stuk in het eind spel, voor wiens veiligheid de speler natuurlijk de grootste zorg moet dragen. De koning is uitstekend geschikt om zwakke punten te be schermen en tot het tegenhouden van opruk kende pionnen van de tegenpartij. Bovendien slaat de koning ongedekte vijandelijke stukken pp de acht omringende velden. spel matig; wetenschappelijke en andere stu dies gaan voor. lig pakje bestaande uit beige met bedrukte linnen japon met bijbe- tnd ongevoerd kort jasje van rood met beige bedrukt pgB-w PfttBBt b7—bó <n—as Rc8—ed Rf8—e7 W—M rag raa 4 1 Men gewenne zich beurtelings met wit en zwart te spelen. In den regel loot men wie het eerst met wit speelt. Speel het koninklijke spel op fijne manier. Hinder uw tegenpartij niet door bijv, zijn stuk ken aan te raken of tijdens ’t spel opmerkin gen over zijn spel te maken. Draag verlies en winst met bescheidenheid. Erken by verlies dat uw tegenpartij beter heeft gespeeld. Een uitstekende oefening om goed te leeren schaken, is iedere party te noteeren, door de eigen zetten en die der tegenparty op te schrij ven. Men kan dan later het gespeelde na spelen en nagaan welke zwakke zetten of fou ten er gemaakt zyn. Is men aan zet, dan rus tig den besten Zet zoeken. Meent men dien te hebben gevonden, dan noteert men dien zet en gaat opnieuw speuren of er wellicht geen betere zet te doen is. Als er geen stuk is aan geraakt, mag de notatie veranderd worden, maar een aangeraakt stuk moet gespeeld wor den. Trek nooit terug als een stuk is aan geraakt, maar speel het onmiddeliyk. Het naspelen en bestudeeren van meester- partyen moet een goeden Invloed op de speel- kwaliteiten hebben. Profiteer dus van het werk der schaakmeesters én baanbrekers. Kennis komt niemand aanwaaien. Dr. Eu we heeft zyn succes niet alleen aan zyn genlalen aanleg, maar ook aan zyn studie te danken. Val in den regel niet te spoedig aan, maar ontwikkel eerst uw spel. Ontwikkelen 1* zijn stukken op de goede plaats brengen. Dat zullen wy trachten duldelyk te maken in de theorie over de openlngen. Aan de jongelui, die in hun studletyd zyn, geven wy den raad te bedertken dat het schaak spel het schoonste spel is, waarvan de kennis een waardevol geestelyk bezit kan zyn, maar het moet toch spel biyven. Beoefen ’t schaak- n de vorige Ie* werd den leaera een eind spel ter oplossing voorgelegd. Hl* volgt de notatie ven die opgaaf. Wit: koning e3, raadsheer bl, paarden d8 en gg; pion h4; zwart: koning f8, pionnen g7, h6 en h5. Al* zwart aan aet was, dan sou het spel re mise zijn, omdat zwart geen aet kan doen, zonder zich In schaak te begeven dat nooit geoorloofd 1*. Zwart stond dus pat. Echt* niet zwart, doch wit is aan aet. Wit wint in twee zetten: 1. Ke3—e4. Een interferentiezet. De witte raadsheer wordt afgesloten van zyn werking op de diagonaal (schuine UJn) bl—gfl, welke beweging Interferentie wordt genoemd. De zwarte koning kan nu een aet doen, zonder zich In schaak te begeven. 1. Kf6xg8, waarop wit 3. Ke4—eS mat laat volgen. Tc Was bly weer op eerde te stappen op m’n zware blokken, deur deunen Vkn God geschon ken dagl Hy smaakt naar me* en *k bid, dat Onzenllcvenheer zijnen boer nie vergeet. v Enwanneer ik nou en dan aoo *a ef kens op •nen gouwen schottel varend deur *n kier in den hemel mag kijken, da k dan lang nog m’n patatje* zetten mag en rooien veur m’n klantjes In de stad! Maar...., dan naast Trui natuurlyk! Anders da** nog veul meer privé! minstens een persoon die vermetelheid met hoofd moeten betalen. Vooraan in de rijen der tegenstanders si drn de dames, die meenden, dat hun t onder den walm der nieuwe brandstof lij zou. En klaarbiykeiyk was men toen reeds de hoogte van boycotten, althans: uitnoodlgln- zakske groote en *n zakske kleintjes, dan schof- felde-n-ik de zwarte gaten dicht en ging ver derop nog wat boontjes plukken, slaat uitdoen en peckens trekken. Toen Ik daarmee gereed was, begoot den dag toch zoetekens aan weg te kruipen acht* 'n violetten tule, die ragfijn van den hemel viel, in dichte sluiers. Nog aeefde koperen gloei van d'avondzon deur 't pcerse weefsel; droop gouwen passe ment van ’t boom- 'en struikeloover, maar toch: den avond daauwde al. En blank hing de maan aan den top van 'nen spar van t zwarte boech. Vezelde den komenden nacht al deur de stilte op de verlaten velden. Klepperde-n-ie deur den poppeller daar by 't bruggewegelke over de Mark. Toen ben 'k nog efkens gaan zitten op den burrie van m'nen kruiwagel, want m’n pypke was verstopt. En dat moest ’ns prentjes en sje- cuur warden deurgestoken en schoongemaakt mee 'nen spriet. En als Ik daarmee doende was, dan viel den avondtule alty In dichter plooien. Begost ’nen zuiveren glans te beven over den daauw op de velden. Kloeg diep ge loei van de runders op, uit den zuiveren deem ster, die dicht*, melkwit op 't lest, kroelde over d’eerde. En als ik m’n pUp aanstak, die lek ker tocht we* trok, dan glimmerden flets al sterren aan ’t egale hemelduister en galmden tien slagen uit 't k*ketorentje als luie rim pel* over de vlakke stilte, die op eerde lag. Kil trok den daauw over m’n vel. Nen ge- bluschten gloei van den dag stond In peerl- mo*en glanslng boven de torenplekskes van de verre stad. Hl* en daar rafelde ’n electrlek lichtje ‘n gat In den avond. En rapper viel den duister nou. Hy dwerrelde als assie veur m’n purende oogen. Hij dwerrelde. hy wemelde dicht* en dicht*, hy begost te wegen op m’n siele- -pwré'ïyd voor het kampeeren is weer aange- z'f 1 breken; flets- en wandeltochten voor s—' vacantledagen of voor een week-end op touw gezet komen weer aan de orde van den dag. En de leuze daarby is: hoe eenvoudiger hoe beter; geen luxe, geen overbodige ballast, voor al geen onnoodige uitgaven, want hoe zuiniger we te werk gaan, des te meer keeren kunnen we in dit seizoen van het buitenleven genieten. Toch moeten we er allerminst aan denken, om op het voedsel te bekrimpen. Waar voor lichaamsbeweging in de frlssche lucht heel wat energie vereischt wordt, daar kan het wel niet anders of er moet op tijd gedacht worden aan voedsel, dat die energie vernieuwt. Welk voed sel dat zyn zal, is een punt van belang en het is zeker de moeite waard, dat we die vraag eens wat nader samen bekyken. De rugzak is tot op zekere hoogte geduldig, maar waar toch altijd allerlei onontbe*iyke dingen een plaats In moeten hebben, daar zullen we goed aan doen geen overbodig voedsel mee te nemen. Brood b.v. kunnen we overal ge- makkeiyk op onzen tocht koopen; daarvan ne men we dus niet méér, dan voor een bepaal den maaltyd noodig is wat het voordeel meebrengt, dat we het dan ook altyd versch kunnen hebben. Boter daarentegen kunnen we In een van van de gemakkelijke lichte aluminlumdoosje* keiweg, vasthakend aan.... ’nen» „hoop” van 't peerd, waarvan ’t plulmke z’n eigen trekt, trekt, nutteloos trekt. Oewen kop gaat we* langzaamaan werken. Zwaar vallen de plichten en de zaken weer op oewen nek, ge staat nog efkens onwennig op de weareld, want ge waart dat uurke daar leverans in dieën hemel al zoo lekker gewend! Jaha wakker-worden valt nooit mee! Zelfs nie midden op den dag, mee oewen kop in ’t koren en oew beenenaan den waterkant. Maar dan heb Ik m’nen kop beklatst mee "n paar dressen koel Markwater en toen achter om ’t korenveld gegaan, naar den eerpelakker, om nieuwe patatjes en groentes uit te doen veur den groentenwagel van morgen. Daar was geen volk meer in ’t land. Schuins viel de rosse avondzon over de velden. En als ik daar weer zat, op m’n knieën In den zachten akker, die k mee m’n handen veurzlchtig openlee en ik klaauwde in den laquwen getuigen grond naar de naakt-propere eerpelvrucht, dan heb ik daar stillekens Onzen lievenheer gedankt, zoomaar zonder woorden, zoomaar mee ’n bietje lach, veur die gouwe drootnuren da* aan den waterkant, veur m’n schoone patatjes, veur deuzen heelen schoo- nen dag en ’k was we* veul content da 'k mee m’n handen in dieën lekkeren grond kost graven na* ’t loon van veul zwaren *beld. op gen in huizen, wa* van de nieuwe brandstof gebruik werd gemaakt, sloegen zy consequent af en zy raakten geen spyzen aan ,dle aan de „vervloekte” brandstof haar gaarheid dankten! Of fhen toen reecte voorzag, welk een lyden den Londenaars later do* dien rook te wach ten stond? Kaas bijvoorbeeld wordt do* ander* etwit- ryke levensmiddelen wat voedingswaard* be treft, niet geëvenaard. Daarby 1* kaas een sma- keiyk product, dat niet gauw gaat vervelen. Eet daarom kaas niet alleen op 1 brood, maar ook In den warmen maaltyd. B.v. Macaroni met kaas en tomaten. Het recept is vo* 4 personeng on* macaroni, plm. m L. water, 3 on* vette kaas, on* bo ter, 1 K.G. tomaten, wat aout. Breng het water met het zout aan den kook. Voeg de In stukjes gesneden macaroni toe, die geheel onder moeten staan, en laat ze, In on geve* X uur. zachtjes ga* en bijna droog ko ken. Vermeng de macaroni met de boter «n de geraspte kaas. Snyd de gewasschen tomaten In schyfjes en bak deze in de koekepan met wat boter, gedu rende enkele minuten. Dien belde gerechten afsonderiyk In dekscha len op- Of: Doe de, met bot* en geraspte kaas v*- mengde macaroni laag om laag met schyfjes tomaat in een vuurvasten schotel. Zorg, dat de bovenste laag uit mac*oni bestaat. Bestrooi deze met een beetje paneermeel, leg er enkele klont}* boter op en zet den schotel ongeveer 10 min. in een warmen oven. Moet dit kaasgerecht als voffrgerecht gegeten worden, dan kan men met de helft van de op gegeven hoeveelheden volstaan. ment. Geen windeke roosch me* deur’t loover. Geen koel was te hooren meer. Alleen ’t ge ritsel van ’n waterratje, dat ’n zilveren veer trok de* de maanbeschenen Mark, alleen dat zyig geritsel als van ’nen vrouwenrok, dat was alle leven in deuze dichte stilte, wa* k me bekans aan stootte telkens. Zwaar baste m’n kruiwagelwiel over 't brugske. Hol klonk ’t op den hoogen bocht boven ’t donkere water, t Was of 't manelicht In ’t wat* begtkt te glimlachen, om die groote-menschenstem van zoo n klein wieleke. Want de gele manesliert in de Mark wierd efkens breejer. Ik verlangde na* m'n hulske, na* aan spraak, na* Trui, k Was veul uren wegge weest. In ’nen gouwen hemel en op ’n zwarte eerde..../en dat gaat zoo ma* nie in twee u*kens! k Had gevaren op "nen gouwen schottel deur puur azuur, k Had gefUerd als 'n vruch- tepluiske de* ’n onendige ruimte van gouwen amber, 'k Had den dag zien gaan, den avond, den nacht zien komen, k Had 'n pa* uren gewroet mee m’n handen in den warmen eer de. k Had twee mud eerpel op den wagen en zakken groentes. Ja, k was 1 geweest en k snakte na* Trui hei Want na veule uren zweven, alles, dan wilt ge weer wel ’ns vasten grond onder de klom pen en dien kreeg ik hl*, In den duist* nie te pakken! Zelfs mee geenen kruiwagel, die zwa* douwt de* den muilen grond. Op den steenweg ging ’t al beter. M’n krulwageltje <tokk*de leutig ov* de kelcto. De lanteemtjes prutsten gele gaten de* den donk*. Dtar stond m’n hulske. Trui stond op den weg. „Of ge nooit komt!’’ „Ja, k ben aan den laten kant, Truike.” „Hebt ge staan praten, •om*?* UJk champagne zo< mousseert deuzen am- beren dag deur zielement. Want als ’nen kelderzucht stroomt ’t windeke de* de Jullzon, die de weareld verglaast in ’nen bam- steenen gloei. Nen hagel van veugelengesjilp ruischt uit t geboomt over de bloeiende eerde. ’Nen dag om stillekes en gedachtenloos te ver- droomen, lyk die gebogen wilgen doen, daar ov* den groenen en uitbloeienden sloot, acht* langs mynen erf. Stillekens droomen, wegdrjjvend in ’nen gou wen zonneschottel, op 't golvende windeke de* d’ amber’ onendlgheld. Ixxihtekens wegzwevend als t plulmke van- -n ultgebloelde peerdenblom, kaatsend op de hander, van ’t spulsche Zuidoosterke. Of wegzinkend in den gouwen dons van zonnepoel*die da* nevelt veur oew half-toeë oogen. Ja zoo *nen dag is t. Eenen van yi ge- zweefde; kaatste, kaatste; flierde, flierde do* gewieg. Zoo ’nen dag om Godsganscheiyk te verlulëren aan den waterkant, mee ’n zuring- sprietje in oewen malenden mond. Zoo'nen dag, dat ge geen verschil kent in minuten en uren, lyk dat ook zyn zal veur de blommen, die «tear zoo ma* stillekens tus- schen ’t gras staan, mee de voetekens in t zonnewater van de Mark, die da* traag weg vloeit, blinkend al* dikken olie. ’t I* ’nen dag, rijp van zomer. Vol van deugd, als ’nen trossel druiven is van wyn. ’tl» ’nen Julidag, met aan den blaauw-zul- veren hemel ’n enkel blank wolkske, dat de witte hitte van de zomerzon gezeefd op eerde laat. werd aangekocht do* den Utrechtschen archi varis Mr. s. Muller Fz. en wel in Engeland uit de bibliotheek van Sir Thomas Philipps. Het bevindt zich thans met negen van de oor- spronkeiyke achttien zegels in bet Utrecht- sche ryksarchief. Mét den bouw van den Rhenenscben toren, die het stadsbeeld en den verren omtrek be- heerscht, werd begonnen op 11 Mei 1432. Op 38 Mei 1531 wa* de bouw voltooid. De bouw werd begonnen hoofdzakeiyk met middelen van de Cunera-vereerlng afkomstig 1—cttnerakerk van Rhenen heeft we* van 1 zich doen spreken, al was bet dit ke* niet do* brand of bemelvu*. De Rhe- nensche toren mag als een nationaal bezit wor den beschouwd, meer dan de trots van Rhenen alleen. Dj egaam Cunera heeft van de eerste eeuwen onzer ja*telling af vermaardheid ge had. Getuige daarvan is de geschiedenis van deze heilige, welke verhaald wordt in een heel oud boekje en waardoor wy worden verplaatst in heel ouden tyd. Het boekje is ,Dat Leven ende die Passie ende Verheffinghe vander beyllger maget Sinte Kunera”. In de Middel eeuwen werd het veel en graag gelezen. De heilige Cunera werd in het geheele toenmalige bisdom Utrecht vereerd, dus zoo ongeveer in heel het tegenwoordige Nederland, zy bezat groote populariteit, wat ook wel.bevestigd wordt door den nog bestaanden naam Kniertje, in Friesland en Holland wel bekend, welke van Kunera zou zyn afgeleid. Cunera was geboortig uit Brittanje. Ha* va der, Aurelius, die als Jonge man na* het H. Land was getrokken om te wreken „dat bloet ons Heren”, werd da* gevangen genomen. De dochter van den sultan bevrydde hem echter en ging met hem naar zyn vaderland waar zy, na gedoopt te zyn, met hem huwde.' Toen de jonge hertog op een goeden dag door zyn vaderstad reed, zeide een Jood, die in de sterren -lezen kon, tot zyn vrouw: „Ziet gy dezen jon geling, die da* henen rydt? Hem zal een doch ter worden geboren; die vele menschen zalig heid zal brengen en in de Christeiyke kerk groote wonderen zal verrichten.” Nog geen Ja* later werden de hertog en zyn gemalin verbiyd door de geboorte van een dochter, die zy Cu- nera noemden. Het kind groeide op „in allen deuchdehcken wereken”. zy was zeer schoon en gezien by God en by de menschen. In het ja* oyzes Heeren 337 zond de heilige jonkvrouw Ursula, die van plan was om met hare genooten de heiligdommen van St. Petrus en St. Paulus te bezoeken, boden na* ha* nicht Cunera en vroeg ha* om ha* na* Rome te vergezellen, zy gaf gehoor aan bet verzoek, hoewel ook haar ouders zeer bedroefd waren over het vertrek van hun eenigst kind. Toen de schare der heilige maagden haar bede vaart hadden volbracht, werden zy op ha* tenlgreis naby Keulen overvallen door heidenen en wreeda*dig omgebracht, geiyk in de ge schiedenis der elf duizend maagden wordt ver haald. In de kerk van Sinte Ursula te Keulen wordt het gebeente dezer heilige maagden nog als kostb*e relieken bewaard. Slechts een enkele ontkwam aan de alge- meene slachting: Sinte Cunera. Het verhaal vertelt: terzelfder tyd, dat de heilige maagden ten doode werden geleid, was da* aanwezig de koning van den Ryn, Radbodus. Toen hy Cu- nera uit net schip zag gaan, verlangend om eveneens het doopsel des bloeds te ontvangen, werd hy van ontferming bewogen om hare schoonheid. Hy nam ha* onder zyn arm en voerde ha* naar Rhenen, wa* hy woonde. Door ha* vele goede werken won zy het nart van den koning, die ha* het bestier en de sleutelen van zyn hof toevertrouwde. Ma* Opening van bet spel is een serie zetten, dia ten doel heeft onder de hoede van voorzichtig heid en waakzaamheid, de stukken aoo goed mogelyk in het spel te brengen, om de vyan- deiyke stelling afbreuk te doen met als eind doel den koning van de tegenparty schaakmat te zetten. En tevens de veiligheid van eigen stelling en vooral van eigen koning zoo goed mogelyk te verzekeren. Door de byna onbegrensde mogelijkheden in de opening is de theorie over de openlngen ze* uitgebreid. Daartegenover staat bet feit, dat in lederen tyd een begrensd aantal in trek zijn. De schaakspeler dient evenwel minstens elementaire begrippen niet alleen der in trek zijnde openlngen, maar ook van de oude klas sieke openlngen te hebben. Nog een zaad: lang alieenig leur stem. et me*-„ dat zyn de begin- H woorden van veel reclamezinnen voor voedingsmiddelen. Vaak zal dat „meer eten” wel in 1 belang van den producent, maar minder in dat van den verbruiker zyn. Vo* zuivelproducten geldt deze redeneering echter niet. Zuivelproducten zyn elwithoudende voedings middelen, en deze zyn voor de voeding van een mensch onmisba*. Over t geheel zyn deze voedingsmiddelen (de dieriyke) hoog In prijs, zuivelproducten behooren tot de goedkoopste. „Neeë, toch nie.” Waarop Trui: En ik m’n krulwageltje ging stallen. Als ik terugkwam: „dan zou *k haast mot ten gaan denken, dat g*in slaap gevallen bent?” „Geraalen, Toeteloeris!” .Moei. Dré?” „Lui, denk tk.” „Zyde nooit gewiest." zee Ttui: „*n Kosn- meke koffie, of eh vlscht g'oew kruikske uit den put?" „Neeë, *nen bak koffie geren.** Ja, lyk champagne heeft deuzen dag door m’n zielement gebruist! "k Heb ’m opgeslurpt, deuzen dag van Hooi maand tot den lesten druppel toe. "k Heb den kelkrand teugen m’n veurhoofd voelen plek ken en ’k was efkens beduusd toen den bokaal leeg wasmaar als Ik ten enden Ttui beu ren straffen koffie proefde, dan Afyn. ge weet ’t al! oen eens in het begin van cte veertiende eeuw het hout zoo hoog in pry* was, dat brouwers en smeden bun bestaan daar door ernstig bedreigd zagen, besloten die te Londen een proef te nemen met steenkool. Maar daar was Londen opeens in last! Zy, die niet met de brouwers en de smeden in de- zelfde wyken woonden, dienden een verzoek- ira’s gr* twee, brandende schrift^ by den koning in, waarin om een wet boodschapte I Da* de nieuwe brandstof in prijs ver benqden Met de volgende tien zetten werd de der^ tiende party uit de match om het Wereldkam pioenschap Aljechin—Euwe geopend. Wit: Dr. Aljechin Zwart: Dr. Euwe 1. e3—e4 t e7—ed 3. Pgl—f3 PM—c« 3. Rri—bö. Door dezen zet 1* het een Spaan sche party geworden. a7—ag. De meest gebruikelijke set. Ook wordt hi* Fg8—f« gespeeld. 4. Rb6—a4 5. 0—0 C. d3—d4 7. Ra4—b3 8. dtxeS 9. c3—c3 10. a3—a4 hy tot den koning geloopen en I wat hy gezien had. Deze zond andere knechten. Van verre zagen ook zy de brandende ka*scn, ma* naderby gekomen verloren zy ze uit het oog. Eindeiyk begaf de koning zich zelf naar den stal, en zag da* de versch omwo** aar de, die hy het opgraven. Zoo vond hiNwunera, geworgd als zy was. De koning ontstak in he vige woede. Hy het de koningin pynigen, tot zy krankzinnig werd. Drie dagen lang liep zy als een razende door het land, zich de h*en uittrekkende en de kleederen stuk scheurende. Ten slotte stortte zy zich- van de hoogte des berg», „die bi der stadt van Rienen leyt". De kamenier werd in een groot vu* verbrand. Ruim 380 jaren later, toen 8t. WUlebrord, de eerste bisschop van Utrecht, op zyn doorreis naar Keulen Rhenen aandeed, baden hem de eërbaarsten en wysten der stad *ndra*hteiyk. dat hy de heilige maagd „verheffen” wilde. Daar hy wegens dringende zaken niet toeven kon, beloofde hy het, als hy wederkwam. By zyn terugkeer den Rijn afzakkende, vergat hy echter zyn belofte. Ma* „doe hl bi Haymom, berghe quam” (de tegenwoordige Heymen- berg), stak er zulk een storm op, dat het schip byna omsloeg. Eerst op WUlebrordus’ gebed legde zich de wind. Toen werd hy Indachtig zyn belofte. Met groote plechtigheid liet hy het gebeente der heilige opgraven en In oe kerk te Rhenen byzetten. De hoogtyden, die men van ha* vieren zoude, stelde hy vast en gaf een aflaat van veertig dagen vopr allen, die Sinte Cunera met offerande kwamen bezoeken. .Aldus wordt verhaald in het volksboekje van omstreeks 1515, waarvan thans nog ma* één exempla* over is, in de Koninkiyke Biblio theek te ’s Oravenhage. De tekst is versierd met aardige houtsneden. Martinus NyiVff bracht een facsimile van* dit s^dzame boekje in den handel. Het boek je verhaalt van vele wonderen Zeer talrijk zyn „die teekenen- de mirakelen, die God almach- tlch ghedaen heeft door dit. hetlighe maghet ende martela- resse Sinte Kunera”. Er wordt melding gemaakt niet alleen var wonderen uit de naaste om geving van Rhenen, ma* ook uit Utrecht, Amsterdam, Zierik- Sfce, Gorcum, ja zelfs uit Keulen. Onder de reliquieën der heilige nam de doek, waarmede zy was geworgd, een voorname plaats in. In het verhaal der „verhef fing” wordt vermeld, dat hy ge heel gaaf en ongerept by het ge beente werd gevonden. Vooral lyders aan oog- en keelziekten vónden door de aanraking van den worgdoek genezing. Eens dat de bekende Eleonora, doch ter van koning Eduard II van Engeland en gemalin van her tog ReinoUd n van Gelre. te Rhenen vertoefde, vroeg zy, als aan Sinte Kunera in den bloede verwant, eenige draden van den doek ten geschenke. De raad der stad durfde niet weigeren. Maar toen de hertogin buiten de stad wa* gekomen, bleven dc paarden stil staan en wilden niet verder gaan, wat men ook beproefde. Begrijpende dat dit het werk was der heilige Kunera, bracht zy de draden terug, met groote geschenken. Weinig bekend zal zyn, dat deze doek nu nog bewaard wordt in de pastorie der Oud-Katholieken te Utrecht, In den Marlahoek. Een ander merkwaardig stuk is een aflaatbrief van 13 October 1475, waarby een aflaat wordt ver leend aan degenen, die het al taar van Sinte Cunera op ha* vierdagen bezoeken. Het stuk In vorige lessen is het en-passant slaan- en het promoveeren van pionnen begonnen. Hier volgen nog eenige Inlichtingen over het pion- nenspel. In het boven besproken eindspel staan op de h-iyn twee zwarte pionnen. Twee pionnen van dezelfde kleur op dezelfde rechte lyn noemt men dubbelplonnen. Een dubbelpion Is uiteraard niet sterk, omdat zy elkander niet dekken (verdedigen). De zwarte pion op h5 komt van f7 en kan alleen op h5 komen door het slaan van een wit stuk op gé en later op h5. speel niet slaafs volgens de theorie. Durf ook De pionnen g7 en he zyn verbonden pion nen, omdat de een den ander dekt. Voorts noemt men een pion, die niet do* een anderen pion gedekt is, noch gedekt kan worden, een geïsoleerde pion. Een pion, die niet door een pion van de tegenparty kan worden tegengehouden, wordt vrijboer genoemd. r zijn onnoemeiyk veel dingen, die H beter kunnen nalaten. Zoo hebben we er gewooniyk niet* aan, als weonom wonden hardop verkondigen wat we denken. Vrlendeiykheid en beleefdheid dwingen ons her- haaldeiyk tot het bekende leugentje-om-best- wll. Evenmin brengt het ons eenig voordeel wan neer we met een grootsch gebaar alle lasten van anderen op onze schouders laden tot ein- behulpzaamheid als Iets tanzelf- ’ordt aanvaard en allen on^ddel- fpelooze, onzelfstandige stumperds worden in onze nabyheid. Ook Is het niet aan te bevelen uren om te loopen, ten einde veen dubbeltje vo* de tram te sparen, want schoenzolen rijn du*. Voorts hebben wy er gewoonlyk niets aan, wanneer we onze meest geliefde bezittingen ult- leenen aan vrienken en kennissen, die het lee- i:en als een sport beoefenen. Een beleefde, doch ferme weigering doet hier wonderen. Evenmin hebben wy er iets aan, als we met rijke vrienden willen meedoen ten koste van rust, gemak en allerlei andere opofferingen Cf als wy een hoognoodlge vacantie schrappen omdat wy van bet hlervo* benoodlgde geld geen afstanfl willen doen. Het Is onverstandig omeen bezoek aan den tandarts uit te stellen uit verkeerd toege paste zuinigheidom met de handen in den zitten en anderen te benijden...... om tenoot onheusch te bejegenen en de Jcpidéren om iedere kleinigheid af te snau wenom op één dag te willen doen, wat mliistens drie dagen eischt, enom zoo’n voorbeeldelooee moeder te zyn dat er geen oogenbllkje overbiyft vo* eigen ontspanning of vo* bet spelen met de kinderen, en ten slotte.... om aan iedereen te vertellen hoeveel gy voor iets betaald hebt: was het zeer veel, dan zal men u blufferig vinden, en wa* het zeer weinig, dan kunt gy dat beter vo* u zelf houden! best vo* een pa* dagen tegeiyk meenemen, vooral al* de warmte niet al te fel is. Iets om de boterham te beleggen? Ik sou zeggen, er is od dat gebied niets beters dan een flink stuk kaas: het laat zich gemak- keiyk inpakken, het ondergaat gedurende den tocht geen minder gewenschte veranderingen, het laat rich gemakkeiyk enkel met behulp van een mes verdeelen. Bovendien zyn er weinig voedingsmiddelen, die ons in een klein volume zóóveel stoffen aanbrengen, die het li chaam noodig heeft, terwyi ik er als slot nog de verzekering aan wil toevoegen, dat het moeliyk zal zyn om voor den lagen prijs van kaas an dere levensmiddelen in te slaan, die een gelyke waarde hebben. Trouwens, waarom zouden we t>y dit punt eigeniyk langer stilstaan? Kaas behoort nu eenmaal tot onze meest gewaardeerde Holland- sche broodbelegsels en het is een gelukkige samenloop van omstandigheden, die het ons mogelyk maakt er ook buitenshuis op onze ver schillende tochten na* hartelust van gebruik te maken. Brood, boter, kaas.... zoo riin we al een heel eind oo streek! Ma* wandelen, fietsen, lichaamsbeweging in ’t algemeen (vooral in de warmte!) maakt ook dorstig. Hebben we in verband hiermede misschien voorzorgen ge nomen? ’t Is zeker aan te raden, dat de veldflesch wordt omgehangen: lang niet overal zal op den tocht betrouwba* drinkwater te verwachten zyn. En eischt de tocht véél van onze Ulchaams- kracht, dan aal een flesch melk lieden rug zak misschien nog beter het doe> trenen: da*- in vinden we dan niet alleen het middel om den dorst te lesschen, ma* tegeiykertyd de mogeiykheid om de verloren krachten weer aan te vullen. Met een flink stuk kaas en liefst ook een flesch melk in den rugzak zyn we op alle ge vallen voorbereid: we kunnen er tegen! daardo* wekte hy de yverzucht op van de ko ningin. Tevergeefs zocht deze Cunera by haren beschermer verdacht te maken. Op een ke*, dat de koning na afloop van den maaltyd nog aan den disch zat, zag zyn gemalin, hoe Cu- nera brood en spyzen in ha* voorschoot weg bracht na* de armen vo* de poort. Toornig riep zy uit: „Zie, o heer, hoe onwijs uwe be minde Cunera ons goed verspUt.” De koning liet Cunera roepen. In ha* angst bad zy Oode, dat zy toch niet beschaamd mocht worden. Terstond daarop werd het brood in spaanders veranderd. Toen de koning de spaanders in Cunera’* schoot zag, bestrafte hy de koningin met harde woorden. Deze zon op 'wraak en overlegde met een harer kamerjonkvrouwen om Cunera heimeiyk te dooden. Zoo geviel het op een tyd, dat de koning met zyn gevolg uit reed om te jagen. Terstond grepen zy Cunera, wierpen ze onder den voet en worgden ze met een doek van wonderiyk maaksel, „welcke dweele noch is in die kereke van Renen”, zy begroeven haar in een paardenstal. Toen de koning van de jacht terugkeerde, ging de ko ningin hem tegemoet met biy gelaat. Op zyn vraag, waar Cunera was, antwoordde zy:: „O, heer koning, terwyi gy uit jagen waart, kwa men hare ouden hier en voerden ha* haaste- lyk met zich." Intusschen werden de pa*den van den ko ning naar den stal geleid, waar Cunera be graven lag. Ma* hoe men ze ook sloeg, zy weigerden er in te gaan. Elndeiyk werden zy na* een anderen stal gebracht, wa* zy ge willig en gedwee binnen gingen, ’s Avonds, toen de koning aan titiel zat, zag de stalknecht bo ven dc plek van Cunera's graf twee brandende J - - kaarsen kruisgewijs staande. Haastelyk kwam verzocht werd tegen het gebruik van steenkool. g -- -7— "V-' VW*M &X dien van hout bleef en ook in verwarmend ver mogen hout overtrof, valt het licht te begrijpen, dat de verbruikers van steenkolen zich niet aan de protesten stoorden. Hetgeen voor de toen malige regeerlng aanleiding was, met ernst op te treden tegen zoodanig „misbruik”! Er werd een wet aangenomen, waarby een ieder met dedootostagf werd bedreigd, die in Londen steenkool durfde branden. Naar verluidt, heeft Den gouwen hemel koet me veurloopig weer gestolen worden! Wat zo’n klats koel nat al nie doen kan, ee? Schuin* streek de zon over *t akkergewas. Ross* kleurde ze m'n armen, waaraan den vetten eerde koekte, die er telkens weer mee plakskes afklonterde. Gllmmerde m’n schup als ’n kop* op den zwarten eerde. En als ik twee zakskee had vol gerooid, *n

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9