H De ontwikkeling van het kloosterleven Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland wui den dag Zigeunerinnetje De Kaketoe NA DEN DOOD VAN ST. BENEDICTUS CF s DINSDAG 21 JULI 1936 I wr Gunstige invloed van hervormingen Engeland ia het land met de oud- ate en meeat breede Benedic- tynache traditie» 5 MUIlUIIHIflIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHII DOOR ANNY VON PANHUIS IIIIIIIHIIIIIIIII"M"HMinn O# G 0 <51 P 0 0 a a j a a 'e a o o “fe- 1 Reconstructie der abdij-kerk van Cluny maar Tijd van verval Het Karolingische tijdvak Na St. Benedictus’ dood b(j levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door S W (Wordt vervolgd) die heb ik overal elders toen uit Die i gezichtje woord tus zich dan voor goed baan en de eeuwen een uitsluitenden en Maar de kabouterbaas, die eerst heel alleen in zijn eigen vertrek hao gezeten werd nu ook ongerust. We moeten hulp hebben, riep hij met donderende stem, wie durft er op uit om pekelwater te halen? vroeg de oude kabouter. En direct was Tuimeltje bereid daar voor te zorgen. Maar natuurlijk liet Kruimeltje hem alleen niet op stap gaan en trots de waar, schuwlng ging ook Kruimeltje mee. spiegelden zich op haar klonken ook in haar ant- „Of ik met mijn omgeving von Dittborn, dat belangrijkste! Ik ben heel „Ik moeder me geven," dwongen. Malte Dittborn glimlachte, der met u tevreden zal z(jn, De stichting van Cluny Verschillende synoden hadden al pogingen in het werk gesteld hierin verbetering te brengen, doch zonder noemenswaardig succes. Eerst tegen het einde van de 9e begin 10e eeuw be gint men teekenen van nieuw leven waar te nemen, de tijd der stichting van Cluny, dat zulk een machtige rol gaat spelen in de ver nieuwing van het geheele kerkelijke leven. Hertog Willem van Aquitanlë wilde de kloos ters die op zijn grondgebied gelegen waren, redden uit het verval waarin zij geraakt wa ren. Tot dat doel bouwde hij op een van zijn landerijen te Cluny een klooster en vertrouwde de geestelijke zorg voor dit huis toe aan den abt van Baume, Bérno. die in zijn abdij reeds een uitstekende regeltucht had ingevoerd. Berno bracht uit zijn klooster eenige monni ken naar Cfuny en den Hen September 910- werd het Benedictljnsche leven aldaar begon nen. Hertog Willem van Aquitanlë die het groot ste gedeelte der Frankische kloosters had zien ondergaan aan de willekeur waarmede de rjjksgrooten de abdijen behandelden, stelde, om Cluny in 1 vervolg voor dit kwaad te behoe den, het nieuwe klooster onder de directe be scherming van den Apostollschen Stoel, zoodat geen enkele bisschop of vorst, zonder kerkelljke straffen te beloopen, zich rechten over deze nieuwe abdij kon aanmatigen. Het leven zoowel in Baume als in Cluny was gebaseerd op de statuten van Benedictus van Arriane, die waren vastgesteld op de reeds ge noemde synode van Aken in 817. Toen abt Bemo in 910 het bestuur van Cluny overnam werd hjj in Baume opgevolgd docr Odo, een monnik, die eveneens met hart en ziel de hervorming was toegedaan. Na Bernp’s dood heeft Odo niet lang meer zijn abdjj bestuurd. Hfj werd abt van Cluny, en bewerkte een ingrijpende hervorming in de or ganisatie van het monastieke leven. Het oude vroeg-middeleeuwsche kloosterwe zen .bezat nJ. geen eenheid, noch van obser vantie, noch van bestuur. Elke Benedictijner abdl) was een „familia" op zich, waar zich het kloosterlijk leven, naar tjjd en omstandigheden, „Onze sombere dennenbosschen staan steiler en ongenaakbaarder dan alle dennen, die je elders ziet, vind ik altijd, en het zoemen van den wind door de dichte naalden klinkt zoo geheimzinnig als oude sagen. Midden in de stilte van doodsche vlakten liggen dan opeens diepe meren; hun water Is heelemaal donker van de lichte beuken, die er omheen drommen En de stemming, die daar hangt, die weemoed. i« - - bfj verlies van een hand, een voet of een oog. een goed onderhouden landweg gat «e baronesse Grettenau al Onopvallend nam ze den 1 terzijde wat beter Benedictljnsche Regel ingang gevon- den missie-arbeld der monniken. Hier ook werden de abdijen centra voor den overi gen arbeid. Treffende voorbeelden ervan vindt men in de levens van St. Wlllibrordus en Bont- faclus. Na elkaar zien we ontstaan de abdijen: Fleury, Echtemach, Prüm, Stavelot en St. Truyen in West-Duitschland. In Mldden- Dultschland, waar de H. Bonifaclus werkzaam was, vindt men de bekende abdijen Fulda en Lorsch. Zoo zijn we langzamerhand het Karolingische tijdperk ingetreden, waarin de abdijen een zeer hoogen bloei bereikten. Het is bekend, hoe Karei de Groote in zijn sociale politiek de kloosters de lucht weer voor zyn mond weg. „Nou maar, dat is leuk, hoor,” zei hy knik kend. „Die tante is beslist erg goed op u. Daar gaat u zeker wel graag heen." ■Natuuriyk!” „Dat dacht ik wel, ja. Daarom bent u zeker ook zoo mooi? Dat hoedje staat u wat leuk.” „Heusch?” klonk het ongelóovig. „Heuschig hoor, juffrouw. En die parels komen buitengewoon bij al dat zwart. Ze zijn „Wat een mensch!” zei Joe zacht. „Net een kaketoe!” vond Fiet. Onderwijl was de trein het station al uit gereden, begon nu te spurten, al harder en harder. Het volle daglicht drong nu den coupé binnen en in dat daglicht taxeerden de kake toe en de jongens elkaar opnieuw. Och ja, as hadden niet veel anders te doen. ..Mooi weer vandaag,” zet Plet dan opeens. „Jawel," knikte de juffrouw. „Gaan Jullie ook naar Mokum?" „Om u te dienen, juf, daar moeten we ook wezen.” „Nou maar, n dan heb je toch niks aan al dat mooie weer! In zoo een groote stad! Van mijn part regent het i salamanders!” Joe en Piet keken elkaar weer eens aan, schuifelden wat heen en weer op de houten bank, keken dan eens naar bulten: in vliegende vaart rolde het landschep aan hun oog voorbij. Dan opeens liet de kaketoe haar stemmetje weer hooren. „Mokum, een fijne stad, heeren!” .Piekfijn.” vond Joe. „Vooral ds grachles,” merkte Piet uj>. .Precies,” zei de juffrouw, „u bent er beslist goed bekend. Ziet u, ik ga er logeeren by mijn tante, die is naaister; vroeger was ze wasch- vrouw en daarvóór moet ze ergens gediend hebben. Maar dat herinner ik my niet meer, dat was vóór myn tydi” „Dan zeker aj heel lang geleden." meende Joe en Piet sloeg dadeiyk met zyn hand de lucht weg voor Joes mond, als wilde hy hem verder spreken beletten. Vriendeiyk keek hy dan de juffrouw aan. „Een goede bekende van u, die tante?” „Ik ga er logeeren,” zei ze- nogmaals met nadruk. „Een heele week. En tante heeft ge zegd dat ze de blommetjes eens flink buiten zou zetten.” „In de kou?” informeerde Joe en Piet sloeg Juist toen hjj de laatste woorden sprak, kwam uit den stationsuitgang een jonge vrouw, zoo klein en tenger als een kind, met dikke, roezige krullen en een teint als door zichtig porcelein. Ze droeg een blauw- fluweeten najaarscomplet met veel hermeiyn; de breede kraag leek byna te zwaar voor haar smalle schoudertjes. Het beeldmooie gezicht had een koele, onderzoekende uitdrukking. „Dat is baronesse Grettenau,” sel Malta Dittborn hard en, onverschillig, en Joeela Burger vroeg zich verwonderd af, waarom die twee menachen, die toch sooals haar gastheer zoo juist zelf gezegd had, naaste buren waren, geen groet wisselden, doch langs elkaar been staarden als in leegs lucht. Eigenaardige men achen zijn dat hier, dacht Josefa, maar daar de paarden nu aanzetten en in gestrekten draf t Insloegen, ver- I gauw weer. man, die naast op. Een De mlssloneerlngsarbeld geschiedde op. zuiver Benedlctynscben grondslag. Het middelpunt van alle kerkeiyk en cultureel leven bleef de abdU, en de hoofdarbeid der monniken was het so- lemneele koorgebed. Dit is wel de diepste grond, waarom Engeland het land is. met de oudste en meest breede Benedictljnsche tradities, die zelfs nu nog in het Anglicanlsme merkbaar zyn. Een der meest bekende en geleerde vertegen woordigers van het oude Engelsche klooster leven is Beda de Eerbiedwaardige, wiens schrif- teiyke nalatenschap ons een juist beeld geeft van die eerste kloostergeschiedenis. Als knaap van 7 jaar was hy reeds in het klooster opge nomen en heel zyn latere godsdienstige en in- tellectueele vorming draagt duideiyk het kloosterlijk cachet, hoewel zij toch verwonder lijk universeel is: zyn werken omvatten de vol gende categorieën; grammatica, mathematica, natuurwetenschap, historie en theologie. Wat op het Engelsche kloosterleven een zeer bijzonder licht werpt, is het wetenschappeiyk leven. De zorg voor de bibliotheek is. na die voor de Kerk, de voornaamste. Naar alle stre ken werden door de abten monniken uitge zonden, om manuscripten te copieeren. In de Engelsche kloosterbibliotheken heeft men dan ook de meeste copieën van klassieke schrijvers teruggevonden. De kloosterscholen beleven hier reeds in de vroege middeleeuwen een zeer hoogen bloei. onderden leeken bezoeken jaariyks de verschillende abdyen in Nederland, zoo wel van de zwarte Benedictynen als van de witte Cisterciënsers. en ontelbare malen is reeds de vraag gesteld: welk is dan toch het elgeniyke verschil tusschen die monniken, want het artistieke en intellectueele cachet, dat over een Benedicttfner-abdy ligt en het lande lyke meer natuur-verbondene van de Cisterciënsers zyn slechts verschillen die aan de oppervlakte blyven. Alleen een historisch overzicht kan hier de diepste verschilpunten blootleggen, en zoo wel op de eene ais op de andere Orde een juist licht werpen. Indien men de bronnen voor de geschiedenis der Cisterciënser-Orde doorleest, komt men steeds meer tot de bevinding dat het eenige doel der stichters van Citeaux was, een vol maakt herstel van het leven volgens den regel van St. Benedictus. Men moet dit niet begrypen Als wilden zy »n nieuwe orde stichten. Zlf begon nen wel een nieuwe „Ordo", een nieuwe levens- Wijze. en dit ook nog maar zeer betrekkelijk. Willen wjj de juiste beteekenis van de Cisterciënser-hervorming leeren kennen, dan moeten wy haar steeds zien in het groote Be- nedictynsche verband; als een ontwikkellngs- phase in de geschiedenis van het Westersche monnikendom Cisterciënsers zyn Benedicty nen en de stichters van Citeaux voelden zich op de eerste plaats onderhouders van den regel van St. Benedictus. Al hun verdere bepalingen zyn ingegeven en beïnvloed door dit gevoel. Een tydlang zwegen de beide inzittenden van den wagen; leder scheen in zyn eigen gedachten verdiept. „U komt uit een streek, die al byzonder ryk is aan landschapsschoon, juffrouw Burger,” begon von Dittborn. „Onze Mark daarentegen is zoon beetje een stiefkind van de natuur." Zyn stem werd dieper, warmer. „Maar het zou onbiliyk zyn, ze uit te schelden voor leeiyk en eentonig, al kan ze op den oppervlakklgen toeschouwer wel eens dien indruk maken, heeft haar eigen verborgen schoonheid betrok, door hen te maken tot de leerscholen der wilde stammen. Toch is de Regula Stl Benedict! niet de eenige die in deze streken onderhouden werd. Door de verspreiding van sommige regels door geheel West-Europa, die in sommige plantsen zelfs vasten voet en een zekere traditie hadden verworven, is het goed verklaarbaar dat in de meeste kloosters naast den Regel van 8t. Be nedictus voorschriften van verscheidene andere Regels werden onderhouden. In het Karolin gische tijdperk breekt de Regel van Benedic- i heeft gedtiren- Algemeenen in vloed. De persoon, waaraan in deze zaak het meeste te danken is, is de H. Benedictus van Arriane (gestorven in 821). In het leven van dezen hoogbegaafden en heiligen monnik ko men twee geheel verschillende phasen voor. Het eerste, voor ons van betrekkeiyk wei nig belang, geeft ons Benedictus als een boete ling, die met enkele gezellen een leven leidt van bovenmatige strengheid, in alles de na volger van de oude Woestyn-vaders, waarin hy het hoogste ideaal verwezenlijkt ziet. In deze pcrio<je ie voor hem de Regel van St. Bene dictus slechts een heel klein begin van monas tiek leven, geschreven voor beginnelingen in het ascetisch leven. Doch in het Jaar 782 voltrekt zich in zyn leven een groote verandering, in zyn innerlijk leven heeft eqn algeheele ommekeer plaats. Met een hartstochteltfken yver begint hy den Regel van Monte Casino te bestudeeren en ziet in zyn „dlscretio" gematigdheid Juist de voortreffelykste eigenschap, zyn groot ideaal is van dan af voor den Regel van Bene dictus het alleenrecht te verkrygen in alle ab dyen van het Frankische ryk. En met onver- moeiden yver heeft hy daaraan gewerkt. Door keizer Lodewyk den Vromen aangesteld tot Ryks-abt bezocht hy alle abdyen van het rijk en bestudeerde er de Regel-observantie. De be kroning van zyn werk zag hy in het jaar 817 by de bekende synode van Aken, waar de regel van St. Benedictus verplichtend werd gesteld voor alle kloosters van het keizerrijk. Het groote werk van Benëdlctus van Arriane heeft het Benedictljnsche monnikendom van zelfsprekend tot een zeer hoogen bloei gevoerd, door verschillende omstandigheden Is deze bloei slechts van zeer korten duur ge weest. In welken tyd we de eerste Benedlctynsche stichting in de Gallische landen moeten da- teeren, is ons geheel onbekend. Wel verhaalt een legende dat de H. Benedictus zelf den H. Maurus naar Gallië zond om er een klooster stichting tot stand te brengen, doch dit ver haal wordt door nieuwere historici, zooals Dom Berlière en Dom Hilpisch, verworpen. Tot ongeveer het einde der 7e eeuw heeft in deze landen de regel van 8t. Columbanus verre weg de bovenhand en eerst van dan af wordt deze langzamerhand door dien van 8t. Bene dictus vervangen. Een veel vruchtbaarder veld vond hy in de Germaansche landen. Evenals in Engeland heeft ook in dezé stre ken de 1 den door De oorzaak van dit kloosterverval zou men tot twee factoren kunnen terugbrengen. Voor eerst de herhaaldeiyke invallen der Noorman nen, waardoor byna geheel West-Europa teisterd werd. In het jaar 820 werden de groote abdijen St. Denis en St. Germain totaal leeg geplunderd. De kloosters in de buurt van Parijs hadden van die plundertochten te lyden in de jaren 847, 857 en 861. In de zuidelijke provincies van Frankrijk werden ongeveer ter zelfder tyd de kloosters geteisterd door Arabische zeeroovers. die even eens tot diep in het land doordrongen. Doch by deze uitwendige oorzaak van verval in de kloosters bestond er nog een veel ge- vaariyker inwendige, n.l. het commende-wezen. De meeste Karolingische kloosters waren ge sticht en op economisch gebied van een zekeren ondergang bewaard door den adel en de lands- grooten. Doch met dezen steun waren er van den kant der kloosters verplichtingen gescha pen. die op den duur noodlottig werden. De graaf-stichter of zyn familie ging langzamer hand de abdy, die zyn steun had genoten be schouwen als eigendom, of beter als een van zyn leenen, en matigde zich rechten aan zoo wel op het uitwendige als op het inwendige beheer van het klooster. Niet alleen drukten zware belastingen op dergelijke kloosters, maar de vrye abtskeuze, één der meest wezeniyke trekken van het Benedlctynsch-monniken- leven, werd hun geheel ontnomen, en aldus was het grootste gedeelte der abdyen overgeleverd in handen van personen die zich om het regu liere leven niet het minste bekommerden. Hier door is het niet té verwonderen dat een diep verval zyn Intrede deed in het kloosterleven. Ze en stemmingen, maar die laat ze zoo maar niet aan iedereen zien. Men moet Brandenburg door en door kennen, er misschien wel geboren zyn om het op' zyn juiste waarde te kunnen schatten. Ik houd er van uit den grond van m’n hart, en ik zou m’n plekje grond hier niet willen rullen met de beroemdste streek van de wereld.” Joeefa merkte met verwondering op, hoe levendig en gevoelig dit schijnbaar koele en strenge mannengezicht kon worden; het leek Het kan wel leuk zyn, zei ie tegen de andere kaboutertjes, maar ik ben bang dat we daar last mee krijgen, want nergens is de zon te zien en die moet toch weer zorgen dat alles smelt. En daar de kaboutertjes niet gewend waren, dat Tuimeltje voor iets bang was, werden ze stil en gingen ze af zitten wachten wat er komen zou. En de voorspelling kwam uit. De hagel lag nu al zoo hoog, dat hy tot aan het raam lag, waar de ka boutertjes raten te kyken. altoos tijdig uit, voor u ‘n bocht naar links neemt Weet u, dat zoo’n teeken geen too verstaf Is? En.. dat u dus uw beurt moet y zat in het hoekje van een derde-klassc coupé, alleen, wachtend op het vertrek van den trein. Hoopte vurig alleen te zullen blyven en zag die hoop juist op het laatste moment verijdeld. Ja, vlak vóór dat de trein optrok en het groote station uitstoomde, kwamen twee niet erg gunstig uitziende jonge mannen letteriyk by haar binnenrollen. Even stonden zy te hygen In den coupé bulten adem van het hard loopen dan knik ten zy eens in de richting van de juffrouw. En dadeiyk knikte de juffrouw terug. Zy namen plaats in het hoekje juist tegen over haar, gaapten haar min of meer wezen loos aan. bekeken haar van top tot teen. En de juffrouw liet rustig gapen, rustig kyken. zy zag er ietwat eigenaardig uit: droeg een potslerlijk hoedje met een vreemd rechtop staande veer en was verder op zyn ouder- wctsch geheel in het zwart gekleed. Om haar hals hing voorts een collier van likke, dikke parels. Joe en Piet keken opeens elkaar eens aan. fïadden moeite niet te lachen. Begrepen elkaar. anders flink groot.” ..Net boonen!” viel Joe in de rede en Piet beduidde hem weer dat hy beter deed te swy- gen. „Past u maar goed op, juffrouw,” zei hy dan, zorgzaam. „Het zou uw geheele décor bederven, als u ze eens mocht verliezen.” „Ik heb ze aan een stevig touwtje geregen,” bekende de juffrouw vertrouweiyk. „Ziet u. als dat nu maar houdt!” „’t Is te hopen,” knikte Piet. Alleen maar de vraag hoe stevig dat touwtje is,” merkte Joe wys op. Dan keken ze weer eens het raampje uit. Zwegen alle drie. Daar snerpte de stoomfluit, langgerekt en klagend. .Mokum!” kondigde Plet aan. „Geloof het ook," knikte de kaketoe. ,Ja. ziet u, ik ben er méér geweest. Toen mijn tante nog waschvrouw was. De remmen werden aangezet. Langzaam minderde de trein zyn vasut. en nog vóór hy heelemaal stilstond, had Joe het portier al open getrapt, sprong op het perron, onmiddel- lljk door Piet gevolgd. „Geen ongeschikt mensch....' die kaketoe!” fluisterde de laatste Joe in het oor. „Alleen niets van te halen!" „Nou inaar zeg,” vond Joe, ,jy bent een mooie. Wat dacht Je nu elgeniyk? Dan hadden we deftig eerste klasse moeten gaan zitten: hadden we misschien een barones getroffen met echte parels!” .Misschien! Dezen kant op, Joe. en een beetje voortmaken. We zyn laat, tien minuten over tyd.” Vlak na Joe en Piet was de kaketoe uitge stapt. yiug liep zy naar den uitgang, nam een trammetje, stapte af by den grooten juwelier, glipte daar ongezien néar binnen.... en reikte met een zucht het paarlen collier over. „Nog moeiiykheden gehad by het transport?” vroeg de juwelier, terwijl hy de kostbare parels bewonderde. „In *t geheel niet. Niemand heeft ze voor echt aangezien. Och ja, natuuriyk: in dit tollet gedachten i af en door: tevreden ben, mynheer is toch niet het bly, een goed-gesalarleerde betrekking, boven dien nog op een mooi landgoed, gevonden te hebben; als men geen geld heeft en geen ouders en verder niemand op de wereld, by wien men een thuis heeft, dan moet men zich naar vreemden weten te schikken.” Een snelle blik uit de grijze oogen trof haar. „Wat myn moeder en ik kunnen doen om te maken dat u zich op Dittborn thuis gaat voelen, dat zullen we niet nalaten. Alleen moet ik u nogmaals herhalen, we gaan heelemaal niet om met onze buren of andere families uit de omgeving en elgeniyk bent u toch n<* veel te jong, om het zonder eenige afleiding en vrooiykheld te kunnen stellen.” Joeefa glimlachte vol zelfvertrouwen. „Ik ben heusch niet tuk op pretjes en partyen; myn werk is het voornaamste." In gedachten zag ze een tengere, zieke- lyke dame, en zichzelf yverig In de weer om het naar haar zin te maken. Ze wreef het bleeke, door zilverwit haar omgolfde voorhoofd met eau de cologne, maakte verfrisschend sinaasappelsap met stukjes ys voor haar klaar en las haar voor uit de Dultsche klassieken. Zwaar leunend op haar arm, wandelde de oude barones over de paden van het park en dikwyis sou ze haar ook iets voorspelen op haar viool, ‘s avonds, als het doodstil was ge- worden om het groote hul»»... Den 21en Maart 543 is volgens de oude klooster-tradltle de H. Benedictus in zyn abdy op den Monte-Casino gestorven. Hoe zich het klooster-leven de eerste tientallen Jaren ont wikkeld heeft, weten we niet. Dit is zeker: on geveer 40 Jaar na den dood van 8t. Benedic tus, dus omstreeks het jaar 580 werd de abdy door de Longobarden verwoest. De monniken moesten vluchten en vonden te Rome by het Lateraan een onderkomen. Of zich toen al filialen van de moeder-abdy gevormd hadden weten wy evenmin met zekerheid; uit sommige uitdrukkingen en daden van St. Gregorius, die hierover onze eenige zegsman is. zou men moeten aflelden dat het kloosterleven volgens den regel van St. Benedictus reeds eenige uit breiding gevonden had. By de basiliek van Lateranen leerde diaken Gregorius de monniken van 8t. Benedictus ken nen, en toen htf later zelf mobnlk geworden was. stichtte hy verschlllepde kloosters op zyn landgoederen. Het toenmalige kerkeiyke leven in de stad Rome stond geheel onder Invloed van het monnikendom. De godsdienstoefeningen in de meeste kerken werden door monniken geleld. In den loop van de 7e eeuw bedienden de mon niken in Rome meer dan 60 basilieken. Na tuuriyk moest onder deze omstandigheden het religieuze leven in verschillende punten eenlgs- zins gewyzigd worden. Had Benedictus zich het monnikenleven voorgesteld als een terugge trokken leven vin gebed, studie en arbeid, hier traden evenwel de externe bezigheden naar voren. Toch heeft deze tydeiyke vestiging en in vloed der monniken in de stad Rome zeer veel bijgedragen tot de verspreiding en ontwikke ling van het Benedlctynsche kloosterleven. Gregorius, die tot paus gekozen was ook weer een bewijs voor den Invloed van het mon nikendom had reeds lang het Ideaal ge koesterd, de Angelsaksers, waarvan er dagciyks een groot aantal op de slavenmarkten verhan deld werden, tot het Christendom te brengen. In het voorjaar van 596 zond hy daartoe den Benedictyner-abt Augustinus met een 40-tal monniken naar Engeland, om daar den gods dienst te brengen. Hiermede kunnen wy dan de eerste versprei ding van het Benedictynach kloosterleven da- teeren. Want het eigenaardige van deze ge beurtenis is, dat niet zooeeer de prediking van bet Christendom op den voorgrond stond, als- wel het stlohten van een groet aantal kloosters, die dan als centra het christendom en de be schaving om zich verbreidden. In Canterbury vestigden zloh de eerste mon niken en van hieruit werden geleldeiyk tien tallen abdyen het geheele land door gesticht. By den dood van Augustinus in het jaar 605 waren reeds twee van de zeven koninkryken, nJ. Kent en Essex voor het Christendom ge wonnen: Canterbury werd metropolo, Londen bisdom en Westminster monastiek centrum. ry ontwikkelde. Enkele gebeds-verbroederln- en buiten beschouwing gelaten, bestond er ab- >luut geen verband tusschen de kloosters on- erllng. Was objectief deze opvatting wel het ■eest volgens den geest van St. Benedictus, >ch kon deze isoleerlng der kloosters op den uur fatale gevolgen hebben. Dit gevaar, dat Inderdaad al een oorzaak tn achteruitgang van regeltucht was geweest 1 veel kloosters, zag Odo van Cluny duidelijk i. Er moest daarom een kloosterverband wor- sn geschapen, waardoor de verschillende com- munautelten onder een biyvende contrólc en in eng verband met elkaar stonden. Door den hervormlngs-arbeid, dien Cluny sinds 931 in opdracht van Paus Johannes XI in andere kloosters begonnen was, hadden zich langzamerhand rondom Cluny een groot aan tal kloosters geschaard, die dezelfde observan tie volgden. Doch in dit systeem lag ook een zwakke zyde. Door de bestuurscentralisatie kon natuuriyk een geweldige inneriyke kracht de onderhoo- rige kloosters doorstroomen, en zoolang een groote persooniykheld Cluny bestuurde, kon men verzekerd zyn van den bloei der geheele Orde. Maar de ry van goede abten behoefde slechts onderbroken te worden door één min derwaardige persoonlijkheid en met Cluny moest noodkakeiyk de geheele colligatie de ge volgen ondervinden. En dit zien we dan ook ge - beuren. Van den dag af, dat de abt van Oluny niet meer doordrongen is van den geest- van Odo, Majolus, Odllo of Hugo, de groote figuren van Cluny, en er een persoon aan het bestuur komt als abt Pontius, van dat oogenblik zien we het peil van alle kloosters die tot de obser vantie behoorden, en dit waren er btf den dood van den H. Hugo ongeveer 2000, zeer diep dalen. Zoo trad na een zekeren tyd van ontwikke ling in de plaats van het vroegere idealisme een laksheid, die misstanden deed ontstaan, waarop de H. Bernardus, met zooveel vrymoe- digheid den vinger legde Hierop nu ontstaat in de 11e eeuw een reactie. Er gaat door de monastieke wereld een strooming, die een te rugkeer tot de letter van den Regel beoogt. Na elkaar zien we ontstaan de hervormingen van Camaldoll (1018), VaUumbrosa (1038), Hirsau (1069), Grandmont (1073). Citeaux (1098) en Fontevrault (1100). Doch geen dezer hervormingen heeft zulk een uitbreiding en omvang gekregen als die van Citeaux. Cluny en zyn Invloed worden opzy geschoven door deze Jonge hervorming, en scherper kan de invloed ervan niet gekarakteriseerd worden dan de grafsteen van den grooten duniazen- ser-aBt Petrus Venerabilis het doet, waarop gebeiteld staat: „Tempore Bernardi floruit”. R. F. A I U A ▼erzekerlngsvoorwaarden tegen p 7S0 blJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7Ctfl MJ een ongeval met p PRH I al «Ft XlkDVxl w IN 1Zj O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen WW» verlies van beide armen, belde beenep of belde oogen t DU»" doodeiyken afloop «WVe“ AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL aóó veel Jonger en knapper. Hy sprak verder, meegesleept door zyn enthousiasme. goed-besneden gezicht had baron Dittborn, zeer ernstig, byna streng. Hy zou wel ge trouwd zyn. dacht het Jonge meisje en zyn moeder woonde zeker by hem in. Ze had hem er graag naar gevraagd, maar dat ging toch niet goed, zoolang hy haar zelf geen byaon- derheden vertelde. hoop van harte, dat ik mevrouw uw tevrerten zal kunnen stellen, ik zal er tenminste alle mogeiyke moeite voor zei ze na een poosje zwygen onge- r ag'myn moe- -safe twyfel ik geen oogenblik aan; het is een'andere vraag, of u met ons tevreden zult zyn.” Wat klonk dat eigenaardig! Onwillekeurig moest Joeefa aan baar reisgezelschap denken en meende, de insinueerende fluisterstem van de oude dame weer te hooren: Op Ynttbom houdt géén gezelschapsjuffrouw het lang uit! Onzin, hield ze zichzelf onmiddeliyk voor, domme dorpskletspraatjes waren natuuriyk de oorzaak van alles. Misschien, nee. waar- schyniyk, was de oude mevrouw zlekeiyk, en verlangde, dat haar gezelschapsjuffrouw zich veel met haar bezig hield, mogciyk, dat ze ook ’s nachts nu en dan met haar optrok. Dat had deze en gene denkeiyk niet aange staan. Nu, zy zou in elk geval een en al be reidwilligheid en hulpvaardigheid voor de oude dame zyn, ze was jong en zou zich in alles weten te schikken; de hoofdzaak was I voor haar, dat toch weer zooiets als een thuis zou hebben. I die ingekeerdheid, vergeefs gezocht." Josefa zat doodstil en luisterde naar zyn bewogen stem; ze had wel gewild, dat hy urenlang zoo doorsprak. Het leek haar wer- keiyk, of ze zelfs al iets voelde van de be- tooverlng van het landschip, dat hy haar schilderde. Doch plotseling zweeg hy, biyk- boar gestoord door den schrlllen claxonstoot van een auto, dis hen in razende vaart in- haalde. De koetsier, naast wien de knecht styf- rechtop op den bok zat, zwenkte een beetje naar rechte en meteen schoot ook al de lange donkerblauwe wagen voorby; het was de Mercedes, die Josefa daarstraks op het stationspleintje bewonderd had. Ze herkende in een flits het kleine, gave poppengezicht van baronesse Grettenau en voelde, byna pyn- iyk, als een scherpen steek, een seconde den blik van twee groen-gllnsterende oogen, die met een mengeling van spot qn medelijden in de hare priemden. Een wolk fUn stof joeg achter den wagen op en hulde'het rytuig als in een grauwen sluier. Malte Dittborn bleef verder zwygen en slechts nu en dan maakte hy een korte op merking om haar een of ander détail van het landschep te verklaren. Het was een verrukkeiyke dag in den vroe gen herfst, en nu op het middaguur had de zon een byna zomerschen gloed. Geen mensch was wyd en zyd te zien, slechts heel uit de verte klonk nu en dan hondengeblaf door de denneboomen, die als een byna zwarte muur Den yolgenden morgen werden de kaboutertjes wakker en hoorden ze voortdurend tegen de ruiten tikken. Het hagelt, klonk het door het kasteel en in een wip zaten de kaboutertjes voor de ramen. In het begin vonden ze het wel leuk naar al die groote witte steenen te kyken, maar toen langzamerhand de heele grond wit begon te zien, net of het gesneeuwd had, trok Tuimeltje een bedenkeiyk gezicht. aan weerszyden van den landweg oprezen. Het geblaf kwam biykbaar niet van de een of andere hoeve, want geleldeiyk klonk het al dichter en dlchterby, en plotseling kwam uit een smallen zyweg een amazone te voorschyn, naast wier gitzwart paard' twee groote jacht honden sprongen. Paard en berydster kwamen regelrecht op het rytuig toe en de laatste hield met een ruk de teugels in. Een eigenaardige vrouw, dacht Joeefa, want de vreemde droeg een slappen heerenvllthoed met breeden rand en onder den tweedrok kwamen stevige mannenlaarzen uit Het llcht- blozend gezicht was byna zonder rimpels en een paar korte, bruine vlokken haar krulde onder den hoedrand te voorschyn. De koetsier bracht de poartten tot staan alsof iemand hem dat bevolen had en de vrouw reed stapvoets tot vlak naast het rij tuig. Met een mengeling van verlegenheid en licht verwyt riep de jonge "landheer: .Maar moeder, kon u nu werkelijk niet wachten, tot we kwamen?" Joeefa schrok. Moeder, had de baron ge zegd. Dus dan was dót mevrouw von Dittborn, die ze zoo llefdevol had willen verplegen, dót was de vrouw, die ze zich witharig en lydend had voorgesteld! ,JEn hier hebben we juffrouw Joeefa Bur ger!" O 152 155 C9 u 0 o O O i öl Sint Benedictus

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 10