H
De ontwikkeling van het
kloosterleven
Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland
wui den dag
Zigeunerinnetje
De Kaketoe
NA DEN DOOD VAN ST.
BENEDICTUS
CF
s
DINSDAG 21 JULI 1936
I
wr
Gunstige invloed van
hervormingen
Engeland ia het land met de oud-
ate en meeat breede Benedic-
tynache traditie»
5
MUIlUIIHIflIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHII
DOOR ANNY VON PANHUIS
IIIIIIIHIIIIIIIII"M"HMinn
O#
G
0
<51
P 0
0
a
a j
a
a
'e a
o
o
“fe-
1
Reconstructie der abdij-kerk van Cluny
maar
Tijd van verval
Het Karolingische tijdvak
Na St. Benedictus’ dood
b(j levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
S
W
(Wordt vervolgd)
die heb ik overal elders
toen
uit
Die i
gezichtje
woord
tus zich dan voor goed baan en
de eeuwen een uitsluitenden en
Maar de kabouterbaas, die eerst heel alleen in zijn eigen
vertrek hao gezeten werd nu ook ongerust. We moeten hulp
hebben, riep hij met donderende stem, wie durft er op uit
om pekelwater te halen? vroeg de oude kabouter. En direct
was Tuimeltje bereid daar voor te zorgen. Maar natuurlijk
liet Kruimeltje hem alleen niet op stap gaan en trots de waar,
schuwlng ging ook Kruimeltje mee.
spiegelden zich op haar
klonken ook in haar ant-
„Of ik met mijn omgeving
von Dittborn, dat
belangrijkste! Ik ben heel
„Ik
moeder
me
geven,"
dwongen.
Malte Dittborn glimlachte,
der met u tevreden zal z(jn,
De stichting van Cluny
Verschillende synoden hadden al pogingen in
het werk gesteld hierin verbetering te brengen,
doch zonder noemenswaardig succes. Eerst
tegen het einde van de 9e begin 10e eeuw be
gint men teekenen van nieuw leven waar te
nemen, de tijd der stichting van Cluny, dat
zulk een machtige rol gaat spelen in de ver
nieuwing van het geheele kerkelijke leven.
Hertog Willem van Aquitanlë wilde de kloos
ters die op zijn grondgebied gelegen waren,
redden uit het verval waarin zij geraakt wa
ren. Tot dat doel bouwde hij op een van zijn
landerijen te Cluny een klooster en vertrouwde
de geestelijke zorg voor dit huis toe aan den
abt van Baume, Bérno. die in zijn abdij reeds
een uitstekende regeltucht had ingevoerd.
Berno bracht uit zijn klooster eenige monni
ken naar Cfuny en den Hen September 910-
werd het Benedictljnsche leven aldaar begon
nen.
Hertog Willem van Aquitanlë die het groot
ste gedeelte der Frankische kloosters had zien
ondergaan aan de willekeur waarmede de
rjjksgrooten de abdijen behandelden, stelde, om
Cluny in 1 vervolg voor dit kwaad te behoe
den, het nieuwe klooster onder de directe be
scherming van den Apostollschen Stoel, zoodat
geen enkele bisschop of vorst, zonder kerkelljke
straffen te beloopen, zich rechten over deze
nieuwe abdij kon aanmatigen.
Het leven zoowel in Baume als in Cluny was
gebaseerd op de statuten van Benedictus van
Arriane, die waren vastgesteld op de reeds ge
noemde synode van Aken in 817.
Toen abt Bemo in 910 het bestuur van Cluny
overnam werd hjj in Baume opgevolgd docr
Odo, een monnik, die eveneens met hart en
ziel de hervorming was toegedaan.
Na Bernp’s dood heeft Odo niet lang meer
zijn abdjj bestuurd. Hfj werd abt van Cluny, en
bewerkte een ingrijpende hervorming in de or
ganisatie van het monastieke leven.
Het oude vroeg-middeleeuwsche kloosterwe
zen .bezat nJ. geen eenheid, noch van obser
vantie, noch van bestuur. Elke Benedictijner
abdl) was een „familia" op zich, waar zich het
kloosterlijk leven, naar tjjd en omstandigheden,
„Onze sombere dennenbosschen staan steiler
en ongenaakbaarder dan alle dennen, die je
elders ziet, vind ik altijd, en het zoemen van
den wind door de dichte naalden klinkt zoo
geheimzinnig als oude sagen. Midden in de
stilte van doodsche vlakten liggen dan opeens
diepe meren; hun water Is heelemaal donker
van de lichte beuken, die er omheen drommen
En de stemming, die daar hangt, die weemoed.
i« - -
bfj verlies van een hand,
een voet of een oog.
een goed onderhouden landweg
gat «e baronesse Grettenau al
Onopvallend nam ze den 1
terzijde wat beter
Benedictljnsche Regel ingang gevon-
den missie-arbeld der monniken. Hier
ook werden de abdijen centra voor den overi
gen arbeid. Treffende voorbeelden ervan vindt
men in de levens van St. Wlllibrordus en Bont-
faclus. Na elkaar zien we ontstaan de abdijen:
Fleury, Echtemach, Prüm, Stavelot en St.
Truyen in West-Duitschland. In Mldden-
Dultschland, waar de H. Bonifaclus werkzaam
was, vindt men de bekende abdijen Fulda en
Lorsch.
Zoo zijn we langzamerhand het Karolingische
tijdperk ingetreden, waarin de abdijen een zeer
hoogen bloei bereikten. Het is bekend, hoe Karei
de Groote in zijn sociale politiek de kloosters
de lucht weer voor zyn mond weg.
„Nou maar, dat is leuk, hoor,” zei hy knik
kend. „Die tante is beslist erg goed op u. Daar
gaat u zeker wel graag heen."
■Natuuriyk!”
„Dat dacht ik wel, ja. Daarom bent u zeker
ook zoo mooi? Dat hoedje staat u wat leuk.”
„Heusch?” klonk het ongelóovig.
„Heuschig hoor, juffrouw. En die parels
komen buitengewoon bij al dat zwart. Ze zijn
„Wat een mensch!” zei Joe zacht.
„Net een kaketoe!” vond Fiet.
Onderwijl was de trein het station al uit
gereden, begon nu te spurten, al harder en
harder. Het volle daglicht drong nu den coupé
binnen en in dat daglicht taxeerden de kake
toe en de jongens elkaar opnieuw. Och ja, as
hadden niet veel anders te doen.
..Mooi weer vandaag,” zet Plet dan opeens.
„Jawel," knikte de juffrouw. „Gaan Jullie
ook naar Mokum?"
„Om u te dienen, juf, daar moeten we ook
wezen.”
„Nou maar, n
dan heb je toch
niks aan al dat
mooie weer! In
zoo een groote
stad! Van mijn
part regent het i
salamanders!”
Joe en Piet keken elkaar weer eens aan,
schuifelden wat heen en weer op de houten
bank, keken dan eens naar bulten: in vliegende
vaart rolde het landschep aan hun oog voorbij.
Dan opeens liet de kaketoe haar stemmetje
weer hooren.
„Mokum, een fijne stad, heeren!”
.Piekfijn.” vond Joe.
„Vooral ds grachles,” merkte Piet uj>.
.Precies,” zei de juffrouw, „u bent er beslist
goed bekend. Ziet u, ik ga er logeeren by mijn
tante, die is naaister; vroeger was ze wasch-
vrouw en daarvóór moet ze ergens gediend
hebben. Maar dat herinner ik my niet meer,
dat was vóór myn tydi”
„Dan zeker aj heel lang geleden." meende
Joe en Piet sloeg dadeiyk met zyn hand de
lucht weg voor Joes mond, als wilde hy hem
verder spreken beletten.
Vriendeiyk keek hy dan de juffrouw aan.
„Een goede bekende van u, die tante?”
„Ik ga er logeeren,” zei ze- nogmaals met
nadruk. „Een heele week. En tante heeft ge
zegd dat ze de blommetjes eens flink buiten
zou zetten.”
„In de kou?” informeerde Joe en Piet sloeg
Juist toen hjj de laatste woorden sprak,
kwam uit den stationsuitgang een jonge
vrouw, zoo klein en tenger als een kind, met
dikke, roezige krullen en een teint als door
zichtig porcelein. Ze droeg een blauw-
fluweeten najaarscomplet met veel hermeiyn;
de breede kraag leek byna te zwaar voor haar
smalle schoudertjes. Het beeldmooie gezicht
had een koele, onderzoekende uitdrukking.
„Dat is baronesse Grettenau,” sel Malta
Dittborn hard en, onverschillig, en Joeela
Burger vroeg zich verwonderd af, waarom die
twee menachen, die toch sooals haar gastheer
zoo juist zelf gezegd had, naaste buren waren,
geen groet wisselden, doch langs elkaar been
staarden als in leegs lucht. Eigenaardige men
achen zijn dat hier, dacht Josefa, maar daar de
paarden nu aanzetten en in gestrekten draf
t Insloegen, ver-
I gauw weer.
man, die naast
op. Een
De mlssloneerlngsarbeld geschiedde op. zuiver
Benedlctynscben grondslag. Het middelpunt van
alle kerkeiyk en cultureel leven bleef de abdU,
en de hoofdarbeid der monniken was het so-
lemneele koorgebed. Dit is wel de diepste grond,
waarom Engeland het land is. met de oudste
en meest breede Benedictljnsche tradities, die
zelfs nu nog in het Anglicanlsme merkbaar
zyn.
Een der meest bekende en geleerde vertegen
woordigers van het oude Engelsche klooster
leven is Beda de Eerbiedwaardige, wiens schrif-
teiyke nalatenschap ons een juist beeld geeft
van die eerste kloostergeschiedenis. Als knaap
van 7 jaar was hy reeds in het klooster opge
nomen en heel zyn latere godsdienstige en in-
tellectueele vorming draagt duideiyk het
kloosterlijk cachet, hoewel zij toch verwonder
lijk universeel is: zyn werken omvatten de vol
gende categorieën; grammatica, mathematica,
natuurwetenschap, historie en theologie.
Wat op het Engelsche kloosterleven een zeer
bijzonder licht werpt, is het wetenschappeiyk
leven. De zorg voor de bibliotheek is. na die
voor de Kerk, de voornaamste. Naar alle stre
ken werden door de abten monniken uitge
zonden, om manuscripten te copieeren. In de
Engelsche kloosterbibliotheken heeft men dan
ook de meeste copieën van klassieke schrijvers
teruggevonden.
De kloosterscholen beleven hier reeds in de
vroege middeleeuwen een zeer hoogen bloei.
onderden leeken bezoeken jaariyks de
verschillende abdyen in Nederland, zoo
wel van de zwarte Benedictynen als van
de witte Cisterciënsers. en ontelbare malen is
reeds de vraag gesteld: welk is dan toch het
elgeniyke verschil tusschen die monniken, want
het artistieke en intellectueele cachet, dat over
een Benedicttfner-abdy ligt en het lande lyke
meer natuur-verbondene van de Cisterciënsers
zyn slechts verschillen die aan de oppervlakte
blyven. Alleen een historisch overzicht kan hier
de diepste verschilpunten blootleggen, en zoo
wel op de eene ais op de andere Orde een
juist licht werpen.
Indien men de bronnen voor de geschiedenis
der Cisterciënser-Orde doorleest, komt men
steeds meer tot de bevinding dat het eenige
doel der stichters van Citeaux was, een vol
maakt herstel van het leven volgens den regel
van St. Benedictus. Men moet dit niet begrypen
Als wilden zy »n nieuwe orde stichten. Zlf begon
nen wel een nieuwe „Ordo", een nieuwe levens-
Wijze. en dit ook nog maar zeer betrekkelijk.
Willen wjj de juiste beteekenis van de
Cisterciënser-hervorming leeren kennen, dan
moeten wy haar steeds zien in het groote Be-
nedictynsche verband; als een ontwikkellngs-
phase in de geschiedenis van het Westersche
monnikendom Cisterciënsers zyn Benedicty
nen en de stichters van Citeaux voelden zich
op de eerste plaats onderhouders van den regel
van St. Benedictus. Al hun verdere bepalingen
zyn ingegeven en beïnvloed door dit gevoel.
Een tydlang zwegen de beide inzittenden
van den wagen; leder scheen in zyn eigen
gedachten verdiept.
„U komt uit een streek, die al byzonder
ryk is aan landschapsschoon, juffrouw Burger,”
begon von Dittborn. „Onze Mark daarentegen
is zoon beetje een stiefkind van de natuur."
Zyn stem werd dieper, warmer. „Maar het zou
onbiliyk zyn, ze uit te schelden voor leeiyk
en eentonig, al kan ze op den oppervlakklgen
toeschouwer wel eens dien indruk maken,
heeft haar eigen verborgen schoonheid
betrok, door hen te maken tot de leerscholen
der wilde stammen.
Toch is de Regula Stl Benedict! niet de
eenige die in deze streken onderhouden werd.
Door de verspreiding van sommige regels door
geheel West-Europa, die in sommige plantsen
zelfs vasten voet en een zekere traditie hadden
verworven, is het goed verklaarbaar dat in de
meeste kloosters naast den Regel van 8t. Be
nedictus voorschriften van verscheidene andere
Regels werden onderhouden. In het Karolin
gische tijdperk breekt de Regel van Benedic-
i heeft gedtiren-
Algemeenen in
vloed. De persoon, waaraan in deze zaak het
meeste te danken is, is de H. Benedictus van
Arriane (gestorven in 821). In het leven van
dezen hoogbegaafden en heiligen monnik ko
men twee geheel verschillende phasen voor.
Het eerste, voor ons van betrekkeiyk wei
nig belang, geeft ons Benedictus als een boete
ling, die met enkele gezellen een leven leidt
van bovenmatige strengheid, in alles de na
volger van de oude Woestyn-vaders, waarin hy
het hoogste ideaal verwezenlijkt ziet. In deze
pcrio<je ie voor hem de Regel van St. Bene
dictus slechts een heel klein begin van monas
tiek leven, geschreven voor beginnelingen in
het ascetisch leven.
Doch in het Jaar 782 voltrekt zich in zyn
leven een groote verandering, in zyn innerlijk
leven heeft eqn algeheele ommekeer plaats.
Met een hartstochteltfken yver begint hy den
Regel van Monte Casino te bestudeeren en
ziet in zyn „dlscretio" gematigdheid
Juist de voortreffelykste eigenschap, zyn groot
ideaal is van dan af voor den Regel van Bene
dictus het alleenrecht te verkrygen in alle ab
dyen van het Frankische ryk. En met onver-
moeiden yver heeft hy daaraan gewerkt. Door
keizer Lodewyk den Vromen aangesteld tot
Ryks-abt bezocht hy alle abdyen van het rijk
en bestudeerde er de Regel-observantie. De be
kroning van zyn werk zag hy in het jaar 817
by de bekende synode van Aken, waar de regel
van St. Benedictus verplichtend werd gesteld
voor alle kloosters van het keizerrijk.
Het groote werk van Benëdlctus van Arriane
heeft het Benedictljnsche monnikendom van
zelfsprekend tot een zeer hoogen bloei gevoerd,
door verschillende omstandigheden Is
deze bloei slechts van zeer korten duur ge
weest.
In welken tyd we de eerste Benedlctynsche
stichting in de Gallische landen moeten da-
teeren, is ons geheel onbekend. Wel verhaalt
een legende dat de H. Benedictus zelf den H.
Maurus naar Gallië zond om er een klooster
stichting tot stand te brengen, doch dit ver
haal wordt door nieuwere historici, zooals Dom
Berlière en Dom Hilpisch, verworpen.
Tot ongeveer het einde der 7e eeuw heeft in
deze landen de regel van 8t. Columbanus verre
weg de bovenhand en eerst van dan af wordt
deze langzamerhand door dien van 8t. Bene
dictus vervangen.
Een veel vruchtbaarder veld vond hy in de
Germaansche landen.
Evenals in Engeland heeft ook in dezé stre
ken de 1
den door
De oorzaak van dit kloosterverval zou men
tot twee factoren kunnen terugbrengen. Voor
eerst de herhaaldeiyke invallen der Noorman
nen, waardoor byna geheel West-Europa
teisterd werd. In het jaar 820 werden de groote
abdijen St. Denis en St. Germain totaal leeg
geplunderd. De kloosters in de buurt van Parijs
hadden van die plundertochten te lyden in de
jaren 847, 857 en 861.
In de zuidelijke provincies van Frankrijk
werden ongeveer ter zelfder tyd de kloosters
geteisterd door Arabische zeeroovers. die even
eens tot diep in het land doordrongen.
Doch by deze uitwendige oorzaak van verval
in de kloosters bestond er nog een veel ge-
vaariyker inwendige, n.l. het commende-wezen.
De meeste Karolingische kloosters waren ge
sticht en op economisch gebied van een zekeren
ondergang bewaard door den adel en de lands-
grooten. Doch met dezen steun waren er van
den kant der kloosters verplichtingen gescha
pen. die op den duur noodlottig werden. De
graaf-stichter of zyn familie ging langzamer
hand de abdy, die zyn steun had genoten be
schouwen als eigendom, of beter als een van
zyn leenen, en matigde zich rechten aan zoo
wel op het uitwendige als op het inwendige
beheer van het klooster. Niet alleen drukten
zware belastingen op dergelijke kloosters, maar
de vrye abtskeuze, één der meest wezeniyke
trekken van het Benedlctynsch-monniken-
leven, werd hun geheel ontnomen, en aldus was
het grootste gedeelte der abdyen overgeleverd
in handen van personen die zich om het regu
liere leven niet het minste bekommerden. Hier
door is het niet té verwonderen dat een diep
verval zyn Intrede deed in het kloosterleven.
Ze
en
stemmingen, maar die laat ze zoo maar niet
aan iedereen zien. Men moet Brandenburg
door en door kennen, er misschien wel geboren
zyn om het op' zyn juiste waarde te kunnen
schatten. Ik houd er van uit den grond van
m’n hart, en ik zou m’n plekje grond hier
niet willen rullen met de beroemdste streek
van de wereld.”
Joeefa merkte met verwondering op, hoe
levendig en gevoelig dit schijnbaar koele en
strenge mannengezicht kon worden; het leek
Het kan wel leuk zyn, zei ie tegen de andere kaboutertjes,
maar ik ben bang dat we daar last mee krijgen, want nergens
is de zon te zien en die moet toch weer zorgen dat alles smelt.
En daar de kaboutertjes niet gewend waren, dat Tuimeltje voor
iets bang was, werden ze stil en gingen ze af zitten wachten
wat er komen zou. En de voorspelling kwam uit. De hagel lag
nu al zoo hoog, dat hy tot aan het raam lag, waar de ka
boutertjes raten te kyken.
altoos tijdig uit, voor u ‘n
bocht naar links neemt
Weet u, dat zoo’n teeken
geen too verstaf Is? En..
dat u dus uw beurt moet
y zat in het hoekje van een derde-klassc
coupé, alleen, wachtend op het vertrek
van den trein. Hoopte vurig alleen te
zullen blyven en zag die hoop juist op het
laatste moment verijdeld. Ja, vlak vóór dat de
trein optrok en het groote station uitstoomde,
kwamen twee niet erg gunstig uitziende jonge
mannen letteriyk by haar binnenrollen.
Even stonden zy te hygen In den coupé
bulten adem van het hard loopen dan knik
ten zy eens in de richting van de juffrouw.
En dadeiyk knikte de juffrouw terug.
Zy namen plaats in het hoekje juist tegen
over haar, gaapten haar min of meer wezen
loos aan. bekeken haar van top tot teen. En
de juffrouw liet rustig gapen, rustig kyken.
zy zag er ietwat eigenaardig uit: droeg een
potslerlijk hoedje met een vreemd rechtop
staande veer en was verder op zyn ouder-
wctsch geheel in het zwart gekleed.
Om haar hals hing voorts een collier van
likke, dikke parels.
Joe en Piet keken opeens elkaar eens aan.
fïadden moeite niet te lachen. Begrepen elkaar.
anders flink groot.”
..Net boonen!” viel Joe in de rede en Piet
beduidde hem weer dat hy beter deed te swy-
gen.
„Past u maar goed op, juffrouw,” zei hy
dan, zorgzaam. „Het zou uw geheele décor
bederven, als u ze eens mocht verliezen.”
„Ik heb ze aan een stevig touwtje geregen,”
bekende de juffrouw vertrouweiyk. „Ziet u.
als dat nu maar houdt!”
„’t Is te hopen,” knikte Piet.
Alleen maar de vraag hoe stevig dat touwtje
is,” merkte Joe wys op. Dan keken ze weer
eens het raampje uit. Zwegen alle drie.
Daar snerpte de stoomfluit, langgerekt en
klagend.
.Mokum!” kondigde Plet aan.
„Geloof het ook," knikte de kaketoe. ,Ja.
ziet u, ik ben er méér geweest. Toen mijn tante
nog waschvrouw was.
De remmen werden aangezet. Langzaam
minderde de trein zyn vasut. en nog vóór hy
heelemaal stilstond, had Joe het portier al
open getrapt, sprong op het perron, onmiddel-
lljk door Piet gevolgd.
„Geen ongeschikt mensch....' die kaketoe!”
fluisterde de laatste Joe in het oor. „Alleen
niets van te halen!"
„Nou inaar zeg,” vond Joe, ,jy bent een
mooie. Wat dacht Je nu elgeniyk? Dan hadden
we deftig eerste klasse moeten gaan zitten:
hadden we misschien een barones getroffen
met echte parels!”
.Misschien! Dezen kant op, Joe. en een
beetje voortmaken. We zyn laat, tien minuten
over tyd.”
Vlak na Joe en Piet was de kaketoe uitge
stapt. yiug liep zy naar den uitgang, nam een
trammetje, stapte af by den grooten juwelier,
glipte daar ongezien néar binnen.... en reikte
met een zucht het paarlen collier over.
„Nog moeiiykheden gehad by het transport?”
vroeg de juwelier, terwijl hy de kostbare parels
bewonderde.
„In *t geheel niet. Niemand heeft ze voor
echt aangezien. Och ja, natuuriyk: in dit tollet
gedachten
i af en
door:
tevreden ben, mynheer
is toch niet het
bly, een goed-gesalarleerde betrekking, boven
dien nog op een mooi landgoed, gevonden te
hebben; als men geen geld heeft en geen
ouders en verder niemand op de wereld, by
wien men een thuis heeft, dan moet men zich
naar vreemden weten te schikken.”
Een snelle blik uit de grijze oogen trof haar.
„Wat myn moeder en ik kunnen doen om
te maken dat u zich op Dittborn thuis gaat
voelen, dat zullen we niet nalaten. Alleen
moet ik u nogmaals herhalen, we gaan
heelemaal niet om met onze buren of andere
families uit de omgeving en elgeniyk bent
u toch n<* veel te jong, om het zonder eenige
afleiding en vrooiykheld te kunnen stellen.”
Joeefa glimlachte vol zelfvertrouwen. „Ik
ben heusch niet tuk op pretjes en partyen;
myn werk is het voornaamste."
In gedachten zag ze een tengere, zieke-
lyke dame, en zichzelf yverig In de weer om
het naar haar zin te maken. Ze wreef het
bleeke, door zilverwit haar omgolfde voorhoofd
met eau de cologne, maakte verfrisschend
sinaasappelsap met stukjes ys voor haar klaar
en las haar voor uit de Dultsche klassieken.
Zwaar leunend op haar arm, wandelde de
oude barones over de paden van het park
en dikwyis sou ze haar ook iets voorspelen op
haar viool, ‘s avonds, als het doodstil was ge-
worden om het groote hul»»...
Den 21en Maart 543 is volgens de oude
klooster-tradltle de H. Benedictus in zyn abdy
op den Monte-Casino gestorven. Hoe zich het
klooster-leven de eerste tientallen Jaren ont
wikkeld heeft, weten we niet. Dit is zeker: on
geveer 40 Jaar na den dood van 8t. Benedic
tus, dus omstreeks het jaar 580 werd de abdy
door de Longobarden verwoest. De monniken
moesten vluchten en vonden te Rome by het
Lateraan een onderkomen. Of zich toen al
filialen van de moeder-abdy gevormd hadden
weten wy evenmin met zekerheid; uit sommige
uitdrukkingen en daden van St. Gregorius, die
hierover onze eenige zegsman is. zou men
moeten aflelden dat het kloosterleven volgens
den regel van St. Benedictus reeds eenige uit
breiding gevonden had.
By de basiliek van Lateranen leerde diaken
Gregorius de monniken van 8t. Benedictus ken
nen, en toen htf later zelf mobnlk geworden
was. stichtte hy verschlllepde kloosters op zyn
landgoederen.
Het toenmalige kerkeiyke leven in de stad
Rome stond geheel onder Invloed van het
monnikendom. De godsdienstoefeningen in de
meeste kerken werden door monniken geleld.
In den loop van de 7e eeuw bedienden de mon
niken in Rome meer dan 60 basilieken. Na
tuuriyk moest onder deze omstandigheden het
religieuze leven in verschillende punten eenlgs-
zins gewyzigd worden. Had Benedictus zich het
monnikenleven voorgesteld als een terugge
trokken leven vin gebed, studie en arbeid, hier
traden evenwel de externe bezigheden naar
voren.
Toch heeft deze tydeiyke vestiging en in
vloed der monniken in de stad Rome zeer veel
bijgedragen tot de verspreiding en ontwikke
ling van het Benedlctynsche kloosterleven.
Gregorius, die tot paus gekozen was ook
weer een bewijs voor den Invloed van het mon
nikendom had reeds lang het Ideaal ge
koesterd, de Angelsaksers, waarvan er dagciyks
een groot aantal op de slavenmarkten verhan
deld werden, tot het Christendom te brengen.
In het voorjaar van 596 zond hy daartoe den
Benedictyner-abt Augustinus met een 40-tal
monniken naar Engeland, om daar den gods
dienst te brengen.
Hiermede kunnen wy dan de eerste versprei
ding van het Benedictynach kloosterleven da-
teeren. Want het eigenaardige van deze ge
beurtenis is, dat niet zooeeer de prediking van
bet Christendom op den voorgrond stond, als-
wel het stlohten van een groet aantal kloosters,
die dan als centra het christendom en de be
schaving om zich verbreidden.
In Canterbury vestigden zloh de eerste mon
niken en van hieruit werden geleldeiyk tien
tallen abdyen het geheele land door gesticht.
By den dood van Augustinus in het jaar 605
waren reeds twee van de zeven koninkryken,
nJ. Kent en Essex voor het Christendom ge
wonnen: Canterbury werd metropolo, Londen
bisdom en Westminster monastiek centrum.
ry ontwikkelde. Enkele gebeds-verbroederln-
en buiten beschouwing gelaten, bestond er ab-
>luut geen verband tusschen de kloosters on-
erllng. Was objectief deze opvatting wel het
■eest volgens den geest van St. Benedictus,
>ch kon deze isoleerlng der kloosters op den
uur fatale gevolgen hebben.
Dit gevaar, dat Inderdaad al een oorzaak
tn achteruitgang van regeltucht was geweest
1 veel kloosters, zag Odo van Cluny duidelijk
i. Er moest daarom een kloosterverband wor-
sn geschapen, waardoor de verschillende com-
munautelten onder een biyvende contrólc en
in eng verband met elkaar stonden.
Door den hervormlngs-arbeid, dien Cluny sinds
931 in opdracht van Paus Johannes XI in
andere kloosters begonnen was, hadden zich
langzamerhand rondom Cluny een groot aan
tal kloosters geschaard, die dezelfde observan
tie volgden.
Doch in dit systeem lag ook een zwakke zyde.
Door de bestuurscentralisatie kon natuuriyk
een geweldige inneriyke kracht de onderhoo-
rige kloosters doorstroomen, en zoolang een
groote persooniykheld Cluny bestuurde, kon
men verzekerd zyn van den bloei der geheele
Orde. Maar de ry van goede abten behoefde
slechts onderbroken te worden door één min
derwaardige persoonlijkheid en met Cluny
moest noodkakeiyk de geheele colligatie de ge
volgen ondervinden. En dit zien we dan ook ge -
beuren. Van den dag af, dat de abt van Oluny
niet meer doordrongen is van den geest- van
Odo, Majolus, Odllo of Hugo, de groote figuren
van Cluny, en er een persoon aan het bestuur
komt als abt Pontius, van dat oogenblik zien
we het peil van alle kloosters die tot de obser
vantie behoorden, en dit waren er btf den dood
van den H. Hugo ongeveer 2000, zeer diep
dalen.
Zoo trad na een zekeren tyd van ontwikke
ling in de plaats van het vroegere idealisme
een laksheid, die misstanden deed ontstaan,
waarop de H. Bernardus, met zooveel vrymoe-
digheid den vinger legde Hierop nu ontstaat in
de 11e eeuw een reactie. Er gaat door de
monastieke wereld een strooming, die een te
rugkeer tot de letter van den Regel beoogt.
Na elkaar zien we ontstaan de hervormingen
van Camaldoll (1018), VaUumbrosa (1038),
Hirsau (1069), Grandmont (1073). Citeaux
(1098) en Fontevrault (1100). Doch geen dezer
hervormingen heeft zulk een uitbreiding en
omvang gekregen als die van Citeaux.
Cluny en zyn Invloed worden opzy geschoven
door deze Jonge hervorming, en scherper kan
de invloed ervan niet gekarakteriseerd worden
dan de grafsteen van den grooten duniazen-
ser-aBt Petrus Venerabilis het doet, waarop
gebeiteld staat: „Tempore Bernardi floruit”.
R. F.
A I U A ▼erzekerlngsvoorwaarden tegen p 7S0 blJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7Ctfl MJ een ongeval met p PRH
I al «Ft XlkDVxl w IN 1Zj O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen WW» verlies van beide armen, belde beenep of belde oogen t DU»" doodeiyken afloop «WVe“
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
aóó veel Jonger en knapper.
Hy sprak verder, meegesleept door zyn
enthousiasme.
goed-besneden gezicht had baron Dittborn,
zeer ernstig, byna streng. Hy zou wel ge
trouwd zyn. dacht het Jonge meisje en zyn
moeder woonde zeker by hem in. Ze had hem
er graag naar gevraagd, maar dat ging toch
niet goed, zoolang hy haar zelf geen byaon-
derheden vertelde.
hoop van harte, dat ik mevrouw uw
tevrerten zal kunnen stellen, ik zal
er tenminste alle mogeiyke moeite voor
zei ze na een poosje zwygen onge-
r
ag'myn moe-
-safe twyfel ik
geen oogenblik aan; het is een'andere vraag,
of u met ons tevreden zult zyn.”
Wat klonk dat eigenaardig! Onwillekeurig
moest Joeefa aan baar reisgezelschap denken
en meende, de insinueerende fluisterstem
van de oude dame weer te hooren: Op Ynttbom
houdt géén gezelschapsjuffrouw het lang uit!
Onzin, hield ze zichzelf onmiddeliyk voor,
domme dorpskletspraatjes waren natuuriyk
de oorzaak van alles. Misschien, nee. waar-
schyniyk, was de oude mevrouw zlekeiyk, en
verlangde, dat haar gezelschapsjuffrouw zich
veel met haar bezig hield, mogciyk, dat ze
ook ’s nachts nu en dan met haar optrok.
Dat had deze en gene denkeiyk niet aange
staan. Nu, zy zou in elk geval een en al be
reidwilligheid en hulpvaardigheid voor de
oude dame zyn, ze was jong en zou zich in
alles weten te schikken; de hoofdzaak was I
voor haar, dat toch weer zooiets als een
thuis zou hebben. I
die ingekeerdheid,
vergeefs gezocht."
Josefa zat doodstil en luisterde naar zyn
bewogen stem; ze had wel gewild, dat hy
urenlang zoo doorsprak. Het leek haar wer-
keiyk, of ze zelfs al iets voelde van de be-
tooverlng van het landschip, dat hy haar
schilderde. Doch plotseling zweeg hy, biyk-
boar gestoord door den schrlllen claxonstoot
van een auto, dis hen in razende vaart in-
haalde.
De koetsier, naast wien de knecht styf-
rechtop op den bok zat, zwenkte een beetje
naar rechte en meteen schoot ook al de
lange donkerblauwe wagen voorby; het was
de Mercedes, die Josefa daarstraks op het
stationspleintje bewonderd had. Ze herkende
in een flits het kleine, gave poppengezicht
van baronesse Grettenau en voelde, byna pyn-
iyk, als een scherpen steek, een seconde den
blik van twee groen-gllnsterende oogen, die
met een mengeling van spot qn medelijden
in de hare priemden. Een wolk fUn stof joeg
achter den wagen op en hulde'het rytuig als
in een grauwen sluier.
Malte Dittborn bleef verder zwygen en
slechts nu en dan maakte hy een korte op
merking om haar een of ander détail van het
landschep te verklaren.
Het was een verrukkeiyke dag in den vroe
gen herfst, en nu op het middaguur had de
zon een byna zomerschen gloed. Geen mensch
was wyd en zyd te zien, slechts heel uit de
verte klonk nu en dan hondengeblaf door de
denneboomen, die als een byna zwarte muur
Den yolgenden morgen werden de kaboutertjes wakker en
hoorden ze voortdurend tegen de ruiten tikken. Het hagelt,
klonk het door het kasteel en in een wip zaten de kaboutertjes
voor de ramen. In het begin vonden ze het wel leuk naar al
die groote witte steenen te kyken, maar toen langzamerhand
de heele grond wit begon te zien, net of het gesneeuwd had,
trok Tuimeltje een bedenkeiyk gezicht.
aan weerszyden van den landweg oprezen.
Het geblaf kwam biykbaar niet van de een
of andere hoeve, want geleldeiyk klonk het al
dichter en dlchterby, en plotseling kwam uit
een smallen zyweg een amazone te voorschyn,
naast wier gitzwart paard' twee groote jacht
honden sprongen. Paard en berydster kwamen
regelrecht op het rytuig toe en de laatste hield
met een ruk de teugels in.
Een eigenaardige vrouw, dacht Joeefa, want
de vreemde droeg een slappen heerenvllthoed
met breeden rand en onder den tweedrok
kwamen stevige mannenlaarzen uit Het llcht-
blozend gezicht was byna zonder rimpels en een
paar korte, bruine vlokken haar krulde onder
den hoedrand te voorschyn.
De koetsier bracht de poartten tot staan
alsof iemand hem dat bevolen had en de
vrouw reed stapvoets tot vlak naast het rij
tuig.
Met een mengeling van verlegenheid en
licht verwyt riep de jonge "landheer: .Maar
moeder, kon u nu werkelijk niet wachten, tot
we kwamen?"
Joeefa schrok. Moeder, had de baron ge
zegd. Dus dan was dót mevrouw von Dittborn,
die ze zoo llefdevol had willen verplegen,
dót was de vrouw, die ze zich witharig en
lydend had voorgesteld!
,JEn hier hebben we juffrouw Joeefa Bur
ger!"
O
152
155
C9 u
0
o
O
O i
öl
Sint Benedictus