<um H Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland r De ontwikkeling van het kloosterleven den Zigeunerinnetje M De Kaketoe NA DEN DOOD VAN ST. BENEDICTUS (7* 4 3IBIIIIIIIIIIIIIIW cr DINSDAG €1 JULI 1936 iS. o 4 a o V <**T' 165 a h’ t link«r*rm Engeland het land met de oud- ete en meeet breede Benedic ts neche traditie» it- s< n DOOR ANNY VON PANHUIS «••■-"•IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH Gunstige invloed van hervormingen o e°oO&o 0 a of' '^0 a I 0 9 Reconstructie der abdU-kerk van Cluny Sint Benedictus Tijd van verval Na St. Benedictus’ dood en kant op. Joe. en een \4 O O Si e o o ■o O 4 f 152 t by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Die die heb ik overal elders en iemand verlegenheid (Wordt vervolgd) denneboomen, die als een bijna zwarte muur t toen uit 1 I 1 I I I Maar de kabouterbaas, die eers^ heel alleen in zijn eigen vertrek hao gezeten werd nu ook ongerust. We moeten hulp hebben, riep hy met donderende stem, wie durft er op uit om pekelwater te halen? vroeg de oude kabouter. En direct was Tuimeltje bereid daar voor te zorgen. Maar natuuriyk liet Kruimeltje hem alleen niet op stap gaan en trots de waar, schuwing ging ook Kruimeltje mee. toeschouwer wel eens dien indruk maken, heeft haar eigen verborgen schoonheid .1 I 1 Vl k P P O- O o O den geschapen, munautelten on< 1 hei tro In kot mc «U Al da w< sn ba 3* 1 ho ge bei da 151 O 0 o umiiiimitillillllllilillllllllllllllllllllllflIllllllllllllllllllinniiiiiinHiiin btj verlies van sen hand, een voet of een oog. '9 o* van de lichte beuken, die er otnheên drommen verte klonk nu en dan hondengeblaf door de En de stemming, die daar hangt, die weemoed. onderden leeken bezoeken Jaarlijks de verschillende abdyen in Nederland, zoo wel van de zwarte Benedictijnen als van de witte Cisterclënsers, en ontelbare malen is reeds de vraag gesteld: welk is dan toch het elgeniyke verschil tusschen die monniken, want het artistieke en intellectueels cachet, dat over een Benedictyner-abdy lift en het landelijke meer natuur-verbondene van de Cisterclënsers rijn slechts verschillen die aan de oppervlakte blyven. Alleen een historisch overzicht kan hier de diepste verschilpunten blootleggen. en zoo wel op de eene als op de andere Orde een juist licht werpen. Indien men de bronnen voor de geschiedenis der Cisterciënser-Orde doorleest, komt men steeds meer tot de bevinding dat het eenige doel der stichters van Clteaux was, een vol maakt herstel van het leven volgens den regel van St. Benedictus. Men moet dit niet begrijpen wilden zy "n nieuwe orde stichten. Ztf begon nen wel een nieuwe „Ordo", een nieuwe levens wijze, en dit ook nog maar zeer betrekkeiyk. Willen wy de Juiste beteekenis van de Clsterciënser-hervorming leeren kennen, dan moeten -wy haar steeds zien in het groote Be nedictynsche verband; als een ontwikkellngs- phase in de geschiedenis van het Westersche monnikendom. Cisterclënsers zijn Benedictij nen en de stichters van Citeaux voelden zich op de eerste plaats onderhouders van den regel van 8t. Benedictus. Al hun verdere bepalingen zyn ingegeven en beïnvloed door dit gevoel. v, A i L De missioneerlngsarbeid geschiedde op zuiver Benedlctynschen grondslag. Het middelpunt van alle kerkeiyk en cultureel leven bleef de abdij, en de hoofdarbeid der monniken was het so- lemneele koorgebed. Dit is wel de diepste grond, waarom Engeland het land is. met de oudste en meest breede Benedictynsche tradities, die zelf» nu nog in het Angllcantsme merkbaar zijn. Een der meest bekende en geleerde vertegen woordigers van het oude Engelsche klooster leven Is Beda de Eerbiedwaardige, wiens schrlf- teiyke nalatenschap ons een Juist beeld geeft van die eerste kloostergeschiedenis. Als knaap van 7 jaar was hy reeds in het klooster opge nomen en heel zyn latere godsdienstige en In- tellectueele vorming draagt duidelijk het kloosterlijk cachet, hoewel zy toch verwonder lijk universeel is: zyn werken omvatten de vol gende categorieën: grammatica, mathematica, natuurwetenschap, historie en theologie. Wat op het Engelsche kloosterleven een zeer bijzonder licht werpt, is het wetenschappelijk leven. De zorg voor de bibliotheek is. na die voor de Kerk, de voornaamste. Naar alle stre ken werden door de abten monniken uitge zonden, om manuscripten te copleeren. In de Engelsche kloosterbibliotheken heeft men dan ook de meeste copieën van klassieke schrijver» teruggevonden. De kloosterscholen beleven hier reeds In da vroege middeleeuwen een zeer hoogen bloei. De oorzaak van dit kloosterverval zou men tot twee factoren kunnen terugbrengen. Voor eerst de herhaaldeiyke Invallen der Noorman nen, waardoor byna geheel West-Buropa ge teisterd werd. In het Jaar 820 werden de groote abdijen St. Denis en St. Germain totaal leeg geplunderd. De kloosters in de buurt van Parijs hadden van die plundertochten te lyden in de Jaren 847, 857 en 861. In de zuidelijke provincies van Frankrijk werden ongeveer ter zelfder tyd de kloosters geteisterd door Arabische zeeroovers, die even eens tot diep in het land doordrongen. Doch by deze uitwendige oorzaak van verval in de kloosters bestond er nog een veel ge- vaariyker inwendige, nJ. het commende-weaen. De meeste Karolingische kloosters waren ge sticht en op economisch gebied van een zekeren ondergang bewaard door den adel en de lantis- grooten. Doch met dezen steun waren er van den kant der kloosters verplichtingen gescha pen. die op den duur noodlottig werden. De graaf-stichter of zyn familie ging langzamer hand de abdy. die zyn steun had genoten be schouwen als eigendom, of beter als een van zyn leenen, en matigde zich rechten aan zoo wel op het uitwendige als op het Inwendige beheer van het klooster. Niet alleen drukten zware belastingen op dergelijke kloosters, maar de vrije abtskeuze, één der meest wezeniyke trekken van het Benedictynsch-monniken leven, werd hun geheel ontnomen, en aldus was het grootste gedeelte der abdyen overgeleverd In handen van personen die zich om het regu liere leven niet het minste bekommerden. Hier door is het niet te verwonderen dat een diep verval zyn intrede deed in het kloosterleven. De stichting van Cluny Verschillende synoden hadden al pogingen In het werk gesteld hierin verbetering te brengen, doch zonder noemenswaardlg succes. Eerst tegen het einde van de 9e begin 10e eeuw be gint men teekenen van nieuw leven waar te nemen, de tyd der stichting van Cluny, dat zulk een machtige rol gaat spelen in de ver nieuwing van het geheele kerkeiyke leven. Hertog Willem van Aqultanië wilde de kloos ters die op zijn grondgebied gelegen waren, redden uit het verval waarin zy geraakt wa ren. Tot dat doel bouwde hy op een van zyn landerijen te Cluny een klooster en vertrouwde de geesteiyke zorg voor dit huis toe aan den abt van Baume, Bérno, die in zyn abdy reeds een uitstekende regeltucht had ingevoerd. Berno bracht uit zijn klooster eenige monni ken naar Cluny en den Hen September 910 werd het Benedictynsche leven aldaar begon nen. Hertog Willem van_Aquitanië die het groot ste gedeelte der Frankische kloosters had zien ondergaan aan de willekeur waarmede de ryksgrooten de abdijen behandelden, stelde, om Cluny in t vervolg voor dit kwaad te behoe den, het nieuwe klooster onder de directe be scherming van den Apostollschèn Stoel, zoodat geen enkele blssshop of vorst, zonder kerkeiyke straffen te beloopen, zich rechten over deze nieuwe abdy kon aanmatigen. Het leven zoowel in Baume als in Cluny was gebaseerd op de statuten van Benedictus van Arrlane, die waren vastgesteld op de reeds ge noemde synode van Aken in 817. Toen abt Berno in 910 het bestuur van Cluny overnam werd hy in Baume opgevolgd docr Odo, een monnik, die eveneens met hart en ziel de hervorming was toegedaan. Na Bemo’s dood heeft Odo niet lang meer zyn abdy bestuurd. Hy werd abt van Cluny, en bewerkte een ingrypende hervorming In de or ganisatie van het monastieke leven. Het oude vroeg-mlddeleeuwsche kloosterwe zen bezat nl. geen eenheid, noch van obser vantie, noch van bestuur. Elke Benedictyner abdy was een „familla” op zich, waar'zich het kloosteriyk leven, naar tyd en omstandigheden. t* vry ontwikkelde. Enkele gebeds-verbroederin gen buiten beschouwing gelaten, bestond er ab soluut geen verband tusschen de kloosters on derling. Was objectief deze opvatting wel het meest volgens den geest van St. Benedictus, toch kon deze Isoleering der kloosters op den duur fatale gevolgen hebben. Dit gevaar, dat Inderdaad al een oorzaak van achteruitgang van regeltucht was geweest in veel kloosters, zag Odo van Cluny duidelijk In. Er moest daarom een kloosterverband wor- anardoor de verschillende com- idfer een biyvende contr'ölc en in eng verband met elkaar stonden. Door den hervormlngs-arbeld, dien Cluny sinds 931 In opdracht van Paus Johannes XI In andere kloosters begonnen was, hadden zich langzamerhand rondom Cluny een groot aan tal kloosters geschaard, die dezelfde observan tie volgden. Doch In dit systeem lag ook een zwakke zyde. Door de bestuurscentralisatle kon natuuriyk een geweldige inneriyke kracht de onderhoo- rige kloosters doorstroomen, en zoolang een groote persooniykheld Cluny bestuurde, kon men verzekerd zyn van den bloei der geheele Orde. Maar de ry van goede abten behoefde slechts onderbroken te worden door één min derwaardige persoonlijkheid en met Cluny moest noodZakeiyk de geheele colllgatle de ge volgen ondervinden. En dit zien we dan ook ge beuren. Van den dag af, dat de abt van Cluny niet meer doordrongen is van den geest van Odo, Majolus, Odllo of Hugo, de groote figuren van Cluny, en er een persoon aan het bestuur komt als abt Pontius, van dat oogenbllk zien we het peil van alle kloosters die tot de obser vantie behoorden, en dit waren er b(j den dood vaff den H. Hugo ongeveer 2000, zeer diep dalen. -Zoo trad na een zekeren tyd van ontwikke ling in de plaats van het vroegere idealisme een laksheid, die misstanden deed ontstaan, waarop de H. Bernardus, met zooveel vrymoe- digheld den vinger legde.Hlerop nu ontstaat In de He eeuw een reactie. Er gaat door de monastieke wereld een stroomlng, die een te rugkeer tot de letter van den Regel beoogt. Na elkaar zien we ontstaan de hervormingen van Camaldoll (1018). VaUumbrosa (10S8), Hirsau (1069), Grandmont (1073). Clteaux (1098) en Fontevrault (1100). Doch geen deaer hervormingen heeft zulk een uitbreiding en omvang gekregen als die van Citeaux. Cluny en zyn invloed worden opay geschoven door deze Jonge hervorming, en scherper kan de Invloed ervan niet gekarakteriseerd worden dan de grafsteen van den grooten Cluniazen- ser-abt Petrus Venerabilis het doet, waarop gebeiteld staat: „Tempore Bernardi floruit”. R. F. goed-besneden gezicht had baron Dittborn, zeer ernstig, byna streng. Hy zou wel ge trouwd zyn. dacht het Jonge meisje en tyn moeder woonde zeker by hem in. Ze had hem er graag naar gevraagd, maar dat ging toch niet goed, zoolang hy haar zelf geen byaon- derheden vertelde. hoop van harte, dat Ik mevrouw uw tevreden zal kunnen stellen, ik zal er tenminste alle mogeiyke moeite voor zei ze na een poosje zwygen onge- Julst toen hy de laatste woorden sprak, kwam uit den stationsuitgang een jonge vrouw, zoo klein en tenger als een kind, met dikke, rossigekrullen en een teint als door zichtig porceleln. Ze droeg een blauw- fluweeten najaarscomplet met veel hermelyn; de breede kraag leek byna te zwaar voor haar smalle schoudertjes. Het beeldmooie gezicht had een koele, onderzoekende uitdrukking. .Dat is baronesse Grettenau,” sei Malte Dittborn hard en onverschillig, en Joeefa Burger vroeg zich verwonderd af, waarom die twee menschen, die toch zooals haar gastheer zoo juist zelf gezegd had, naaste buren waren, geen groet wisselden, doch langs elkaar heen staarden als in leege lucht. Eigenaardige men- schen zyn dat hier, dacht Joeefa, maar daar de paarden nu aanzetten en in gestrekten draf een goed onderhouden landweg insloegen, ver gat ze baronesse Orettenau al gauw weer. Onopvallend nam ze den man, die naast haas zat, van terayde wat beter op. Een „Wat een menschl” zei Joe zacht. ..Net een kaketoe!” vond Plet. Onderwyi was de trein het station al uit gereden, begon nu te spurten, al- harder en harder. Het .volle daglicht drong nu den coupé binnen en in dat daglicht taxeerden de kake toe en de Jongens elkaat opnieuw. Och ja, ze hadden niet veel anders te doen. ,M°ol weer vandaag," zei Plet dan opeens. „Jawel," knikte de juffrouw. „Gaan jullie ook naar Mokum?” „Om u te dienen, juf, daar moeten we ook wezen.” „Nou maar, L dan heb je toch niks aan al dat t mooie weer! In zoo een groote stad! Van myn part regent het salamanders l” Joe en Plet keken elkaar weer eens aan, schuifelden wat heen en weer op de houten bank, keken dan eens naar bulten: in vliegende vaart rolde het landschep aan hun oog voorbij Dan opeens liet de kaketoe haar stemmetje weer hooren. „Mokum, een fyne stad, heerenl" „Piekfyn." vond Joe. „Vooral da grachies,” merkte Piet up. „Precies,” zei de Juffrouw, „u bent er beslist goed bekend. Ziet u. Ik ga er logeeren by myn tante, die is naaister; vroeger was ze wasch- vrouw en daarvóór moet ze ergens gediend hebben. Maar dat herinner ik my niet meer, dat was vóór myn tyd!” „Dan zeker al heel lang geleden.” meende Joe en Plet sloeg dadeiyk met zyn hand de lucht weg voor Joes mond, als wilde hy hem verder spreken beletten. Vriendeiyk keek hy dan de juffrouw aan. ,Een goede bekende van u, die tante?"* „Ik ga er logeeren,” zei ze nogmaals met nadruk. ..Een'heele week. En tante heeft ge zegd dat ze de blommetjes eens flink buiten zou zetten.” „In de kou?” Informeerde Joe en Plet sloeg de lucht weer voor zyn mond weg. „Nou maar, dat is leuk, hoor,” zei hy knik kend. „Die tante is beslist erg goed op u. Daar gaat u zeker wel graag heen.” „Natuuriyk I” ,Dat dacht Ik wel. Ja Daarom bent u zeker ook zoo mooi? Dat hoedje staat u wat leuk.” „Heusch?” klonk het ongeloovig. „Heuschig hoor, Juffrouw. En die parel* komen buitengewoon by al dat zwart. Ze zyn anders flink groot.” „Net boonen!” vlei Joe in de rede en Plet beduidde hem weer dat hy beter deed te zwy gen. „Past u maar goed op, juffrouw,” zei hy dan. zorgzaam. „Het zou uw geheele décor bederven, als u ze eens mocht verliezen.” „Ik heb ze aan een stevig touwtje geregen,” bekende de juffrouw vertrouweiyk. „Ziet u. ala dat nu maar houdt!” „’t Is te hopen,” knikte Piet. .Alleen maar de vraag hoe stevig dat touwtje is,” merkte Joe wys ag. Dan keken ze weer eens het raampje uit. Zwegen alle drie. Daar snerpte de stoomfluit, langgerekt klagend. „Mokum!” itondlgde Piet aan. „Geloof het ook,” knikte de kaketoe. ,Ja. ziet u. ik ben er méér geweest. Toen mtfn tante nog waschvrouw was. De remmen werden aangezet. Langzaam minderde de trein zyn vaart, en nog vóór hy heelemaal stilstond, had Joe het portier al open getrapt, sprong op het perron, onmiddel- lyk door Plet gevolgd. „Geen ongeschikt mensch.... die kaketoe!" fluisterde de laatste Joe In het oor. „Alleen niets van te halen!" ,Jiou maar zeg* vond Joe. „jy bent een mooie. Wat dacht je nu elgeniyk? Dan hadden we deftig eerste klasse moeten gaan zitten: hadden we misschien een barones getroffen met echte parels!” „Misschien! Dezen beetje voortmaken, we zyn laat, tien minuten over tyd.” Vlak na Joe en Piet was de kaketoe uitge stapt. Vlug liep zy naar den uitgang, nam een trammetje, stapte af by den grooten juwelier, glipte daar ongezien naar binnen..,, en reikte met een zucht het paarlen collier over. „Nog moeUykheden gehad by het transport?" vroeg de juwelier, terwyi hy de kostbare parels bewonderde. „In "t geheel niet. Niemand heeft ze voor echt aangezien. Och Ja, natuuriyk: In dit toilet en dan op houten banken!" Den volgenden morgen werden de kaboutertjes wakker en hoorden ze voortdurend tegen de ruiten tikken. Het hagelt, klonk het door het kasteel en in een wip zaten de kaboutertjes voor de ramen. In het begin vonden ze het wel leuk naar al die groote witte steenen te kyken, maar toen langzamerhand de heele grond wit begon te zien, net of het gesneeuwd had, trok Tuimeltje een bedenkeiyk gezicht. spiegelden zich op haar klonken ook in haar ant- „Of ik met myn omgeving iee? von Dittborn, dat belangrykste! Ik ben heel Den 21en Maart 543 is volgens de oude klooster-traditie de H. Benedictus in zyn abdy op den Monte-Caslno gestorven. Hoe zich het klooster-leven de eerste tientallen jaren ont wikkeld heeft, weten we niet. Dit Is zeker: on geveer 40 jaar na den dood van 8t. Benedic tus, dus omstreeks het jaar 580 werd de abdy door de Longobarden verwoest. De monniken moesten vluchten en wonden te Rome by het Lateraan een onderkomen. Of zich toen al filialen van de moeder-abdy gevormd hadden weten wy evenmin met zekerheid; uit sommige uitdrukkingen en daden van St. Gregorius, die hierover onze eenige zegsman is. zou men moeten aflelden dat het kloosterleven volgen: den regel van St. Benedictus reeds eenige uit- brddlng gevonden had. By de basiliek van Lateranen leerde diaken Gregorius de monniken van St. Benedictus ken nen, en toen htf later zelf monnik geworden was, stichtte hy verschillende kloosters op zyn landgoederen. Het toenmalige kerkeiyke léven in de stad Rome stond geheel onder invloed van het monnikendom. De godsdienstoefeningen in de meeste kerken werden door monniken geleid. In den loop van de 7e eeuw bedienden de mon niken in Rome meer dan 60 basilieken. Na tuuriyk moest onder deze omstandigheden het religieuze leven in verschillende punten eenlgs- zlns gewyzigd worden. Had Benedictus zich bet monnikenleven voorgesteld als éen terugge trokken leven van gebed, studie en arbeid, hier traden evenwel de externe bezigheden naar voren. Toch beeft deze tydelyke vestiging en In vloed der monniken In de stad Rome zeer veel bijgedragen tot de verspreiding en ontwikke ling van het Benedictynsche kloosterleven. Gregorius, die tot paus gekozen was ook weer een bewijs voor den Invloed van het mon nikendom had reeds lang het ideaal ge koesterd, de Angelsaksers, waarvan er dagciyks een groot aantal op de slavenmarkten verhan deld werden, tot het Christendom te brengen. In het voorjaar van 596 zond hy daartoe den Benedictyner-abt Augustinus met een 40-tal monniken naar Engeland, om daar den gods dienst te brengen. Hiermede kunnen wy dan de eerste versprei ding van het Benedictynsch kloosterleven da- teeren. Want bet eigenaardige van deze ge beurtenis is, dat niet zoozeer de prediking van het Christendom op den voorgrond stond, als- wel het stichten van een groot aantal kloosters, die dan als centra het christendom en de be schaving om zich verbreidden. In Canterbury vestigden zich de eerste mon niken en van hieruit werden geleideiyk tien tallen abdijen het geheele land door gesticht. By den dood van Augustinus In het jaar 605 waren reeds twee van de zeven koninkrijken, nJ. Kent en Essex voor het Christendom ge wonnen: Canterbury werd metro polo, Londen bisdom en Westminster monastiek centrum. aan weerszyden van den landweg oprezen. Het geblaf kwam biykbaar niet van de een of andere hoeve, want geleldeiyk klonk bet dichter en dichterby, en plotseling kwam uit een smallen zyweg een amazone te voorachyn, naast wier gitzwart paard twee groote jacht honden sprongen. Paard en berijdster kwamen regelrecht op het rijtuig toe en de laatste hield met een ruk de teugels in. Een eigenaardige vrouw, dacht Josefa, want de vreemde droeg een slappen heerenvllthoed met breeden rand en onder den tweedrok kwamen stevige mannenlaarzen uit Het licht- blozend gezicht was byna zonder rimpels en een paar korte, bruine vlokken haar krulde onder den hoedrand te voorachyn. De koetsier bracht de paarden tot staan alsof Iemand hem dat bevolen had en de vrouw reed stapvoets tot vlak naast het rij tuig. Met een mengeling van verlegenheid en licht verwyt riep de jonge landheer: moeder, kon u nu werkeUjk niet wachten, tot we kwamen?" Joeefa schrok. Moeder, bad de baron ge zegd. Dus dan was dét mevrouw von Dittborn, die ze zoo liefdevol had willen verplegen, dót was de vrouw, die ze zich witharig en lydend had voorgesteld I ,JEn hier hebben we juffrouw Joeefa Bur ger!” Het kan wel leuk zyn, zet ie tegen de andere kaboutertjes, inaar ik ben bang dat we daar last mee krygen, want nergens is de zon te zien en die moet toch weer zorgen dat alles smelt. En daar de kaboutertjes niet gewend waren, dat Tuimeltje voor iets bang was, werden ze stil en gingen ze af zitten wachten wat er komen sou. En de voorspelling kwam uit. De hagel lig nu ai zoo hoog, dat hy tot aan het raam lag, waar de ka. boutertjea raten te kyken. „Ik moeder me geven,” dwongen. Malte Dittborn glimlachte. „Dat myn moe der met u tevreden zal zyn, daar twyfel Ik geen oogenbllk aan; het is een andere vraag, ot u met ons tevreden zult zyn.” Wat klonk dat eigenaardig! Onwillekeurig moest Joeefa aan haar reisgezelschap denken en ze meende, de Inslnueerende fluisterstem van de oude dame weer te hooren: Op Dittborn houdt géén gezelschapsjuffrouw het lang uit! Onzin, hield ze zichzelf onmlddeliyk voor, domme dorpskletspraatjes waren natuuriyk de oorzaak van alles. Misschien, nee. waar- schyniyk, was de oude mevrouw zlekeiyk, en verlangde, dat haar gezelschapsjuffrouw zich veel met haar bezig hield, mogeiyk, dat ze ook ’s nachts nu en dan met haar optrok. Dat had deze en gene denkeiyk niet aange staan. Nu, zy zou in elk geval een en al be reidwilligheid en hulpvaardigheid voor de oude dame zyn, ze was jong en zou zich In alles weten te schikken; de hoofdzaak was voor haar, dat ze toch weer zoolets als een thuis zou hebben. betrok, door ben te maken tot de leerscholen ^Toch U de Regüla SU Benedictl niet de eenige' die In deze streken onderhouden werd. Door de verspreiding van sommige regels dooi geheel Weet-Europa, die In sommige plaatsen zelfs vasten voet en een zekere traditie hadden verworven, i* het goed verklaarbaar dat In de meeste kloosters naast den Regel van St. Be- nedlctus voorschriften van verscheidene andere Regels Werden onderhouden. In het Karolin gische tijdperk breekt de Regel van Benedic tus zich dan voor goed baan en heeft geduren de eeuwen een uitsluitenden en algemeenen in vloed. >-De persoon, waaraan In deze zaak het meeste te danken is, Is de H. Benedictus van Arrlane (gestorven In 821). In het leven van dezen hoogbegaafden en heiligen monnik ko men twee geheel verschillende phasen voor. Het eerste, voor ons van betrekkeiyk wei nig belang, geeft on* Benedictus al* een boete ling, die met enkele gezellen een leven leidt van Evenmatige strengheid, in alles de na volger van de oude Woestyn-vaders. waarin hy het hoogste Ideaal verwezenlykt ziet. In deze periode le voor hem de Regel van 8t. Bene dictus slechts een heel klein begin van monas- Uek leven, geschreven voor beginnelingen In het ascetisch leven. Doch In het jaar 783 voltrekt zich in zyn leven een groote verandering, in zyn inneriyk leven heeft een algeheele ommekeer plaats. Met een hartstochteUJken yver begint hy den Regel van Monte Casino te bestudeeren #n ziet in zyn „dlscretlo” gematigdheid juist de voortreffeiykste eigenschap, zyn groot ideaal.is van dan af voor den Regel van Bene dictus het alleenrecht te verkrijgen In alle ab dyen van het Frankische rijk. En met onver- moelden yver heeft hy daaraan gewerkt. Door keizer Lodéwyk den Vromen aangesteld tot Ryks-abt bezocht hy alle abdyen van het rijk en bestudeerde er de Regel-observantie. De be kroning van zyn werk zag hy In het Jaar 817 by de bekende synode van Aken, waar de regel van St. Benedictus verplichtend werd gesteld voor alle kloosters van het keizerrijk. Het groote werk van Benedictus van Arrlane heeft het Benedictynsche monnikendom van- zelfsprekend tot een zeer hoogen bloei gevoerd, maar door verschillende omstandigheden is deze bloei slecht* van zeer korten duur ge- j weest. i <7 gedachten gezichtje af woord door: tevreden ben, mynhi is toch niet het biy, een goed-gesalarieerde betrekking, boven dien nog op een mooi landgoed, gevonden te hebben; o als men geen geld heeft en geen ouders en verder niemand op de wereld, by wien men een thuis heeft, .dan moet men zich naar vreemden weten te schikken.” Een snelle blik uit de grijze oogen trof haar. „Wat myn moeder en Ik kunnen doen om te maken dat u zich op Dittborn thuis gaat voelen, dat zullen we niet nalaten. Alleen moet Ik u nogmaals herbalen, we gaan heelemaal niet om met onze buren of andere families uit de omgeving en elgeniyk bent u toch nog veel te jong, om het zonder eenige afleiding en vrooiykheld te kunnen stellen." Joeefa glimlachte vol zelfvertrouwen. „Ik ben heusch niet tuk <g> pretjes en partyen; myn werk 1* het voornaamste.” In gedachten zag ze een tengere, zieke- lyke dame, en zichzelf yverig in de weer om het naar haar zin te maken. Ze wreef het bleeke, door zilverwit haar omgolfde voorhoofd met eau de cologne, maakte verfrisschend sinaasappelsap met stukjes ys voor haar klaar en la* haar voor uit de Dultsche klassieken. Zwaar leunend op haar arm, wandelde de oude barones over de paden van het park en dlkwyia zou ze haar ook iet* voorspelen op haar viool, ’s avonds, als het doodstil was ge worden om het groote huis.... Het Karolingische tijdvak In welken tyd we de eerste Benedictynsche stichting in de Gallische landen moeten da- teeren, is ons geheel onbekend. Wel verhaalt een legende dat de H. Benedictus zelf den H. Maurus naar Gallië zond om er een klooster stichting tot stand te brengen, doch dit ver haal woi^t door nieuwere historici, zooals Dom Berlière Tn Dom Hllpisch, verworpen. Tot ongeveer het einde der 7e eeuw heeft In deze landen de regel van St. Oolumbanus verre weg de bovenhand en eerst van dan af wordt deze langzamerhand door dien van St. Bene dictus vervangen. Een veel vruchtbaarder veld vond hy in de Germaansche landen. Evenals in Engeland heeft ook in deze stre ken de Benedictynsche Regel ingang gevon den door den mlssle-arbeid der monniken. Hier ook werden de abdyen centra voor den overi gen arbeid. Treffende voorbeelden ervan vindt men in de levens van St. Wllllbrordus en Bonl- facius. Na elkaar zien we ontstaan de abdyen: Fleury, Echternach, Prüm, Stavelot en 8t. Truyen In West-Dultschland. In Midden- Dultschland. waar de H. Bonifacius werkzaam was, vindt men de bekende abdyen Fuida en Lorsch. Zoo zyn we langzamerhand het Karolingische tydperk ingetreden, waarin de abdyen een zeer hoogen bloei bereikten. Het is bekend, hoe Karei de Groote in zlfn sociale politiek de kloosters of uw linkor-richtlngaan- wijzer steekt u natuurlijk altoos tijdig uit, voor u 'n bocht naar links neemt Weet u, dat zoo'n toeken geen tooverstaf Is? En., dat u dus uw beurt moet afwachten JlL O A T T f A DONNlÉ1 a1* £lBd de verzekerlngsvoorwaarden tegen p 7^0 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^CO bU een ongeval met p /Al *1 /AUVil 1 ^1IL O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen MVe" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen F f iJWe" doodeiyken afloop tavU." AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL die ingekeerdheid, vergeefs gezocht.!’ Josefa zat doodstil en luisterde naar zyn bewogen stem; ze had wel gewild, dat hy urenlang zoo doorsprak. Het leek haar wer- keiyk, of ze zelfs al iets voelde van de be- toovering van het landschap, dat hy haar srfillderde. Doch plotseling zweeg hy, biyk- baar gestoord door den schrlBen claxonstoot van een auto, die hen in razende vaart in haalde. De koetsier, naast wien de knecht styf- rechtop op den bok zat, zwenkte een beetje naar rechte en meteen schoot ook al de lange donkerblauwe wagen voorbyhet was de Mercedes, die Josefa daarstraks op het stationspleintje bewonderd had. Ze herkende in een flits het kleine, gave poppengezicht van baronesse Grettenau en voelde, byna pyn- lyk, als een scherpen steek, een seconde den blik van twee groen-glinsterende oogen, die met een mengeling van spot' en medeiyden in de hare priemden. Een wolk fyn stof Joeg achter den wagen op en hulde het rijtuig als in een grauwen sluier. Malte Dittborn bleef verder Zwygen en slecht* nu en dan maakte hy een korte op merking om gaar een of ander détail van het landschap te verklaren. Het was een verrukkeiyke dag in den vroe gen herfst, en nu op het middaguur had de zon een byna zomerschen gloed. Geen mensch was wyd en zyd te zien, slechts heel uit de Een tydlang zwegen de belde inzittenden van den wagen; leder scheen in zyn eigen gedachten verdiept. „U komt uit een streek, die al byzonder ryk 1* aan landachapsschoon. Juffrouw Burger,” begon von Dittborn. „Onze Mark daarentegen is zoo’n beetje een stiefkind van de natuur.” zyn «tem werd dieper, warmer. „Maar het zou onblliyk zyn, ze uit te schelden voor leeiyk en eentonig, al kan Ze op den oppervlakklgen Ze en stemmingen, maar die laat ze zoo maar niet aan iedereen zien. Men moet Brandenburg door en door kennen, er misschien wel geboren zyn om het op zyn juiste waarde te kunnen schatten. Ik houd er van uit den grond van m’n hart, en ik zou m’n plekje grond hier niet willen ruilen met de beroemdste streek van de wereld.' Joeefa merkte met verwondering op. hoe levendig en gevoelig dit schynbaar koele en strenge mannen gezicht kon worden; het leek zóó veel Jonger en knapper. Hy sprak verder, meegesleept door sUn enthousiasme. „Onze sombere dennenboeschen staan steiler en ongenaakbaarder dan alle dennen, die je elders ziet, vind ik altyd, en het zoemen van den wind door de dichte naalden klinkt zoo geheimzinnig als oude sagen. Midden in de stilte van doodsche vlakten liggen dan opeens diepe meren; hun water is heelemaal donker- r-f y zat in het hoekje van een derde-klassc coupé, alleen, wachtend ®p het vertrek van den trein. Hoopte vurig alleen te zullen blyven en zag die hoop Juist op het laatste moment verijdeld. Ja, vlak vóór dat de trein optrok en het groote station uitstoomde, kwamen twee niet erg gunstig uitziende jonge mannen letteriyk by haar binnenrollen. Even stonden zy te hygen in den coupé buiten adem van het hard loopen dan knik ten zy een* in de richting van de juffrouw. En dadeiyk knikte de juffrouw terug. zy namen plaats in het hoekje Juist tegen over haar, gaapten haar min of meer weeen- loos aan. bekeken haar van top tot teen. En de juffrouw liet rustig gapen, rustig kyken. zy zag er ietwat eigenaardig uit: droeg een potsleriyk hoedje met een vreemd rechtop staande veer en was verder op zyn ouder- wetsch geheel in het zwart gekleed. Om haar hals hing voort* een collier van dikke, dikke parels. Joe en Plet keken opeens elkaar eens aan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 20