<um
H
Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterland
r
De ontwikkeling van het
kloosterleven
den
Zigeunerinnetje
M
De Kaketoe
NA DEN DOOD VAN ST.
BENEDICTUS
(7*
4
3IBIIIIIIIIIIIIIIW
cr
DINSDAG €1 JULI 1936
iS.
o
4
a
o
V
<**T'
165
a
h’
t link«r*rm
Engeland het land met de oud-
ete en meeet breede Benedic
ts neche traditie»
it-
s<
n
DOOR ANNY VON PANHUIS
«••■-"•IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
Gunstige invloed van
hervormingen
o
e°oO&o
0
a
of'
'^0
a I
0
9
Reconstructie der abdU-kerk van Cluny
Sint Benedictus
Tijd van verval
Na St. Benedictus’ dood
en
kant op. Joe. en een
\4
O
O
Si
e
o
o
■o
O
4
f
152
t
by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
Die
die heb ik overal elders
en
iemand
verlegenheid
(Wordt vervolgd)
denneboomen, die als een bijna zwarte muur
t
toen
uit
1
I
1
I
I
I
Maar de kabouterbaas, die eers^ heel alleen in zijn eigen
vertrek hao gezeten werd nu ook ongerust. We moeten hulp
hebben, riep hy met donderende stem, wie durft er op uit
om pekelwater te halen? vroeg de oude kabouter. En direct
was Tuimeltje bereid daar voor te zorgen. Maar natuuriyk
liet Kruimeltje hem alleen niet op stap gaan en trots de waar,
schuwing ging ook Kruimeltje mee.
toeschouwer wel eens dien indruk maken,
heeft haar eigen verborgen schoonheid
.1
I
1
Vl
k
P
P
O-
O
o
O
den geschapen,
munautelten on<
1
hei
tro
In
kot
mc
«U
Al
da
w<
sn
ba
3*
1
ho
ge
bei
da
151
O
0
o
umiiiimitillillllllilillllllllllllllllllllllflIllllllllllllllllllinniiiiiinHiiin
btj verlies van sen hand,
een voet of een oog.
'9
o*
van de lichte beuken, die er otnheên drommen verte klonk nu en dan hondengeblaf door de
En de stemming, die daar hangt, die weemoed.
onderden leeken bezoeken Jaarlijks de
verschillende abdyen in Nederland, zoo
wel van de zwarte Benedictijnen als van
de witte Cisterclënsers, en ontelbare malen is
reeds de vraag gesteld: welk is dan toch het
elgeniyke verschil tusschen die monniken, want
het artistieke en intellectueels cachet, dat over
een Benedictyner-abdy lift en het landelijke
meer natuur-verbondene van de Cisterclënsers
rijn slechts verschillen die aan de oppervlakte
blyven. Alleen een historisch overzicht kan hier
de diepste verschilpunten blootleggen. en zoo
wel op de eene als op de andere Orde een
juist licht werpen.
Indien men de bronnen voor de geschiedenis
der Cisterciënser-Orde doorleest, komt men
steeds meer tot de bevinding dat het eenige
doel der stichters van Clteaux was, een vol
maakt herstel van het leven volgens den regel
van St. Benedictus. Men moet dit niet begrijpen
wilden zy "n nieuwe orde stichten. Ztf begon
nen wel een nieuwe „Ordo", een nieuwe levens
wijze, en dit ook nog maar zeer betrekkeiyk.
Willen wy de Juiste beteekenis van de
Clsterciënser-hervorming leeren kennen, dan
moeten -wy haar steeds zien in het groote Be
nedictynsche verband; als een ontwikkellngs-
phase in de geschiedenis van het Westersche
monnikendom. Cisterclënsers zijn Benedictij
nen en de stichters van Citeaux voelden zich
op de eerste plaats onderhouders van den regel
van 8t. Benedictus. Al hun verdere bepalingen
zyn ingegeven en beïnvloed door dit gevoel.
v,
A
i
L
De missioneerlngsarbeid geschiedde op zuiver
Benedlctynschen grondslag. Het middelpunt van
alle kerkeiyk en cultureel leven bleef de abdij,
en de hoofdarbeid der monniken was het so-
lemneele koorgebed. Dit is wel de diepste grond,
waarom Engeland het land is. met de oudste
en meest breede Benedictynsche tradities, die
zelf» nu nog in het Angllcantsme merkbaar
zijn.
Een der meest bekende en geleerde vertegen
woordigers van het oude Engelsche klooster
leven Is Beda de Eerbiedwaardige, wiens schrlf-
teiyke nalatenschap ons een Juist beeld geeft
van die eerste kloostergeschiedenis. Als knaap
van 7 jaar was hy reeds in het klooster opge
nomen en heel zyn latere godsdienstige en In-
tellectueele vorming draagt duidelijk het
kloosterlijk cachet, hoewel zy toch verwonder
lijk universeel is: zyn werken omvatten de vol
gende categorieën: grammatica, mathematica,
natuurwetenschap, historie en theologie.
Wat op het Engelsche kloosterleven een zeer
bijzonder licht werpt, is het wetenschappelijk
leven. De zorg voor de bibliotheek is. na die
voor de Kerk, de voornaamste. Naar alle stre
ken werden door de abten monniken uitge
zonden, om manuscripten te copleeren. In de
Engelsche kloosterbibliotheken heeft men dan
ook de meeste copieën van klassieke schrijver»
teruggevonden.
De kloosterscholen beleven hier reeds In da
vroege middeleeuwen een zeer hoogen bloei.
De oorzaak van dit kloosterverval zou men
tot twee factoren kunnen terugbrengen. Voor
eerst de herhaaldeiyke Invallen der Noorman
nen, waardoor byna geheel West-Buropa ge
teisterd werd. In het Jaar 820 werden de groote
abdijen St. Denis en St. Germain totaal leeg
geplunderd. De kloosters in de buurt van Parijs
hadden van die plundertochten te lyden in de
Jaren 847, 857 en 861.
In de zuidelijke provincies van Frankrijk
werden ongeveer ter zelfder tyd de kloosters
geteisterd door Arabische zeeroovers, die even
eens tot diep in het land doordrongen.
Doch by deze uitwendige oorzaak van verval
in de kloosters bestond er nog een veel ge-
vaariyker inwendige, nJ. het commende-weaen.
De meeste Karolingische kloosters waren ge
sticht en op economisch gebied van een zekeren
ondergang bewaard door den adel en de lantis-
grooten. Doch met dezen steun waren er van
den kant der kloosters verplichtingen gescha
pen. die op den duur noodlottig werden. De
graaf-stichter of zyn familie ging langzamer
hand de abdy. die zyn steun had genoten be
schouwen als eigendom, of beter als een van
zyn leenen, en matigde zich rechten aan zoo
wel op het uitwendige als op het Inwendige
beheer van het klooster. Niet alleen drukten
zware belastingen op dergelijke kloosters, maar
de vrije abtskeuze, één der meest wezeniyke
trekken van het Benedictynsch-monniken
leven, werd hun geheel ontnomen, en aldus was
het grootste gedeelte der abdyen overgeleverd
In handen van personen die zich om het regu
liere leven niet het minste bekommerden. Hier
door is het niet te verwonderen dat een diep
verval zyn intrede deed in het kloosterleven.
De stichting van Cluny
Verschillende synoden hadden al pogingen In
het werk gesteld hierin verbetering te brengen,
doch zonder noemenswaardlg succes. Eerst
tegen het einde van de 9e begin 10e eeuw be
gint men teekenen van nieuw leven waar te
nemen, de tyd der stichting van Cluny, dat
zulk een machtige rol gaat spelen in de ver
nieuwing van het geheele kerkeiyke leven.
Hertog Willem van Aqultanië wilde de kloos
ters die op zijn grondgebied gelegen waren,
redden uit het verval waarin zy geraakt wa
ren. Tot dat doel bouwde hy op een van zyn
landerijen te Cluny een klooster en vertrouwde
de geesteiyke zorg voor dit huis toe aan den
abt van Baume, Bérno, die in zyn abdy reeds
een uitstekende regeltucht had ingevoerd.
Berno bracht uit zijn klooster eenige monni
ken naar Cluny en den Hen September 910
werd het Benedictynsche leven aldaar begon
nen.
Hertog Willem van_Aquitanië die het groot
ste gedeelte der Frankische kloosters had zien
ondergaan aan de willekeur waarmede de
ryksgrooten de abdijen behandelden, stelde, om
Cluny in t vervolg voor dit kwaad te behoe
den, het nieuwe klooster onder de directe be
scherming van den Apostollschèn Stoel, zoodat
geen enkele blssshop of vorst, zonder kerkeiyke
straffen te beloopen, zich rechten over deze
nieuwe abdy kon aanmatigen.
Het leven zoowel in Baume als in Cluny was
gebaseerd op de statuten van Benedictus van
Arrlane, die waren vastgesteld op de reeds ge
noemde synode van Aken in 817.
Toen abt Berno in 910 het bestuur van Cluny
overnam werd hy in Baume opgevolgd docr
Odo, een monnik, die eveneens met hart en
ziel de hervorming was toegedaan.
Na Bemo’s dood heeft Odo niet lang meer
zyn abdy bestuurd. Hy werd abt van Cluny, en
bewerkte een ingrypende hervorming In de or
ganisatie van het monastieke leven.
Het oude vroeg-mlddeleeuwsche kloosterwe
zen bezat nl. geen eenheid, noch van obser
vantie, noch van bestuur. Elke Benedictyner
abdy was een „familla” op zich, waar'zich het
kloosteriyk leven, naar tyd en omstandigheden.
t*
vry ontwikkelde. Enkele gebeds-verbroederin
gen buiten beschouwing gelaten, bestond er ab
soluut geen verband tusschen de kloosters on
derling. Was objectief deze opvatting wel het
meest volgens den geest van St. Benedictus,
toch kon deze Isoleering der kloosters op den
duur fatale gevolgen hebben.
Dit gevaar, dat Inderdaad al een oorzaak
van achteruitgang van regeltucht was geweest
in veel kloosters, zag Odo van Cluny duidelijk
In. Er moest daarom een kloosterverband wor-
anardoor de verschillende com-
idfer een biyvende contr'ölc en
in eng verband met elkaar stonden.
Door den hervormlngs-arbeld, dien Cluny sinds
931 In opdracht van Paus Johannes XI In
andere kloosters begonnen was, hadden zich
langzamerhand rondom Cluny een groot aan
tal kloosters geschaard, die dezelfde observan
tie volgden.
Doch In dit systeem lag ook een zwakke zyde.
Door de bestuurscentralisatle kon natuuriyk
een geweldige inneriyke kracht de onderhoo-
rige kloosters doorstroomen, en zoolang een
groote persooniykheld Cluny bestuurde, kon
men verzekerd zyn van den bloei der geheele
Orde. Maar de ry van goede abten behoefde
slechts onderbroken te worden door één min
derwaardige persoonlijkheid en met Cluny
moest noodZakeiyk de geheele colllgatle de ge
volgen ondervinden. En dit zien we dan ook ge
beuren. Van den dag af, dat de abt van Cluny
niet meer doordrongen is van den geest van
Odo, Majolus, Odllo of Hugo, de groote figuren
van Cluny, en er een persoon aan het bestuur
komt als abt Pontius, van dat oogenbllk zien
we het peil van alle kloosters die tot de obser
vantie behoorden, en dit waren er b(j den dood
vaff den H. Hugo ongeveer 2000, zeer diep
dalen.
-Zoo trad na een zekeren tyd van ontwikke
ling in de plaats van het vroegere idealisme
een laksheid, die misstanden deed ontstaan,
waarop de H. Bernardus, met zooveel vrymoe-
digheld den vinger legde.Hlerop nu ontstaat In
de He eeuw een reactie. Er gaat door de
monastieke wereld een stroomlng, die een te
rugkeer tot de letter van den Regel beoogt.
Na elkaar zien we ontstaan de hervormingen
van Camaldoll (1018). VaUumbrosa (10S8),
Hirsau (1069), Grandmont (1073). Clteaux
(1098) en Fontevrault (1100). Doch geen deaer
hervormingen heeft zulk een uitbreiding en
omvang gekregen als die van Citeaux.
Cluny en zyn invloed worden opay geschoven
door deze Jonge hervorming, en scherper kan
de Invloed ervan niet gekarakteriseerd worden
dan de grafsteen van den grooten Cluniazen-
ser-abt Petrus Venerabilis het doet, waarop
gebeiteld staat: „Tempore Bernardi floruit”.
R. F.
goed-besneden gezicht had baron Dittborn,
zeer ernstig, byna streng. Hy zou wel ge
trouwd zyn. dacht het Jonge meisje en tyn
moeder woonde zeker by hem in. Ze had hem
er graag naar gevraagd, maar dat ging toch
niet goed, zoolang hy haar zelf geen byaon-
derheden vertelde.
hoop van harte, dat Ik mevrouw uw
tevreden zal kunnen stellen, ik zal
er tenminste alle mogeiyke moeite voor
zei ze na een poosje zwygen onge-
Julst toen hy de laatste woorden sprak,
kwam uit den stationsuitgang een jonge
vrouw, zoo klein en tenger als een kind, met
dikke, rossigekrullen en een teint als door
zichtig porceleln. Ze droeg een blauw-
fluweeten najaarscomplet met veel hermelyn;
de breede kraag leek byna te zwaar voor haar
smalle schoudertjes. Het beeldmooie gezicht
had een koele, onderzoekende uitdrukking.
.Dat is baronesse Grettenau,” sei Malte
Dittborn hard en onverschillig, en Joeefa
Burger vroeg zich verwonderd af, waarom die
twee menschen, die toch zooals haar gastheer
zoo juist zelf gezegd had, naaste buren waren,
geen groet wisselden, doch langs elkaar heen
staarden als in leege lucht. Eigenaardige men-
schen zyn dat hier, dacht Joeefa, maar daar de
paarden nu aanzetten en in gestrekten draf
een goed onderhouden landweg insloegen, ver
gat ze baronesse Orettenau al gauw weer.
Onopvallend nam ze den man, die naast
haas zat, van terayde wat beter op. Een
„Wat een menschl” zei Joe zacht.
..Net een kaketoe!” vond Plet.
Onderwyi was de trein het station al uit
gereden, begon nu te spurten, al- harder en
harder. Het .volle daglicht drong nu den coupé
binnen en in dat daglicht taxeerden de kake
toe en de Jongens elkaat opnieuw. Och ja, ze
hadden niet veel anders te doen.
,M°ol weer vandaag," zei Plet dan opeens.
„Jawel," knikte de juffrouw. „Gaan jullie
ook naar Mokum?”
„Om u te dienen, juf, daar moeten we ook
wezen.”
„Nou maar,
L dan heb je toch
niks aan al dat
t mooie weer! In
zoo een groote
stad! Van myn
part regent het
salamanders l”
Joe en Plet keken elkaar weer eens aan,
schuifelden wat heen en weer op de houten
bank, keken dan eens naar bulten: in vliegende
vaart rolde het landschep aan hun oog voorbij
Dan opeens liet de kaketoe haar stemmetje
weer hooren.
„Mokum, een fyne stad, heerenl"
„Piekfyn." vond Joe.
„Vooral da grachies,” merkte Piet up.
„Precies,” zei de Juffrouw, „u bent er beslist
goed bekend. Ziet u. Ik ga er logeeren by myn
tante, die is naaister; vroeger was ze wasch-
vrouw en daarvóór moet ze ergens gediend
hebben. Maar dat herinner ik my niet meer,
dat was vóór myn tyd!”
„Dan zeker al heel lang geleden.” meende
Joe en Plet sloeg dadeiyk met zyn hand de
lucht weg voor Joes mond, als wilde hy hem
verder spreken beletten.
Vriendeiyk keek hy dan de juffrouw aan.
,Een goede bekende van u, die tante?"*
„Ik ga er logeeren,” zei ze nogmaals met
nadruk. ..Een'heele week. En tante heeft ge
zegd dat ze de blommetjes eens flink buiten
zou zetten.”
„In de kou?” Informeerde Joe en Plet sloeg
de lucht weer voor zyn mond weg.
„Nou maar, dat is leuk, hoor,” zei hy knik
kend. „Die tante is beslist erg goed op u. Daar
gaat u zeker wel graag heen.”
„Natuuriyk I”
,Dat dacht Ik wel. Ja Daarom bent u zeker
ook zoo mooi? Dat hoedje staat u wat leuk.”
„Heusch?” klonk het ongeloovig.
„Heuschig hoor, Juffrouw. En die parel*
komen buitengewoon by al dat zwart. Ze zyn
anders flink groot.”
„Net boonen!” vlei Joe in de rede en Plet
beduidde hem weer dat hy beter deed te zwy
gen.
„Past u maar goed op, juffrouw,” zei hy
dan. zorgzaam. „Het zou uw geheele décor
bederven, als u ze eens mocht verliezen.”
„Ik heb ze aan een stevig touwtje geregen,”
bekende de juffrouw vertrouweiyk. „Ziet u.
ala dat nu maar houdt!”
„’t Is te hopen,” knikte Piet.
.Alleen maar de vraag hoe stevig dat touwtje
is,” merkte Joe wys ag. Dan keken ze weer
eens het raampje uit. Zwegen alle drie.
Daar snerpte de stoomfluit, langgerekt
klagend.
„Mokum!” itondlgde Piet aan.
„Geloof het ook,” knikte de kaketoe. ,Ja.
ziet u. ik ben er méér geweest. Toen mtfn tante
nog waschvrouw was.
De remmen werden aangezet. Langzaam
minderde de trein zyn vaart, en nog vóór hy
heelemaal stilstond, had Joe het portier al
open getrapt, sprong op het perron, onmiddel-
lyk door Plet gevolgd.
„Geen ongeschikt mensch.... die kaketoe!"
fluisterde de laatste Joe In het oor. „Alleen
niets van te halen!"
,Jiou maar zeg* vond Joe. „jy bent een
mooie. Wat dacht je nu elgeniyk? Dan hadden
we deftig eerste klasse moeten gaan zitten:
hadden we misschien een barones getroffen
met echte parels!”
„Misschien! Dezen
beetje voortmaken, we zyn laat, tien minuten
over tyd.”
Vlak na Joe en Piet was de kaketoe uitge
stapt. Vlug liep zy naar den uitgang, nam een
trammetje, stapte af by den grooten juwelier,
glipte daar ongezien naar binnen..,, en reikte
met een zucht het paarlen collier over.
„Nog moeUykheden gehad by het transport?"
vroeg de juwelier, terwyi hy de kostbare parels
bewonderde.
„In "t geheel niet. Niemand heeft ze voor
echt aangezien. Och Ja, natuuriyk: In dit toilet
en dan op houten banken!"
Den volgenden morgen werden de kaboutertjes wakker en
hoorden ze voortdurend tegen de ruiten tikken. Het hagelt,
klonk het door het kasteel en in een wip zaten de kaboutertjes
voor de ramen. In het begin vonden ze het wel leuk naar al
die groote witte steenen te kyken, maar toen langzamerhand
de heele grond wit begon te zien, net of het gesneeuwd had,
trok Tuimeltje een bedenkeiyk gezicht.
spiegelden zich op haar
klonken ook in haar ant-
„Of ik met myn omgeving
iee? von Dittborn, dat
belangrykste! Ik ben heel
Den 21en Maart 543 is volgens de oude
klooster-traditie de H. Benedictus in zyn abdy
op den Monte-Caslno gestorven. Hoe zich het
klooster-leven de eerste tientallen jaren ont
wikkeld heeft, weten we niet. Dit Is zeker: on
geveer 40 jaar na den dood van 8t. Benedic
tus, dus omstreeks het jaar 580 werd de abdy
door de Longobarden verwoest. De monniken
moesten vluchten en wonden te Rome by het
Lateraan een onderkomen. Of zich toen al
filialen van de moeder-abdy gevormd hadden
weten wy evenmin met zekerheid; uit sommige
uitdrukkingen en daden van St. Gregorius, die
hierover onze eenige zegsman is. zou men
moeten aflelden dat het kloosterleven volgen:
den regel van St. Benedictus reeds eenige uit-
brddlng gevonden had.
By de basiliek van Lateranen leerde diaken
Gregorius de monniken van St. Benedictus ken
nen, en toen htf later zelf monnik geworden
was, stichtte hy verschillende kloosters op zyn
landgoederen.
Het toenmalige kerkeiyke léven in de stad
Rome stond geheel onder invloed van het
monnikendom. De godsdienstoefeningen in de
meeste kerken werden door monniken geleid.
In den loop van de 7e eeuw bedienden de mon
niken in Rome meer dan 60 basilieken. Na
tuuriyk moest onder deze omstandigheden het
religieuze leven in verschillende punten eenlgs-
zlns gewyzigd worden. Had Benedictus zich bet
monnikenleven voorgesteld als éen terugge
trokken leven van gebed, studie en arbeid, hier
traden evenwel de externe bezigheden naar
voren.
Toch beeft deze tydelyke vestiging en In
vloed der monniken In de stad Rome zeer veel
bijgedragen tot de verspreiding en ontwikke
ling van het Benedictynsche kloosterleven.
Gregorius, die tot paus gekozen was ook
weer een bewijs voor den Invloed van het mon
nikendom had reeds lang het ideaal ge
koesterd, de Angelsaksers, waarvan er dagciyks
een groot aantal op de slavenmarkten verhan
deld werden, tot het Christendom te brengen.
In het voorjaar van 596 zond hy daartoe den
Benedictyner-abt Augustinus met een 40-tal
monniken naar Engeland, om daar den gods
dienst te brengen.
Hiermede kunnen wy dan de eerste versprei
ding van het Benedictynsch kloosterleven da-
teeren. Want bet eigenaardige van deze ge
beurtenis is, dat niet zoozeer de prediking van
het Christendom op den voorgrond stond, als-
wel het stichten van een groot aantal kloosters,
die dan als centra het christendom en de be
schaving om zich verbreidden.
In Canterbury vestigden zich de eerste mon
niken en van hieruit werden geleideiyk tien
tallen abdijen het geheele land door gesticht.
By den dood van Augustinus In het jaar 605
waren reeds twee van de zeven koninkrijken,
nJ. Kent en Essex voor het Christendom ge
wonnen: Canterbury werd metro polo, Londen
bisdom en Westminster monastiek centrum.
aan weerszyden van den landweg oprezen.
Het geblaf kwam biykbaar niet van de een
of andere hoeve, want geleldeiyk klonk bet
dichter en dichterby, en plotseling kwam uit
een smallen zyweg een amazone te voorachyn,
naast wier gitzwart paard twee groote jacht
honden sprongen. Paard en berijdster kwamen
regelrecht op het rijtuig toe en de laatste hield
met een ruk de teugels in.
Een eigenaardige vrouw, dacht Josefa, want
de vreemde droeg een slappen heerenvllthoed
met breeden rand en onder den tweedrok
kwamen stevige mannenlaarzen uit Het licht-
blozend gezicht was byna zonder rimpels en een
paar korte, bruine vlokken haar krulde onder
den hoedrand te voorachyn.
De koetsier bracht de paarden tot staan
alsof Iemand hem dat bevolen had en de
vrouw reed stapvoets tot vlak naast het rij
tuig.
Met een mengeling van verlegenheid en
licht verwyt riep de jonge landheer:
moeder, kon u nu werkeUjk niet wachten, tot
we kwamen?"
Joeefa schrok. Moeder, bad de baron ge
zegd. Dus dan was dét mevrouw von Dittborn,
die ze zoo liefdevol had willen verplegen,
dót was de vrouw, die ze zich witharig en
lydend had voorgesteld I
,JEn hier hebben we juffrouw Joeefa Bur
ger!”
Het kan wel leuk zyn, zet ie tegen de andere kaboutertjes,
inaar ik ben bang dat we daar last mee krygen, want nergens
is de zon te zien en die moet toch weer zorgen dat alles smelt.
En daar de kaboutertjes niet gewend waren, dat Tuimeltje voor
iets bang was, werden ze stil en gingen ze af zitten wachten
wat er komen sou. En de voorspelling kwam uit. De hagel lig
nu ai zoo hoog, dat hy tot aan het raam lag, waar de ka.
boutertjea raten te kyken.
„Ik
moeder
me
geven,”
dwongen.
Malte Dittborn glimlachte. „Dat myn moe
der met u tevreden zal zyn, daar twyfel Ik
geen oogenbllk aan; het is een andere vraag,
ot u met ons tevreden zult zyn.”
Wat klonk dat eigenaardig! Onwillekeurig
moest Joeefa aan haar reisgezelschap denken
en ze meende, de Inslnueerende fluisterstem
van de oude dame weer te hooren: Op Dittborn
houdt géén gezelschapsjuffrouw het lang uit!
Onzin, hield ze zichzelf onmlddeliyk voor,
domme dorpskletspraatjes waren natuuriyk
de oorzaak van alles. Misschien, nee. waar-
schyniyk, was de oude mevrouw zlekeiyk, en
verlangde, dat haar gezelschapsjuffrouw zich
veel met haar bezig hield, mogeiyk, dat ze
ook ’s nachts nu en dan met haar optrok.
Dat had deze en gene denkeiyk niet aange
staan. Nu, zy zou in elk geval een en al be
reidwilligheid en hulpvaardigheid voor de
oude dame zyn, ze was jong en zou zich In
alles weten te schikken; de hoofdzaak was
voor haar, dat ze toch weer zoolets als een
thuis zou hebben.
betrok, door ben te maken tot de leerscholen
^Toch U de Regüla SU Benedictl niet de
eenige' die In deze streken onderhouden werd.
Door de verspreiding van sommige regels dooi
geheel Weet-Europa, die In sommige plaatsen
zelfs vasten voet en een zekere traditie hadden
verworven, i* het goed verklaarbaar dat In de
meeste kloosters naast den Regel van St. Be-
nedlctus voorschriften van verscheidene andere
Regels Werden onderhouden. In het Karolin
gische tijdperk breekt de Regel van Benedic
tus zich dan voor goed baan en heeft geduren
de eeuwen een uitsluitenden en algemeenen in
vloed. >-De persoon, waaraan In deze zaak het
meeste te danken is, Is de H. Benedictus van
Arrlane (gestorven In 821). In het leven van
dezen hoogbegaafden en heiligen monnik ko
men twee geheel verschillende phasen voor.
Het eerste, voor ons van betrekkeiyk wei
nig belang, geeft on* Benedictus al* een boete
ling, die met enkele gezellen een leven leidt
van Evenmatige strengheid, in alles de na
volger van de oude Woestyn-vaders. waarin hy
het hoogste Ideaal verwezenlykt ziet. In deze
periode le voor hem de Regel van 8t. Bene
dictus slechts een heel klein begin van monas-
Uek leven, geschreven voor beginnelingen In
het ascetisch leven.
Doch In het jaar 783 voltrekt zich in zyn
leven een groote verandering, in zyn inneriyk
leven heeft een algeheele ommekeer plaats.
Met een hartstochteUJken yver begint hy den
Regel van Monte Casino te bestudeeren #n
ziet in zyn „dlscretlo” gematigdheid
juist de voortreffeiykste eigenschap, zyn groot
ideaal.is van dan af voor den Regel van Bene
dictus het alleenrecht te verkrijgen In alle ab
dyen van het Frankische rijk. En met onver-
moelden yver heeft hy daaraan gewerkt. Door
keizer Lodéwyk den Vromen aangesteld tot
Ryks-abt bezocht hy alle abdyen van het rijk
en bestudeerde er de Regel-observantie. De be
kroning van zyn werk zag hy In het Jaar 817
by de bekende synode van Aken, waar de regel
van St. Benedictus verplichtend werd gesteld
voor alle kloosters van het keizerrijk.
Het groote werk van Benedictus van Arrlane
heeft het Benedictynsche monnikendom van-
zelfsprekend tot een zeer hoogen bloei gevoerd,
maar door verschillende omstandigheden is
deze bloei slecht* van zeer korten duur ge- j
weest. i
<7
gedachten
gezichtje af
woord door:
tevreden ben, mynhi
is toch niet het
biy, een goed-gesalarieerde betrekking, boven
dien nog op een mooi landgoed, gevonden te
hebben; o als men geen geld heeft en geen
ouders en verder niemand op de wereld, by
wien men een thuis heeft, .dan moet men zich
naar vreemden weten te schikken.”
Een snelle blik uit de grijze oogen trof haar.
„Wat myn moeder en Ik kunnen doen om
te maken dat u zich op Dittborn thuis gaat
voelen, dat zullen we niet nalaten. Alleen
moet Ik u nogmaals herbalen, we gaan
heelemaal niet om met onze buren of andere
families uit de omgeving en elgeniyk bent
u toch nog veel te jong, om het zonder eenige
afleiding en vrooiykheld te kunnen stellen."
Joeefa glimlachte vol zelfvertrouwen. „Ik
ben heusch niet tuk <g> pretjes en partyen;
myn werk 1* het voornaamste.”
In gedachten zag ze een tengere, zieke-
lyke dame, en zichzelf yverig in de weer om
het naar haar zin te maken. Ze wreef het
bleeke, door zilverwit haar omgolfde voorhoofd
met eau de cologne, maakte verfrisschend
sinaasappelsap met stukjes ys voor haar klaar
en la* haar voor uit de Dultsche klassieken.
Zwaar leunend op haar arm, wandelde de
oude barones over de paden van het park
en dlkwyia zou ze haar ook iet* voorspelen op
haar viool, ’s avonds, als het doodstil was ge
worden om het groote huis....
Het Karolingische tijdvak
In welken tyd we de eerste Benedictynsche
stichting in de Gallische landen moeten da-
teeren, is ons geheel onbekend. Wel verhaalt
een legende dat de H. Benedictus zelf den H.
Maurus naar Gallië zond om er een klooster
stichting tot stand te brengen, doch dit ver
haal woi^t door nieuwere historici, zooals Dom
Berlière Tn Dom Hllpisch, verworpen.
Tot ongeveer het einde der 7e eeuw heeft In
deze landen de regel van St. Oolumbanus verre
weg de bovenhand en eerst van dan af wordt
deze langzamerhand door dien van St. Bene
dictus vervangen.
Een veel vruchtbaarder veld vond hy in de
Germaansche landen.
Evenals in Engeland heeft ook in deze stre
ken de Benedictynsche Regel ingang gevon
den door den mlssle-arbeid der monniken. Hier
ook werden de abdyen centra voor den overi
gen arbeid. Treffende voorbeelden ervan vindt
men in de levens van St. Wllllbrordus en Bonl-
facius. Na elkaar zien we ontstaan de abdyen:
Fleury, Echternach, Prüm, Stavelot en 8t.
Truyen In West-Dultschland. In Midden-
Dultschland. waar de H. Bonifacius werkzaam
was, vindt men de bekende abdyen Fuida en
Lorsch.
Zoo zyn we langzamerhand het Karolingische
tydperk ingetreden, waarin de abdyen een zeer
hoogen bloei bereikten. Het is bekend, hoe Karei
de Groote in zlfn sociale politiek de kloosters
of uw linkor-richtlngaan-
wijzer steekt u natuurlijk
altoos tijdig uit, voor u 'n
bocht naar links neemt
Weet u, dat zoo'n toeken
geen tooverstaf Is? En.,
dat u dus uw beurt moet
afwachten JlL
O
A T T f A DONNlÉ1 a1* £lBd de verzekerlngsvoorwaarden tegen p 7^0 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^CO bU een ongeval met p
/Al *1 /AUVil 1 ^1IL O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen MVe" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen F f iJWe" doodeiyken afloop tavU."
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
die ingekeerdheid,
vergeefs gezocht.!’
Josefa zat doodstil en luisterde naar zyn
bewogen stem; ze had wel gewild, dat hy
urenlang zoo doorsprak. Het leek haar wer-
keiyk, of ze zelfs al iets voelde van de be-
toovering van het landschap, dat hy haar
srfillderde. Doch plotseling zweeg hy, biyk-
baar gestoord door den schrlBen claxonstoot
van een auto, die hen in razende vaart in
haalde.
De koetsier, naast wien de knecht styf-
rechtop op den bok zat, zwenkte een beetje
naar rechte en meteen schoot ook al de
lange donkerblauwe wagen voorbyhet was
de Mercedes, die Josefa daarstraks op het
stationspleintje bewonderd had. Ze herkende
in een flits het kleine, gave poppengezicht
van baronesse Grettenau en voelde, byna pyn-
lyk, als een scherpen steek, een seconde den
blik van twee groen-glinsterende oogen, die
met een mengeling van spot' en medeiyden
in de hare priemden. Een wolk fyn stof Joeg
achter den wagen op en hulde het rijtuig als
in een grauwen sluier.
Malte Dittborn bleef verder Zwygen en
slecht* nu en dan maakte hy een korte op
merking om gaar een of ander détail van het
landschap te verklaren.
Het was een verrukkeiyke dag in den vroe
gen herfst, en nu op het middaguur had de
zon een byna zomerschen gloed. Geen mensch
was wyd en zyd te zien, slechts heel uit de
Een tydlang zwegen de belde inzittenden
van den wagen; leder scheen in zyn eigen
gedachten verdiept.
„U komt uit een streek, die al byzonder
ryk 1* aan landachapsschoon. Juffrouw Burger,”
begon von Dittborn. „Onze Mark daarentegen
is zoo’n beetje een stiefkind van de natuur.”
zyn «tem werd dieper, warmer. „Maar het zou
onblliyk zyn, ze uit te schelden voor leeiyk
en eentonig, al kan Ze op den oppervlakklgen
Ze
en
stemmingen, maar die laat ze zoo maar niet
aan iedereen zien. Men moet Brandenburg
door en door kennen, er misschien wel geboren
zyn om het op zyn juiste waarde te kunnen
schatten. Ik houd er van uit den grond van
m’n hart, en ik zou m’n plekje grond hier
niet willen ruilen met de beroemdste streek
van de wereld.'
Joeefa merkte met verwondering op. hoe
levendig en gevoelig dit schynbaar koele en
strenge mannen gezicht kon worden; het leek
zóó veel Jonger en knapper.
Hy sprak verder, meegesleept door sUn
enthousiasme.
„Onze sombere dennenboeschen staan steiler
en ongenaakbaarder dan alle dennen, die je
elders ziet, vind ik altyd, en het zoemen van
den wind door de dichte naalden klinkt zoo
geheimzinnig als oude sagen. Midden in de
stilte van doodsche vlakten liggen dan opeens
diepe meren; hun water is heelemaal donker-
r-f y zat in het hoekje van een derde-klassc
coupé, alleen, wachtend ®p het vertrek
van den trein. Hoopte vurig alleen te
zullen blyven en zag die hoop Juist op het
laatste moment verijdeld. Ja, vlak vóór dat de
trein optrok en het groote station uitstoomde,
kwamen twee niet erg gunstig uitziende jonge
mannen letteriyk by haar binnenrollen.
Even stonden zy te hygen in den coupé
buiten adem van het hard loopen dan knik
ten zy een* in de richting van de juffrouw.
En dadeiyk knikte de juffrouw terug.
zy namen plaats in het hoekje Juist tegen
over haar, gaapten haar min of meer weeen-
loos aan. bekeken haar van top tot teen. En
de juffrouw liet rustig gapen, rustig kyken.
zy zag er ietwat eigenaardig uit: droeg een
potsleriyk hoedje met een vreemd rechtop
staande veer en was verder op zyn ouder-
wetsch geheel in het zwart gekleed.
Om haar hals hing voort* een collier van
dikke, dikke parels.
Joe en Plet keken opeens elkaar eens aan.