In ’s Pausens buitenverblijf Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland Ufb UB wïAaal Dan den dag I F 250.- F 750.- F 750.- Zigeunerinnetje BOMMEN OP DE RIVIÈRA I 1 DONDERDAG 23 JULI 1936 CASTEL GANDOLFO Verhaeren e graf i Wonder baarlijk uitzicht ▼an het terra* Pelgrimstocht naar St. Amanda Het lied van den nachtegaal Tentoonstelling vém Oude Kunst te Sittard Da tuinen xyn gelegen op de glooiing van een heuvel, op niet meer dan 18 K.M. afstand van de »ee 4TK I T NEDERLANDSCHE DAM ES VER BAN D AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ER LIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG.UUR NA HET ONGEVAL V: DOOR ANNY VON PANHUIS Vol trots bekijken de eigenaar en zijn zoon het moeder-paard met het veulen HIRMAN KRAMER IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII breekt zü af. Ik luister in het donker en wacht werd boos op zichzelf. Zag as dan n dan niet noodig, I b e B En niet lang daarna touden ie "t weten. De jager ging ’n huis binnen, trok rijn schoenen uit, waarbij hij de kaboutertjes niet zoo heel voorzichtig vastpakte en ging in een stoel zitten lezen. HU zette zün laarzen bü het vuur en nu kregen de kabouterjes het verschrikkelijk warm. Maar waar moesten ze naar toe? i h Ie le i c z t Toen Tulmeltje en Kruimeltje een heel eind geloopen had den, zagen ze in de verve een dl kken boom, waartegen ze be. schutting zouden zoeken. Maar toen ze er bijna waren, ont dekten ze een jager, die ir.et een geweer onder zjjn arm stond te wachten of er geen haas voorbij wilde komen. ..Ik weet waar we in kunnen schuilen”, zet Tulmeltje blü en hü wenkte Krui meltje hem stilletjes te volgen. leven. Meer dan eens klonk haar lach op en echode door het sombere d t t o n b n 1 H vl ge da Ui zo da ml 1 l i J Heel voorzichtig slopen nu de twee kaboutertjes naar de groote breede laarzen van den Jager en kropen er in. Nu konden ze zich tenminste verwarmen tegen de voeten van dien dikken jager. De jager begon zeker moe te worden van het wachten en ging naar huis, met de kaboutertjes bü zich in de laarzen. „We zullen maar afwachten, waar we naar toegaan”, giebelde Tulmeltje zacht. de Josefa a w TW a ï’W/’XW.TIkT °P dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E? *7^fl bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Ié’ bij een ongeval met I /X JI w IV F*. O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeertngen I Ws verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen doodeUJken afloop Dit Jaar heeft dese pelgrimstocht plaats ge had op Zondag 19 Jud JJ. en er werd aan deelgenomen door een ruim veertigtal Vlaam- sche, Fransche. Waalsche en Nederlandsche letterkundigen, die voor dese gelegenheid de gasten waren van het Antwerpache gemeente bestuur, bü afwesigheid van burgemeester Cam. Huysmans vertegenwoordigd door twee van de schepenen (wethouders) der stad. Het was de eerste maal, dat ook de Nederlandsche letter, kunde door een organisatie, n.l. de vereeniglug Meridiaan V. vertegenwoordigd was. Een be zoek aan de Erasmus-tentoonstelling, in het Plantljn.museum (een Interessante collectie Erasmiana is daar geëxposeerd wegen; het vierde eeuwgetü van den Rotterdammer, die te Antwewen zoo goede relaties had), vervolgens een officieele ontvangst ten stadhulze en een bezichtiging van dit gereconstrueerde gebouw, daarna een prachtige boottocht over de Schelde op de salonboot der gemeente Antwer pen, met lunch aan boord, kranslegglr.g op Verhaeren’s graf, terugvaart, en tot besluit een grootsche gemeenschappelijke maaltüd. is een werkprogram, dat den Dag des Heeren meer oplulstert dan wü in ons killer vaderland gewoon zün. Men kan zich nauwelüks voor stellen, dat dit alles georganiseerd wordt ter wille van de nagedachtenis eens dichters. De Hollandsche steden, die zoo grootsch en zoo gastvrü de schoonheid huldigen, kan men op zün vingers tellen, en dan mag men nog een premie van de krant getrokken hebben voor het verlies van een belangrijk aantal vingers. derlük toegangsbewijs noodig hebben, dat ons echter door een Invloedrijken kennis bezorgd is. Dit prachtige park van de villa Barberini te enkele kilometers lang en strekt zich uit van Castel Gandolfo tot Albano, in den tüd van de gevangenschap der Pausen in het Vatlcaan lagen de tuinen verlaten en verwaarloosd Maar Plus XI neeft ae weer heelemaal in orde laten brengen, en nu is het werkelük een poradüs- prachtl Gelegen zün ze op de glooiing van den hei vel, met wild uitzicht over de Campagne en een breede streep van de see, die maar op IS KM. afstand ligt. Eeuwenoude eiken, gestut door reusachtige steenen, resten uit den keisertüd, staan stil te droomen; breede lanen zün er, waarin de stilte levend wordt, zoozeer te alles innig en harmo nieus, met lange rijen olüfboomen, wier blade ren nu weer grijs, dan weer groen schünen en tenslotte duizenden gloeiende rozen, wit en rood en roze.Een leger van kippen loopt rond en zoekt venünlg naar wormen en in de moderne stallen van de model-boerderü staan de koelen dom te herkauwen. Hier zün de moestuin en meikerü van het VatlcaanI Eiken dag gaat een groote vrachtwagen met melk, boter en eieren, groenten, fruit en bloemen naar Rome, voor de huishouding van den Heiligen Veder, van de kardinalen en van allen, die in de Vaticaan- sche Stad wonen. We wandelen nog verder, naar Arlccia. Stil steken de witte kruisen v«n het kerkhof van Albano af tegen den donkerblauwen avondhe mel De zon gaat rood onder over het prachtige land, en van de brug tusschen Albano en Arlc- cla küken we neer in het wildpark van vorst Chlgl, waar de witte herten als vlekken bewegen tusschen de donkere, ongerepte boomen. We drinken een glas heerlüken landwün, en nagegaapt door de dorpsjeugd, die in langen tüd geen vrecmdel. ngen meer gezien heeft, gaan we dan weer huiswaarts, door den stillen avond, die een lavende koelte is na de drukkende hitte van den dag. Er was een film voor laren, Die was de moeite waard, Daarin werd Hansje Albers Bewonderd, aangestaard Door menigeen, die hem voor Ben reuzenheld versleet Omdat hij bijna! bommen Op Monte Carlo smeet. Het bleef bij dreigementen, Want Hansje kreeg zijn geld. Maar om 't idee alleen al Was Hans de Piet, de held! Een Fransche boot heeft onlangs Iets dergelijks gedaan, Maar hier ging t door, zij richtte Enorme schade aan...... Men wou een brandje blusschen Uit zuiver plichtsgevoel, Maar schoot een kilometer Of vijf, zes over ‘t doel! Ik denk dat deze schutter Tenzij ik me vergis Nög warmer dan Hans Albers Destijds ontvangen is! kraag, gekrulde pruik en gepoederde staart, Spaansch keurslüf en hoepelrok. ..Dat zün voorouders van de Dittborns, van Heer Meinrad ef, die in den dertlgjarigen oorlog met de Zweden optrok tegen de keizer lijken, tot aan den overleden echtgenoot van de tegenwoordige slotvrouwe." De oude man hief zün rechterhand op naar het portret van een man met half lang, in bet midden gescheiden haar, die een kanten kraag en een sjerp droeg. „Dat is Heer Meinrad von Dlttborn, die aan de züde van de Zweden vocht.” HU moest een mooid man geweest zün, die Meinrad. Het smalle gezicht was nobelbelünd; een kleine puntbaard deed het nog smaller en füner lUken. HU had grijze, koele oogen, en Josefa vond, dat er iets als spot en leedver maak ln hun diepten lag. „De vertrekken op de bovenverdieping zult u langzamerhand vanzelf leeren kennen, daar mevrouw en mijnheer de baron boven hulzen,” zei de knecht en Josefa moest glimlachen. Dat beteekende met andere woorden: nu heb ik er genoeg van, langer voor gids te spelen. Ze bedankte hem vriendelijk. Dan ga ik nu nog een kleinen ontdekkings tocht door het park maken,” zei ze. .Mevrouw heeft me toch pas later noodig." De oude man keek haar voortdurend aan, en Joeefa kreeg het gevoel, dat hü iets op net hart had, dat hü haar iets wilde vertellen en het toch niet goed durfde. Ze moest hem aan moedigen, hem tegemoet komen in zUn beslui teloosheid. (Wordt vervolgd) Dit Jaar is het 300 jaar geleden dat de groots geschiedvorscher( Pater Jakob Kritzraedt 8J„ uit Gangelt, naar Sittard vertrok en zich ves tigde In een patriciërshuis in de Rosmolenstraat. Tien Jaren lang nam hü op voorbeeldige wüze de zielzorg waar. Voorts hield hü zich onledig met de ^bestudeering der oude geschiedenis en van den Romeinschen tüd af tot 1644. Aan da hand hiervan schreef hü een .Btadtbuch von Gangelt”, een „Chronik von Gangelt” benevens het boek „Von den Herrlichkeiten Mlllen und Born". Ter eere van dezen verdienstelüken geschied- vorscher wordt van half Augustus tot hegin September in de vroegere woning van Kritzraedt een tentoonstelling gehouden. Deze zal bevat ten talrijke bezienswaardigheden uit kerkschat ten, musea en privaatbezit uit „Het land van Sittard” op het gebied van historie, geschiede nis. kunst, heraldiek, muntwezen, archiefwezen, enz. Hieronder bevinden zich voorwerpen van buitengewone waarde en zeldzaamheid. leed der wereld opeens gaan weenen. als waren alle tranen der aarde hier in dit meer samen gevloeid, als zat de nachtegaal diep in het woud en beweende het leed, dat in dezen eensu nacht over de heele aarde gekomen was. Toen hü zün klacht ten eind had gezongen was ik verlangend, hoe de Madonna antwoor den sou. Misschien had zü nog geen smart be leefd, dacht ik. Haar gezicht straalt zooveel geluk, dat sü nauwelüks ondervonden kon heb ben, wat leed is. Nog had ik den klank der laatste tonen van den nachtegaal in mün oor, of daar begon naast mü een klaaglied, sooela ik nog nooit van een mensch gehoord had. Ds vrouw wendde sich tot de verte als tot een riva le die haar den geliefde ontno men had. Zü klaagde aan, bit ter en opstandig, sü bad en bezwoer, sü smeekte, Ja, sü ween de. Ik was diep ontroerd. Zoo kon slechts een mensch zingen, wanneer hü niet weet waar heen met zün leed Terwijl ik nog overlegde of het niet opdrin gerig sou staan, wanneer ik de vrouw mljft be wondering betuigde, hoorde ik hoe een man sich de keel schraapte. Er had dus nog iemand geluisterd!' Het ergerde mü haast, dat ik dit uur met een ander had moeten deelen, voelde echter een geheim achter den luisteraar en wachtte wat er verder gebeuren zou. De man passeerde zonder mü te zien, trad op de zange res toe en sprak haar aan. Zü scheen niet ver rast, maar antwoordde ook niet direct. Zü volgde den man langzaam, bleef toen echter ongeveer vüf schreden van mu verwijderd staan. En hier werd ik nu getuige van een gesprek. „U kwelt u tevergeefs, mün waarde dame!” „Als hu mü hoeren kon. zou hü beslist terug- keeren." „HU kan u niet meer hoeren en zal ook nooit terugkeeren." Dat klonk als een ongelukstüdlng. Ik voelde büna hoe de zangeres de adem stokte... zag... hoe zü de hand van den man greep. Nu her kende ik in den maneschün ook den man Het was de raadselachtige heer met het gekwetste oog. Nu vernam ik in enkele zinnen een tragisch gebeuren. Ergens in het Verre Oosten was de geliefde van de zangeres bü den bouw van een grooten spoorweg omgekomen. Stervend had hü zün vriend naar Europa gestuurd, om zün ver loofde het bericht van zün dood te brengen. •Doctor Raabe?” hoorde ik de vrouw zeggen: ,Ja, hü heeft mü in zün laatsten brief ge schreven. hoe zeer hü u hoogacht! Dat zei de-vrouw met haast toonlooee stem. Neen, dat alles kon niet waar zün. Zü vluchtte in de eenzaamheid van het meer, riep om haar geliefde, zong hem, aangespoord door den nachtegaal, haar lied in de verte en naast haar stond iemand, die wist, dat hü nooit zou wederkomen! De man uit het Verre Oosten voerde de zan geres langzaam en zacht van den oever weg naar het hotel. Ik volgde op eenigen afstand ra hoorde hoe de nachtegaal weer begon te zingen. Het klonk overmoedig, brutaal, haait vol leedvermaak. Wellicht kent de vogel haar leed, flitste het door mün hoofd. Wellicht lacht hü met haar smart. De nacht leek mü be klemmend. Vleermuizen fladderden heel dicht over mün hoofd Ik zag, hoe de heer met de Madonna de trap naar het hotel opging. Den volgenden morgen vertrokken beiden. olgens zün eigen verlangen ligt de dich ter Emile Verhaeren begraven in zi’n ge boorteplaats, het Vlaamsche 8t. Amsnds aan de Schelde. Zün grafmonument is vlak bü den boord van de rivier, die hü beminde en bezong. Het te opgericht tusschen hooge wilgen en populieren, er naast rutecht het riet, aan zün voet beweegt de breede stroom. Het is een idyllische plek, een machtig mooi stukje na tuurschoon. welks rustige landelükheld toch iets grootsch heeft door de pracht van de ge weldige rivier, de wüdheid van den horizon, de hooge overkoepeling van de bewolkte lucht. De Schelde moet men zien met wolken erboven, waar nu, en dan de zonnebalken tusscheodooi komen, om licht te spelen over de stadjes en dorpen op den oever. Het water heeft dan een donkere, zware kleur en schünt moeizamer te bewegen dan op een helderen dag. Het golft met breedeh slag naar zee. Het draagt a's het ware de tragische heugenis der havenstad Antwerpen aan het graf van den dichter voorbü. Jaarlüks, ln den zomer, wordt dit graf be zocht door eenige bewonderaars van den dich- ter. Het is een intieme pelgrimstocht van schoonheidsminnaars, die van Antwerpen pit, met motoryachts over de Schelde, naar 8t. Amands varen, en een krans neerleggen, wat bloemen, en in stilte den dichter herdenken, die hoewel hü de Fransche taal schreef een der grootste dichters van het moderne Vlaanderen te. uit haar heldere ernstige vertrek. Dlttborn ongeduldig of zü haar gezang voortzet. Maar daar komt van boven het antwoord. De 'nach tegaal heft een snikkend klaaglied aan met langgerekte, donkere tonen. Zoo klaagt een mensch, wien het liefste ontnomen te, wanneer hü met woorden niet meer te zeggen weet wat zün hart vervult. Het was mü.^als was al het n het zeebed vertelde men dat de groote. blonde dame een opera-zangeres was. Hoe wel aan te nemen was. dat de meeste gas ten meer dan eens een opera bügewoond had den en volgens hun leeftüd over de jaren heen waren, waarin men met tooneelkunstenaars dweept, vormde zich toch een sfeer van eer bied rond de „blonde Madonna” zoo werd zü genoemd. Zü kwam ofwel zeer vroeg ofwel zeer laat aan tafel en niemand kon er zich op beroemen met haar ln een gesprek gewik keld te zün geweest. De Madonna bleef onge naakbaar. Ook zong zü nooit, neuriede niet eens een Ued voor zich heen. Dan was er nog een heer, die door zün ulter- lük algemeen opviel, zün trekken verrieden, dat hü zich met hoog Intellectueel» dingen bezig hield. Maar een der oogen was gekwetst. De huid van dit buitengewoon intelligent ge zicht was zoo bruin, ate was het verbrand, het voorhoofd was hoog en edel, het zwarte haar dun. maar blükbaar zeer verzorgd, evenals het heele voorkomen van den man. Er kwamen nachten, dat de nachtegaal ons met zün zoet gezang verkwikte. Ik had hem ontdekt, ik had hem het eerst gehoord en Ik voelde mü als den gelukkigen schenker van dit hoog genot, toen ik de bad gasten op mün ontdekking attent maakte. „U moet zich gereed houden! Pas tegen 11 uur begint bet gezang!” zet Ik tegen enkelen. Maar men keek mü met groote oogen aan en begreep niet, hoe een verstandig mensch 's avonds nog bü het water kon rondzwerven, wanneer de bowl ln de prieeltjes op het terras zoo goed smaakte en de dansparen op de meesleepende wüzen der muziek ronddartelden. Ik ging dus alleen. Achter een dikke rozenstruik ln het nabü ge legen bosch wist Ik een plaats, daar was het gezang van den nachtvogel het mooist. Hier ging ik staan, steunde op mün stok en luister de in den nacht. Ik was zóó vol verwachting, dat ik meende mün eigen hart te hooren kloppen. Daar.... daar was het! Ik hoorde schreden nader komen, langzaam, tastend. Ik trok mü nog dieper ln de struiken terug en wachtte. Vermoedelük had een paartje het op dezelfde plaats gemunt. Maar de gestalte die nader kwam, was alleen. Een licht costuum schitterde In het donker. Toen het passeerde, zag Ik, dat de Madonna de nachtelüke bezoekster van de zee was. Ik overlegde een oogenbllk, of ik haar aan spreken zou. Maar op hetzelfde moment werd van boven een zacht fluiten hoorbaar, daarop klonken twee, drie triolen na elkander. De dame die nu ongeveer tien schreden verder ge gaan was, bleef nu ook staan en luisterde. Nu zette de nachtegaal met zün zoete stem in. eerst diep, dan luid en hoog juichend als bevangen van een diep en zuiver geluk. Büna tien minuten lang kweelt het keeltje van den nachtvogel zün Ued door de stilte, zün Schepper ter eer, dan gaat het over ln zuchten en klagen Maar nauwelüks heeft de nachtegaal ge ëindigd, of vlak naast mü zet een menschelüke stem in De Madonna zingt, neen, ook zü jubelt, Juicht, slaat trillers. van den tegen- overgestelden kant komt de echo terug als een fontein van zilveren klanken. Plotseling echter Wat de plechtigheid zelve betreft, deze ver schilt ln elk onderdeel van de deskundige wüze, waarop wu onze groote mannen huldigen, door eenige sprekende professoren op bun na gedachtenis los te laten In zalen, waar het volk niet komt en zich ook beslist niet amusee- ren zou. De plechtigheid, die Inderdaad een solemneel en Indrukwekkend karakter bewaar de, was namelük iets, waarvoor eenige duizen den menschen op de been gekomen waien, met een muziekkorps, een groep matroeen ln uni form, een groep sea scouts, en een heelemaal in feestdos gestoken dorp. Deze organhatle- methode brengt sfeer. Er werd niet deskundig gesproken en ook niet quasl.deskundlg bü het graf van Verhaeren, er werd hartelük gespro ken, en kort, zoodat het groote publiek zich nlal gehinderd voelddld E^n. oprecht-^ondaga- genot. Aan het feit van deze plechtigheid, zoo. wel als aan de wüze, waarop ze plaats vond, zou het kunstlievend Holland een mooi voor beeld kunnen nemen. Men begrijpt hier te zel den, dat zulk een officieele plechtigheid niet voorbehouden moet blüven aan officieele men- bü verlies van een band, een voet of een oog. ratuur. Josefa vertrouwde vol enthousiasme den ouden knecht toe. dat ze dolgraag las en zich er al op verheugde, hier rond te snuf felen. Daarna trekken, „Dit is de eetzaal.” Terwül hü zün hand op de klink legde, keek hü haar weer zoo onder zoekend asm, en het was büna, of er In zün oude oogen een medelüdende uitdrukking kwam. Jomfa overal spoken? Maar dat kwam natuurlük van die belache- lüke kletspraatjes op de reis. De deur was open en ze trad over den drempel van een lang, laag vertrek, in donkere, rustige tinten gehouden. De barones en haar zoon waren daar reeds. Josefa keek verwonderd om zich heen. Was er dan niemand anders, die aan eten maaltüd zou deelnemen? Had de jonge baron geen vrouw en geen kinderen? Mevrouw von Dlttborn knikte haar vriende- lük toe en wees naar een stoel aan de met zorg gedekte tafel. „Wilt u hier gaan zitten, juffrouw Burger? We middagmalen in den regel vroeger, maar vandaag hebben we met het oog op uw komst een uitzondering gemaakt. Dat leek ons gezel liger voor u dan alleen Iets te moeten gebrui ken." Het jonge meisje was diep getroffen door die füngevoellge vriendelükheid, die haar aan- vankelüke verlegenheid voor deze vreemde menschen weldra geheel op de vlucht Joeg. Een knecht diende de gerechten rond en Josefa vond, dat ze nog nooit zoo uitstekend gegeten had als dezen keer. Haar Jonge, gezonde eet lust deed zich gelden, en langzamerhand kwam ae wat meer los en vertelde een en ander In die had. .Mevrouw de barones heeft gezegd, dat ik de Juffrouw het heele kasteel moest laten zien, als de Juffrouw er interesse voor beeft,” sel hü op dten gedempten, gereserveerden toon, die goedgeschoold personeel eigen Is. „Ik neem het aanbod van mevrouw ^el graag aan,” verzekerde Joeefa levendig, en voegde er toen vriendelük aan toe: „Bent u al lang op Dlttborn, münheer....?” Ze aarzelde; ze wist niet, hoe de oude bediende heette. „Ik heet Ferdinand. Juffrouw Burger, noemt u me zóó maar, alstublieft,” zei hü, goedig glimlachend, en dadelük daarna ontsloot hü een geweldige, ronde eiken deur, die door een Oostersch tapüt verborgen was. .Dat is de huiskapel," fluisterde hü- Josefa bevond zich in een soort van kleine, gewelfde hal, waarin, behalve een houten altaar en twee rüen stoelen, slechts een har monium stond. Oude religieuze voorstellingen met de hoekige figuren van de Holbelnschool sierden de muren. Het volgend vertrek, dat men weer van de gang uit bereikte, was de bibliotheek. Op de meterslange planken der donkere eiken betimmering, die tegen drie der vier muren was aangebracht, stonden hon derden en honderden boeken. Oude folianten in perkamenten banden en de allernieuwste llte- derlandsche litteratuur o.m. vertegenwoordigd was door Dr. M. J. Premsela en mej dr. H. Frets, die aan de Sorbonne promoveerde op een proefschrift betreffende Verhoeren. Intusechen keek ae eens uit de groote ramen. De kamer zag uit op het park achter bet huis, waar de boomen al veel van hun gebladerte verloren hadden en den blik onbe lemmerd doorlieten. Tusschen de stammen glinsterde het water van een vüver. Er werd geklopt. Josefa keerde zich naar de deur. De oude knecht, dien ze daarstraks al had gezien, kwam binnen. „Mevrouw de barones Iaat de Juffrouw ver zoeken, aan tafel te willen komen. Ik zal de juffrouw de eetzaal wüzen." Joeefa wierp in bet voorbügaan nog een blik ln den hoogen spiegel, waar ze langs moest en volgde den ouden man door de lange gang en de breede trap af. Ze merkte dat hü, naast haar loopend. haar büna voortdurend aankeek. Ze voelde zün blik van terzüde, al keerde ze het hoofd niet ln zün richting. Voor een van de laatste deuren ln de bene denhall bleef hü stilstaan. Malte Dtttbom scheen dan peinzend en half-verwonderd te luisteren naar dien onge- wonen klank., met opmerkzaam schulngehouden hoofd en e^n droomerige uitdrukking ln de oogen. Zün moedeA ste eens op uw geraak u er iets voor voelt door onzen knecht Ferdinand rondleiden door schen, en dat ze niet pas aardig wordt, wan neer ze stomvervelend is. De redevoeringen bü Verhaeren’s graf ge houden, namens de Belgische mariniers en namens de verschillende letterkundige organi saties, die gedelegeerden hadden afgezonden, wagen geen essais, tot bundelen geschikt, en openden geen nieuwe gezichtspunten, maar ze getuigden voor een groote menigte volks van het eerbiedwaardige der schoonheid. Laat het zün, dat dese menigte den dichter niet gelezen heeft, se weet tenminste, dat hü een dichter was en dat het goed is voor een volk, en eervol, groote dichters te hebben. Hier kan het den menschen niet genoeg schelen. Onder de vertegenwoordigers van de Vlaam- sche letterkundige vereenlglngen waren F. Toussaint van Boelaere. Felix Timmermans. Maurice Roelants, Gerard Walschap, Raymond Herreman, de Waalsche litteratuur was o.m. vertegenwoordigd door Louis Plérard Marie Gevers, den Lulkschen dichter M. Ruet, Baron Firmin van Bossche, uit Frankrijk waren ge komen André Dumas, voorzitter van den Oercle des Poètes, en Marcel Batllllat, terwül de Ne- Zoodra het maal was afgeloopen, stond mevrouw von Dlttborn op en men ging uiteen. HOOFDSTUK IV gang wachtte dezelfde oude knecht daarstraks de eetkamer gewesen "Y T T ie ooit in Rome is geweest, kent ook de VV beroemde wüngaarden van de Eeuwige StadFrascati. Marino, Orottaferrata de „Castelli Romani". Deze heuvelrü ten Zuiden van de stad was van oudsher het buitenverblüf van keizers en palrlclërs, en nog altüd hebben de adellüke fa- mliles en rjjke Romeinen daar hun villa’s, waar zü. op een hoogte tusschen 300 en MO meter, aar de oevers van het lago dl Nemi of het meer van Albano of In de schaduw der pünbosschen, cypressen en loofboomen, de heete stralen van de Rome'nsche zon ontvluchten, zoodra deze, Inplaats van een weldaad, een kwelling worden. Tusschen de vele andere dorpen ligt ook het stadje Aloano, dat ouder is dam Rome zelf. En aar het meer, dat zün naam draagt, en dat eenige kilometers verder ligt, is (eerst veel la ter) Castel Gcndolfo gebouwd, het dorp, waar de Paus zün buitenverblüf heeft, en waarheen hü eenige dagen geleden weer vertrokken is. Iedere Katholiek kent bet Vatlcaan, maar slechts weinigen weten iets meer, dan de naam van de streek, waar de Heilige Vader drie maanden van het jaar doorbrengt. Hoog staat de brandende Julizon aan den diep-blauwen hemel, als we met de tram, door de leelüke vpikswük van San Giovanni, langs de .Moeder van alle kerken” de stad verlaten en op de Via Appia Nuova komen, waar zich plotseling de prachtige Campagna uitstrekt onder de strak blauwe lucht met aan den horizon de glinste rende streep van de zee. De weg loopt parallel met de cypressen en graven van de via Appia Antica. Overal passeeren we herinneringen uit den tijd oer Romelnsche keizers. Hier zien we de ruines van de villa van Qulntlllius Varus; daar is een boerderü gebouwd boven op de res ten van een groot Romeinsch graf, om beter (•vrijwaard te zün voor den vochtigen bodem van de Campagna. Overal steken de karakteris tieke ruines van de acquaducten boven het landschep uit, zooals bü ons de wieken van de windmolens. Ergens anders staan de brokstuk ken van een ouden wachttoren: een heele rij van dergeiüke torens stond langs den weg van Rome naar de zee, en de wachter, die de zee overzag, ontstak een vuur op zün toren, zoodra hü de Saracenen zag komen- dat werd dan door den volgorden wachter gezien, die hetzelfde deed, en zoo voorts. En zoo was het bericht snel ln Rome, en kon men de poorten sluiten en zich verdedigen tegen de zeeroovers! De draadlooss berichtgeving van het Romelnsche keizerrük! Het is volop zomer ln de campagna. Donker en stoffig is het groen en zwaarbeladen staan de vruchtboomen. Overal passeeren worke hel- beschllderde wünkarretjes, met de groote kap pen en de kleurige vaatjes, die den goeden wün van de eastern naar de stad voeren. In Marino, het eerste dorp, komen de vla Appia Antica en Nuova tezamen. Hier is de beroemde trattoria Fratocchlo. waar de kunstenaars en vreemde lingen, die„utt 4e Castelli kwamen, het laatste glas wün dronken, voor ze weer naar de stad terugkeerden. Den zün we weldra in Castel Gendolfo. Het stadje is klein; de straten zün grauw en de hul zen leelük. Het is onbeschrüfelük. dat in Italië een dergeJüke bouwstijl burgerrecht heeft ver overd; zelfs het eenzaamste huls, midden ln bet land, ziet er uit als een kazerne, met nauwe bokjes en smalle vensters, en véél verdiepingen. De grond is blükbaar duur en de goede smaak la momenteel zoek. We klimmen den weg op naar bet paleis, dat zün gevel keert naar bet kleine, stille pleintje, waar ln het midden, uit een fontein, bet kostbare water vloeit, dat den naam heeft, geneeskrachtig te zün, en dat on der een groote, glazen stolp wordt opgevangen. En we genieten van bet wonderbaarlüke uit zicht van het terras, over bet wüde. mooie, zon nige land. Prachtig ligt Rome er middenin. De Soracte teekene haar zeventandigen top tegen der hemel af, de berg, waarvan Horatius schreef, dat als die sneeuw droeg, de winter hard en tang was. En onder ons de onbeweeg- lükheld van bet blauw-groene meer, dat, ge vangen tusschen de begroeide heuvelen, als een kratermeir zwaarmoedig zich uitstrekt naast het poleis. We dalen af naar den oever, en vinden een kleine trattoria, met uitzicht op den Monte Ca- vo den „berg der beleedlgden”. Daar zün de ruines van eer. tempel van Jupiter, waar de kei zer. wien door den senaat het recht ontzegd werd een triomftocht door Rome te houden, zijn offers brecht aan den oppergod en waar hü een eigen triomftocht hield! We willen natuurlük vlsch eten, maar die is er niet te krijgen. Ik heb het trouwens nog nooit mee gemaakt, dat die wél te krijgen wag! Maar de kellner wijst deze beschuldiging verontwaar digd van de hand. „Het la volle maan,” zegt hü. „en dan büt de vlsch niet, omdat ze den angel ■teti” Na het eten maken we een wandeling door de pauselüke tuinen, waarvoor we een afzon- volgden ouderwetsche pronkver- waar prachtige oude schilderijen boven zware antieke meubelen hingen. Wat was daar allemaal al niet te zien! Geweldige zetels met ingesneden familiewapens, tafete met wonderlük gedraalde en gekrulde pooten. Damasten bekleedingen, weelderige goud- en zilverborduursels, antieke Japansche vazen en zeldzaam oud tin. Er waren kamers, die den lachenden, luchthartlgen rococotüd weerspie gelden; de inrichting van andere stamde nog uit het einde der donker-emstlge middel eeuwen. Vertrekken ln Bledermeier-stül volg den en het» jonge meisje keek zich de oogen uit in steeds groetende verwondering. Dat een Brandenburgsch slot zulke schat ten kon herbergen, dat zou ae nooit voor mogelük hebben gehouden; dese dingen zou den büna voldoende zün geweest om een heel museum te vullen. Nu en dan legde Ferdinand haar met zün rustige, gedempte stem iets uit, en Josefa vroeg hem nogmaals, of hü al lang op het kasteel in dienst was. „Büna dertig Jaar,” was het antwoord. „Baron Malte werd juist geboren, toen Ik hiel kwam.” Ze bevonden zich nu in een kleine zaal, waarin een groot aantal geschilderde portretten van mannen en vrouwen hingen. Alle tüdperken waren vertegenwoordigd: harnas en gesteven stelde voor: .JBtraks moet u het park beküken en als It, laat u sich maar eens het huls, zoodat u uw nieuw verblüf wat beter leert kennen en vriendschap kunt sluiten met de naaste omgeving.” „Hebt u mü’ vandaag mevrouw?” Joeefa straalde bü de gedachte aan de ver kenningstochten, die haar te wachten ston den. .Meen, juffrouw Burger, vóór vanavond zal ik geen beslag op u leggen; dén zal ik u vragen, me wat voor te lezen. Maar dat is pas na het eten. We gaan om acht uur aan tafel; drie gongslagen zullen u waarschuwen." Naast den stoel van de vrouw des huizes zaten de twee mooie honden, die zoo uitge laten om haar paard gedarteld hadden. Ze legden van tüd tot tüd hun lange, smalle koppen liefkoozend op haar knie en keken met hun donkere, verstandige oogen vragend naar haar op. De jonge landheer sprak weinig en nu en dan maakte hü den Indruk, alsof hü met zün gedachten heel ergens anders was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 10