In ’s Pausens buitenverblijf
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland
Ufb
UB
wïAaal Dan den dag
I
F 250.-
F 750.-
F 750.-
Zigeunerinnetje
BOMMEN OP DE RIVIÈRA
I
1
DONDERDAG 23 JULI 1936
CASTEL GANDOLFO
Verhaeren e graf
i
Wonder baarlijk uitzicht
▼an het terra*
Pelgrimstocht naar
St. Amanda
Het lied van
den nachtegaal
Tentoonstelling vém
Oude Kunst te
Sittard
Da tuinen xyn gelegen op de
glooiing van een heuvel, op
niet meer dan 18 K.M.
afstand van de »ee
4TK I T NEDERLANDSCHE
DAM ES VER BAN D
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UIT ER LIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG.UUR NA HET ONGEVAL
V:
DOOR ANNY VON PANHUIS
Vol trots bekijken de eigenaar en zijn zoon het moeder-paard met het veulen
HIRMAN KRAMER
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
breekt zü af. Ik luister in het donker en wacht
werd boos op zichzelf. Zag as dan
n
dan
niet
noodig,
I
b
e
B
En niet lang daarna touden ie "t weten. De jager ging ’n huis
binnen, trok rijn schoenen uit, waarbij hij de kaboutertjes niet
zoo heel voorzichtig vastpakte en ging in een stoel zitten lezen.
HU zette zün laarzen bü het vuur en nu kregen de kabouterjes
het verschrikkelijk warm. Maar waar moesten ze naar toe?
i
h
Ie
le
i
c
z
t
Toen Tulmeltje en Kruimeltje een heel eind geloopen had
den, zagen ze in de verve een dl kken boom, waartegen ze be.
schutting zouden zoeken. Maar toen ze er bijna waren, ont
dekten ze een jager, die ir.et een geweer onder zjjn arm stond te
wachten of er geen haas voorbij wilde komen. ..Ik weet waar
we in kunnen schuilen”, zet Tulmeltje blü en hü wenkte Krui
meltje hem stilletjes te volgen.
leven. Meer dan eens klonk haar
lach op en echode door het sombere
d
t
t
o
n
b
n
1
H
vl
ge
da
Ui
zo
da
ml
1
l
i
J
Heel voorzichtig slopen nu de twee kaboutertjes naar de groote
breede laarzen van den Jager en kropen er in. Nu konden ze zich
tenminste verwarmen tegen de voeten van dien dikken jager. De
jager begon zeker moe te worden van het wachten en ging naar
huis, met de kaboutertjes bü zich in de laarzen. „We zullen maar
afwachten, waar we naar toegaan”, giebelde Tulmeltje zacht.
de
Josefa
a w TW a ï’W/’XW.TIkT °P dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E? *7^fl bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Ié’ bij een ongeval met
I /X JI w IV F*. O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeertngen I Ws verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen doodeUJken afloop
Dit Jaar heeft dese pelgrimstocht plaats ge
had op Zondag 19 Jud JJ. en er werd aan
deelgenomen door een ruim veertigtal Vlaam-
sche, Fransche. Waalsche en Nederlandsche
letterkundigen, die voor dese gelegenheid de
gasten waren van het Antwerpache gemeente
bestuur, bü afwesigheid van burgemeester Cam.
Huysmans vertegenwoordigd door twee van de
schepenen (wethouders) der stad. Het was de
eerste maal, dat ook de Nederlandsche letter,
kunde door een organisatie, n.l. de vereeniglug
Meridiaan V. vertegenwoordigd was. Een be
zoek aan de Erasmus-tentoonstelling, in het
Plantljn.museum (een Interessante collectie
Erasmiana is daar geëxposeerd wegen; het
vierde eeuwgetü van den Rotterdammer, die te
Antwewen zoo goede relaties had), vervolgens
een officieele ontvangst ten stadhulze en een
bezichtiging van dit gereconstrueerde gebouw,
daarna een prachtige boottocht over de
Schelde op de salonboot der gemeente Antwer
pen, met lunch aan boord, kranslegglr.g op
Verhaeren’s graf, terugvaart, en tot besluit
een grootsche gemeenschappelijke maaltüd. is
een werkprogram, dat den Dag des Heeren
meer oplulstert dan wü in ons killer vaderland
gewoon zün. Men kan zich nauwelüks voor
stellen, dat dit alles georganiseerd wordt ter
wille van de nagedachtenis eens dichters. De
Hollandsche steden, die zoo grootsch en zoo
gastvrü de schoonheid huldigen, kan men op
zün vingers tellen, en dan mag men nog een
premie van de krant getrokken hebben voor
het verlies van een belangrijk aantal vingers.
derlük toegangsbewijs noodig hebben, dat ons
echter door een Invloedrijken kennis bezorgd is.
Dit prachtige park van de villa Barberini te
enkele kilometers lang en strekt zich uit van
Castel Gandolfo tot Albano, in den tüd van
de gevangenschap der Pausen in het Vatlcaan
lagen de tuinen verlaten en verwaarloosd Maar
Plus XI neeft ae weer heelemaal in orde laten
brengen, en nu is het werkelük een poradüs-
prachtl Gelegen zün ze op de glooiing van den
hei vel, met wild uitzicht over de Campagne en
een breede streep van de see, die maar op IS
KM. afstand ligt.
Eeuwenoude eiken, gestut door reusachtige
steenen, resten uit den keisertüd, staan stil te
droomen; breede lanen zün er, waarin de stilte
levend wordt, zoozeer te alles innig en harmo
nieus, met lange rijen olüfboomen, wier blade
ren nu weer grijs, dan weer groen schünen en
tenslotte duizenden gloeiende rozen, wit en rood
en roze.Een leger van kippen loopt rond en
zoekt venünlg naar wormen en in de moderne
stallen van de model-boerderü staan de koelen
dom te herkauwen. Hier zün de moestuin en
meikerü van het VatlcaanI Eiken dag gaat een
groote vrachtwagen met melk, boter en eieren,
groenten, fruit en bloemen naar Rome, voor de
huishouding van den Heiligen Veder, van de
kardinalen en van allen, die in de Vaticaan-
sche Stad wonen.
We wandelen nog verder, naar Arlccia. Stil
steken de witte kruisen v«n het kerkhof van
Albano af tegen den donkerblauwen avondhe
mel De zon gaat rood onder over het prachtige
land, en van de brug tusschen Albano en Arlc-
cla küken we neer in het wildpark van vorst
Chlgl, waar de witte herten als vlekken bewegen
tusschen de donkere, ongerepte boomen.
We drinken een glas heerlüken landwün, en
nagegaapt door de dorpsjeugd, die in langen tüd
geen vrecmdel. ngen meer gezien heeft, gaan we
dan weer huiswaarts, door den stillen avond,
die een lavende koelte is na de drukkende hitte
van den dag.
Er was een film voor laren,
Die was de moeite waard,
Daarin werd Hansje Albers
Bewonderd, aangestaard
Door menigeen, die hem voor
Ben reuzenheld versleet
Omdat hij bijna! bommen
Op Monte Carlo smeet.
Het bleef bij dreigementen,
Want Hansje kreeg zijn geld.
Maar om 't idee alleen al
Was Hans de Piet, de held!
Een Fransche boot heeft onlangs
Iets dergelijks gedaan,
Maar hier ging t door, zij richtte
Enorme schade aan......
Men wou een brandje blusschen
Uit zuiver plichtsgevoel,
Maar schoot een kilometer
Of vijf, zes over ‘t doel!
Ik denk dat deze schutter
Tenzij ik me vergis
Nög warmer dan Hans Albers
Destijds ontvangen is!
kraag, gekrulde pruik en gepoederde staart,
Spaansch keurslüf en hoepelrok.
..Dat zün voorouders van de Dittborns, van
Heer Meinrad ef, die in den dertlgjarigen
oorlog met de Zweden optrok tegen de keizer
lijken, tot aan den overleden echtgenoot van
de tegenwoordige slotvrouwe."
De oude man hief zün rechterhand op naar
het portret van een man met half lang, in bet
midden gescheiden haar, die een kanten kraag
en een sjerp droeg.
„Dat is Heer Meinrad von Dlttborn, die aan
de züde van de Zweden vocht.”
HU moest een mooid man geweest zün, die
Meinrad. Het smalle gezicht was nobelbelünd;
een kleine puntbaard deed het nog smaller en
füner lUken. HU had grijze, koele oogen, en
Josefa vond, dat er iets als spot en leedver
maak ln hun diepten lag.
„De vertrekken op de bovenverdieping zult
u langzamerhand vanzelf leeren kennen, daar
mevrouw en mijnheer de baron boven hulzen,”
zei de knecht en Josefa moest glimlachen.
Dat beteekende met andere woorden: nu heb
ik er genoeg van, langer voor gids te spelen.
Ze bedankte hem vriendelijk.
Dan ga ik nu nog een kleinen ontdekkings
tocht door het park maken,” zei ze. .Mevrouw
heeft me toch pas later noodig."
De oude man keek haar voortdurend aan, en
Joeefa kreeg het gevoel, dat hü iets op net
hart had, dat hü haar iets wilde vertellen en
het toch niet goed durfde. Ze moest hem aan
moedigen, hem tegemoet komen in zUn beslui
teloosheid. (Wordt vervolgd)
Dit Jaar is het 300 jaar geleden dat de groots
geschiedvorscher( Pater Jakob Kritzraedt 8J„
uit Gangelt, naar Sittard vertrok en zich ves
tigde In een patriciërshuis in de Rosmolenstraat.
Tien Jaren lang nam hü op voorbeeldige wüze
de zielzorg waar. Voorts hield hü zich onledig
met de ^bestudeering der oude geschiedenis en
van den Romeinschen tüd af tot 1644. Aan da
hand hiervan schreef hü een .Btadtbuch von
Gangelt”, een „Chronik von Gangelt” benevens
het boek „Von den Herrlichkeiten Mlllen und
Born".
Ter eere van dezen verdienstelüken geschied-
vorscher wordt van half Augustus tot hegin
September in de vroegere woning van Kritzraedt
een tentoonstelling gehouden. Deze zal bevat
ten talrijke bezienswaardigheden uit kerkschat
ten, musea en privaatbezit uit „Het land van
Sittard” op het gebied van historie, geschiede
nis. kunst, heraldiek, muntwezen, archiefwezen,
enz. Hieronder bevinden zich voorwerpen van
buitengewone waarde en zeldzaamheid.
leed der wereld opeens gaan weenen. als waren
alle tranen der aarde hier in dit meer samen
gevloeid, als zat de nachtegaal diep in het
woud en beweende het leed, dat in dezen eensu
nacht over de heele aarde gekomen was.
Toen hü zün klacht ten eind had gezongen
was ik verlangend, hoe de Madonna antwoor
den sou. Misschien had zü nog geen smart be
leefd, dacht ik. Haar gezicht straalt zooveel
geluk, dat sü nauwelüks ondervonden kon heb
ben, wat leed is. Nog had ik den klank der
laatste tonen van den nachtegaal in mün oor,
of daar begon naast mü een klaaglied, sooela
ik nog nooit van een mensch gehoord had. Ds
vrouw wendde
sich tot de verte
als tot een riva
le die haar den
geliefde ontno
men had. Zü
klaagde aan, bit
ter en opstandig,
sü bad en bezwoer, sü smeekte, Ja, sü ween
de.
Ik was diep ontroerd. Zoo kon slechts een
mensch zingen, wanneer hü niet weet waar
heen met zün leed
Terwijl ik nog overlegde of het niet opdrin
gerig sou staan, wanneer ik de vrouw mljft be
wondering betuigde, hoorde ik hoe een man
sich de keel schraapte. Er had dus nog iemand
geluisterd!' Het ergerde mü haast, dat ik dit
uur met een ander had moeten deelen, voelde
echter een geheim achter den luisteraar en
wachtte wat er verder gebeuren zou. De man
passeerde zonder mü te zien, trad op de zange
res toe en sprak haar aan. Zü scheen niet ver
rast, maar antwoordde ook niet direct. Zü volgde
den man langzaam, bleef toen echter ongeveer
vüf schreden van mu verwijderd staan. En hier
werd ik nu getuige van een gesprek.
„U kwelt u tevergeefs, mün waarde dame!”
„Als hu mü hoeren kon. zou hü beslist terug-
keeren."
„HU kan u niet meer hoeren en zal ook
nooit terugkeeren."
Dat klonk als een ongelukstüdlng. Ik voelde
büna hoe de zangeres de adem stokte... zag...
hoe zü de hand van den man greep. Nu her
kende ik in den maneschün ook den man Het
was de raadselachtige heer met het gekwetste
oog.
Nu vernam ik in enkele zinnen een tragisch
gebeuren.
Ergens in het Verre Oosten was de geliefde
van de zangeres bü den bouw van een grooten
spoorweg omgekomen. Stervend had hü zün
vriend naar Europa gestuurd, om zün ver
loofde het bericht van zün dood te brengen.
•Doctor Raabe?” hoorde ik de vrouw zeggen:
,Ja, hü heeft mü in zün laatsten brief ge
schreven. hoe zeer hü u hoogacht!
Dat zei de-vrouw met haast toonlooee stem.
Neen, dat alles kon niet waar zün. Zü vluchtte
in de eenzaamheid van het meer, riep om haar
geliefde, zong hem, aangespoord door den
nachtegaal, haar lied in de verte en naast
haar stond iemand, die wist, dat hü nooit zou
wederkomen!
De man uit het Verre Oosten voerde de zan
geres langzaam en zacht van den oever weg
naar het hotel. Ik volgde op eenigen afstand
ra hoorde hoe de nachtegaal weer begon te
zingen. Het klonk overmoedig, brutaal, haait
vol leedvermaak. Wellicht kent de vogel haar
leed, flitste het door mün hoofd. Wellicht lacht
hü met haar smart. De nacht leek mü be
klemmend. Vleermuizen fladderden heel dicht
over mün hoofd Ik zag, hoe de heer met de
Madonna de trap naar het hotel opging.
Den volgenden morgen vertrokken beiden.
olgens zün eigen verlangen ligt de dich
ter Emile Verhaeren begraven in zi’n ge
boorteplaats, het Vlaamsche 8t. Amsnds
aan de Schelde. Zün grafmonument is vlak bü
den boord van de rivier, die hü beminde en
bezong. Het te opgericht tusschen hooge wilgen
en populieren, er naast rutecht het riet, aan
zün voet beweegt de breede stroom. Het is een
idyllische plek, een machtig mooi stukje na
tuurschoon. welks rustige landelükheld toch
iets grootsch heeft door de pracht van de ge
weldige rivier, de wüdheid van den horizon, de
hooge overkoepeling van de bewolkte lucht. De
Schelde moet men zien met wolken erboven,
waar nu, en dan de zonnebalken tusscheodooi
komen, om licht te spelen over de stadjes en
dorpen op den oever. Het water heeft dan een
donkere, zware kleur en schünt moeizamer te
bewegen dan op een helderen dag. Het golft
met breedeh slag naar zee. Het draagt a's het
ware de tragische heugenis der havenstad
Antwerpen aan het graf van den dichter voorbü.
Jaarlüks, ln den zomer, wordt dit graf be
zocht door eenige bewonderaars van den dich-
ter. Het is een intieme pelgrimstocht van
schoonheidsminnaars, die van Antwerpen pit,
met motoryachts over de Schelde, naar 8t.
Amands varen, en een krans neerleggen, wat
bloemen, en in stilte den dichter herdenken,
die hoewel hü de Fransche taal schreef
een der grootste dichters van het moderne
Vlaanderen te.
uit haar
heldere
ernstige vertrek.
Dlttborn
ongeduldig of zü haar gezang voortzet. Maar
daar komt van boven het antwoord. De 'nach
tegaal heft een snikkend klaaglied aan met
langgerekte, donkere tonen. Zoo klaagt een
mensch, wien het liefste ontnomen te, wanneer
hü met woorden niet meer te zeggen weet wat
zün hart vervult. Het was mü.^als was al het
n het zeebed vertelde men dat de groote.
blonde dame een opera-zangeres was. Hoe
wel aan te nemen was. dat de meeste gas
ten meer dan eens een opera bügewoond had
den en volgens hun leeftüd over de jaren heen
waren, waarin men met tooneelkunstenaars
dweept, vormde zich toch een sfeer van eer
bied rond de „blonde Madonna” zoo werd
zü genoemd. Zü kwam ofwel zeer vroeg ofwel
zeer laat aan tafel en niemand kon er zich
op beroemen met haar ln een gesprek gewik
keld te zün geweest. De Madonna bleef onge
naakbaar. Ook zong zü nooit, neuriede niet
eens een Ued voor zich heen.
Dan was er nog een heer, die door zün ulter-
lük algemeen opviel, zün trekken verrieden,
dat hü zich met hoog Intellectueel» dingen
bezig hield. Maar een der oogen was gekwetst.
De huid van dit buitengewoon intelligent ge
zicht was zoo bruin, ate was het verbrand, het
voorhoofd was hoog en edel, het zwarte haar
dun. maar blükbaar zeer verzorgd, evenals het
heele voorkomen van den man.
Er kwamen nachten, dat de nachtegaal ons
met zün zoet gezang verkwikte.
Ik had hem ontdekt, ik had hem het eerst
gehoord en Ik voelde mü als den gelukkigen
schenker van dit hoog genot, toen ik de bad
gasten op mün ontdekking attent maakte. „U
moet zich gereed houden! Pas tegen 11 uur
begint bet gezang!” zet Ik tegen enkelen. Maar
men keek mü met groote oogen aan en begreep
niet, hoe een verstandig mensch 's avonds nog
bü het water kon rondzwerven, wanneer de
bowl ln de prieeltjes op het terras zoo goed
smaakte en de dansparen op de meesleepende
wüzen der muziek ronddartelden.
Ik ging dus alleen.
Achter een dikke rozenstruik ln het nabü ge
legen bosch wist Ik een plaats, daar was het
gezang van den nachtvogel het mooist. Hier
ging ik staan, steunde op mün stok en luister
de in den nacht. Ik was zóó vol verwachting,
dat ik meende mün eigen hart te hooren
kloppen.
Daar.... daar was het! Ik hoorde schreden
nader komen, langzaam, tastend. Ik trok mü
nog dieper ln de struiken terug en wachtte.
Vermoedelük had een paartje het op dezelfde
plaats gemunt. Maar de gestalte die nader
kwam, was alleen. Een licht costuum schitterde
In het donker. Toen het passeerde, zag Ik, dat
de Madonna de nachtelüke bezoekster van de
zee was.
Ik overlegde een oogenbllk, of ik haar aan
spreken zou. Maar op hetzelfde moment werd
van boven een zacht fluiten hoorbaar, daarop
klonken twee, drie triolen na elkander. De
dame die nu ongeveer tien schreden verder ge
gaan was, bleef nu ook staan en luisterde.
Nu zette de nachtegaal met zün zoete stem
in. eerst diep, dan luid en hoog juichend als
bevangen van een diep en zuiver geluk.
Büna tien minuten lang kweelt het keeltje
van den nachtvogel zün Ued door de stilte, zün
Schepper ter eer, dan gaat het over ln zuchten
en klagen
Maar nauwelüks heeft de nachtegaal ge
ëindigd, of vlak naast mü zet een menschelüke
stem in De Madonna zingt, neen, ook zü
jubelt, Juicht, slaat trillers. van den tegen-
overgestelden kant komt de echo terug als een
fontein van zilveren klanken. Plotseling echter
Wat de plechtigheid zelve betreft, deze ver
schilt ln elk onderdeel van de deskundige wüze,
waarop wu onze groote mannen huldigen,
door eenige sprekende professoren op bun na
gedachtenis los te laten In zalen, waar het
volk niet komt en zich ook beslist niet amusee-
ren zou. De plechtigheid, die Inderdaad een
solemneel en Indrukwekkend karakter bewaar
de, was namelük iets, waarvoor eenige duizen
den menschen op de been gekomen waien, met
een muziekkorps, een groep matroeen ln uni
form, een groep sea scouts, en een heelemaal
in feestdos gestoken dorp. Deze organhatle-
methode brengt sfeer. Er werd niet deskundig
gesproken en ook niet quasl.deskundlg bü het
graf van Verhaeren, er werd hartelük gespro
ken, en kort, zoodat het groote publiek zich
nlal gehinderd voelddld E^n. oprecht-^ondaga-
genot. Aan het feit van deze plechtigheid, zoo.
wel als aan de wüze, waarop ze plaats vond,
zou het kunstlievend Holland een mooi voor
beeld kunnen nemen. Men begrijpt hier te zel
den, dat zulk een officieele plechtigheid niet
voorbehouden moet blüven aan officieele men-
bü verlies van een band,
een voet of een oog.
ratuur. Josefa vertrouwde vol enthousiasme
den ouden knecht toe. dat ze dolgraag las en
zich er al op verheugde, hier rond te snuf
felen.
Daarna
trekken,
„Dit is de eetzaal.” Terwül hü zün hand op
de klink legde, keek hü haar weer zoo onder
zoekend asm, en het was büna, of er In zün
oude oogen een medelüdende uitdrukking
kwam.
Jomfa
overal spoken?
Maar dat kwam natuurlük van die belache-
lüke kletspraatjes op de reis.
De deur was open en ze trad over den
drempel van een lang, laag vertrek, in donkere,
rustige tinten gehouden. De barones en haar
zoon waren daar reeds.
Josefa keek verwonderd om zich heen. Was
er dan niemand anders, die aan eten maaltüd
zou deelnemen? Had de jonge baron geen
vrouw en geen kinderen?
Mevrouw von Dlttborn knikte haar vriende-
lük toe en wees naar een stoel aan de met
zorg gedekte tafel.
„Wilt u hier gaan zitten, juffrouw Burger?
We middagmalen in den regel vroeger, maar
vandaag hebben we met het oog op uw komst
een uitzondering gemaakt. Dat leek ons gezel
liger voor u dan alleen Iets te moeten gebrui
ken."
Het jonge meisje was diep getroffen door
die füngevoellge vriendelükheid, die haar aan-
vankelüke verlegenheid voor deze vreemde
menschen weldra geheel op de vlucht Joeg. Een
knecht diende de gerechten rond en Josefa
vond, dat ze nog nooit zoo uitstekend gegeten
had als dezen keer. Haar Jonge, gezonde eet
lust deed zich gelden, en langzamerhand kwam
ae wat meer los en vertelde een en ander
In
die
had.
.Mevrouw de barones heeft gezegd, dat ik
de Juffrouw het heele kasteel moest laten zien,
als de Juffrouw er interesse voor beeft,” sel
hü op dten gedempten, gereserveerden toon,
die goedgeschoold personeel eigen Is.
„Ik neem het aanbod van mevrouw ^el
graag aan,” verzekerde Joeefa levendig, en
voegde er toen vriendelük aan toe: „Bent u
al lang op Dlttborn, münheer....?” Ze aarzelde;
ze wist niet, hoe de oude bediende heette.
„Ik heet Ferdinand. Juffrouw Burger, noemt
u me zóó maar, alstublieft,” zei hü, goedig
glimlachend, en dadelük daarna ontsloot hü
een geweldige, ronde eiken deur, die door een
Oostersch tapüt verborgen was.
.Dat is de huiskapel," fluisterde hü-
Josefa bevond zich in een soort van kleine,
gewelfde hal, waarin, behalve een houten
altaar en twee rüen stoelen, slechts een har
monium stond. Oude religieuze voorstellingen
met de hoekige figuren van de Holbelnschool
sierden de muren. Het volgend vertrek, dat
men weer van de gang uit bereikte, was de
bibliotheek. Op de meterslange planken der
donkere eiken betimmering, die tegen drie der
vier muren was aangebracht, stonden hon
derden en honderden boeken. Oude folianten in
perkamenten banden en de allernieuwste llte-
derlandsche litteratuur o.m. vertegenwoordigd
was door Dr. M. J. Premsela en mej dr. H.
Frets, die aan de Sorbonne promoveerde op
een proefschrift betreffende Verhoeren.
Intusechen keek ae eens uit de groote
ramen. De kamer zag uit op het park achter
bet huis, waar de boomen al veel van hun
gebladerte verloren hadden en den blik onbe
lemmerd doorlieten. Tusschen de stammen
glinsterde het water van een vüver.
Er werd geklopt. Josefa keerde zich naar de
deur.
De oude knecht, dien ze daarstraks al had
gezien, kwam binnen.
„Mevrouw de barones Iaat de Juffrouw ver
zoeken, aan tafel te willen komen. Ik zal de
juffrouw de eetzaal wüzen."
Joeefa wierp in bet voorbügaan nog een
blik ln den hoogen spiegel, waar ze langs
moest en volgde den ouden man door de lange
gang en de breede trap af. Ze merkte dat hü,
naast haar loopend. haar büna voortdurend
aankeek. Ze voelde zün blik van terzüde, al
keerde ze het hoofd niet ln zün richting.
Voor een van de laatste deuren ln de bene
denhall bleef hü stilstaan.
Malte Dtttbom scheen dan peinzend en
half-verwonderd te luisteren naar dien onge-
wonen klank., met opmerkzaam schulngehouden
hoofd en e^n droomerige uitdrukking ln de
oogen.
Zün moedeA ste
eens op uw geraak
u er iets voor voelt
door onzen knecht Ferdinand rondleiden door
schen, en dat ze niet pas aardig wordt, wan
neer ze stomvervelend is.
De redevoeringen bü Verhaeren’s graf ge
houden, namens de Belgische mariniers en
namens de verschillende letterkundige organi
saties, die gedelegeerden hadden afgezonden,
wagen geen essais, tot bundelen geschikt, en
openden geen nieuwe gezichtspunten, maar ze
getuigden voor een groote menigte volks van
het eerbiedwaardige der schoonheid. Laat het
zün, dat dese menigte den dichter niet gelezen
heeft, se weet tenminste, dat hü een dichter
was en dat het goed is voor een volk, en eervol,
groote dichters te hebben. Hier kan het den
menschen niet genoeg schelen.
Onder de vertegenwoordigers van de Vlaam-
sche letterkundige vereenlglngen waren F.
Toussaint van Boelaere. Felix Timmermans.
Maurice Roelants, Gerard Walschap, Raymond
Herreman, de Waalsche litteratuur was o.m.
vertegenwoordigd door Louis Plérard Marie
Gevers, den Lulkschen dichter M. Ruet, Baron
Firmin van Bossche, uit Frankrijk waren ge
komen André Dumas, voorzitter van den Oercle
des Poètes, en Marcel Batllllat, terwül de Ne-
Zoodra het maal was afgeloopen, stond
mevrouw von Dlttborn op en men ging uiteen.
HOOFDSTUK IV
gang wachtte dezelfde oude knecht
daarstraks de eetkamer gewesen
"Y T T ie ooit in Rome is geweest, kent ook de
VV beroemde wüngaarden van de Eeuwige
StadFrascati. Marino, Orottaferrata
de „Castelli Romani".
Deze heuvelrü ten Zuiden van de stad was
van oudsher het buitenverblüf van keizers en
palrlclërs, en nog altüd hebben de adellüke fa-
mliles en rjjke Romeinen daar hun villa’s, waar
zü. op een hoogte tusschen 300 en MO meter,
aar de oevers van het lago dl Nemi of het meer
van Albano of In de schaduw der pünbosschen,
cypressen en loofboomen, de heete stralen van
de Rome'nsche zon ontvluchten, zoodra deze,
Inplaats van een weldaad, een kwelling worden.
Tusschen de vele andere dorpen ligt ook het
stadje Aloano, dat ouder is dam Rome zelf. En
aar het meer, dat zün naam draagt, en dat
eenige kilometers verder ligt, is (eerst veel la
ter) Castel Gcndolfo gebouwd, het dorp, waar
de Paus zün buitenverblüf heeft, en waarheen
hü eenige dagen geleden weer vertrokken is.
Iedere Katholiek kent bet Vatlcaan, maar
slechts weinigen weten iets meer, dan de naam
van de streek, waar de Heilige Vader drie
maanden van het jaar doorbrengt. Hoog staat
de brandende Julizon aan den diep-blauwen
hemel, als we met de tram, door de leelüke
vpikswük van San Giovanni, langs de .Moeder
van alle kerken” de stad verlaten en op de Via
Appia Nuova komen, waar zich plotseling de
prachtige Campagna uitstrekt onder de strak
blauwe lucht met aan den horizon de glinste
rende streep van de zee. De weg loopt parallel
met de cypressen en graven van de via Appia
Antica. Overal passeeren we herinneringen uit
den tijd oer Romelnsche keizers. Hier zien we
de ruines van de villa van Qulntlllius Varus;
daar is een boerderü gebouwd boven op de res
ten van een groot Romeinsch graf, om beter
(•vrijwaard te zün voor den vochtigen bodem
van de Campagna. Overal steken de karakteris
tieke ruines van de acquaducten boven het
landschep uit, zooals bü ons de wieken van de
windmolens. Ergens anders staan de brokstuk
ken van een ouden wachttoren: een heele rij
van dergeiüke torens stond langs den weg van
Rome naar de zee, en de wachter, die de zee
overzag, ontstak een vuur op zün toren, zoodra
hü de Saracenen zag komen- dat werd dan door
den volgorden wachter gezien, die hetzelfde
deed, en zoo voorts. En zoo was het bericht snel
ln Rome, en kon men de poorten sluiten en zich
verdedigen tegen de zeeroovers! De draadlooss
berichtgeving van het Romelnsche keizerrük!
Het is volop zomer ln de campagna. Donker
en stoffig is het groen en zwaarbeladen staan
de vruchtboomen. Overal passeeren worke hel-
beschllderde wünkarretjes, met de groote kap
pen en de kleurige vaatjes, die den goeden wün
van de eastern naar de stad voeren. In Marino,
het eerste dorp, komen de vla Appia Antica en
Nuova tezamen. Hier is de beroemde trattoria
Fratocchlo. waar de kunstenaars en vreemde
lingen, die„utt 4e Castelli kwamen, het laatste
glas wün dronken, voor ze weer naar de stad
terugkeerden.
Den zün we weldra in Castel Gendolfo. Het
stadje is klein; de straten zün grauw en de hul
zen leelük. Het is onbeschrüfelük. dat in Italië
een dergeJüke bouwstijl burgerrecht heeft ver
overd; zelfs het eenzaamste huls, midden ln
bet land, ziet er uit als een kazerne, met nauwe
bokjes en smalle vensters, en véél verdiepingen.
De grond is blükbaar duur en de goede smaak
la momenteel zoek. We klimmen den weg op
naar bet paleis, dat zün gevel keert naar bet
kleine, stille pleintje, waar ln het midden, uit
een fontein, bet kostbare water vloeit, dat den
naam heeft, geneeskrachtig te zün, en dat on
der een groote, glazen stolp wordt opgevangen.
En we genieten van bet wonderbaarlüke uit
zicht van het terras, over bet wüde. mooie, zon
nige land. Prachtig ligt Rome er middenin. De
Soracte teekene haar zeventandigen top tegen
der hemel af, de berg, waarvan Horatius
schreef, dat als die sneeuw droeg, de winter
hard en tang was. En onder ons de onbeweeg-
lükheld van bet blauw-groene meer, dat, ge
vangen tusschen de begroeide heuvelen, als een
kratermeir zwaarmoedig zich uitstrekt naast
het poleis.
We dalen af naar den oever, en vinden een
kleine trattoria, met uitzicht op den Monte Ca-
vo den „berg der beleedlgden”. Daar zün de
ruines van eer. tempel van Jupiter, waar de kei
zer. wien door den senaat het recht ontzegd
werd een triomftocht door Rome te houden, zijn
offers brecht aan den oppergod en waar hü een
eigen triomftocht hield!
We willen natuurlük vlsch eten, maar die is
er niet te krijgen. Ik heb het trouwens nog nooit
mee gemaakt, dat die wél te krijgen wag! Maar
de kellner wijst deze beschuldiging verontwaar
digd van de hand. „Het la volle maan,” zegt hü.
„en dan büt de vlsch niet, omdat ze den angel
■teti”
Na het eten maken we een wandeling door
de pauselüke tuinen, waarvoor we een afzon-
volgden ouderwetsche pronkver-
waar prachtige oude schilderijen
boven zware antieke meubelen hingen. Wat
was daar allemaal al niet te zien! Geweldige
zetels met ingesneden familiewapens, tafete
met wonderlük gedraalde en gekrulde pooten.
Damasten bekleedingen, weelderige goud- en
zilverborduursels, antieke Japansche vazen en
zeldzaam oud tin. Er waren kamers, die den
lachenden, luchthartlgen rococotüd weerspie
gelden; de inrichting van andere stamde nog
uit het einde der donker-emstlge middel
eeuwen. Vertrekken ln Bledermeier-stül volg
den en het» jonge meisje keek zich de oogen
uit in steeds groetende verwondering.
Dat een Brandenburgsch slot zulke schat
ten kon herbergen, dat zou ae nooit voor
mogelük hebben gehouden; dese dingen zou
den büna voldoende zün geweest om een heel
museum te vullen.
Nu en dan legde Ferdinand haar met zün
rustige, gedempte stem iets uit, en Josefa
vroeg hem nogmaals, of hü al lang op het
kasteel in dienst was.
„Büna dertig Jaar,” was het antwoord.
„Baron Malte werd juist geboren, toen Ik hiel
kwam.”
Ze bevonden zich nu in een kleine zaal, waarin
een groot aantal geschilderde portretten van
mannen en vrouwen hingen. Alle tüdperken
waren vertegenwoordigd: harnas en gesteven
stelde voor: .JBtraks moet u
het park beküken en als
It, laat u sich maar eens
het huls, zoodat u uw nieuw verblüf wat beter
leert kennen en vriendschap kunt sluiten met
de naaste omgeving.”
„Hebt u mü’ vandaag
mevrouw?”
Joeefa straalde bü de gedachte aan de ver
kenningstochten, die haar te wachten ston
den.
.Meen, juffrouw Burger, vóór vanavond zal
ik geen beslag op u leggen; dén zal ik u
vragen, me wat voor te lezen. Maar dat is pas
na het eten. We gaan om acht uur aan tafel;
drie gongslagen zullen u waarschuwen."
Naast den stoel van de vrouw des huizes
zaten de twee mooie honden, die zoo uitge
laten om haar paard gedarteld hadden. Ze
legden van tüd tot tüd hun lange, smalle
koppen liefkoozend op haar knie en keken met
hun donkere, verstandige oogen vragend naar
haar op.
De jonge landheer sprak weinig en nu en
dan maakte hü den Indruk, alsof hü met zün
gedachten heel ergens anders was.