I k r O O» 11 te Hohwald. T Sa BEGEERIGE PETER ©II Zoekt gij betrouwbaar Personeel «.o* wRlW i Het Koninklijk vacantieverblijf O Br Plaats een „Omroeper”! gezinnen V 1’ voor 80 J w feu p I DONDERDAG 23 JULI 1936 l Rl .1 rw g. J I WAAR BLUFT HET GOUD? P EEN MOEILIJK SPELLETJE .■I Ti «r I G-94S68 K D* het i B i- 7 v - imB i Van Jan Slimmer dan Slim en de rooverhoofdman 1 Ji L j. I ,5' f r. F t V d Bootje varen 8 ant- zeiden de zoons en CEDA (Voor de groote ren) W bood deze den. rijken heer aan O c 1 La Crevos wint vóór Meulenberg ort "Neuville dó lló Ólóppó vóA dóó Taw da franco 1 Ta Middenmeór, hat nieuwe dor] ward Woensdag een c f t d d k d ’n beurt. mag 1 1 1 I i 1 i f 1 bi oi m vi bl lu d< re de aa C< XM de kc n wi lai w au P n VI h d o VI oi Ir tx 81 d< h tl *1 n O L B v< lu di n ga o b< re vc e .^.^..<i>*ss«m^a-.-<o> X^65X?- Op je verjaardag komen zeker verschel den vriendjes en vriendinnetjes feest vie ren. Als je in een aardig kringetje bjj elkaar zit en uitgepraat bent, weet ik een aardig spelletje. Het heet „Spreekwoorden". .^-'1 ;'z FOTOREPORTAGE F ir 4 hebben. Lukt het *m niet, dan gaat de volgende de kamer uit. „Oh, dat wil ik wel even dóen, zoo lang zal dat zoeken wel niet duren.” De boer bedankte hem en ging op zoek. Nauwelijks echter was hij uit ’t gezicht ver dwenen, of zijn paard ging denzélfdén weg op als zijn schaap. Toen ging Jan naar den rooverhoofdman en vertelde hem dat hij het proefstuk naar behooren had afgelegd, en daarop gingen alle movers, de hoofdman voorop, naar de plaats waar de boer zijn paard in zulke veilige handen had achter gelaten. Daar zat hjj nu te klagen en te zuchten om steenen te doen breken. „Wel, vriend”; zei de hoofdman, toen de boer hem zijn wedervaren had verhaald, zou je dien kerel nog kennen?” „Oh, uit duizend” riep de boer. ,4s hij soms bij ons gezelschap?” „Oh, neen meneer, dat zijn heeren, maar I 1 n •w—5 r was eens een oude Russische, boer, M Fedrowitsch genaamd, die twee zoons had: Peter en Nicolaas. Op zekeren dag sprak boer Fedrowitsch tot zijn Jongens: -*»■ zijn echt- .Kleuren- tlpark te Amsterdam. Tijdens den rondgano der bruggetjes over de vijvers H. M. de Koningin tijdens een wandeling in gezelschap van een Harer hofdames te Hohwald In do Vogezen, waar de vorstin thans met H. K. H. Prinses Juliana vertoeft Tot verbazing der movers zei JUn toen: „Dat zal ik volbrengen.” En hij ging naar de plek in het bosch waar de boer langs moest komen en klom daar in een boom. Weldra klonk vroolijk het schelletje aan den hals van het schaap: de boer reed voorbij Snel liet Jan zich uit den boom glijden en volgde hem. Eerst maakte hij voorzichtig de lus wat losser om den nek. van ’t schaap, schoof haar toen over zijn kop en liet de lus varen. Het belletje klonk nog steeds lustig achter het paard aan. Jan echter nam het schaap mee. De boer had niets gemerkt van wat er gebeurd was: hij bleef immers als te voren het schelletje hooren. Eerst toen Jan, die het schaap in het kreupelhout verborgen had en langs een korteren weg den boer voorbij geloopen was hem ontmoette en aan hem vroeg: „Waarom heb je toch dat bel letje aan den staart van je paard gebonden" Van 2000 jaar voor Christus tot op onzen tijd, dat is dos ongeveer een tijd van 393# Jaar, werd er voor 65 milliard gulden good en zilver gevonden. 65 milliard, dat is maar eventjes 65000 mülloen. En men gaat alf nog maar door met goud delven. Je zou zoo bij Je zelf vragen: waar blijft eigenlijk al dat goud? In de oudheid was het gebruikelijk om aan de overleden koningen groote hoeveel heden van deze edele metalen mee te geven in hun graf en op deze manier verdween er veel goud uit den wereldvoorraad. Men schat dat er op die manier ongeveer 300 mülloen goud verloren is gegaan. Benige Jaren ge leden werden behalve gouden voorwerpen van zeer groote waarde nog goud en edel- steenen ter waarde van 40 millioen gulden uit de graven der Chineesche keizers ge haald. Men heeft nu berekend, dat van 2000 voor Chr. tot 1492 na Chr. voor 24 milliard goud en zilver uit de aarde te voorschijn ge bracht werd. De rest van de 65 milliard dus na dien tijd. Op bet oogenbllk bedraagt de goudvoor raad in Europa en Noord-Amerika 13 mil liard, die aan zilver 10 milliard. Zuid-Ame- rika bezit een waarde van 2K milliard aan goud, zoodat op het oogenbllk, met Aziè meegerekend, ongeveer 25 milliard aan goud en 13 milliard aan zilver aanwezig is. Totaal dus 38 milliard. Waar zijn de overige 27 milliard gebleven? Daarover kan niets meegedeeld worden, om de eenvoudige reden, dat men er niets van weet. Zooveel staat echter wel vast, dat er jaarlijks voor 180 millioen aan goud en zil ver verloren gaat, terwijl er voor 500 mil lioen gulden opnieuw in omloop wordt ge bracht Volgens berekeningen van den laat- sten tjjd moet er in Indië voor 5 milliard aan baargoud aan versierselen aanwezig zijn. Eén der aanwezigen gaat uit de kamer. De anderen bedenken een spreekwoord, bijvoorbeeld: „Beter één vogel in de band, dan tien in de lucht”. Elk krijgt nu één woord uit dit spreek woord voor zijn rekening, dus no. 1 krijgt het woord beter, no. 2: één, no. 3: vogel enz. enz. Natuurlijk dien je goed te onthouden wélk' woord of Je hebt. Bij dit spreekwoord krijgen dus 11 kin deren elk 'n woord. Zijn er meer kinderen, dan krijgen die bij een volgend spreekwoord keek hij om en zag dat!zïjn schaap verdwe- nen was. „Drommels” zei hij, „dat dier is zeker weggeloopen, en zal in-hét boèch verdwa len." Hij wendde zijn paard, toen Jan'zei: „wou Je je schaap te paard gaan zoeken? ’t Is natuurlijk direct het struikgewas ingegaan, en daar kan J^ paard niet doorheen ko men." ,4a, dat is waar” zei de boer, „maar wie Minister Slingenberg bracht Woensdagavond, vergezeld van genoote (links naast hem) een bezoek aan de tentoonstelling pracht 2* in het Vondel] op een hij was eêrrgemeehe roover.” Daar moest de hoofdman om.lachen en hij zei: „Die vent ontnam je een paard en een schaap. Hier heb Je een beurs met geld, daar kan je twee paarden en twee schapen voor koopen, maar maak nu dat je weg komt.” En tot Jan sprak hij: ,4e bent wer kelijk zoo slim als het gerucht gaat, je bent vrij om te gaan waar je wilt, en als je eens hulp noodig hebt op mij en de mijnen kan je rekenen.” En ze scheidden als goede vrienden. droeg het op zijn schouders naar het kas teel van den grondbezitter. Deze nam de gift aan en liet door zijn kamerdienaar zeggen, dat de hertog nu aan het diner zat, maar dat Peter den volgenden dag terug moest komen. Die Peter sliep natuurlijk den heelen nacht niet van blijdschap, want hij dacht stellig, dat de groothertog hem wel 'n heele ton goud zou geven, daar zijn broer voor een onnoozelen' ui al een zak geldstukken cadeau gekregen had. Den volgenden mor gen stond hij al voor dag en dauw aan t kasteel. Het was nog veel te vroeg om aan te bellen, dus bleef hij maar heen en weer loopen, tot hij eindelijk* de groote slotpoort open zag gaan. Hij meldde zieh bij den kamerdienaar van den hertog en toen deze hoorde, waarvoor Peter kwam, ging hij gauw naar binnen en kwam even later met ’n grooten zak aansjouwen. Peter wist niet wat hjj zagf Hij mompelde haastig *n paar dankwooi den en sleepte den zak naar huis. Onderweg moest hij een paar maal stil staan om op adem te komen, want de zak was zoo zwaar, of er wel honderd pond goud in zat. Toen hij eindelijk thuis kwam, maakte hij hem open. Er kwam nóg een zak uit en nóg een en nóg een.... 't leek wel of er geen eind aan kwam. De Inhoud weid al kleiner en kleiner en Peter's ge zicht al zuurder en zuurder. Eindelijk open de hij den laatsten zak, hopende er tenminste één goudstuk in te vinden. Doch wat vond de begeerige Peter? Een ui! De ui, dien zijn broer aan den groothertog had aangeboden. Wat die Peter kwaad was! Hij bromde en knorde tegen iedereen over dien gieri- gen hertog, maar niemand had medelijden met hem en iedereen lachte hem uit, om dat zijn befreerigheid zoo leelijk gestraft was- Da Spaanscha gezant te den Haag, Z. Exc. José Maria Doussinnague y Texldor, die zijn functie heeft neer gelegd in verband met den toestond in Spanje Nu mag degene, die de kamer verliet, weer binnen komen. Hij moet nu aan elk een vraag doex Vooraf zegt men, wie het eerste woord heeft, dad weet je, bij wien hij beginnen moet. Hij vraagt bijvoorbeeld: „Oa je mor gen weer uit?” No. 1 moet nu een antwoord geven,' waarin zijn woord voorkomt, bijv,: „Neen, ik vind het beter thuis te blijven.” Aan no. 2 vraagt hij bijvoorbeeld: „Oa je met de tram of met dén trein naar Den Haag?” No. 2 antwoordt dan bijv.: „O, neen, ik heb één keer een ongeluk met die tram meegemaakt en nu wil ik er niet meer in zitten." Wanneer ie zoo van allemaal een ant woord op zijn vraag heeft gehad (hij mag de antwoorden desnoods noteeren) moet ie ,ai dan oo mijn paard piirmT"' uit dit antwoord het spreekwoord vinden. - Lukt hem dit, dan mag ie nog *n beurt Het zal niet lang meer met mij duren; mijn longen hebben bijna geen adem meer, mijn hart begint zwakker te kloppen, mijn stem begeeft mi), ik voel wel, dat mijn einde nabij is. Dan zullen jullie dus heer en meester zijn over mijn bezittingen. Maar opdat jullie geen ruzie zult krijgen na mijn dood, zal ik alles dus nu vast tusschen je beiden verdeelen. j „Zooals U wilt Vader" zeideri de jongens zacht. De oude zuchtte eens en vervolgde: „Aan jou, Peter, vermaak ik het huls en het vee en aan jou, Nicolaas, den hof met alles, wat er op geplant is. JU, Peter, zult het huis bestieren en het vee hoeden en Nicolaas, JU zult het land bebouwen met uien en graan. Als dat rUp zal zUn, zul je het verkoopen en een deel van het geld aan je broer afstaan. Deze zal je in ruil daarvoor te eten geven. „Dat is goed, Vader” onderdanig en gingen huilend weg. De oude man stierf kort daarna Peter en Nicolaas verdeelden de erfenis, nieuwe dorp in Neerland* twaalfde provincie, i paardenmarkt gehouden. Daar de installatie hiervoor nog niet gereed Is, werden de paarden vastgebonden aan de auto’s, waarmede zij ter markt gebracht waren zooals hun vader hun gezegd had. Het ging i hun beiden goed. Peter had mét het huis ook eenige koeien en een geit geërfd, die hem melk en boter in overvloed gaven, doch hij was steeds ontevreden en be klaagde zich altijd over het een of ander, doch Nicolaas, die dikwijls ’n heelen slech ten oogst had, bleef tevreden en opgewekt. Het gebeurde op zekeren dag, dat de groothertog, aan wien heel het dorp en nog wel 100 vierkante kilometer grond in den omtrek toebehoorde, zich in een staat siekoets rond liet rijden. Nu en dan stapte hij uit de koets en wandelde, gevolgd door zUn hofdienaars, langs zUn bezittingen. Zoo kwam hU ook voorbU het land van Nicolaas, die juist de uien uit den grond trok en in zUn voorschoot stak. „Wat doet die man?” vroeg de groot hertog aan zUn hovelingen. „HU kükt of de uien rUp zUn,” woordde deze. De rUke heer echter had nog nooit een rauwen ui geproefd, want hU had altUd de fUnste en uitgezochtste spUzen gegeten en de ui was in Rusland echt annelui’s voedsel. Wat kreeg hU nu toch zin in zoo’n frisschen hartigen ui. Doch hU schaamde zich *n beetje om er een aan Nicolaas te vragen. „God bescherme U," zei hij bij het weg gaan. zooals het vroeger in Rusland ge- bruikelUk was. En wat deed de goede eenvoudige Nico laas? Alsof hU de gedachten van den groothertog had geraden, haalde hU n ui uit zUn voorschoot en bood dezen den rU- ken heer aan. Deze was zoo ontroerd door deze vriendelUkheid, dat hU zUn dienaars beval Nicolaas een heelen zak goudstukken te geven. De stoet ving hierna den terugweg aan naar het hertogelUk slot. De groothertog keek nu en dan eens naar den ui en daeht: „Zoodra ik alleen ben, zal ik er toch eens een stukje van proeven.” Het duurde ech ter lang voordat hU alleen was, want er was dien avond een groot dinér. Er werd veel gegeten en gedronken, zoodat de groothertog ér werkelUk niet meer aan dacht, om den ul op te eten. Toen Peter hoorde, wat zUn broer was overkomen, slachtte hU het beste kalf en r was eens een jongen die Jan heette en slimmer dan slim was. Op een kwaden dag werd hU door roovers uit het bosch gevangen genomen. Dat zag er leeUjk voor hem uit, maar de roover hoofdman die van hem gehoord had Mi: ,4e kunt vrükomen en zelfs voor altUd on ze bescherming genieten, „maar dan moet je een proefstuk afleggen.” „Goed,” zei Jan, „Zeg maar wat ik doen moet.” „Wel” sprak de hoofdmap, „ik heb ge hoord, dat er straks een boer te paard door het bosch zal komen. Achter zUn paard loopt een schaap met een schelletje om zUn hals en dat schaap is aan den staart van dat paard vastgebonden. Als je nu dien boer zUn schaap afneemt, en daarna zUn paard, maar zonder hem te bedreigen of zelfs maar met een vinger aan te raken dan ben je mijn man!” (t van H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana aan Hotel te Hohwald in de Vogezen, waar de vorstinnen Haai* vacantie doorbrengen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 4