T
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterkind
I
SKctwïAaal van den daq
lersch Lourdes
r
F 250.-
Zigeunerinnetje
KOFFERS
VRIJDAG 24 JULI 1936
Si. OlaV in Nederland
Stationsdood te Londen
I „In den
I Zingenden Leeuw*'
I
Officieel onderzoek
ingesteld
"I
DOOR ANNY VON PANHUIS
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
(Speciale correspondentie)
De Lieve Vrouwekerk te Knock (Ierland)
Bedevaart naar Stlklestad
I
nauwelijks
se
kamer
gezien
(Wordt vervolgd)
ir
Ook is merkwaardig dat geen schilderijen of
afbeeldingen bekend zijn die overeenstemmen
met den inhoud van dit visioen, wat eók pleit
van
de
gebouwd
Aations-
„Kllm maar op mijn oor”, aei de ster en kwam zoo dicht bij
de kaboutertje», dat re zonder de minste moeite er boven op
konden klimmen. „Waar moeten jullie naar toe", vroeg de
ster lachend? „We moeten by den apotheker zijn", antwoordde
Tuimeltje en holderdebolder ging nu de ster aan het rollen.
by verlies van een hand,
een voet ot een oog.
„We zullen ééns probeeren of een van de sterretjes ons niet
wil wegbrengen", zei Tuimeltje, en hy ging naar eer. ster
zitten kijken, die niet zoo heel erg kwaad keek. Het sterretje
had wel In de gaten, dat de kaboutertjes Iets wilden hebben
en kwam met een lachend gezicht vlak voor het venster staan.
„Och sterretje, wil JU ons hier eens vandaan brengen?" vroe
gen de kaboutertjes, en de ster antwoordde, dat dit wel gaan
zou.
Jk ga er uit”, was het benauwde gezegde, dat Kruimeltje
voortbracht en meteen wipte hij uit den schoen. Ook Tuimeltje
deed dit en toen ze kans zagen, renden ze weg, de eerste de
beste trap op. Al spoedig kwamen ze by een dakraam uit en
keken naar de sterretjes. „Zouden die ons niet willen helpen?”
vroeg Kruimeltje aan zijn vriend.
Midden- en Noord Engeland en naar Schot
land vertrekken.
De drie groote spoorwegstations zijn de be
gin- en eindpunten van de lijnen naar Schot
land. St. Pancras Is meer dan ’n halve eeuw lang
de voornaamste „uitvalspoort" naar 1 Noorden
geweest; zy was de Londensche terminus van
de Midland Railway, maar sinds deze met de
London and North Western Railway samenge
smolten werd tot de London. Midland and
Scottish Railway, verloor St. Pancras veel van
zijn beteekenls.
Toen enkele Jaren geleden het aanzienlijke
stationshotel gesloten en voor ^-kantoorgebruik
Ingericht werd, vreesde men dat binnen afzieri-
baren tyd het befaamde station zou worden
gesloopt een vrees die thans bewaarheid
schijnt te worden, terwijl het nog wat oudere,
en uiterlljk zooveel onbelangwekkender King's
Cross, zijn bestaan waarschijnlijk nog vele Jaren
rekken zal.
Toen St. Pancras <8 jaren geleden
werd, gold het als een wonder van
constructie. Achter den fraalen gevel van Sir
Gilbert Scott stak Ingenieurswerk van den al-
lereersten rang. Zelfs thans bewonderen wy de
72 meters breede overkapping die met één en
kele spanning gebouwd is een voor dien tijd
geweldige prestatie.
Minder bekend zijn de ondergrondsche won
deren van St. Pancras. Zoo weten weinigen dat
onder de spoorbaan voor passaglerstrelnen rails
zjjn aangelegd welke voeren naar een reusach
tige opslagplaats voor tonnen bier. Deze onder
grondsche banen worden voor dit doel niet meer
gebruikt; dat zij in 1868. toen menige groote
stad al trotsch was op het bezit van een paar-
dentram-net, als een onovertreffeiyk wonder
van ingenieurswerk bezongen werden, verwon
dert ons niet.
Nog 'n „verdieping” lager loopt de Clty-lljn
der voormalige Midland Railway. In dien tijd
(twee jaren vóór deü Fransch—Duitschen oor
log!) was electricitelt als beweegmlddel onbe
kend. Zelfs stoomspoorwegen waren nog betrek
kelijk jong, maar Londen bezat reeds zijn on
dergrondsche spoorlijnen, en men verdroeg zoo
goed en zoo kwaad als 't ging den rook der lo
comotieven, welke een uitweg vond door de groo
te openlngen welke In de tunnels aangebracht
waren. Die tunnels worden nog steeds gebruikt
door de electrische treinen der „Metropolitan”.
Ook de oude tunnel, twee verdiepingen onder
St. Pancrasstation, doet nog trouw dienst.
Is Eustonstation eenmaal verbouwd en ge
moderniseerd, dan zal het een der grootste sta
tions van Londen zijn, en het zal het verkeer,
dat thans over St. Pancras gaat, eveneens kun-
kou.... ja, de tropische nachten zijn verba
zend koel en voelde my moe en slaperig.
Eindelijk zag ik de zon aan de kim. Ik gluurde
door de takken naar beneden, en wie beschrijft
mijn verbazing, toen ik dien leeuw nog dood
gemoedereerd op mjj zag staan wachten! Of
die ook uitgehongerd was! Ik keek nog eens
en vóór ik wist wat er gebeurde.... rrrrt!
daar gleed ik langs den gladden stam naar
beneden. Het duurde geen vier seconden, maar
het leek een eeuwigheid. Badend in het angst
zweet kwam ik op den grond terecht. Weg,
weg was mijn eenlge gedachte. Ik nam een
paar geweldige sprongen en toen gebeurde er
iets dat ik nooit meer zal vergeten. Want in
plaats dat de leeuw, zooals ik verwachtte, mij
zou bespringen, begon hij me daar opeens te
zingen, te zingen! Ik greep naar mijn hoofd
en dacht dat ik gek werd. De leeuw wist van
geen ophouden, hy wilde met alle geweld eea
sigarenbandje hebben. v
Nog nooit heb ik twee menschen zóó zien
lachen als John en Bill, wier bruine koppen
achter den leeuw boven het struikgewas uit
staken. Die twee snaken hadden een kostelijke
grap met mjj uitgehaald. Toen zij 's avonds
thuis gekomen waren, en bemerkten dat ik
de hut in den steek had gelaten, besloten zij
my te straffen. Bill, een handige kerel, vulde
de huid van een leeuw, dien ik zelf geschoten
had, met stroo op en naaide de zaak netjes
dicht. John nam een oud gramofoontje en zoo
togen de heeren naar mf) op zoek. De rest is
gauw verteld. Toen zjj mjj eenmaal dien boom
hadden ingejaagd wat kon die BUI prachtig
het gebrul! van een leeuw nabootsen waren
zjj kalmpjes gaan slapen, om tegen het aan
breken van den dag weei terug te komen. Het
gramofoontje had John onder een hoopje bla
deren verborgen, vlak bij den leeuw neergezet
en via een touwtje had hjj de plaat, toen ik
er vandoor wilde gaan, aan het drasden ge
bracht!”
Mariene Die&ch is op reis,
En 't staat in alle kranten;
Ze wordt bekeken en begaapt,
Gekiekt van alle kanten.
Ze reisde met de Normandie
En kwam aan Frankrijks kusten.
Ze bracht een pracht sensatie mee
Voor wie sensatie lusten:
Ze legde vriéndelijk beslag
Op heel de equipage.
Die handen vol had aan t gesjouw
Van ’n tachtig stuks bagage!
Marlene Dietrich kwam aan land
Met bijna tachtig koffers,
De kruiers, die daar waren, nou.
Dat waren nog eens boffers!
Die lieten heel wat klanten staan
Voor ’t dienen van die ééne
Die wordt nu vast hun schutspatroon,
Ze zweren bij Mariene!
Het is nu. in het reisseizoen,
De stille hoop dier knapen
Dat velen óók in 't koffer tal
De filmster na gaan apen!
HERMAN KRAMER
illlllllllHllllllllllllllllllllltlIlllllllllllllllllllUIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIII
msasasuggestie, zoo goed als ook het feit
dat vijftien getuigenverklaringen alleen in on
belangrijke details van elkaar verschillen. Op
vallend is ten slotte dat, terwijl omstreeks 1879
uit verschillende landen van Europa dergelyke
verschijningen werden gemeld, alleen die te
Knock, waaraan nooit groote ruchtbaarheid
gegeven werd, nog een ernstig onderzoek waard
blijkt te zijn.
Ook wórden uit het lersche dorp vele ge
nezingen gemeld. Thans is een medisch bureau
opgericht dat de gevallen ernstig onderzoekt.
Men hoopt dat de H. Stoel binnenkort de ver-
eering van O. L. Vrouw van Knock zal goed
keuren.
werd aldaar nog tot boete van een straf een
bedevaart naar st. Olav in Trondheim opge
legd. In het gemeentemuseum te Nijmegen
kunnen we nog bewonderen een fraai gebor
duurd antipendium, waarop St Olav met een
hellebaard, een ciborie en met een menschen-
hoofd onder zijn voeten, staat afgebeeld. Te
Zutphen staat St. Olav nog op een pijler In
het koor van de St. Walburglskerk.
Het ligt dus wel voor de hand en van
aanmatiging zal niemand ons t>eschuldlgen
als wy Nederlandsche Missionarissen inNoor
wegen, tezamen met het kleine getal Katho
lieke Neren, een beroep doen op de Neder-
iandsche Katholieken om met ons ter beevaart
te trekken naar Stlklestad, de martelplaats van
den H. olav, om tezamen den hemel een heilig
geweld aan te doen om voor Noorwegen, het
zesde Nederlandsche bisdom, den terugkeer te
verkrijgen tot de oude Moederkerk. Dit kan
geschieden op tweeërlei wyze: Uchamelyk en
geesteiyk.
zy, die daartoe in de gelegenheid zouden zyn
om naar Noorwegen te reizen en aan deze bede
vaart op Woensdag 29 JuU as deel te nemen,
kunnen zich om inlichtingen wenden tot het
St. Olavs-postulantenhuis, Parklaan 35, Bussum.
Half één ’s nachts. De bezoekers hebben het
café verlaten. Mattl is druk bezig de kas op
te maken en Mlzzl spóelt Uverig stapels gla
sen. zy hebben beiden de handen vol den
laatsten tyd.
Tevreden klapt Mattl het kasboek dicht en
ziet Mizzi lachend aan. „Drie vaatjes bier en
vier kruiken jenever, vrouw! Alweer een kruik
meer dan gisteren. De lui hier zyn dol op
Jachtavonturen. Dat had je niet gedacht, hé,
dat die kermisfoto’s en die oude boeken, die lit
laatst van den zolder gehaald heb, zoo schit
terend te pas komen! Zou Je niet zweien dat
ik in Afrika geweest ben? Tusschen twee
haakjes, ik moet morgenochtend weer eens
flink lezen. Ik heb hun beloofd het avontuur
van de olifantenjacht te vertellen!”
sellng gul zyn! Dat had ze in de verste verte
niet vermoed, dat een arme gezelschapsjuf
frouw het zoo goed zou kunnen hebben. Als
volkomen geiyk werd ze door moeder en zoon
behandeld.
Wat deed dat goed, niet alleen om de stof-
feiyke voordeelen, maar voornameiyk door het
fyne gevoel, dat uit dit alles sprak! Want hoe
dikwyis hoorde je niet van -dames, die hun
hooger personeel elk uur van den dag hun
afhankeiyke positie pljniyk lieten voelen!
Na tafel gingen de dames naar boven, naar
de zitkamer van de barones, waar twee groote
staande schemerlampen brandden met warrti-
getlnte perkamenten kappen. In haar eigen
hield ze niet van schel licht, ver
klaarde mevrouw von Dlttbom.
Diepe fauteuils vormden met lage tafeltjes
gezellige zitjes, en de enorme vleugel, die
byna een vierde gedeelte van de kamer besloeg,
verried, dat de bewoonster een groote voor
liefde voor muziek moest hebben. De baron had
zyn moeder dadeiyk na het eten met een kus
goeden nacht gewenacht.
„Myn zoon gaat nu nog aan het werk."
verklaarde mevrouw von Dlttbom. „Hy schryft
aan een geschiedenis van de mark
zyn geboortestreek gaat hem
pen er soms dingen uit, die
mogen denken."
Met een buiging hield hy de deur voor haar
open, zoodat ze de gang in kon gaan.
Wonderlijke sinjeur, dacht Josefa, maar een
lichte onrust had zich toch by de eigenaardige
waarschuwing van den ouden Ferdinand van
haar meester gemaakt, en wilde niet wyken,
ook niet op haar heerlijke wandeling door het
park, waar de scheidende zon bloedrood gloeide
achter de dennen om den vyver. Er stond een
kleine bank aan het water, waarover een ge
welfde rustieke brug leidde, en aan den oever
schommelde een lichte roeiboot. Josefa ging op
het bankje zitten en verzonk in gepeins.
De raadselachtige waarschuwing van den
ouden knecht diet haar niet los, en ze had al
haar overredingskracht noodlg om zichzelf te
overtuigen, dat het in dit geval natuurhjk
weer om dezelfde dwaze bakerpraatjes ging als
by de toespelingen van haar relsgenooten in
den trein. Maar in elk geval bleef het eigen
aardig, dat een eh ander met elkaar scheen te
kloppen. Och wat, allemaal onzin ten slotte.
Misschien zwoer de oude man óók by het
spookbeeld van het witte paard en uit dit
bijgeloof kwam zyn goedbedoelde waarschu
wing voort.
De zinkeqde zon- wierp roodgouden strepen
over het water van den vyver, dat zilvergrijs
fluweel leek, en een diepe, sprookjesachtige
stilte en eenzaamheid zonk over het zwygende
park. Van dit plekje uit kon men nauweiyks
een stukje muur van het kasteel onderscheiden.
Joeefa stond langzaam op en overwoog, dat bet
a w w ro a °P dlt b,ad zWn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* *7^0 m biJ leverLslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bW e€n on8ertd met
I JN IN O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen kJVFe doodelljken afloop
■ra en en twintig Jaar na de verschyningen
der Heilige Maagd te Lourdes vond in
het dorp Knock, dat In West-Ierland is
gelegen, een merkwaardig voorval plaats.
Op een Augustus-avond in 1879 kwamen
eenlge dorpsbewoners voorby de kerk. Het was
regenachtlg weer, maar nog licht. Plotseling
zagen zy hoe een deel der kerkmuren in een
wonderbaar licht gehuld was. In het midden
daarvan stonden drie figurenOnze Lieve
Vrouw, met aan haar rechterhand Sint Jozef
en aan haar linkerhand Sint Jan de Evange
list. Achter deze laatste figuur was een altaar
zichtbaar, waarop een lam rustte dat een kruis
droeg. De Heilige Maagd droeg een witten
mantel en een gouden kroon. Om de drie fi
guren heen waren vele sterren zichtbaar. Merk
waardig was ook dat, ofschoon de regen bleet
vallen, de muur achter de verschynlng droog
bleef.
Een der aanwezigen dit waren er onge
veer zestien, mannen en vrouwen, jongens en
meisjes trachtte de voeten van Onze Lieve
Vrouw aan te raken, maar voelde alleen den
harden muur onder haar vingers. Nadat dit
schouwspel ongeveer twee uur geduurd had
werd er in de buurt geroepen, dat er in*bet
dorp een vrouw was gestorven. Allen gingen
nu naar het sterfhuis, en toen zy naderhand
terug kwamen zagen zy niets meer.
Deze beschryvlng van het voorval gaf mr».
O’Connor, een der twee nog overlevende ge
tuigen dezer gebeurtenis, aan een medewerker
van de Universe die haar had opgezocht in een
eenzame boerderij in West-Ierland, waar d»
87-Jarige vrouw, ziek op bed gelegen, wacht op
het levenseinde. Zy is de voornaamste getuig»
die ondervraagd zal worden door de commissie,
welke de Aartsbisschop van Tuam nog deze
maand hoopt in te stellen om de zaak te
onderzoeken.
Mrs. O'Connor deelde ook nog enkele byzon-
derheden mee waarom de journalist haar
vroeg. De drie figuren waren als levende per-,
sonen die vóór den muur stonden; geen van
hen echter sprak of bewoog zich. De oude
vrouw gaf een kalm relaas van wat zy had
gezien; toen zy hoorde dat Aartsbisschop Gil
martin een commissie van onderzoek ging in
stellen, en de bezoeker haar zeide dat het een
belangrijke gebeurtenis zou zyn wanneer Knock
als officieel bedevaartsoord werd erkend, zeide
zy slechts: „Als God het wil".
Een half jaar geleden heeft mr. Coyne, die
onlangs een belangwekkend boek over de ge
beurtenis van 1879 heeft gepubliceerd, de mede-
deellngen van mrs. O’Connor opgeschreven.
Deze lag toen op sterven, en vroeg zelf om
aan haar verklaring toe te voegen dat zy deze
aflegde in de overtuiging dat zy voor Goos
rechterstoel ging verachynen. Overigens heeft
deze vrouw nooit iets gedaan om de zaak be
kend te maken, ofschoon er reeds een vereeni-
glng bestaat met 600.000 leden, die zich ten
doel stelt de vereering van O. L. Vrouw van
Knock te bevorderen.
Mr. Ooyne, een rechteriyk ambtenaar, heeft
de zaak ernstig onderzocht en getracht natuur-
lyke verklaringen voor verschynsel te vin
den. Men heeft gedacht aan projectie vanuit
een naby gelegen huis, maar dit bleek prac-
tisch onmogeiyk.
De geesteiykheid beeft steeds tegenover de
verschijningsverhalen een zeer gereserveerde
houding aangenomen. De aartsdeken van Knock
wilde op den avond van het voorval niet ko
men toen enkele dorpelingen hem waarschuw
den en vroegen ook naar de verschynlng te
komen zien, en pas enkele Jaren geleden ver
brandde de pastoor alle krukken en andere
voorwerpen, welke pelgrims als bewys van
dankbaarheid voor opgetreden genezingen te
gen den kerkmuur hadden geplaatst.
Mr. Coyne meent dat de kritische houding
der geesteiykheid de geloofwaardigheid der ge
beurtenis slechts kan vergrooten. Nu kan zeker
niemand zeggen dat de geesteiyken getracht
hebben hun eigen parochie beroemd te maken!
Ook is het feit dat geen der figuren sprak
of ziel} bewoog door sommigen tegen de ge
loofwaardigheid der verschynlng aangevoerd,
want deze werd daardoor als het ware zonder
beteekenls. Men kan echter ook zeggen, dat dit
een verklaring door massasuggestie minder
waarschtfniyk maakt. Want by de meest be
kende verschyningen van deze soort werd^wél
gesproken. Als dus de dorpsbewoners een ver-
sonnen verhaal hadden opgehangen zou toch
wel zeker één van hen deze bijzonderheid daar
uit hebben overgenomen.
T~A uston Station, het oudste Londensche
H. spoorwegstation, wordt geheel verbouwd.
Het werk zal gerulmen tyd in beslag ne
men en, als het voltooid te, 5.000.000 gekost
hebben.
Waarschyniyk zal de vernieuwing van dit
eindstation gepaard gaan aan de stooping van
het naburige St. Pancras-station, dat 68 Jaar ge
leden geopend werd en, ofschoon het in later
Jaren iets van zyn beteekenls voor het verkeer
met de Midlands en Schotland had Ingeboet,
toch een van Londens grootste spoorweg-,.ter
mini'' geweest te.
Vergeiykt men St. Pancras met andere groote
Londensche stations van ongeveer denzelfden
leeftyd, dan maakt het ongetwyfeld een voor-
treffeiyk figuur. Men behoeft geen bewon
deraar te z(jn van de architectuur van Konin
gin Victoria’s tijdvak om te erkennen dat het
thans waarschyniyk tot afbraak gedoemde sta
tion, naar den smaak van d(e dagen, een zeer
indrukwekkend en tevens sieriyk bouwwerk te,
welks hooge torens cachet verleenen aan een
wyk, die eerst in later jaren het eenigszins som
bere karakter dat haar vroeger kenmerkte, ver
loren heeft.
Den meesten bezoekers aan Londen te de
Euston road vrij goed bekend. Zy begrenst de
groote universiteits- en vreemdellngenwyk
Bloomsbury, en te een belangrijk middelpunt
van verkeer. Daar immers staan, door één en
kele zijstraat van elkaar gescheiden, de groote
eindstations van King’s Cross en St. Pancras
en, twee ét drie huizenblokken ten oosten van
’t laatstgenoemde, dat van Euston. Tegenover
King’s Cross station is enkele Jaren geleden
bovendien een der grootste coach stations ver
rezen, vanwaar coaches en omnibussen naar
oen Mattl Maurer met zyn Jonge vrouw
Mizri vol verwachting was neergeatre-
ken in *t bekooriyke dorp Bankt Peter,
dat met ayn witte huisje» en zyn achtergrond
van majestueuze bergreuzen aan het llefelyke
edelwete deed denken, had hy niet vermoed
dat het zóó moeliyk zou zyn de klandizie van
de boeren te verwerven. Van een „vreemde
eend in de byt” moesten de dorpelingen biyk-
baar niets hebben.
Toch bleef Mattl niet by de pakken nee?-
zltten. Wat drommel, had hy niet voor heeter
vuren gestaan? Zou het hem dan niet lukken
de lui hier tot een biertje te verleiden? zyn
cafétje was toch waarachtig even goed als dat
van zyn .concurrent? Mattl peinsde en peinsde,
en zoo kwam het dat hy op een middag sta
tig dc trap van den zolder afdaalde, een paar
stoffige foto's en wat oude boeken onder zyn
arm.
,Xyk eens. Missi, wat ik hier heb.”
Nieuwsgierig keek vrouw Maurer naar de
foto's, die haar man met zyn mouw afstofte.
,Je bent nog haast niets veranderd. Mattl!”
zei ze glimlachend, ,Je staat er parmantig op
hoor, met je voet op den leeuw en het geweer
aan je schouder. Een echte jager."
„Ben ik dat dan soms niet?” deed Mattl ver
ontwaardigd, „Je weet toch dat ik vroeger in
Afrika geweest ben! O aoo!"
Een paar dagen later stapten aarzelend
eenlge dorpelingen Mattlés café binnen, daarby
tersluiks een blik werpend op het zonderlinge
uithangbord, dat sedert kort aan den gevel
was aangebracht.
,Jn den zingenden leeuw", hm.... een rare
naam! Zy wilden toch wel eens weten hoe dat
zat. Een zingende leeuw.... hm!
Joviaal begroette de dikke Mattl zyn eerste
klantjes en hy was zelfs zoo verstandig hun
het eerste rondje gratis aan te bieden. Lang
zamerhand kwamen de tongen wat los. er werd
over en weer wat gebabbeld, de foto’s aan den
muur werden bewonderd.
„Toch niet zelf geschoten, dien leeuw?”
vroeg een van de boeren, op de foto's wyzend,
waarop Maurer zoo trotsch was.
„Wat dacht Je anders!” zei Maurer, een
hooge borst opzettend. „Ja, mannen, daar te
het strikken van een vos of het verachalken
van een gems kinderspel by.” En een oogen-
bllk over zyn bezoekers heenstarend. mompel
de hy, meer in zich zelf dan tot het gezel
schap: „Tja, dat was nog eens een goeie tyd.
toen in Afrika, als groot wild Jager." Zonder
het wellicht zelf te weten, had Mattl met die
verzuchting het hart van zyn menschen ge-
06 war«h dol op Jagen hier in de
En als het
schen hemel had, waarvan roodzyden gordijnen
in diepe plooien neerhingen. Daarin moest Je
wel slapen als een prinses, dacht Joeefa. en
voorzichtig streek ze over de glanzende stof.
Het bed stond geheel vry, wel een flinke stap
van den muur af. Waarschyniyk terwllle van
het effect was aan den muur achter het hoofd
einde een breed wandgordyn aangebracht van
dezelfde glanzende zyde. die voor den bedhemel
verwerkt was. De plooien waren wat in wanorde
geraakt, en Josefa wilde re rechttrekken. Daarby
voelde ze achter de stof een diepte in den
muur. Biykbaar had het gordyn ten doel, een
nis te maskeeren.
Een beetje nieuwsgierig geworden, wilde ze
de zyde al wegschuiven, toen drie sonore gong
slagen door het huls klonken. Dat was het sein
voor het avondeten.
Haastig liep Joeefa naar de waschtafel om
nog even haar handen af te spoelen en stapte
toen door de zltkamerdeur in de gang.
Buiten wachtte alweer de oude Ferdinand.
.Mevrouw de barones was bang, dat u nog
in het slot zou kunnen verdwalen, juffrouw
Burger, omdat u vandaag pas gekomen bent,"
zei hy met zyn zachte, vriendeiyke stem.
Het avondeten verliep vrijwel zooate het
middagmaal, behalve dat er minder gangen
waren, en dat Ferdinand inplaats van den
anderen knecht serveerde. Ook dronk men
rooden wyn. terwyi er 's middags slechts spuit
water op tafel was geweest.
Joeefa Burger dronk twee glazen van den
wyn. die zoo diep robynrood in de geslepen
kelken fonkelde. Wat kon het leven toch plot-
yverig
Brandenburg;
boven alles.”
Josefa knikte. .Mynheer sprak met zooveel
warmte over de mark, dat ik werkelijk brand
van verlangen, om re óók nader te leeren
kennen."
„Weest u er maar van verzekerd, dat het de
moeite zal Iconen, lieve juffrouw Burger.”
De Procurator van de Noorsche Missie, H. J.
van der Velden, schryft ons:
Het is een overbekende waarheid in de Chris
tenkerk, dat het bloed van de martelaren het
zaad 4s voor nieuwe christenen. En het is een
reer oude traditie, die stamt van de tyden der
catacomben, dat de geloovigen voor de uitbrei
ding en het behoud van het geloof in hun
vaderland met voorliefde gaan bidden op de
graven van hun martelaren. Deze traditie ge
trouw gaan de geloovlge Noren elk Jaar op 29
Juli ter beevaart naar Stlklestad. waar hun
martelaar-koning, de H Olav. zyn leven gaf
voor Christus, om daar te bidden voor de be-
keering van hun volk, dat In den tyd van de
reformatie met list en geweld van de Moeder
kerk was afgescheurd. Maar hun getal is he
laas nog zoo gering.
Welnu, het betaamt, dat wy, Nederlanders,
ons aansluiten by de pelgrimage van onze
Noorsche broeders, om het land, door 8t. Olav
eens bekeerd, weer terug te brengen tot de
Kerk van Christus. Vooreerst omdat katholiek
Nederland door de yverige bemoeiingen van Z.
H Exc. Mgr. dr. Olav Smit doorwegen als het
ware geannexeerd heeft als zesde Nederland
sche Bisdom en vervolgens omdat het hier geldt
een oude en heilige traditie. De geschiedenis
herhaalt zich immers altyd.
De handelsreiaties. waarin Nederland
oudsher stond met Noorwegen, deden in
Middeleeuwen zeer Intieme religieuze betrek
kingen ontstaan tusschen deze twee landen. Als
pelgrims trok onze dlep-geloovige Middeleeuw-
sche handelsstand naar het 8t. Olav-heiligdom
te Nivaros, het tegenwoordige Trondheim, om
daar te bidden op het graf van Noorwegens
apostel-martelaar. En zy plantten de St, Olavs-
vereering ook over op eigen bodem.
Te Amsterdam vinden we nog de St. Olavs-
kapel aan den Zeedyk, ook Oudezydskapel ge
noemd, waar zijn beeld stond tegen het hóuten
gewelf, met een kroon op het hoofd, welgewa
pend met een groot slagzwaard of hellebaard
in zyn hand en onder zyn voeten een andere
koning, liggende, als door hem overwonnen, die
om genade scheen te bidden. Daar bestond ook
de St. Olavspoort aan het einde van de War-
moesstraat, in 1618 gesloopt. Te Deventer was
eveneens vr&ger een 8t. Olavskapel, op de
plaats waar de gewelfschildering stond van de
ridderfiguur in de Groote Kerk. De ridderfiguur,
die men eerst beschouwde als 8t. Joris of Os
wald. bleek later St. Ölay te zyn met een helle
baard, waarmee de martelaar op alle afbeel
dingen wordt aangeduld. Deventer onderhield
als bergevaarderstad directe betrekkingen met
Noorwegen. Vandaar dat er bestond het „Olde
St. Olavsgast1"’!.-”, de vergaderplaats van het
beroemde Bergevaarsgllde. Ook op andere plaat
sen vinden we St. Olavsherbergen, oa. te Zwolle,
waar de herberg 8t. Olav in 1725 nog bestond.
In Kampen was in de St. Nlcolaaskerk een
Vicarie en altaar ter eere van St. Olav. In 1468
streek en uitnemende schutters.
jachtavonturen betrof....
„Vertel ons daar eens wat van, Maurer,’
vroeg er een.
De aangesprokene antwoordde niet dadelyk.
Wat ging dien boeren zyn leven in Afrika
Mevrouw von Dlttbom nam een boek op, dat
met een paar andere tusschen boekenstutten op
een lage, ronde tafel stond, en reikte het aan
Josefa, die in a trachtende houding was
biyven staan.
Het was een pas-verschenen roman en de
oudere dame verzocht haar nu te willen
-voorlezen. Ze wees Joeefa een gemakkeiyken
stoel aan naast een der lampen, terwyi re zelf
met haar handwerk by de andere ging ritten.
Joeefa begon. Ze wist, dat ze goed las, en
die zekerheid voorkwam aarzeling en gehak
kel. Ze las langzaam en duldeiyk, met d^n
juisten nadruk, en langzamerhand kwam ze
zelf in de stemming, wat haar voordracht ten
goede kwam.
Ze vergat byna. dat ze voor iemand anders
las, die ze dienzelfden middag voor het eerst
had; de luchtig geschreven vertelling
boeide haar en nam al haar aandacht in be
slag. Het was eigenlyk niets meer of minder
dan een oude spookgeschiedenis, in een
moderne omiysting gebracht. Maar een en
ander was overtuigend geschilderd en de fan
tastische vondsten van den schrijver kregen
werkeiyk een vluchtige geloofwasurilgheid.
Byna een uur had Joeefa gelezen, met slechts
nu en dan een oogenblik stilte, toen mevrouw
von Dlttbom haar onderbrak.
„U leest werkeiyk uitstekend, juffrouw Bur
ger. De menschen en gebeurtenissen krijgen
leven door uw stem."
Het jonge meisje was dolbiy met dien vrien-
deiyken lof.
,Jïet is prachtig hier op Dittbom,” begon
■e. „en ik ben mijn goed gesternte dankbaar,
dat ik juist hier terecht ben gekomen.”
De rimpelige oogleden van den ouden man
trilden even en de dunne lippen bewogen een
Paar maal, zonder dat er geluid kwam.
Wat verwonderd keek Joeefa hem aan. Zou
de oude baas zich misschien niet goed voelen?
Wat eigenaardig staarde hy haar toch aan!
En nu deed hy een paar stappen in haar
richting, als met een sprong was hy plotseling
’lak by haar en fluisterend, maar opgewon-
*n stiet hy uit:
„Verlaat u Dlttbom weer, verlaat u het
onder een voorwendsel vandaag nog!”
Joeefa meende hem niet goed verstaan te
hebben.
„Wat bedoelt u?” vroeg re luid en scherp.
Het gericht varf den ouden man werd plotse-
“ng stU en moe.
-"Jfeh Ut iets gezegd? Neemt u me niet
avaiyk, juffrouw Burger, oude menschen flap-
nen verwerken. De kosten, ten bedrage van
5.000.000, sullen voor een zeer groot deel be
streden kunnen worden uit wat de onmeteiyke
terreinen, welke thans nog door St. Pancras
station en zyn spoorbanen ingenomen worden,
opbrengen. Die terreinen gelegen tusschen de
twee spoorwegtenninl van de lijnen naar het
Noorden, sullen een onnoemeiyke waarde heb
ben. Hotels en handelsgebouwen, die daar op
gericht worden, kunnen millloenen kosten, maar
zullen zeker hun rente ruimschoots afwerpen.
En heel deze belangrijke wyk zal erop voor
uitgaan. Want zelfs het mooiste spoorwegsta
tion heeft zyn „nasleep” van spoorbanen en
rangeerterreinen en loodsen en opslagplaatsen,
en ook deze zullen verdwynen met den gevt!
die eenmaal mooi maar thans nog slechts eer
waardig is en met de technische wonderen, die
reeds lang opgehouden hebben wonderen te
zyn.
aan? Doch aangezien men bleef aandringen,
begon hy dan eindeiyk:
„Nou, als het Jullie interesseert.... vooruit
dan maar. Het beste lykt my dat ik jullie de
geschiedenis .van den ringenden leeuv» vertel,
dan weten Jullie meteen hoe het café aan »ün
naam komt. Ik zat dan destyds met twee oude
rotten in bet hartje van Afrika, wy gingen
daar druk op de jacht en leefden van de <9-
brengst van de vellen van tygera, leeuwen,
krokodillen en slangen. Tjonge, als ik nog denk
aan de prachtige huid van den leeuw, dien
jullie daar nog op de foto ziet.... Jammer
dat je de dingen, die je dikwyis met zooveel
levensgevaar veroverd hebt, voor een handvol
centen weg moet doen. Enfin, wy leefden dus
daar met z’n drieën, John. Bill en ik, In een
hut aan den rand van het oerwoud, en wy
konden het best met elkaar vinden.
Op een avond Jim en Bill konden ieder
oogenblik van de jacht thuiskomen wandel
ik zoon beetje in de buurt van de hut, en
hoe het nou kwam weet ik niet, maar vóór ik
het bemerkte, zat ik een stukje in het oer
woud. Dat was tegen de afspraak in. want de
achterbiyver moest altyd de hut bewaken en
mocht zich niet verwijderen.
Opeens dringt het tot my door, dat ik de
hut niet alleen mag laten, ik keer om en....
op hetzelfde oogenblik hoor ik een geritsel in
het struikgewas. Ik biyf doodstil staan, houd
den adem in en tracht de duisternis te door
boren. Myn hart bonst in myn keel, want
daar, vóór my. zie ik den geweldigen kop van
een leeuw. Zdn staart zwiept onheilspellend
heen en weer. Instinctief grijp ik naar myn
geweer, en meteen weet ik dat ik verloren ben.
Ik heb alleen een zakmes. Probeer daar maar
eens een leeuw mee te vellen. Vlucht, vlucht,
hamert het in myn brein en meteen neem ik
de beenen. Ik loop, lóóp! In myn angst bots
ik-tegen een boom en dan komt de reddende
gedachte. Jullie hebben wel eens gehoord, dat
apen vlug kunnen klimmen, hé? Nou, dan
hadden jullie my eens moeten zien. Ik vloog
letteriyk den boom in. Op goed geluk heesch
ik my in het donker aan een tak omhoog en
ging er schrylings op ritten. Zeker wel vyf-
tien meter boveh den grond. Gelukkig, ik was
gered. Voorlooplg tenminste. Als die leeuw
nu maar verkoos op te hoepelen. Nog een paar
maal hoorde ik hem brullen. Toen werd het
stil. Ik overleg
de wat ik doen
zou en besloot in
den boom te biy.
ven tot het aan.
breken van den
dag. Je kon lm.
mers nooit we
ten of die leeuw....
Traag kropen de uren om. Ik rilde van de
wel beter zou zyn. naAr huls terug te keeren;
in haar gezellige kamers zou re dat dwaze ge
voel van onbehaagiykheid wel baas kunnen
worden.
En dat lukte haar ook, sneller dan re ge
hoopt had, in de atmosfeer van gezelligheid en
schoonheid, die in haar twee smaakvol Inge
richte kamers heerschte.
Een eiken schrijftafel met blank beslag nam
het vak tusschen de beide ramen der zitkamer
in. Joeefa overlegde, dat ze nog juist tyd ge
noeg over had, om een brief aan de familie
Kruschlna te schrijven en haar goede komst op
Dittborn te berichten. Dat had ze hun by het
afscheid beloofd. Ze knipte het electrisch licht
aan.
Maar ze hoefde niet eens haar schrijfmap
uit haar koffer op te graven; prachtig schrijf
papier lag al klaar op het vloelblad en Josefa
begon verrukt een van de groote zachtgroene
vellen met haar steil, regelmatig handschrift
te vullen. Ze schilderde haar aankomst aan
bet stationnetje Greifstal en den rit naar het
kasteel. Maar re verspilde geen woorden aan
de opmerking van haar relsgenooten en den
zonderlingen raad van den ouden knecht.
Waarom zou ze die twee goede menschjes
ongerust maken, hun schaduwzyden toonen,
die niet in werkeiykheid bestonden? Ze plakte
den brief dicht en begon daarna haar koffer
uit te pakken en haar bezittingen te ordenen
In de ruime kast op de slaapkamer.
Daarby neuriede ze een wijsje voor zich heen
en wierp intusschen vergenoegde blikken op
het breede bed, dat een heeriyken, ouderwet-
IÉlP
161