T Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterkind I SKctwïAaal van den daq lersch Lourdes r F 250.- Zigeunerinnetje KOFFERS VRIJDAG 24 JULI 1936 Si. OlaV in Nederland Stationsdood te Londen I „In den I Zingenden Leeuw*' I Officieel onderzoek ingesteld "I DOOR ANNY VON PANHUIS AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL (Speciale correspondentie) De Lieve Vrouwekerk te Knock (Ierland) Bedevaart naar Stlklestad I nauwelijks se kamer gezien (Wordt vervolgd) ir Ook is merkwaardig dat geen schilderijen of afbeeldingen bekend zijn die overeenstemmen met den inhoud van dit visioen, wat eók pleit van de gebouwd Aations- „Kllm maar op mijn oor”, aei de ster en kwam zoo dicht bij de kaboutertje», dat re zonder de minste moeite er boven op konden klimmen. „Waar moeten jullie naar toe", vroeg de ster lachend? „We moeten by den apotheker zijn", antwoordde Tuimeltje en holderdebolder ging nu de ster aan het rollen. by verlies van een hand, een voet ot een oog. „We zullen ééns probeeren of een van de sterretjes ons niet wil wegbrengen", zei Tuimeltje, en hy ging naar eer. ster zitten kijken, die niet zoo heel erg kwaad keek. Het sterretje had wel In de gaten, dat de kaboutertjes Iets wilden hebben en kwam met een lachend gezicht vlak voor het venster staan. „Och sterretje, wil JU ons hier eens vandaan brengen?" vroe gen de kaboutertjes, en de ster antwoordde, dat dit wel gaan zou. Jk ga er uit”, was het benauwde gezegde, dat Kruimeltje voortbracht en meteen wipte hij uit den schoen. Ook Tuimeltje deed dit en toen ze kans zagen, renden ze weg, de eerste de beste trap op. Al spoedig kwamen ze by een dakraam uit en keken naar de sterretjes. „Zouden die ons niet willen helpen?” vroeg Kruimeltje aan zijn vriend. Midden- en Noord Engeland en naar Schot land vertrekken. De drie groote spoorwegstations zijn de be gin- en eindpunten van de lijnen naar Schot land. St. Pancras Is meer dan ’n halve eeuw lang de voornaamste „uitvalspoort" naar 1 Noorden geweest; zy was de Londensche terminus van de Midland Railway, maar sinds deze met de London and North Western Railway samenge smolten werd tot de London. Midland and Scottish Railway, verloor St. Pancras veel van zijn beteekenls. Toen enkele Jaren geleden het aanzienlijke stationshotel gesloten en voor ^-kantoorgebruik Ingericht werd, vreesde men dat binnen afzieri- baren tyd het befaamde station zou worden gesloopt een vrees die thans bewaarheid schijnt te worden, terwijl het nog wat oudere, en uiterlljk zooveel onbelangwekkender King's Cross, zijn bestaan waarschijnlijk nog vele Jaren rekken zal. Toen St. Pancras <8 jaren geleden werd, gold het als een wonder van constructie. Achter den fraalen gevel van Sir Gilbert Scott stak Ingenieurswerk van den al- lereersten rang. Zelfs thans bewonderen wy de 72 meters breede overkapping die met één en kele spanning gebouwd is een voor dien tijd geweldige prestatie. Minder bekend zijn de ondergrondsche won deren van St. Pancras. Zoo weten weinigen dat onder de spoorbaan voor passaglerstrelnen rails zjjn aangelegd welke voeren naar een reusach tige opslagplaats voor tonnen bier. Deze onder grondsche banen worden voor dit doel niet meer gebruikt; dat zij in 1868. toen menige groote stad al trotsch was op het bezit van een paar- dentram-net, als een onovertreffeiyk wonder van ingenieurswerk bezongen werden, verwon dert ons niet. Nog 'n „verdieping” lager loopt de Clty-lljn der voormalige Midland Railway. In dien tijd (twee jaren vóór deü Fransch—Duitschen oor log!) was electricitelt als beweegmlddel onbe kend. Zelfs stoomspoorwegen waren nog betrek kelijk jong, maar Londen bezat reeds zijn on dergrondsche spoorlijnen, en men verdroeg zoo goed en zoo kwaad als 't ging den rook der lo comotieven, welke een uitweg vond door de groo te openlngen welke In de tunnels aangebracht waren. Die tunnels worden nog steeds gebruikt door de electrische treinen der „Metropolitan”. Ook de oude tunnel, twee verdiepingen onder St. Pancrasstation, doet nog trouw dienst. Is Eustonstation eenmaal verbouwd en ge moderniseerd, dan zal het een der grootste sta tions van Londen zijn, en het zal het verkeer, dat thans over St. Pancras gaat, eveneens kun- kou.... ja, de tropische nachten zijn verba zend koel en voelde my moe en slaperig. Eindelijk zag ik de zon aan de kim. Ik gluurde door de takken naar beneden, en wie beschrijft mijn verbazing, toen ik dien leeuw nog dood gemoedereerd op mjj zag staan wachten! Of die ook uitgehongerd was! Ik keek nog eens en vóór ik wist wat er gebeurde.... rrrrt! daar gleed ik langs den gladden stam naar beneden. Het duurde geen vier seconden, maar het leek een eeuwigheid. Badend in het angst zweet kwam ik op den grond terecht. Weg, weg was mijn eenlge gedachte. Ik nam een paar geweldige sprongen en toen gebeurde er iets dat ik nooit meer zal vergeten. Want in plaats dat de leeuw, zooals ik verwachtte, mij zou bespringen, begon hij me daar opeens te zingen, te zingen! Ik greep naar mijn hoofd en dacht dat ik gek werd. De leeuw wist van geen ophouden, hy wilde met alle geweld eea sigarenbandje hebben. v Nog nooit heb ik twee menschen zóó zien lachen als John en Bill, wier bruine koppen achter den leeuw boven het struikgewas uit staken. Die twee snaken hadden een kostelijke grap met mjj uitgehaald. Toen zij 's avonds thuis gekomen waren, en bemerkten dat ik de hut in den steek had gelaten, besloten zij my te straffen. Bill, een handige kerel, vulde de huid van een leeuw, dien ik zelf geschoten had, met stroo op en naaide de zaak netjes dicht. John nam een oud gramofoontje en zoo togen de heeren naar mf) op zoek. De rest is gauw verteld. Toen zjj mjj eenmaal dien boom hadden ingejaagd wat kon die BUI prachtig het gebrul! van een leeuw nabootsen waren zjj kalmpjes gaan slapen, om tegen het aan breken van den dag weei terug te komen. Het gramofoontje had John onder een hoopje bla deren verborgen, vlak bij den leeuw neergezet en via een touwtje had hjj de plaat, toen ik er vandoor wilde gaan, aan het drasden ge bracht!” Mariene Die&ch is op reis, En 't staat in alle kranten; Ze wordt bekeken en begaapt, Gekiekt van alle kanten. Ze reisde met de Normandie En kwam aan Frankrijks kusten. Ze bracht een pracht sensatie mee Voor wie sensatie lusten: Ze legde vriéndelijk beslag Op heel de equipage. Die handen vol had aan t gesjouw Van ’n tachtig stuks bagage! Marlene Dietrich kwam aan land Met bijna tachtig koffers, De kruiers, die daar waren, nou. Dat waren nog eens boffers! Die lieten heel wat klanten staan Voor ’t dienen van die ééne Die wordt nu vast hun schutspatroon, Ze zweren bij Mariene! Het is nu. in het reisseizoen, De stille hoop dier knapen Dat velen óók in 't koffer tal De filmster na gaan apen! HERMAN KRAMER illlllllllHllllllllllllllllllllltlIlllllllllllllllllllUIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIII msasasuggestie, zoo goed als ook het feit dat vijftien getuigenverklaringen alleen in on belangrijke details van elkaar verschillen. Op vallend is ten slotte dat, terwijl omstreeks 1879 uit verschillende landen van Europa dergelyke verschijningen werden gemeld, alleen die te Knock, waaraan nooit groote ruchtbaarheid gegeven werd, nog een ernstig onderzoek waard blijkt te zijn. Ook wórden uit het lersche dorp vele ge nezingen gemeld. Thans is een medisch bureau opgericht dat de gevallen ernstig onderzoekt. Men hoopt dat de H. Stoel binnenkort de ver- eering van O. L. Vrouw van Knock zal goed keuren. werd aldaar nog tot boete van een straf een bedevaart naar st. Olav in Trondheim opge legd. In het gemeentemuseum te Nijmegen kunnen we nog bewonderen een fraai gebor duurd antipendium, waarop St Olav met een hellebaard, een ciborie en met een menschen- hoofd onder zijn voeten, staat afgebeeld. Te Zutphen staat St. Olav nog op een pijler In het koor van de St. Walburglskerk. Het ligt dus wel voor de hand en van aanmatiging zal niemand ons t>eschuldlgen als wy Nederlandsche Missionarissen inNoor wegen, tezamen met het kleine getal Katho lieke Neren, een beroep doen op de Neder- iandsche Katholieken om met ons ter beevaart te trekken naar Stlklestad, de martelplaats van den H. olav, om tezamen den hemel een heilig geweld aan te doen om voor Noorwegen, het zesde Nederlandsche bisdom, den terugkeer te verkrijgen tot de oude Moederkerk. Dit kan geschieden op tweeërlei wyze: Uchamelyk en geesteiyk. zy, die daartoe in de gelegenheid zouden zyn om naar Noorwegen te reizen en aan deze bede vaart op Woensdag 29 JuU as deel te nemen, kunnen zich om inlichtingen wenden tot het St. Olavs-postulantenhuis, Parklaan 35, Bussum. Half één ’s nachts. De bezoekers hebben het café verlaten. Mattl is druk bezig de kas op te maken en Mlzzl spóelt Uverig stapels gla sen. zy hebben beiden de handen vol den laatsten tyd. Tevreden klapt Mattl het kasboek dicht en ziet Mizzi lachend aan. „Drie vaatjes bier en vier kruiken jenever, vrouw! Alweer een kruik meer dan gisteren. De lui hier zyn dol op Jachtavonturen. Dat had je niet gedacht, hé, dat die kermisfoto’s en die oude boeken, die lit laatst van den zolder gehaald heb, zoo schit terend te pas komen! Zou Je niet zweien dat ik in Afrika geweest ben? Tusschen twee haakjes, ik moet morgenochtend weer eens flink lezen. Ik heb hun beloofd het avontuur van de olifantenjacht te vertellen!” sellng gul zyn! Dat had ze in de verste verte niet vermoed, dat een arme gezelschapsjuf frouw het zoo goed zou kunnen hebben. Als volkomen geiyk werd ze door moeder en zoon behandeld. Wat deed dat goed, niet alleen om de stof- feiyke voordeelen, maar voornameiyk door het fyne gevoel, dat uit dit alles sprak! Want hoe dikwyis hoorde je niet van -dames, die hun hooger personeel elk uur van den dag hun afhankeiyke positie pljniyk lieten voelen! Na tafel gingen de dames naar boven, naar de zitkamer van de barones, waar twee groote staande schemerlampen brandden met warrti- getlnte perkamenten kappen. In haar eigen hield ze niet van schel licht, ver klaarde mevrouw von Dlttbom. Diepe fauteuils vormden met lage tafeltjes gezellige zitjes, en de enorme vleugel, die byna een vierde gedeelte van de kamer besloeg, verried, dat de bewoonster een groote voor liefde voor muziek moest hebben. De baron had zyn moeder dadeiyk na het eten met een kus goeden nacht gewenacht. „Myn zoon gaat nu nog aan het werk." verklaarde mevrouw von Dlttbom. „Hy schryft aan een geschiedenis van de mark zyn geboortestreek gaat hem pen er soms dingen uit, die mogen denken." Met een buiging hield hy de deur voor haar open, zoodat ze de gang in kon gaan. Wonderlijke sinjeur, dacht Josefa, maar een lichte onrust had zich toch by de eigenaardige waarschuwing van den ouden Ferdinand van haar meester gemaakt, en wilde niet wyken, ook niet op haar heerlijke wandeling door het park, waar de scheidende zon bloedrood gloeide achter de dennen om den vyver. Er stond een kleine bank aan het water, waarover een ge welfde rustieke brug leidde, en aan den oever schommelde een lichte roeiboot. Josefa ging op het bankje zitten en verzonk in gepeins. De raadselachtige waarschuwing van den ouden knecht diet haar niet los, en ze had al haar overredingskracht noodlg om zichzelf te overtuigen, dat het in dit geval natuurhjk weer om dezelfde dwaze bakerpraatjes ging als by de toespelingen van haar relsgenooten in den trein. Maar in elk geval bleef het eigen aardig, dat een eh ander met elkaar scheen te kloppen. Och wat, allemaal onzin ten slotte. Misschien zwoer de oude man óók by het spookbeeld van het witte paard en uit dit bijgeloof kwam zyn goedbedoelde waarschu wing voort. De zinkeqde zon- wierp roodgouden strepen over het water van den vyver, dat zilvergrijs fluweel leek, en een diepe, sprookjesachtige stilte en eenzaamheid zonk over het zwygende park. Van dit plekje uit kon men nauweiyks een stukje muur van het kasteel onderscheiden. Joeefa stond langzaam op en overwoog, dat bet a w w ro a °P dlt b,ad zWn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* *7^0 m biJ leverLslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bW e€n on8ertd met I JN IN O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen kJVFe doodelljken afloop ■ra en en twintig Jaar na de verschyningen der Heilige Maagd te Lourdes vond in het dorp Knock, dat In West-Ierland is gelegen, een merkwaardig voorval plaats. Op een Augustus-avond in 1879 kwamen eenlge dorpsbewoners voorby de kerk. Het was regenachtlg weer, maar nog licht. Plotseling zagen zy hoe een deel der kerkmuren in een wonderbaar licht gehuld was. In het midden daarvan stonden drie figurenOnze Lieve Vrouw, met aan haar rechterhand Sint Jozef en aan haar linkerhand Sint Jan de Evange list. Achter deze laatste figuur was een altaar zichtbaar, waarop een lam rustte dat een kruis droeg. De Heilige Maagd droeg een witten mantel en een gouden kroon. Om de drie fi guren heen waren vele sterren zichtbaar. Merk waardig was ook dat, ofschoon de regen bleet vallen, de muur achter de verschynlng droog bleef. Een der aanwezigen dit waren er onge veer zestien, mannen en vrouwen, jongens en meisjes trachtte de voeten van Onze Lieve Vrouw aan te raken, maar voelde alleen den harden muur onder haar vingers. Nadat dit schouwspel ongeveer twee uur geduurd had werd er in de buurt geroepen, dat er in*bet dorp een vrouw was gestorven. Allen gingen nu naar het sterfhuis, en toen zy naderhand terug kwamen zagen zy niets meer. Deze beschryvlng van het voorval gaf mr». O’Connor, een der twee nog overlevende ge tuigen dezer gebeurtenis, aan een medewerker van de Universe die haar had opgezocht in een eenzame boerderij in West-Ierland, waar d» 87-Jarige vrouw, ziek op bed gelegen, wacht op het levenseinde. Zy is de voornaamste getuig» die ondervraagd zal worden door de commissie, welke de Aartsbisschop van Tuam nog deze maand hoopt in te stellen om de zaak te onderzoeken. Mrs. O'Connor deelde ook nog enkele byzon- derheden mee waarom de journalist haar vroeg. De drie figuren waren als levende per-, sonen die vóór den muur stonden; geen van hen echter sprak of bewoog zich. De oude vrouw gaf een kalm relaas van wat zy had gezien; toen zy hoorde dat Aartsbisschop Gil martin een commissie van onderzoek ging in stellen, en de bezoeker haar zeide dat het een belangrijke gebeurtenis zou zyn wanneer Knock als officieel bedevaartsoord werd erkend, zeide zy slechts: „Als God het wil". Een half jaar geleden heeft mr. Coyne, die onlangs een belangwekkend boek over de ge beurtenis van 1879 heeft gepubliceerd, de mede- deellngen van mrs. O’Connor opgeschreven. Deze lag toen op sterven, en vroeg zelf om aan haar verklaring toe te voegen dat zy deze aflegde in de overtuiging dat zy voor Goos rechterstoel ging verachynen. Overigens heeft deze vrouw nooit iets gedaan om de zaak be kend te maken, ofschoon er reeds een vereeni- glng bestaat met 600.000 leden, die zich ten doel stelt de vereering van O. L. Vrouw van Knock te bevorderen. Mr. Ooyne, een rechteriyk ambtenaar, heeft de zaak ernstig onderzocht en getracht natuur- lyke verklaringen voor verschynsel te vin den. Men heeft gedacht aan projectie vanuit een naby gelegen huis, maar dit bleek prac- tisch onmogeiyk. De geesteiykheid beeft steeds tegenover de verschijningsverhalen een zeer gereserveerde houding aangenomen. De aartsdeken van Knock wilde op den avond van het voorval niet ko men toen enkele dorpelingen hem waarschuw den en vroegen ook naar de verschynlng te komen zien, en pas enkele Jaren geleden ver brandde de pastoor alle krukken en andere voorwerpen, welke pelgrims als bewys van dankbaarheid voor opgetreden genezingen te gen den kerkmuur hadden geplaatst. Mr. Coyne meent dat de kritische houding der geesteiykheid de geloofwaardigheid der ge beurtenis slechts kan vergrooten. Nu kan zeker niemand zeggen dat de geesteiyken getracht hebben hun eigen parochie beroemd te maken! Ook is het feit dat geen der figuren sprak of ziel} bewoog door sommigen tegen de ge loofwaardigheid der verschynlng aangevoerd, want deze werd daardoor als het ware zonder beteekenls. Men kan echter ook zeggen, dat dit een verklaring door massasuggestie minder waarschtfniyk maakt. Want by de meest be kende verschyningen van deze soort werd^wél gesproken. Als dus de dorpsbewoners een ver- sonnen verhaal hadden opgehangen zou toch wel zeker één van hen deze bijzonderheid daar uit hebben overgenomen. T~A uston Station, het oudste Londensche H. spoorwegstation, wordt geheel verbouwd. Het werk zal gerulmen tyd in beslag ne men en, als het voltooid te, 5.000.000 gekost hebben. Waarschyniyk zal de vernieuwing van dit eindstation gepaard gaan aan de stooping van het naburige St. Pancras-station, dat 68 Jaar ge leden geopend werd en, ofschoon het in later Jaren iets van zyn beteekenls voor het verkeer met de Midlands en Schotland had Ingeboet, toch een van Londens grootste spoorweg-,.ter mini'' geweest te. Vergeiykt men St. Pancras met andere groote Londensche stations van ongeveer denzelfden leeftyd, dan maakt het ongetwyfeld een voor- treffeiyk figuur. Men behoeft geen bewon deraar te z(jn van de architectuur van Konin gin Victoria’s tijdvak om te erkennen dat het thans waarschyniyk tot afbraak gedoemde sta tion, naar den smaak van d(e dagen, een zeer indrukwekkend en tevens sieriyk bouwwerk te, welks hooge torens cachet verleenen aan een wyk, die eerst in later jaren het eenigszins som bere karakter dat haar vroeger kenmerkte, ver loren heeft. Den meesten bezoekers aan Londen te de Euston road vrij goed bekend. Zy begrenst de groote universiteits- en vreemdellngenwyk Bloomsbury, en te een belangrijk middelpunt van verkeer. Daar immers staan, door één en kele zijstraat van elkaar gescheiden, de groote eindstations van King’s Cross en St. Pancras en, twee ét drie huizenblokken ten oosten van ’t laatstgenoemde, dat van Euston. Tegenover King’s Cross station is enkele Jaren geleden bovendien een der grootste coach stations ver rezen, vanwaar coaches en omnibussen naar oen Mattl Maurer met zyn Jonge vrouw Mizri vol verwachting was neergeatre- ken in *t bekooriyke dorp Bankt Peter, dat met ayn witte huisje» en zyn achtergrond van majestueuze bergreuzen aan het llefelyke edelwete deed denken, had hy niet vermoed dat het zóó moeliyk zou zyn de klandizie van de boeren te verwerven. Van een „vreemde eend in de byt” moesten de dorpelingen biyk- baar niets hebben. Toch bleef Mattl niet by de pakken nee?- zltten. Wat drommel, had hy niet voor heeter vuren gestaan? Zou het hem dan niet lukken de lui hier tot een biertje te verleiden? zyn cafétje was toch waarachtig even goed als dat van zyn .concurrent? Mattl peinsde en peinsde, en zoo kwam het dat hy op een middag sta tig dc trap van den zolder afdaalde, een paar stoffige foto's en wat oude boeken onder zyn arm. ,Xyk eens. Missi, wat ik hier heb.” Nieuwsgierig keek vrouw Maurer naar de foto's, die haar man met zyn mouw afstofte. ,Je bent nog haast niets veranderd. Mattl!” zei ze glimlachend, ,Je staat er parmantig op hoor, met je voet op den leeuw en het geweer aan je schouder. Een echte jager." „Ben ik dat dan soms niet?” deed Mattl ver ontwaardigd, „Je weet toch dat ik vroeger in Afrika geweest ben! O aoo!" Een paar dagen later stapten aarzelend eenlge dorpelingen Mattlés café binnen, daarby tersluiks een blik werpend op het zonderlinge uithangbord, dat sedert kort aan den gevel was aangebracht. ,Jn den zingenden leeuw", hm.... een rare naam! Zy wilden toch wel eens weten hoe dat zat. Een zingende leeuw.... hm! Joviaal begroette de dikke Mattl zyn eerste klantjes en hy was zelfs zoo verstandig hun het eerste rondje gratis aan te bieden. Lang zamerhand kwamen de tongen wat los. er werd over en weer wat gebabbeld, de foto’s aan den muur werden bewonderd. „Toch niet zelf geschoten, dien leeuw?” vroeg een van de boeren, op de foto's wyzend, waarop Maurer zoo trotsch was. „Wat dacht Je anders!” zei Maurer, een hooge borst opzettend. „Ja, mannen, daar te het strikken van een vos of het verachalken van een gems kinderspel by.” En een oogen- bllk over zyn bezoekers heenstarend. mompel de hy, meer in zich zelf dan tot het gezel schap: „Tja, dat was nog eens een goeie tyd. toen in Afrika, als groot wild Jager." Zonder het wellicht zelf te weten, had Mattl met die verzuchting het hart van zyn menschen ge- 06 war«h dol op Jagen hier in de En als het schen hemel had, waarvan roodzyden gordijnen in diepe plooien neerhingen. Daarin moest Je wel slapen als een prinses, dacht Joeefa. en voorzichtig streek ze over de glanzende stof. Het bed stond geheel vry, wel een flinke stap van den muur af. Waarschyniyk terwllle van het effect was aan den muur achter het hoofd einde een breed wandgordyn aangebracht van dezelfde glanzende zyde. die voor den bedhemel verwerkt was. De plooien waren wat in wanorde geraakt, en Josefa wilde re rechttrekken. Daarby voelde ze achter de stof een diepte in den muur. Biykbaar had het gordyn ten doel, een nis te maskeeren. Een beetje nieuwsgierig geworden, wilde ze de zyde al wegschuiven, toen drie sonore gong slagen door het huls klonken. Dat was het sein voor het avondeten. Haastig liep Joeefa naar de waschtafel om nog even haar handen af te spoelen en stapte toen door de zltkamerdeur in de gang. Buiten wachtte alweer de oude Ferdinand. .Mevrouw de barones was bang, dat u nog in het slot zou kunnen verdwalen, juffrouw Burger, omdat u vandaag pas gekomen bent," zei hy met zyn zachte, vriendeiyke stem. Het avondeten verliep vrijwel zooate het middagmaal, behalve dat er minder gangen waren, en dat Ferdinand inplaats van den anderen knecht serveerde. Ook dronk men rooden wyn. terwyi er 's middags slechts spuit water op tafel was geweest. Joeefa Burger dronk twee glazen van den wyn. die zoo diep robynrood in de geslepen kelken fonkelde. Wat kon het leven toch plot- yverig Brandenburg; boven alles.” Josefa knikte. .Mynheer sprak met zooveel warmte over de mark, dat ik werkelijk brand van verlangen, om re óók nader te leeren kennen." „Weest u er maar van verzekerd, dat het de moeite zal Iconen, lieve juffrouw Burger.” De Procurator van de Noorsche Missie, H. J. van der Velden, schryft ons: Het is een overbekende waarheid in de Chris tenkerk, dat het bloed van de martelaren het zaad 4s voor nieuwe christenen. En het is een reer oude traditie, die stamt van de tyden der catacomben, dat de geloovigen voor de uitbrei ding en het behoud van het geloof in hun vaderland met voorliefde gaan bidden op de graven van hun martelaren. Deze traditie ge trouw gaan de geloovlge Noren elk Jaar op 29 Juli ter beevaart naar Stlklestad. waar hun martelaar-koning, de H Olav. zyn leven gaf voor Christus, om daar te bidden voor de be- keering van hun volk, dat In den tyd van de reformatie met list en geweld van de Moeder kerk was afgescheurd. Maar hun getal is he laas nog zoo gering. Welnu, het betaamt, dat wy, Nederlanders, ons aansluiten by de pelgrimage van onze Noorsche broeders, om het land, door 8t. Olav eens bekeerd, weer terug te brengen tot de Kerk van Christus. Vooreerst omdat katholiek Nederland door de yverige bemoeiingen van Z. H Exc. Mgr. dr. Olav Smit doorwegen als het ware geannexeerd heeft als zesde Nederland sche Bisdom en vervolgens omdat het hier geldt een oude en heilige traditie. De geschiedenis herhaalt zich immers altyd. De handelsreiaties. waarin Nederland oudsher stond met Noorwegen, deden in Middeleeuwen zeer Intieme religieuze betrek kingen ontstaan tusschen deze twee landen. Als pelgrims trok onze dlep-geloovige Middeleeuw- sche handelsstand naar het 8t. Olav-heiligdom te Nivaros, het tegenwoordige Trondheim, om daar te bidden op het graf van Noorwegens apostel-martelaar. En zy plantten de St, Olavs- vereering ook over op eigen bodem. Te Amsterdam vinden we nog de St. Olavs- kapel aan den Zeedyk, ook Oudezydskapel ge noemd, waar zijn beeld stond tegen het hóuten gewelf, met een kroon op het hoofd, welgewa pend met een groot slagzwaard of hellebaard in zyn hand en onder zyn voeten een andere koning, liggende, als door hem overwonnen, die om genade scheen te bidden. Daar bestond ook de St. Olavspoort aan het einde van de War- moesstraat, in 1618 gesloopt. Te Deventer was eveneens vr&ger een 8t. Olavskapel, op de plaats waar de gewelfschildering stond van de ridderfiguur in de Groote Kerk. De ridderfiguur, die men eerst beschouwde als 8t. Joris of Os wald. bleek later St. Ölay te zyn met een helle baard, waarmee de martelaar op alle afbeel dingen wordt aangeduld. Deventer onderhield als bergevaarderstad directe betrekkingen met Noorwegen. Vandaar dat er bestond het „Olde St. Olavsgast1"’!.-”, de vergaderplaats van het beroemde Bergevaarsgllde. Ook op andere plaat sen vinden we St. Olavsherbergen, oa. te Zwolle, waar de herberg 8t. Olav in 1725 nog bestond. In Kampen was in de St. Nlcolaaskerk een Vicarie en altaar ter eere van St. Olav. In 1468 streek en uitnemende schutters. jachtavonturen betrof.... „Vertel ons daar eens wat van, Maurer,’ vroeg er een. De aangesprokene antwoordde niet dadelyk. Wat ging dien boeren zyn leven in Afrika Mevrouw von Dlttbom nam een boek op, dat met een paar andere tusschen boekenstutten op een lage, ronde tafel stond, en reikte het aan Josefa, die in a trachtende houding was biyven staan. Het was een pas-verschenen roman en de oudere dame verzocht haar nu te willen -voorlezen. Ze wees Joeefa een gemakkeiyken stoel aan naast een der lampen, terwyi re zelf met haar handwerk by de andere ging ritten. Joeefa begon. Ze wist, dat ze goed las, en die zekerheid voorkwam aarzeling en gehak kel. Ze las langzaam en duldeiyk, met d^n juisten nadruk, en langzamerhand kwam ze zelf in de stemming, wat haar voordracht ten goede kwam. Ze vergat byna. dat ze voor iemand anders las, die ze dienzelfden middag voor het eerst had; de luchtig geschreven vertelling boeide haar en nam al haar aandacht in be slag. Het was eigenlyk niets meer of minder dan een oude spookgeschiedenis, in een moderne omiysting gebracht. Maar een en ander was overtuigend geschilderd en de fan tastische vondsten van den schrijver kregen werkeiyk een vluchtige geloofwasurilgheid. Byna een uur had Joeefa gelezen, met slechts nu en dan een oogenblik stilte, toen mevrouw von Dlttbom haar onderbrak. „U leest werkeiyk uitstekend, juffrouw Bur ger. De menschen en gebeurtenissen krijgen leven door uw stem." Het jonge meisje was dolbiy met dien vrien- deiyken lof. ,Jïet is prachtig hier op Dittbom,” begon ■e. „en ik ben mijn goed gesternte dankbaar, dat ik juist hier terecht ben gekomen.” De rimpelige oogleden van den ouden man trilden even en de dunne lippen bewogen een Paar maal, zonder dat er geluid kwam. Wat verwonderd keek Joeefa hem aan. Zou de oude baas zich misschien niet goed voelen? Wat eigenaardig staarde hy haar toch aan! En nu deed hy een paar stappen in haar richting, als met een sprong was hy plotseling ’lak by haar en fluisterend, maar opgewon- *n stiet hy uit: „Verlaat u Dlttbom weer, verlaat u het onder een voorwendsel vandaag nog!” Joeefa meende hem niet goed verstaan te hebben. „Wat bedoelt u?” vroeg re luid en scherp. Het gericht varf den ouden man werd plotse- “ng stU en moe. -"Jfeh Ut iets gezegd? Neemt u me niet avaiyk, juffrouw Burger, oude menschen flap- nen verwerken. De kosten, ten bedrage van 5.000.000, sullen voor een zeer groot deel be streden kunnen worden uit wat de onmeteiyke terreinen, welke thans nog door St. Pancras station en zyn spoorbanen ingenomen worden, opbrengen. Die terreinen gelegen tusschen de twee spoorwegtenninl van de lijnen naar het Noorden, sullen een onnoemeiyke waarde heb ben. Hotels en handelsgebouwen, die daar op gericht worden, kunnen millloenen kosten, maar zullen zeker hun rente ruimschoots afwerpen. En heel deze belangrijke wyk zal erop voor uitgaan. Want zelfs het mooiste spoorwegsta tion heeft zyn „nasleep” van spoorbanen en rangeerterreinen en loodsen en opslagplaatsen, en ook deze zullen verdwynen met den gevt! die eenmaal mooi maar thans nog slechts eer waardig is en met de technische wonderen, die reeds lang opgehouden hebben wonderen te zyn. aan? Doch aangezien men bleef aandringen, begon hy dan eindeiyk: „Nou, als het Jullie interesseert.... vooruit dan maar. Het beste lykt my dat ik jullie de geschiedenis .van den ringenden leeuv» vertel, dan weten Jullie meteen hoe het café aan »ün naam komt. Ik zat dan destyds met twee oude rotten in bet hartje van Afrika, wy gingen daar druk op de jacht en leefden van de <9- brengst van de vellen van tygera, leeuwen, krokodillen en slangen. Tjonge, als ik nog denk aan de prachtige huid van den leeuw, dien jullie daar nog op de foto ziet.... Jammer dat je de dingen, die je dikwyis met zooveel levensgevaar veroverd hebt, voor een handvol centen weg moet doen. Enfin, wy leefden dus daar met z’n drieën, John. Bill en ik, In een hut aan den rand van het oerwoud, en wy konden het best met elkaar vinden. Op een avond Jim en Bill konden ieder oogenblik van de jacht thuiskomen wandel ik zoon beetje in de buurt van de hut, en hoe het nou kwam weet ik niet, maar vóór ik het bemerkte, zat ik een stukje in het oer woud. Dat was tegen de afspraak in. want de achterbiyver moest altyd de hut bewaken en mocht zich niet verwijderen. Opeens dringt het tot my door, dat ik de hut niet alleen mag laten, ik keer om en.... op hetzelfde oogenblik hoor ik een geritsel in het struikgewas. Ik biyf doodstil staan, houd den adem in en tracht de duisternis te door boren. Myn hart bonst in myn keel, want daar, vóór my. zie ik den geweldigen kop van een leeuw. Zdn staart zwiept onheilspellend heen en weer. Instinctief grijp ik naar myn geweer, en meteen weet ik dat ik verloren ben. Ik heb alleen een zakmes. Probeer daar maar eens een leeuw mee te vellen. Vlucht, vlucht, hamert het in myn brein en meteen neem ik de beenen. Ik loop, lóóp! In myn angst bots ik-tegen een boom en dan komt de reddende gedachte. Jullie hebben wel eens gehoord, dat apen vlug kunnen klimmen, hé? Nou, dan hadden jullie my eens moeten zien. Ik vloog letteriyk den boom in. Op goed geluk heesch ik my in het donker aan een tak omhoog en ging er schrylings op ritten. Zeker wel vyf- tien meter boveh den grond. Gelukkig, ik was gered. Voorlooplg tenminste. Als die leeuw nu maar verkoos op te hoepelen. Nog een paar maal hoorde ik hem brullen. Toen werd het stil. Ik overleg de wat ik doen zou en besloot in den boom te biy. ven tot het aan. breken van den dag. Je kon lm. mers nooit we ten of die leeuw.... Traag kropen de uren om. Ik rilde van de wel beter zou zyn. naAr huls terug te keeren; in haar gezellige kamers zou re dat dwaze ge voel van onbehaagiykheid wel baas kunnen worden. En dat lukte haar ook, sneller dan re ge hoopt had, in de atmosfeer van gezelligheid en schoonheid, die in haar twee smaakvol Inge richte kamers heerschte. Een eiken schrijftafel met blank beslag nam het vak tusschen de beide ramen der zitkamer in. Joeefa overlegde, dat ze nog juist tyd ge noeg over had, om een brief aan de familie Kruschlna te schrijven en haar goede komst op Dittborn te berichten. Dat had ze hun by het afscheid beloofd. Ze knipte het electrisch licht aan. Maar ze hoefde niet eens haar schrijfmap uit haar koffer op te graven; prachtig schrijf papier lag al klaar op het vloelblad en Josefa begon verrukt een van de groote zachtgroene vellen met haar steil, regelmatig handschrift te vullen. Ze schilderde haar aankomst aan bet stationnetje Greifstal en den rit naar het kasteel. Maar re verspilde geen woorden aan de opmerking van haar relsgenooten en den zonderlingen raad van den ouden knecht. Waarom zou ze die twee goede menschjes ongerust maken, hun schaduwzyden toonen, die niet in werkeiykheid bestonden? Ze plakte den brief dicht en begon daarna haar koffer uit te pakken en haar bezittingen te ordenen In de ruime kast op de slaapkamer. Daarby neuriede ze een wijsje voor zich heen en wierp intusschen vergenoegde blikken op het breede bed, dat een heeriyken, ouderwet- IÉlP 161

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9