Waar illustre dooden rusten wm Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterkind T Fxl F 750.- WAAR MEMPHIS EN SAKKARA Zigeunerinnetje So’ Hpi KOOPT NEDEPLANDSCHE I i i De verloren trouwring Dure schoonheid Tooneeltpeeltter contra chirurg De zonsopgang bij de pyramiden DOOR ANNY VON PANHUIS iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir Een Arabitch dorp in een botch van dadelpalmen; een graven- veld in de woeatyn ,1*, IN O verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen K^VFe" doodeüjken afloop fcseJkJo" AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL I I I s I é&Ca d’r Kom nu maar. Dat brengt abrohnrt gaan. leU De Egyptische pyramiden bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door t: le 1 i: t, i- r i Toen ze op het topje van een heuvel kwamen zag Kruimeltje ineens In de verte een huisje staan, maar h(j kon bet ton netje niet meer tegen houden en nog vlugger dan Kruimeltje het verwacht had, ging de ton met Tulmeltje er in reent op het huisje aan. Tulmeltje kon er niet meer bijtijds vltklim. men en met groote- bange oogen zat hij in het vliegende tonnetje. oen mijnheer van Beekeren wakker werd, richtte hu zich uit den tuinstoel op, wreef zich de oogen uit. en keek horloge. Hil- leeds rweg Tans erke ring lood ft- ia, ■n. L L De Indruk voort, elegante jesachtig v Het ging tUn hoor. Kruimeltje kon het tonnetje bijna niet bU houden, zoo hard liep het voort en Tulmeltje, die van tUd tot rijd uit het tonnetje werd gewipt, kroop er telkens opnieuw weeer in en liet Tulmeltje er Kruimeltje ook vlhdeUJk eens In zitten Maar dat jonge kaboutertje kon beelemaal niet tegen het ronddraaien en was er gauw weer uit. >em re rd Den iad ’an ml en bU :ld sta m, Ier n- daarmee, zich O Toen ze naar het paleis terug tippelden, zagen ze eensklaps op den weg een tonnetje liggen, dat een voerman van zün wagen had laten vallen. Als Ik daar nou inkruip, dan moet JU me voortrollen, zei Tulmeltje, Je zult eens zien hoe fün dat gaat en natuurlijk vond Kruimeltje dat erg leuk. Tul meltje kantelde het tonnetje om en kroop er in. e ie er 1- ir i- 1- van mde kan nen. dl- BU op ren, iden lam een de nad. pe nde >m, dj- in- mers rechts en links, waarin In groote, granie ten zerken de heilige Apisstieren werden bü- geset, na zorgvuldig gebalsemd en met pracht en praal ten grave te zUn gedragen. Apis. de heilige stier van god Ptah, was in een bUzonderen tempel te Memphis het voorwerp van groote vereering. Twintig stieren werden In het Serapeum bij gezet, geen is er gebleven. Het Serapeum maakt een Indruk van leegte, holheid en duisternis, als de cultus, waaraan het zUn ontstaan dankte. Men kan een veront schuldiging vinden voor het aanbidden van de Zon, niet voor het aanbidden van den Stier. bij verlies van een hand, een voet of een oog. in den woestUnbodem werden gevonden, doer de Egyptische feilahin zeer gezocht als brand stof. want het land was arm aan hout. Wanneer men bedenkt, welk een fabelachtige schatten aan goud. zilver en kostbare steenen de illustere dooden der Egyptenaren in hun graven meekregen, verwondert bet niet in het minst, dat er alttjd roovers waren, die zich door geen moeilUkheden en door geen straffen ertah lieten afschrikken tot in de schat- en grafka mers door te dringen, zelfs de sarcophagen openbraken om het goud te kunnen wegbalen op de gebalsemde lichamen der dooden Tot de grootste pronkstukken in het Egyptisch museum se Kaïro behooren de zerk In mummlevorm en het masker van Toet-ank-Ahmem Belde zün uit massief goud, bet gewicht van het aan de zerk bestede goud bedraagt 225 KG. Maar de rooversplaag deed de oude Egyp- terteren zinnen op steeds nieuwe en afdoender ••niddelen om hun dierbaren dooden ongestoorde grafrust en daarmede naar hun opvatting on gestoord leven-na-den-dood te verzekeren. Zoo vindt men op geringen afstand van de terrassen-pyramide drie graven uit den Per- zlschen tijd, ongeveer zesde eeuw vóór ChristOs, betrekkelijk jong dus, al zün zü verschrikkelijk oud voor wie een kasteel b.v. uit onze vroege middeleeuwen reeds .grijs** pleegt te noemen. De grafkamers liggen 25 en meer meter onder den began en grond, aan het einde van lood rechte schachten, die met zand waren dicht gegooid, zoodat niets hun toegang en ligging scheen te kunnen verraden. Toen deze graven In de vorige eeuw door de speurende archeo logen die een neus voor die dingen bezit ten werden ontdekt, bleken echter ock hier, wanneer ik me niet vergis, grafroovers hun voor te zün geweest. Wanneer? Men weet het niet. Maar de vogels waren gevlogen, als men stUf Ingewikkelde mummies met vliegende vo gels mag vergelUken wat men natuuriUk niet mag. TerwUl w|J met stearinekaarzjes in de hand de Useren wenteltrap afdalen, die de archeolo gische dienst in een der schachten heeft doen «Miuuinm Nu, de operatie geschiedde, en het resultaat was, dat de twee schoone oogen, door geen enkel rimpeltje meer omgeven als In nieuwe jeugd, den chirurg aanzagen. Maar deze blik kon niet lang zün vriendelükheld behouden, want op het oogenbllk, dat de actrice haar be roemden oogopslag wilde doen, bemerkte zü dat het ooglid onbeweeglUk was geworden. De al te vlijtige chirurg had teveel -ruimte” weg geopereerd NatuuriUk kon het proces, dat hierop volgde niet In stilte verloopen. Heel Parijs maakte zich van het pikante nieuws meester, en koos er eerder uit als een Hongaarsch gravinnetje dan als iemand die In een betrekking haar brood moet verdienen Joeefa Burger leed niet aan zelfoverschat ting, maar toch voelde ze zich onwillekeurig gevleid door dien uitroep der jonge vrouw, die bUzonder oprecht en spontaan had geklonken. „Ik ben maar gezelschapsjuffrouw," her haalde ze, en opgewekt voegde ze er bU: „als men het In dergelüke betrekkingen altUd zoo goed heeft als bü baronesse Dittborn, dan zou ik ook werkeUjks niets beters kunnen verlan gen dan het m’n leven lang te blUven!” Het fUne, koele gezicht der kleine mevrouw von Orettenau vertrok In een spottend lachje. „Niet te vlug oordeelen, m’n beste Juffrouw, niet te vlug! Ik ben bang, dat u tot dusverre de keerzijde van de medaille nog niet hebt leeren kennen, want bij baronesse Dittborn heeft nog geen gezelschapsdame het de laatste drie jaren langer uitgehouden dan enkele maanden; dat weet Iedereen in de heele streek. En er waren onder die meisjes heusch arme stakkers, die ’t hard noodlg hadden en wat graag gebleven zouden zün, als zü *t op Dittborn ook maar eenlgszlns hadden kunnen harden I" „U neemt me wel niet kwalük Ik moet nu heusch omkeerenl” onderbrak Josefa de andere *n beetje opgewonden. „Maar Mn ding zou ik u nog graag willen zeggen al weet Ik ook niet, waarom u zulke hatelUke opmerkin gen maakt baronesse von Dittborn is de goedheid en consideratie in eigen persoon, en wanneer géén van de gezelschapsdames het op Dittborn kon uithouden, dan moet de schuld naar vinden, als Ik u daarmee dikwijls in uw najUeve^tUd?rdreiep Joeefa spontaan; „dat Is nu toch hëelemaal büzaak; ik vind het enkel maar zoo ellendig, dat Ik geen middel weet tegen die angstdroomen. Als u eens een dokter er over raadpleegde?" Een weemoedig lachje vloog over het bleeke gezicht der oudere vrouw. „Je bedoelt het goed, kindje, maar voor mün droomen weet geen dokter ter wereld raad. Enkel als Ze staarde met vochtige oogen voor zich uit en herhaalde: „Enkel als En weer brak ze af. Een drukkende, adembeklemmende stilte volgde, toen voltooide ze rad en opgewonden, alsof ze bang was. dat ze zich anders weer bedenken zou: „Enkel als m’n jongen terug kwam. m’n oudste dan zou Ik weer rust kunnen vinden....' Joeefa durfde nauwelijks adem halen, zoo ongewoon was deze vertrouwelüke ontboeze- ming. En alsof ze met die eerste openhartige woor den alle terughouding opzU geschoven had ging mevrouw von Dittborn haastig en bijna fluis terend voort: ..Ik had twee zoons, die allebei dezelfde vrouw hef hadden een beeldmoois vrouw, maar zoo «erraderlük als een slang. Om harentwille vervreemdden van elkaar en de oudste verliet in smart en woede het oezit van rijn voorvaderen, terwUl de jongste een ernstige, zwijgzame man werd, die zichzelf bhjft verwijten, dat hjj zijn broer uit het vaderhuis daar heel veel last van; maar ik zou bet erg verdreven beeft. (Wordt vervolgd) en bekende PartJsche tooneetepeeteter klaagde een maand of wat geleden een chirurg van reputatie aan, omdat hU haar had gedaan, vrat men „veropereerd” sou moe ten noemen. De actrice namelUk, bekend en beroemd om haar schoonheid en met name om haar stralende oogen, wilde een en ander be houden tot over de grens, die aan aardsche schoonheid gesteld is, die van den ouderdom namelUk. Tegenwoordig kan zulk een wensch vervuld worden, indien men over speidegeld beschikt. En hoe sou beroemde actrice den corrector schoonheid niet enkele duizenden guldens wil len neertellen? „Nu goed.Ik! Kom nu maar!” „Hoe kan ik dat?" riep ze wanhopig. JOi moet m’n ring terug hebben.” „Ik zal een anderen voor je koopen." HU koopt een anderen!” smaalde ze weer, en als om steun te zoeken in haar verontwaar diging. herhaalde ze tot de dame die achter haar stond: ,Bü koopt een anderen! Maar weet je dan niet, dat je een ongeluk krUgt, als je je trouwring verliest? Hier mevrouw Bas tiaans heeft bet meegemaakt...." Mevrouw Bastiaans stond direct In de ge- vechtshoudlng en wilde aanvallen, maar van Beekeren voorkwam haar: „Nooit van gehoord!" HatuurlUk niet. HU heeft er nooit van ge hoord!" hoonde z’n vrouw. „Dat weet toch iedereen." Mevrouw Bastiaans begon: ,MUn man maar mUnheer van Beekeren besloot beslist: „Goed, maar ik ga naar huis." ..HU gaat naar huis! Maar begrijp je dan niet, wat je doen moet als je nog een greintje partu voor of tegen den chirurg, voor of tegen operaties en de eeuwige jeugd. Helaas kan ik mün lezers niet eens mededeelen, hoe het ge val Is afgeloopen en zelfs of de beroemde pa tiënte thans haar oogen aan een nieuwe ope ratie beeft onderworpen, om ze weer te kunnen sluiten als een gewoon mensch. Maar men moge zich tevreden stellen met de mede- deellng, dat deze dingen meer voorkomen dan men denkt. Het is wel waar, dat menige neus, waarin het •dn kon regenen" of die den omvang van een banaan had, door het mes gefatsoeneerd Is ge worden, maar men ontmoet evengoed wel eens pechvogels, wien een vastberaden verfraaler de wangen met flinke Utteekens versierd heeft, zonder dat hierdoor een Jeugdig uitzien werd bereikt. Zelfs is het al eens gebeurd, dat een bijzondere slimme ling kaalhoofdige mannen, die hun haartooi zoo innig graag zouden her kregen hebben, ervan overtuigde, dat men heel gemakkelUk het borsthaar naar hun sohedel kon overplanten. Deze en dergelUke tragl- comedes worden enkel niet publiek, omdat zoo wel de vlotte schoonheidschirurg als de ver fraaide slachtoffers er hoegenaamd geen be lang bu hebben. Elke operatie Is, zelfs als een kundige doktershand se uitoefent, nog een gelukszaak. en aan de schoonheld^chlrurgie schijnen zich vooral vele twUfelachtlge elemen ten te wUden. Wie mooi wil zün, moet hier bloeden op twee manieren en dan nog maar afwachten, hoe hü van de zaak afkomt.... ongetwUfeld bU hen zelf liggen, dat staat voor mU ongetwijfeld vast!” De kleine, tengere vrouw Wierp met een ruk het hoofd In den nek. haalde de schouders op en zei met gewilde nonchalance: „Daar kan ik natuuriUk niet over oordeelen gewoonlUk wordt beweerd, dat het op Dittborn spookt en men brengt die geruchten in verband met een oude sage: van tüd tot tUd schUnt zich een groot wit paard in het kasteel te vertoonen.” Ze lachte weer met een glimp van hoon in haar stem: „Past u dus maar goed op voor het witte paard van Dittborn, opdat t u óók niet op de vlucht drijft zooals alle andere jongedames, die vóór u de betrekking van gezel schapsjuffrouw bU de barones vervulden!" Josefa wierp haar een bUna verachtelljken blik toe: daarna keerde ze zich om en liep verder zonder afscheidsgroet. Uit leder woord, dat deze vrouw over de sympathieke mevrouw von Dittborn zei, sprak Immers onverbloemde haat. EigenlUk was het beter geweest, wan neer ze haar maar dadelUk den rug had toe gekeerd. ,Jk ben benieuwd, of u het langer dan een paar maanden uithoudt!” galmde het Joeefa nog na. Deze bleef zwUgen en liep slechts vlugger Een onoverwinnelUke afkeer van het kleine vrouwtje met haar sprook- roodgoud haar maakte zich van haar meester. Pas toen het bosch al lang achter haar lag, werd ze wat rustiger. Allerlei gedachten woel den door haar hoofd. Vreemd toch, dat er voldoende een wereld- van haar Aï T D A op mt blad ll)n ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p TECf) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^X0 bU een ongeval met p QRD altUd maar weer werd gepraat over een spook op Dittborn. Lieve hemel, hoe konden verstan dige menschen toch in vredesnaam aan zulken onzin gelooven! Een volle maand was ze nu al hier, de barones bleef even lief en voor komend als op den eersten dag, en er was werkelijk niets, dat een schaduw wierp over haar leven op het kasteel. Ze had het zóó goed en prettig, als maakte ze deel uit van de familie. En wanneer de barones haar niet zelf wegstuurde uit eigen beweging zou se voorloopig heusch niet veranderen! Maar de onaangename ontmoeting In het bosch besloot ze voor de vrouw des huizes geheim te houden. Nadat^ Joeefa *s avonds mevrouw von Ditt born had voorgelezen, en wel veel langer dan gewoonlUk, ging ze naar bed. Maar de slaap wilde niet komen, het korte gesprek met de roodharige barones von Orettenau bleef haar door het hoofd spoken en alttUd opnieuw gonsden, de vinnig^, spottende woorden-haar in de ooren en trachtte se beter en raker antwoorden te vinden dan ze gegeven had. Reeds sloeg bet middernacht, en nog altUd lag ze klaarwakker en onrustig te woelen. De maan wierp een breede baan koud wit licht door haar raam, zooals in dien eersten nacht, dien ze op Dittborn doorbracht, toen ze dien angstwekkencten schreeuw had gehoord, die den volgenden morgen zoo’n nuchtere. natuurlUke verklaring vond. Josefa telde machinaal de slagen van de zware oude toren klok. Een paar minuten nadat de laatste slag was weggestorven, hoorde ze plotseling een ge smoorden kreet. Met een ruk richtte ze zich des doods geleefd hebben. ZU waren op -hun wüze kinderen des lichts. ZU vergoddelUkten. wat niet goddelUk was, alleen maar goed, schoon, helder en weldoende. En daardoor ston den zU in ieder geval toch verre uit boven de heidenen, die goddelUke «er bewezen aan het geen leelUk, troebel, wanstaltelUk en eng»?»»™- jagend was In de schepping. Voor de omrastering van de terrassenpyra- mlde wordt halt gemaakt en afgestegea. Een oude wachter opent en ge bevindt u in den hof. welke om de pyramids is gelegen, een veld van jammerlUke puinhoopen, resten van graven en tempels. ZU «Un van weinig interesse voor den leek. De terrassenpyramlde zelf verdient meer belangstelling ZU is ouder dan alle andere pyramiden. een der alleroudste groote bouw werken In steen van dit land en ter wereld. Maar zU maakt op den beschouwer bU lange niet denzelfden grootschen Indruk van de pyra miden van Glzeh. Haar terrassenvorm blijft verre beneden de majesteit van ongebroken vlakken en lUnen van deze laatste, die misschien de volmaaktste bouwwerken zUn, welke men- schenhanden ooit oprichtten. Zoser, koning uit efe Ille dynastie, die re geerde In de 28ste eeuw voor onze chnstelUke jaartelling, bouwde de terrassenpyramlde als zUn grafmonument. HU werd er begraven, maar rust er sedert onheuglUke tijden niet meer, zooals trouwens alle graven van Sakkara’s gra- venveld leeg en verlaten zUn. Het schUnt, dat de laatste doode. die er gevonden werd, een ge balsemde stier was In het Serapeum, en die werd naar het oudheidkundig museum te Kaïro overgebracht. Het graf van Zoser werd herhaaldelük door grafroovers bezocht en geplunderd en zUn mum mie zal wel tot stof zUn vergaan en verstrooid zUn geworden rikar de vier windstreken. Mis schien heeft een of andere landsman er wel een goed vuur mee gestookt. Want zelfs nog tot (BUzondere correspondentie) Sakkare. Het is bU de bezoekers van Egypte bekend, niet als het vuile Arabische dorp, ge- jegen in een bosch van dadelpalmen, woon plaats van obscure en arme levenden, maar als het gravenveld In de woestUn, eens de woon plaats van illustere dooden, konlngen, prinsen, prinsessen en groeten uit het RUk der Pharao's. Het is aanbevelenswaardig deze plaste te be zoeken per ezel. De ezel wordt weliswaar niet voor een nobel dier gehouden al moet het tot eer van den Egypttechen ezel gezegd wor den dat hU van beter gehalte is dan het spe cimen. dat zUrf soort vertegenwoordigt Jn Europa: maar nobel of niet, men kan geen beter vervoermiddel hebben op een tocht naar Hakkers De ezel gaat langzaam, hU draagt U maar weinig vlugger, dan Uw beenen het zou den doen, ware het geraden onder de stralen van de Egyptische voorjaars- of zomerzon van dit primitieve voertuig gebruik te maken. Het is deze langzaamheid, welke den ezel zoo waar deerbaar maakt. ZU brengt uw ziel, uw gemoeds stemming in harmonie met den geest van het land en de atmosfeer van het landschep. Men knoopt een bezoek aan Sakkara ge woonlUk vast aan het bezoek aan Memphis. Men is dan met den trein aangekomen in El Bedrachén, waar men op ezels is geklommen. Van de ruinen van Memphis rijdt men langs mals- en katoenvelden, langs irrigatiekanalen, naar het Arabische dorp Sakkara. Vandaar gaat het langs hagen van cacteeën, dwars over de laatste strook vruchtbaar land naar het hooggelegen plateau van de Lyblsche woestUn. waar de bronskleurige massa der terrassenpyra mlde voor u uit het gele «and naar den blau wen hemel rijst. Naar het Noorden liggen de pyramiden van Abousar, naar het Zuiden die van Dasehour Op dezen rit beleeft u een merk waardig oogenbllk. wanneer zóó bruusk In eens de vegetatie ophoudt, dat uw rijdier de voorpooten heeft In de barre woestUn en de achterpooten in het bebouwde, vruchtbare land. Het is dicht bU deze plaats, dat een oude vene- rabele sjeik zün eenzaam graf beeft, onder een ouden venerahelen sycomore. Maar aangrijpender Is het naar Sakkara te rijden door -ie woestUn, een tocht van ongeveer twee uur. Daartoe verlaat u *s morgens in alle vroegte Kaïro liefst gerulmen tüd voor het opkomen der zon. Ge zorgt tegen zonsopgang aan de pyramiden van Glzeh te zün Daar klimt ge op ezel of op kameel die niet vlug ger is maar oneindig veel deftiger voor het meerdere geld dat hü kost en kiest ge het ruime zand. Zuidwaarts. Den rand van het Ll- bysche woestünplateau volgend, geniet u van een der weldadigste tochten, die ge op den aardbol kunt maken, rechts golft de woestijn van duin tot duin, links beneden strekt zich het groene en zwarte vruchtbare land van den Nül uit, en over belde stort de nieuw-geresen Horus zün gouden overdaad uit- van licht en warmte, i En welk een licht, welk een ongehinderde, on- bedreigde, souvereine macht van het puurste licht! Dat is het land van de zon, het land zonder schaduw, en hoe begrijpelük, dat zün i oude bewoners Zon-aanbldders waren. Van al de aardsche dingen benadert niet meer de aan- blddelUkheld dan het licht en zeker Is het aardsche licht het beste symbool voor het Licht, dat het Licht der Wereld heet. De oude Egyp tenaren, die de Zon aanbaden, kunnen niet zoo geheel en al In de duisternissen en schaduwen In de kussens op. Of de barones weer een van haar 'nacht merries had? Het was heel goed mogelük. Je had men schen. die daar bUna doorloopend aan leden. Ze kwam nu heelemaal overeind en luisterde aan de kleine deur, die door het züden gor- dün verborgen was. Misschien kon ze er wel achter komen, of de barones wakker was. Even goed als ze den schreeuw had gehoord, kon se misschien ook voetstappen hooren. Werkelijk, na een paar minuten wachten klonk een zachte, gedempte tred, die eer een sluipen leek; maar vreemd, het leek precies of het geluid uit de diepte naar boven steeg, als kroop iemand behoedzaam een ladder op. De schuifelende stappen waren nu heel dlchtbü toen was alles plotseling weer stil, dood stil. Met het wat onbehagelUke gevoel, dat er aloh hier op Dittborn misschien toch din gen afspeelden, die *n beetje raadselachtig waren kroop Joeefa weer in bed, doch het duurde nog een heele poos, eer zü den slaap kon vatten. Den volgenden morgen vond ze de barones op den divan, klagend over onverdraaglijke hoofdpün. „Heeft u weer een slechten nacht gehad, mevrouw?" vroeg het jonge meisje bezorgd „Ik hoorde een beetje over twaalven een schreeuw, en Ik was dadelUk al bang, dat u weer zware droomen badt.” De barones knikte toestemmend. ,Js, ik heb aanbrengen, vertelt ons onze gids, wie de hier eens begraven dooden waren. De een was een admiraal In sonlnklUken dienst, DJenhebu ge- heeten, de ander een chef-arte, Prammetlef, de kwaliteit van dei\ derde Is me ontgaan, zün naarn was Pede-ese. Huft grafkamers In de warme In gewanden der aarde zün als kostelüke reliek- klstjes, met wanden, bedekt met gekleurde hyro- glyphen, en gewelven, bezaaid met bonte ster ren. WU stügen naar de oppervlakte der aarde om op geringen afstand weer erin te verdwü- nen, nu onder de geheel vervallen pyramlde, voor kort, waren de mummies, die bü honderden welke een zekere koning Onnos boven zün graf tombe deed optrekken. WU schuiven, vooraf gegaan door onzen waardlgen, ouden gids, langs een hellende gang naar beneden, de ruggen gekromd, oppassend, dat wU niet uitglUden op de gladde, gepolijste steen, door de handpalmen te steunen tegen de wanden aan weerszüden. Door een voorkamer komt men In een horizon tale gang, die oorspionkelUk door drie zwar^ granieten valceuren versperd was. Deze gang voert naar de elgenlüke grafruimte, waaruit echter Onnos’ stoffelük overschot sedert lang verdwenen la. Er staat nog slechte zün geplun derde, leege sarcophaag. De wanden zijn overdekt methyroglyphen in de steen uitgesneden en gevuld met een blauwe verfstof. Het zün dese hyroglyphen. die Onnos’ pyramlde haar faam verleenen. Zü vormen de beroemde pyramiden- teksten, de oudste religieuze teksten, die men kent. WU bewonderen een en ander met den verschuldlgden eerbied. Maar veel grooter voldoening verschaft bet bezoeken van de „mastaba’s", die van Tl, van Ptahhotp, van Mereruka en andere greoten uit Egypte’s ver verleden. .Mastaba” Is de naam, dien de Arabieren gaven aan de graven annex graftempels dier grooten. De liefhebber van de plastische kunsten vindt er een weelde van bas-relief, eenig van vorm geving, met een inhoud, vaak poëtisch, bUna altUd speelsch, welke de uitbeelding Is van het geheele ulterlüke leven der oude Egyptenaren. Het maaien van koren, het mesten van kraan vogels, het slachten van ossen, het braden van vogels, het bouwen van schepen, bet innen van belastingen, het brengen van offeranden, dan sen, jagen, varen en vlsschen op den Nül. Alle reliefs in dese doodentempelk hebben betrek king op het aardsche leven, geen op den dood. ZU moeten wel danig aan het goede, lustige leven gehecht zün geweest, deze oude Egyp tenaren, dat zü er zelfs in hun graven nog geen afstand van‘wilden doen. Er is nog een heel merkwaardige bezienswaar digheid op het gravenveld van Sakkara, het Serapeum. Het is een groote onderaardsche groeve, een honderd meter lange gang, met ka- Wel allemachtig! HU had twee ufen zitten dutten. HU vlschte een eindje sigaar uit de kussens, rekte zich nog eens uit en ging bet zomer-pension binnen' om z*n vrouw te zoe ken. m de deur van de slaapkamer liep hü het dienstmeisje, dat water gebracht had, bUna omver. ..Heb je m’n vrouw ook gezien?" vroeg hü ontstemd. „Mevrouw is gaan zwemmen.” lichtte de landelüke schoope hem in. „Ik heb gezien, dat ze d’r zwempak van het droogrek heeft weg gepakt." „Dat weet Ik ook.” zei münheer van Beeke ren, .maar dat is al meer dan twee uur ge leden." Het meisje antwoordde niet, haalde 'schouders op en ging naar beneden. MUnheer van Beekeren stak zich In een sportcolbert, streek s'n leverkleurige zomer pantalon glad, nam s’n wandelstok, smakte de deur aehtcr zich dicht en ging op weg naar het zwembad. Daar vond hü mevrouw van Beekeren. Ze zag er behuild uit en zat op de bovenste trede van het trapje dat naar 't bassin voerde. Ach ter haar stond een meewarige swem-genoote. en een paar meter verder trok de badman onverschillig aan s’n püp. „Wat is hier gebeurd?” vroeg münheer van Beekeren. vrij knorrig. „Ik heb bü t zwemmen m’n trouwring ver loren,” snikte z'n eega. Haar man had een ongezouten verwüt op de lippen, maar hü bedacht rich en zei enkel: „Nou, dat is ook lam! Maar enfin, wat is er aan te doen? Als je hem verloren hebt, ben je hem kwüt!" „Inderdaad, prachtig gevonden, wat je daar zegt,” smaalde mevrouw v. Beekeren, „Nu Ja. of je hier nu bhjft treuren, geeft toch niets. Weg is weg. Kom nu maar!” „Wat zeg je? Komen?” stoof ze op. „Wat een ezel ben Jé toch!” „Dat is t toppunt!” verbaasde hü zich. „Wie z'n schuld to 1, dat die ring weg te?” Mevrouw van Beekeren had het kleinood in- dertüd van d’r man gekregen; en daarom zei ze ook: JU!" De buitengewoon vriendelüke klank In de stem deed Josefa vluchtig vergeten, dat tus- schen baronesse Orettenau en Malte Dittborn geen groet gewisseld was, en dus antwoordde ze even vriendelük, zooals trouwens in baar aard lag: „Ik ben niet bUzonder bangèlUk, maar het hikt me toch niet plelzierlg, meneer Hector tot vüand te hebben!” kleine barones, die -van dlchtbü den van heel jong meisje maakte, keek Josefa onderzoekend aan. „U logeert zeker op Dittborn? Ik heb anders nog nooit van een jong meisje In de familie gehoord.” Ze glimlachte voor zich heen.*\Jk kwam vroeger veel op Dittborn, heel veel." 4k ben geen familielid, maar de gezel schapsjuffrouw van mevrouw von Dittborn,” antwoordde Joeefa' rustig en wilde met een korten groet verder gaan. Maar de andere hield haar terug. „U bent gezelschansdame bü mevrouw von Dittborn?! Gezelschapsdame! Maar dat te natuuriUk maar een grapje van u, want u ziet gevoel hebt?" „Zeker, Ik zal een nieuwen voor Je koopen. Kom nu maar...." v Z'n vroujv sloeg de handen In elkaar. „Een nleuwel” Jammeide rij- ..Hü koopt een nieuwen. Man kleed Je uit en spring in *t wa ter! Ik kan on- mogelük zonder ting naar huis ongeluk!" „Ja, maar Ik kan nu toch niet....” ,Je moet! Dan trek je mün badpak maar aan." Het dtepuuCeindigde daarmee, dat Van Beekeren z'n jasje losknoopte, zich In een kleedkamer In *t badpak van s’n vrouw stak en zoo weer verscheen. „Kük eens hier!" riep z*n vrouw en wees In t water. HU dook, kwam met z’n oor op een ^oen terecht en kwam Weer proestend boven. „Hier! Kük hier dan toch eens!” Hu dook en kwam weer boven. „Waar heb dzn precies gebaad?” vroeg hü rillend van kou. „Hier langs den kant.” Hü dook langs den kant en ging wanhopig op de onderste trede van *t trapje zitten. „Ik kan niet meer,” zuchtte hü- „Dat ontbrak er nog maar aan! Vooruit! Ik moet mün ring terug hebben! Kan *t Jou dan niets schelen als ’t ongeluk mU treft?" En hü begon opnieuw te duiken. De schemering was al gevallen. Mevrouw van Beekeren boog zich dieper over de ba lustrade en riep: „Duik hier eens! Toen Ik er was, stond er een’Oostenwlnd. Misschien te hü weggedreven.’ Er had werkelük een stevige Oostenwind ge waald; het water was koud, maar mijnheer van Beekeren dook en dook maar steeds weer opnieuw. Toen hü eindelük na langdurig vruchteloos zoeken, uit het water steeg, zag hü blauw van de kou. Zwügend keerden ze naar t pension terug. Het eten was koud geworden. Münheer van Beekeren ging direct naar bed en sidder de van koorts. Hü rolde zich In een viertal dikke dekens en slikte asperine en wanne kwast. Maar de koorts steeg al booger en hoo- ger. De doruedokter, dl? 'nog om half twaalf gehaald werd, deed wat hü kon, maar een feit is het, dat münheer van Beekeren om kwart voor één den laatsten adem uitblies. Er was een consternatie van belang In bet pension. Mevrouw van Beekeren was als ver nietigd; het dienstmeisje huilde. De andere pensiongasten bespraken het geval met diep medegevoel en mevrouw Bastiaans voegde heer echtvriend mln of meer snauwerig toe: „Zie Je nu wel, Jü die nooit wat gelooven wil van voorteekens, gistermiddag verloor mevrouw van Beekeren haar trouwring en....” „Nu, en wat?" vroeg hü- „In den nacht daarop te heer man gestor ven. Die arme vrouw!” IOP 171 l9i H I Va.vrv

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 7