Waar illustre dooden rusten
wm
Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterkind
T
Fxl
F 750.-
WAAR
MEMPHIS EN SAKKARA
Zigeunerinnetje
So’
Hpi
KOOPT
NEDEPLANDSCHE
I
i i
De verloren
trouwring
Dure schoonheid
Tooneeltpeeltter contra chirurg
De zonsopgang bij de
pyramiden
DOOR ANNY VON PANHUIS
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir
Een Arabitch dorp in een botch
van dadelpalmen; een graven-
veld in de woeatyn
,1*, IN O verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen K^VFe" doodeüjken afloop fcseJkJo"
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
I
I
I s
I é&Ca
d’r
Kom nu maar.
Dat
brengt abrohnrt
gaan.
leU
De Egyptische pyramiden
bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
t:
le
1
i:
t,
i-
r
i
Toen ze op het topje van een heuvel kwamen zag Kruimeltje
ineens In de verte een huisje staan, maar h(j kon bet ton
netje niet meer tegen houden en nog vlugger dan Kruimeltje
het verwacht had, ging de ton met Tulmeltje er in reent op
het huisje aan. Tulmeltje kon er niet meer bijtijds vltklim.
men en met groote- bange oogen zat hij in het vliegende
tonnetje.
oen mijnheer van Beekeren wakker werd,
richtte hu zich uit den tuinstoel op, wreef
zich de oogen uit. en keek horloge.
Hil-
leeds
rweg
Tans
erke
ring
lood
ft-
ia,
■n.
L
L
De
Indruk
voort,
elegante
jesachtig
v
Het ging tUn hoor. Kruimeltje kon het tonnetje bijna niet
bU houden, zoo hard liep het voort en Tulmeltje, die van
tUd tot rijd uit het tonnetje werd gewipt, kroop er telkens
opnieuw weeer in en liet Tulmeltje er Kruimeltje ook vlhdeUJk
eens In zitten Maar dat jonge kaboutertje kon beelemaal
niet tegen het ronddraaien en was er gauw weer uit.
>em
re rd
Den
iad
’an
ml
en
bU
:ld
sta
m,
Ier
n-
daarmee,
zich
O
Toen ze naar het paleis terug tippelden, zagen ze eensklaps
op den weg een tonnetje liggen, dat een voerman van zün
wagen had laten vallen. Als Ik daar nou inkruip, dan moet
JU me voortrollen, zei Tulmeltje, Je zult eens zien hoe fün
dat gaat en natuurlijk vond Kruimeltje dat erg leuk. Tul
meltje kantelde het tonnetje om en kroop er in.
e
ie
er
1-
ir
i-
1-
van
mde
kan
nen.
dl-
BU
op
ren,
iden
lam
een
de
nad.
pe
nde
>m,
dj-
in-
mers rechts en links, waarin In groote, granie
ten zerken de heilige Apisstieren werden bü-
geset, na zorgvuldig gebalsemd en met pracht
en praal ten grave te zUn gedragen. Apis. de
heilige stier van god Ptah, was in een bUzonderen
tempel te Memphis het voorwerp van groote
vereering.
Twintig stieren werden In het Serapeum bij
gezet, geen is er gebleven.
Het Serapeum maakt een Indruk van leegte,
holheid en duisternis, als de cultus, waaraan
het zUn ontstaan dankte. Men kan een veront
schuldiging vinden voor het aanbidden van de
Zon, niet voor het aanbidden van den Stier.
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
in den woestUnbodem werden gevonden, doer
de Egyptische feilahin zeer gezocht als brand
stof. want het land was arm aan hout.
Wanneer men bedenkt, welk een fabelachtige
schatten aan goud. zilver en kostbare steenen
de illustere dooden der Egyptenaren in hun
graven meekregen, verwondert bet niet in het
minst, dat er alttjd roovers waren, die zich door
geen moeilUkheden en door geen straffen ertah
lieten afschrikken tot in de schat- en grafka
mers door te dringen, zelfs de sarcophagen
openbraken om het goud te kunnen wegbalen
op de gebalsemde lichamen der dooden Tot de
grootste pronkstukken in het Egyptisch museum
se Kaïro behooren de zerk In mummlevorm en
het masker van Toet-ank-Ahmem Belde zün
uit massief goud, bet gewicht van het aan de
zerk bestede goud bedraagt 225 KG.
Maar de rooversplaag deed de oude Egyp-
terteren zinnen op steeds nieuwe en afdoender
••niddelen om hun dierbaren dooden ongestoorde
grafrust en daarmede naar hun opvatting on
gestoord leven-na-den-dood te verzekeren.
Zoo vindt men op geringen afstand van de
terrassen-pyramide drie graven uit den Per-
zlschen tijd, ongeveer zesde eeuw vóór ChristOs,
betrekkelijk jong dus, al zün zü verschrikkelijk
oud voor wie een kasteel b.v. uit onze vroege
middeleeuwen reeds .grijs** pleegt te noemen.
De grafkamers liggen 25 en meer meter onder
den began en grond, aan het einde van lood
rechte schachten, die met zand waren dicht
gegooid, zoodat niets hun toegang en ligging
scheen te kunnen verraden. Toen deze graven
In de vorige eeuw door de speurende archeo
logen die een neus voor die dingen bezit
ten werden ontdekt, bleken echter ock hier,
wanneer ik me niet vergis, grafroovers hun
voor te zün geweest. Wanneer? Men weet het
niet. Maar de vogels waren gevlogen, als men
stUf Ingewikkelde mummies met vliegende vo
gels mag vergelUken wat men natuuriUk niet
mag.
TerwUl w|J met stearinekaarzjes in de hand
de Useren wenteltrap afdalen, die de archeolo
gische dienst in een der schachten heeft doen
«Miuuinm
Nu, de operatie geschiedde, en het resultaat
was, dat de twee schoone oogen, door geen
enkel rimpeltje meer omgeven als In nieuwe
jeugd, den chirurg aanzagen. Maar deze blik
kon niet lang zün vriendelükheld behouden,
want op het oogenbllk, dat de actrice haar be
roemden oogopslag wilde doen, bemerkte zü
dat het ooglid onbeweeglUk was geworden. De
al te vlijtige chirurg had teveel -ruimte” weg
geopereerd
NatuuriUk kon het proces, dat hierop volgde
niet In stilte verloopen. Heel Parijs maakte
zich van het pikante nieuws meester, en koos
er eerder uit als een Hongaarsch gravinnetje
dan als iemand die In een betrekking haar
brood moet verdienen
Joeefa Burger leed niet aan zelfoverschat
ting, maar toch voelde ze zich onwillekeurig
gevleid door dien uitroep der jonge vrouw, die
bUzonder oprecht en spontaan had geklonken.
„Ik ben maar gezelschapsjuffrouw," her
haalde ze, en opgewekt voegde ze er bU: „als
men het In dergelüke betrekkingen altUd zoo
goed heeft als bü baronesse Dittborn, dan zou
ik ook werkeUjks niets beters kunnen verlan
gen dan het m’n leven lang te blUven!”
Het fUne, koele gezicht der kleine mevrouw
von Orettenau vertrok In een spottend lachje.
„Niet te vlug oordeelen, m’n beste Juffrouw,
niet te vlug! Ik ben bang, dat u tot dusverre
de keerzijde van de medaille nog niet hebt
leeren kennen, want bij baronesse Dittborn
heeft nog geen gezelschapsdame het de laatste
drie jaren langer uitgehouden dan enkele
maanden; dat weet Iedereen in de heele streek.
En er waren onder die meisjes heusch arme
stakkers, die ’t hard noodlg hadden en wat graag
gebleven zouden zün, als zü *t op Dittborn ook
maar eenlgszlns hadden kunnen harden I"
„U neemt me wel niet kwalük Ik moet
nu heusch omkeerenl” onderbrak Josefa de
andere *n beetje opgewonden. „Maar Mn ding
zou ik u nog graag willen zeggen al weet Ik
ook niet, waarom u zulke hatelUke opmerkin
gen maakt baronesse von Dittborn is de
goedheid en consideratie in eigen persoon, en
wanneer géén van de gezelschapsdames het op
Dittborn kon uithouden, dan moet de schuld
naar vinden, als Ik u daarmee dikwijls in uw
najUeve^tUd?rdreiep Joeefa spontaan; „dat Is
nu toch hëelemaal büzaak; ik vind het enkel
maar zoo ellendig, dat Ik geen middel weet
tegen die angstdroomen. Als u eens een dokter
er over raadpleegde?"
Een weemoedig lachje vloog over het bleeke
gezicht der oudere vrouw.
„Je bedoelt het goed, kindje, maar voor mün
droomen weet geen dokter ter wereld raad.
Enkel als Ze staarde met vochtige oogen
voor zich uit en herhaalde: „Enkel als
En weer brak ze af.
Een drukkende, adembeklemmende stilte
volgde, toen voltooide ze rad en opgewonden,
alsof ze bang was. dat ze zich anders weer
bedenken zou: „Enkel als m’n jongen terug
kwam. m’n oudste dan zou Ik weer rust
kunnen vinden....'
Joeefa durfde nauwelijks adem halen, zoo
ongewoon was deze vertrouwelüke ontboeze-
ming.
En alsof ze met die eerste openhartige woor
den alle terughouding opzU geschoven had ging
mevrouw von Dittborn haastig en bijna fluis
terend voort: ..Ik had twee zoons, die allebei
dezelfde vrouw hef hadden een beeldmoois
vrouw, maar zoo «erraderlük als een slang. Om
harentwille vervreemdden van elkaar en de
oudste verliet in smart en woede het oezit van
rijn voorvaderen, terwUl de jongste een
ernstige, zwijgzame man werd, die zichzelf bhjft
verwijten, dat hjj zijn broer uit het vaderhuis
daar heel veel last van; maar ik zou bet erg verdreven beeft. (Wordt vervolgd)
en bekende PartJsche tooneetepeeteter
klaagde een maand of wat geleden een
chirurg van reputatie aan, omdat hU haar
had gedaan, vrat men „veropereerd” sou moe
ten noemen. De actrice namelUk, bekend en
beroemd om haar schoonheid en met name om
haar stralende oogen, wilde een en ander be
houden tot over de grens, die aan aardsche
schoonheid gesteld is, die van den ouderdom
namelUk. Tegenwoordig kan zulk een wensch
vervuld worden, indien men over
speidegeld beschikt. En hoe sou
beroemde actrice den corrector
schoonheid niet enkele duizenden guldens wil
len neertellen?
„Nu goed.Ik! Kom nu maar!”
„Hoe kan ik dat?" riep ze wanhopig. JOi
moet m’n ring terug hebben.”
„Ik zal een anderen voor je koopen."
HU koopt een anderen!” smaalde ze weer,
en als om steun te zoeken in haar verontwaar
diging. herhaalde ze tot de dame die achter
haar stond: ,Bü koopt een anderen! Maar
weet je dan niet, dat je een ongeluk krUgt, als
je je trouwring verliest? Hier mevrouw Bas
tiaans heeft bet meegemaakt...."
Mevrouw Bastiaans stond direct In de ge-
vechtshoudlng en wilde aanvallen, maar van
Beekeren voorkwam haar:
„Nooit van gehoord!"
HatuurlUk niet. HU heeft er nooit van ge
hoord!" hoonde z’n vrouw. „Dat weet toch
iedereen."
Mevrouw Bastiaans begon: ,MUn man
maar mUnheer van Beekeren besloot beslist:
„Goed, maar ik ga naar huis."
..HU gaat naar huis! Maar begrijp je dan
niet, wat je doen moet als je nog een greintje
partu voor of tegen den chirurg, voor of tegen
operaties en de eeuwige jeugd. Helaas kan ik
mün lezers niet eens mededeelen, hoe het ge
val Is afgeloopen en zelfs of de beroemde pa
tiënte thans haar oogen aan een nieuwe ope
ratie beeft onderworpen, om ze weer te kunnen
sluiten als een gewoon mensch. Maar men
moge zich tevreden stellen met de mede-
deellng, dat deze dingen meer voorkomen dan
men denkt.
Het is wel waar, dat menige neus, waarin het
•dn kon regenen" of die den omvang van een
banaan had, door het mes gefatsoeneerd Is ge
worden, maar men ontmoet evengoed wel eens
pechvogels, wien een vastberaden verfraaler de
wangen met flinke Utteekens versierd heeft,
zonder dat hierdoor een Jeugdig uitzien werd
bereikt. Zelfs is het al eens gebeurd, dat een
bijzondere slimme ling kaalhoofdige mannen,
die hun haartooi zoo innig graag zouden her
kregen hebben, ervan overtuigde, dat men heel
gemakkelUk het borsthaar naar hun sohedel
kon overplanten. Deze en dergelUke tragl-
comedes worden enkel niet publiek, omdat zoo
wel de vlotte schoonheidschirurg als de ver
fraaide slachtoffers er hoegenaamd geen be
lang bu hebben. Elke operatie Is, zelfs als een
kundige doktershand se uitoefent, nog een
gelukszaak. en aan de schoonheld^chlrurgie
schijnen zich vooral vele twUfelachtlge elemen
ten te wUden. Wie mooi wil zün, moet hier
bloeden op twee manieren en dan nog maar
afwachten, hoe hü van de zaak afkomt....
ongetwUfeld bU hen zelf liggen, dat staat voor
mU ongetwijfeld vast!”
De kleine, tengere vrouw Wierp met een ruk
het hoofd In den nek. haalde de schouders op
en zei met gewilde nonchalance: „Daar kan
ik natuuriUk niet over oordeelen gewoonlUk
wordt beweerd, dat het op Dittborn spookt en
men brengt die geruchten in verband met
een oude sage: van tüd tot tUd schUnt zich een
groot wit paard in het kasteel te vertoonen.”
Ze lachte weer met een glimp van hoon in
haar stem: „Past u dus maar goed op voor
het witte paard van Dittborn, opdat t u óók
niet op de vlucht drijft zooals alle andere
jongedames, die vóór u de betrekking van gezel
schapsjuffrouw bU de barones vervulden!"
Josefa wierp haar een bUna verachtelljken
blik toe: daarna keerde ze zich om en liep
verder zonder afscheidsgroet. Uit leder woord,
dat deze vrouw over de sympathieke mevrouw
von Dittborn zei, sprak Immers onverbloemde
haat. EigenlUk was het beter geweest, wan
neer ze haar maar dadelUk den rug had toe
gekeerd.
,Jk ben benieuwd, of u het langer dan een
paar maanden uithoudt!” galmde het Joeefa
nog na.
Deze bleef zwUgen en liep slechts vlugger
Een onoverwinnelUke afkeer van het
kleine vrouwtje met haar sprook-
roodgoud haar maakte zich van
haar meester.
Pas toen het bosch al lang achter haar lag,
werd ze wat rustiger. Allerlei gedachten woel
den door haar hoofd. Vreemd toch, dat er
voldoende
een wereld-
van haar
Aï T D A op mt blad ll)n ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p TECf) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^X0 bU een ongeval met p QRD
altUd maar weer werd gepraat over een spook
op Dittborn. Lieve hemel, hoe konden verstan
dige menschen toch in vredesnaam aan zulken
onzin gelooven! Een volle maand was ze nu
al hier, de barones bleef even lief en voor
komend als op den eersten dag, en er was
werkelijk niets, dat een schaduw wierp over
haar leven op het kasteel. Ze had het zóó
goed en prettig, als maakte ze deel uit van
de familie. En wanneer de barones haar niet
zelf wegstuurde uit eigen beweging zou se
voorloopig heusch niet veranderen! Maar de
onaangename ontmoeting In het bosch besloot
ze voor de vrouw des huizes geheim te houden.
Nadat^ Joeefa *s avonds mevrouw von Ditt
born had voorgelezen, en wel veel langer dan
gewoonlUk, ging ze naar bed. Maar de slaap
wilde niet komen, het korte gesprek met de
roodharige barones von Orettenau bleef haar
door het hoofd spoken en alttUd opnieuw gonsden,
de vinnig^, spottende woorden-haar in de ooren
en trachtte se beter en raker antwoorden te
vinden dan ze gegeven had. Reeds sloeg bet
middernacht, en nog altUd lag ze klaarwakker
en onrustig te woelen.
De maan wierp een breede baan koud wit
licht door haar raam, zooals in dien eersten
nacht, dien ze op Dittborn doorbracht, toen
ze dien angstwekkencten schreeuw had gehoord,
die den volgenden morgen zoo’n nuchtere.
natuurlUke verklaring vond. Josefa telde
machinaal de slagen van de zware oude toren
klok. Een paar minuten nadat de laatste slag
was weggestorven, hoorde ze plotseling een ge
smoorden kreet. Met een ruk richtte ze zich
des doods geleefd hebben. ZU waren op -hun
wüze kinderen des lichts. ZU vergoddelUkten.
wat niet goddelUk was, alleen maar goed,
schoon, helder en weldoende. En daardoor ston
den zU in ieder geval toch verre uit boven de
heidenen, die goddelUke «er bewezen aan het
geen leelUk, troebel, wanstaltelUk en eng»?»»™-
jagend was In de schepping.
Voor de omrastering van de terrassenpyra-
mlde wordt halt gemaakt en afgestegea. Een
oude wachter opent en ge bevindt u in den hof.
welke om de pyramids is gelegen, een veld van
jammerlUke puinhoopen, resten van graven en
tempels. ZU «Un van weinig interesse voor den
leek. De terrassenpyramlde zelf verdient meer
belangstelling ZU is ouder dan alle andere
pyramiden. een der alleroudste groote bouw
werken In steen van dit land en ter wereld.
Maar zU maakt op den beschouwer bU lange
niet denzelfden grootschen Indruk van de pyra
miden van Glzeh. Haar terrassenvorm blijft
verre beneden de majesteit van ongebroken
vlakken en lUnen van deze laatste, die misschien
de volmaaktste bouwwerken zUn, welke men-
schenhanden ooit oprichtten.
Zoser, koning uit efe Ille dynastie, die re
geerde In de 28ste eeuw voor onze chnstelUke
jaartelling, bouwde de terrassenpyramlde als
zUn grafmonument. HU werd er begraven, maar
rust er sedert onheuglUke tijden niet meer,
zooals trouwens alle graven van Sakkara’s gra-
venveld leeg en verlaten zUn. Het schUnt, dat
de laatste doode. die er gevonden werd, een ge
balsemde stier was In het Serapeum, en die
werd naar het oudheidkundig museum te Kaïro
overgebracht.
Het graf van Zoser werd herhaaldelük door
grafroovers bezocht en geplunderd en zUn mum
mie zal wel tot stof zUn vergaan en verstrooid
zUn geworden rikar de vier windstreken. Mis
schien heeft een of andere landsman er wel
een goed vuur mee gestookt. Want zelfs nog tot
(BUzondere correspondentie)
Sakkare. Het is bU de bezoekers van Egypte
bekend, niet als het vuile Arabische dorp, ge-
jegen in een bosch van dadelpalmen, woon
plaats van obscure en arme levenden, maar als
het gravenveld In de woestUn, eens de woon
plaats van illustere dooden, konlngen, prinsen,
prinsessen en groeten uit het RUk der Pharao's.
Het is aanbevelenswaardig deze plaste te be
zoeken per ezel. De ezel wordt weliswaar niet
voor een nobel dier gehouden al moet het
tot eer van den Egypttechen ezel gezegd wor
den dat hU van beter gehalte is dan het spe
cimen. dat zUrf soort vertegenwoordigt Jn
Europa: maar nobel of niet, men kan geen
beter vervoermiddel hebben op een tocht naar
Hakkers De ezel gaat langzaam, hU draagt U
maar weinig vlugger, dan Uw beenen het zou
den doen, ware het geraden onder de stralen
van de Egyptische voorjaars- of zomerzon van dit
primitieve voertuig gebruik te maken. Het is
deze langzaamheid, welke den ezel zoo waar
deerbaar maakt. ZU brengt uw ziel, uw gemoeds
stemming in harmonie met den geest van het
land en de atmosfeer van het landschep.
Men knoopt een bezoek aan Sakkara ge
woonlUk vast aan het bezoek aan Memphis.
Men is dan met den trein aangekomen in El
Bedrachén, waar men op ezels is geklommen.
Van de ruinen van Memphis rijdt men langs
mals- en katoenvelden, langs irrigatiekanalen,
naar het Arabische dorp Sakkara. Vandaar
gaat het langs hagen van cacteeën, dwars over
de laatste strook vruchtbaar land naar het
hooggelegen plateau van de Lyblsche woestUn.
waar de bronskleurige massa der terrassenpyra
mlde voor u uit het gele «and naar den blau
wen hemel rijst. Naar het Noorden liggen de
pyramiden van Abousar, naar het Zuiden die
van Dasehour Op dezen rit beleeft u een merk
waardig oogenbllk. wanneer zóó bruusk In
eens de vegetatie ophoudt, dat uw rijdier de
voorpooten heeft In de barre woestUn en de
achterpooten in het bebouwde, vruchtbare land.
Het is dicht bU deze plaats, dat een oude vene-
rabele sjeik zün eenzaam graf beeft, onder
een ouden venerahelen sycomore.
Maar aangrijpender Is het naar Sakkara te
rijden door -ie woestUn, een tocht van ongeveer
twee uur. Daartoe verlaat u *s morgens in alle
vroegte Kaïro liefst gerulmen tüd voor het
opkomen der zon. Ge zorgt tegen zonsopgang
aan de pyramiden van Glzeh te zün Daar
klimt ge op ezel of op kameel die niet vlug
ger is maar oneindig veel deftiger voor het
meerdere geld dat hü kost en kiest ge het
ruime zand. Zuidwaarts. Den rand van het Ll-
bysche woestünplateau volgend, geniet u van
een der weldadigste tochten, die ge op den
aardbol kunt maken, rechts golft de woestijn van
duin tot duin, links beneden strekt zich het
groene en zwarte vruchtbare land van den Nül
uit, en over belde stort de nieuw-geresen Horus
zün gouden overdaad uit- van licht en warmte, i
En welk een licht, welk een ongehinderde, on-
bedreigde, souvereine macht van het puurste
licht! Dat is het land van de zon, het land
zonder schaduw, en hoe begrijpelük, dat zün i
oude bewoners Zon-aanbldders waren. Van al
de aardsche dingen benadert niet meer de aan-
blddelUkheld dan het licht en zeker Is het
aardsche licht het beste symbool voor het Licht,
dat het Licht der Wereld heet. De oude Egyp
tenaren, die de Zon aanbaden, kunnen niet zoo
geheel en al In de duisternissen en schaduwen
In de kussens op.
Of de barones weer een van haar 'nacht
merries had?
Het was heel goed mogelük. Je had men
schen. die daar bUna doorloopend aan leden.
Ze kwam nu heelemaal overeind en luisterde
aan de kleine deur, die door het züden gor-
dün verborgen was. Misschien kon ze er wel
achter komen, of de barones wakker was.
Even goed als ze den schreeuw had gehoord,
kon se misschien ook voetstappen hooren.
Werkelijk, na een paar minuten wachten
klonk een zachte, gedempte tred, die eer een
sluipen leek; maar vreemd, het leek precies
of het geluid uit de diepte naar boven steeg,
als kroop iemand behoedzaam een ladder op.
De schuifelende stappen waren nu heel dlchtbü
toen was alles plotseling weer stil, dood
stil.
Met het wat onbehagelUke gevoel, dat er
aloh hier op Dittborn misschien toch din
gen afspeelden, die *n beetje raadselachtig
waren kroop Joeefa weer in bed, doch het
duurde nog een heele poos, eer zü den slaap kon
vatten.
Den volgenden morgen vond ze de barones
op den divan, klagend over onverdraaglijke
hoofdpün.
„Heeft u weer een slechten nacht gehad,
mevrouw?" vroeg het jonge meisje bezorgd
„Ik hoorde een beetje over twaalven een
schreeuw, en Ik was dadelUk al bang, dat u
weer zware droomen badt.”
De barones knikte toestemmend. ,Js, ik heb
aanbrengen, vertelt ons onze gids, wie de hier
eens begraven dooden waren. De een was een
admiraal In sonlnklUken dienst, DJenhebu ge-
heeten, de ander een chef-arte, Prammetlef, de
kwaliteit van dei\ derde Is me ontgaan, zün naarn
was Pede-ese. Huft grafkamers In de warme In
gewanden der aarde zün als kostelüke reliek-
klstjes, met wanden, bedekt met gekleurde hyro-
glyphen, en gewelven, bezaaid met bonte ster
ren.
WU stügen naar de oppervlakte der aarde
om op geringen afstand weer erin te verdwü-
nen, nu onder de geheel vervallen pyramlde,
voor kort, waren de mummies, die bü honderden welke een zekere koning Onnos boven zün graf
tombe deed optrekken. WU schuiven, vooraf
gegaan door onzen waardlgen, ouden gids, langs
een hellende gang naar beneden, de ruggen
gekromd, oppassend, dat wU niet uitglUden op
de gladde, gepolijste steen, door de handpalmen
te steunen tegen de wanden aan weerszüden.
Door een voorkamer komt men In een horizon
tale gang, die oorspionkelUk door drie zwar^
granieten valceuren versperd was. Deze gang
voert naar de elgenlüke grafruimte, waaruit
echter Onnos’ stoffelük overschot sedert lang
verdwenen la. Er staat nog slechte zün geplun
derde, leege sarcophaag. De wanden zijn overdekt
methyroglyphen in de steen uitgesneden en
gevuld met een blauwe verfstof. Het zün dese
hyroglyphen. die Onnos’ pyramlde haar faam
verleenen. Zü vormen de beroemde pyramiden-
teksten, de oudste religieuze teksten, die men
kent. WU bewonderen een en ander met den
verschuldlgden eerbied.
Maar veel grooter voldoening verschaft bet
bezoeken van de „mastaba’s", die van Tl, van
Ptahhotp, van Mereruka en andere greoten uit
Egypte’s ver verleden. .Mastaba” Is de naam,
dien de Arabieren gaven aan de graven annex
graftempels dier grooten.
De liefhebber van de plastische kunsten vindt
er een weelde van bas-relief, eenig van vorm
geving, met een inhoud, vaak poëtisch, bUna
altUd speelsch, welke de uitbeelding Is van het
geheele ulterlüke leven der oude Egyptenaren.
Het maaien van koren, het mesten van kraan
vogels, het slachten van ossen, het braden van
vogels, het bouwen van schepen, bet innen van
belastingen, het brengen van offeranden, dan
sen, jagen, varen en vlsschen op den Nül. Alle
reliefs in dese doodentempelk hebben betrek
king op het aardsche leven, geen op den dood.
ZU moeten wel danig aan het goede, lustige
leven gehecht zün geweest, deze oude Egyp
tenaren, dat zü er zelfs in hun graven nog geen
afstand van‘wilden doen.
Er is nog een heel merkwaardige bezienswaar
digheid op het gravenveld van Sakkara, het
Serapeum. Het is een groote onderaardsche
groeve, een honderd meter lange gang, met ka-
Wel allemachtig! HU had twee ufen zitten
dutten. HU vlschte een eindje sigaar uit de
kussens, rekte zich nog eens uit en ging bet
zomer-pension binnen' om z*n vrouw te zoe
ken. m de deur van de slaapkamer liep hü het
dienstmeisje, dat water gebracht had, bUna
omver.
..Heb je m’n vrouw ook gezien?" vroeg hü
ontstemd.
„Mevrouw is gaan zwemmen.” lichtte de
landelüke schoope hem in. „Ik heb gezien, dat
ze d’r zwempak van het droogrek heeft weg
gepakt."
„Dat weet Ik ook.” zei münheer van Beeke
ren, .maar dat is al meer dan twee uur ge
leden."
Het meisje antwoordde niet, haalde
'schouders op en ging naar beneden.
MUnheer van Beekeren stak zich In een
sportcolbert, streek s'n leverkleurige zomer
pantalon glad, nam s’n wandelstok, smakte de
deur aehtcr zich dicht en ging op weg naar
het zwembad.
Daar vond hü mevrouw van Beekeren. Ze
zag er behuild uit en zat op de bovenste trede
van het trapje dat naar 't bassin voerde. Ach
ter haar stond een meewarige swem-genoote.
en een paar meter verder trok de badman
onverschillig aan s’n püp.
„Wat is hier gebeurd?” vroeg münheer van
Beekeren. vrij knorrig.
„Ik heb bü t zwemmen m’n trouwring ver
loren,” snikte z'n eega.
Haar man had een ongezouten verwüt op de
lippen, maar hü bedacht rich en zei enkel:
„Nou, dat is ook lam! Maar enfin, wat is er
aan te doen? Als je hem verloren hebt, ben
je hem kwüt!"
„Inderdaad, prachtig gevonden, wat je daar
zegt,” smaalde mevrouw v. Beekeren,
„Nu Ja. of je hier nu bhjft treuren, geeft
toch niets. Weg is weg. Kom nu maar!”
„Wat zeg je? Komen?” stoof ze op. „Wat
een ezel ben Jé toch!”
„Dat is t toppunt!” verbaasde hü zich. „Wie
z'n schuld to 1, dat die ring weg te?”
Mevrouw van Beekeren had het kleinood in-
dertüd van d’r man gekregen; en daarom zei
ze ook: JU!"
De buitengewoon vriendelüke klank In de
stem deed Josefa vluchtig vergeten, dat tus-
schen baronesse Orettenau en Malte Dittborn
geen groet gewisseld was, en dus antwoordde ze
even vriendelük, zooals trouwens in baar aard
lag:
„Ik ben niet bUzonder bangèlUk, maar het
hikt me toch niet plelzierlg, meneer Hector
tot vüand te hebben!”
kleine barones, die -van dlchtbü den
van heel jong meisje maakte, keek
Josefa onderzoekend aan.
„U logeert zeker op Dittborn? Ik heb anders
nog nooit van een jong meisje In de familie
gehoord.” Ze glimlachte voor zich heen.*\Jk
kwam vroeger veel op Dittborn, heel veel."
4k ben geen familielid, maar de gezel
schapsjuffrouw van mevrouw von Dittborn,”
antwoordde Joeefa' rustig en wilde met een
korten groet verder gaan.
Maar de andere hield haar terug.
„U bent gezelschansdame bü mevrouw von
Dittborn?! Gezelschapsdame! Maar dat te
natuuriUk maar een grapje van u, want u ziet
gevoel hebt?"
„Zeker, Ik zal een nieuwen voor Je koopen.
Kom nu maar...." v
Z'n vroujv sloeg de handen In elkaar.
„Een nleuwel”
Jammeide rij-
..Hü koopt een
nieuwen. Man
kleed Je uit en
spring in *t wa
ter! Ik kan on-
mogelük zonder
ting naar huis
ongeluk!"
„Ja, maar Ik kan nu toch niet....”
,Je moet! Dan trek je mün badpak maar
aan."
Het dtepuuCeindigde daarmee, dat Van
Beekeren z'n jasje losknoopte, zich In een
kleedkamer In *t badpak van s’n vrouw stak
en zoo weer verscheen.
„Kük eens hier!" riep z*n vrouw en wees In
t water.
HU dook, kwam met z’n oor op een ^oen
terecht en kwam Weer proestend boven.
„Hier! Kük hier dan toch eens!”
Hu dook en kwam weer boven.
„Waar heb dzn precies gebaad?” vroeg hü
rillend van kou.
„Hier langs den kant.” Hü dook langs den
kant en ging wanhopig op de onderste trede
van *t trapje zitten.
„Ik kan niet meer,” zuchtte hü-
„Dat ontbrak er nog maar aan! Vooruit! Ik
moet mün ring terug hebben! Kan *t Jou dan
niets schelen als ’t ongeluk mU treft?"
En hü begon opnieuw te duiken.
De schemering was al gevallen. Mevrouw
van Beekeren boog zich dieper over de ba
lustrade en riep:
„Duik hier eens! Toen Ik er was, stond er
een’Oostenwlnd. Misschien te hü weggedreven.’
Er had werkelük een stevige Oostenwind ge
waald; het water was koud, maar mijnheer
van Beekeren dook en dook maar steeds weer
opnieuw.
Toen hü eindelük na langdurig vruchteloos
zoeken, uit het water steeg, zag hü blauw van
de kou. Zwügend keerden ze naar t pension
terug. Het eten was koud geworden. Münheer
van Beekeren ging direct naar bed en sidder
de van koorts. Hü rolde zich In een viertal
dikke dekens en slikte asperine en wanne
kwast. Maar de koorts steeg al booger en hoo-
ger. De doruedokter, dl? 'nog om half twaalf
gehaald werd, deed wat hü kon, maar een feit
is het, dat münheer van Beekeren om kwart
voor één den laatsten adem uitblies.
Er was een consternatie van belang In bet
pension. Mevrouw van Beekeren was als ver
nietigd; het dienstmeisje huilde. De andere
pensiongasten bespraken het geval met diep
medegevoel en mevrouw Bastiaans voegde heer
echtvriend mln of meer snauwerig toe:
„Zie Je nu wel, Jü die nooit wat gelooven wil
van voorteekens, gistermiddag verloor mevrouw
van Beekeren haar trouwring en....”
„Nu, en wat?" vroeg hü-
„In den nacht daarop te heer man gestor
ven. Die arme vrouw!”
IOP
171
l9i H
I Va.vrv