WEENEN, ■AB. Moederscha s Veertig jaren is ie tailleur 1 WIJ LEEREN SCHAKEN de concurrente van Parijs R r -a >r et vier jaar. I I ,1i Oplossingen X w 1 F A F" 1 ■TBiBn’RÏ H H abode fgh 5 1 1 IR Museum van broeken tfBlijf-Chineesch - vrouwen STEIERHUT EN DIRNDL 1 s r 1? BRABANTSCHE BRIEVEN En nog geen vestje kan den Guust maken TE t te Openingen Middenspel t 7 6 5 4 3 2 '6. 1 De „Steierhut" maakt opgang rug pronkt en in deaelfde kleur van het lijfje Interessant je Opgaaf no. 5 7 6 4 3 helpe u, hoe oud 2 mevrouw. 1 sin Wit begint en geeft mat In één set. Oplossing in de volgende rubriek. •y)M aanspraak Dezer dagen kon men op een modeshow !e Parijs twee eigenaardige mannequins Oostenrijks nationale dracl aardigheid achtergelaten Deugde Menier, see Trui mee den Guust Maar woeg helft (■n erf- deke: i I I o f gonalen te bezetten. Laat de nig mogelUk naar randveldc tracht het centrum te beheerschen. Pionnen dekke men door plonen. In het eind spel worden pionnen ook wel door een toren gedekt. Zorg er dan voor als ge kunt dat de toren niet vóór maar achter den pion staat, anders wordt de eventueele promotie van den pion belemmerd. Als uw tegenpartij een stuk offert, of een zwaar stuk tegen een licht stuk van u wil rui len, kijk dan terdege uit of er geen addertje in het gras schuilt. Hier kan vermeld worden, dat het onderscheid in waarde der stukken, kwali- Streepte, trok. „Gevonden, Drél t. fc V. DRA. verzameld door Fred weinige bekenden als vaa ■oo s»l- n de opgaaf no. 2 uit de vorige les kan wwit terstond den zwarten konlng mat zetten, door Pg8Xf8. Het paard kan op M niet door bet zwarte paard van db geslagen worden, om dat dit laatste paard gepend staat. Zou het paard zijn plaats op dS verlaten, dan stond de konlng van eigen kleur schaak, door de witte dame die op al de diagonaal al—e4 beheerscht. En de lezer weet, men mag nooit zijn eigen koning in schaak brengen. Penningen kunnen ook op rechte lijnen (horizontale en verticale) gebeuren, zooals is aangetoond in den tweeden matstand van de les van S Juli. De oplossing van de opgaaf no. 2 is: 1. Tf3—g3t Kg8—h8 of h7 2. Tfé—h4 mat Dese oplossing behoeft geen nadere toelich ting. de ge- cdntuur. de dimdl abode f jg h UK Gambiet partij gaat over in het voor .’s kwes- orte jas- r zijn menschen, die eenvoudig alles ver zamelen; meestal lacht men eerst een beetje oin hen, maar dikwijls krijgt hun moeilijk en Inspannend werk, groote cultureele waarde en vormt het uitgangspunt voor een interessante, wetenschappelijke tentoonstelling. Vooral de tentoonstelling van broeken te Lon- maken op bijzondere 13 spelen, waarop zwart it d7—dg. Herdersmat Zwart had op den 3n-zet van wit met Dd8— e7 moeten antwoorden, omdat alleen dese zet de door 3. Ddlh5 aangevallen pionnen op e5 en f7 beide gedekt zou hebben. Had wwit 3. Ddl—f3 gespeeld, dan was 3. PgB—fg vol doende, omdat alleen de pion f7 werd aange vallen. telt wordt genoemd. Neemt men een stuk boo ger in waarde dan het stuk dat men verliest, dan wint men de kwaliteit en de tegenpartij verliest de kwaliteit. Met lederen set moet men een doel hebben. Er komen echter wel momenten, dat het na- deelig is te moeten zetten. Tracht dan een tempozet, die de positie niet wezenlijk veran dert, te doen. Herinner u steeds, dat de beste verdediging de aanval is. Combineeren leert men door het naspelen van meesterpartijen en door het spelen met sterker spelers dan gij zijt. Het Is leerzamer van een sterken speler te verliezen, dan van een zwakken schaker te winnen. nenkwam. Mee Trui d’ren mantel. Als ie Trui stond te bewonderen in den opgeknapten man tel, dan aee-t-ie zoo, zonder naar me te kij ken: „de stalen al ingezien, Dré?” „Stalen?” „Die Tc veur d’ heb!” „Veur d’ aardigheid?” „Geef ze 's Trui, asteblieft?” En veur Tc *t wist, amlco, zat ik stalen te kijken I Prachtstoffen; Den Guust levert alleen onverslijtbare pakken en da’s sjuust zoo erg! En.... goeiekoop! Hij concurreert teugen de rottigste confectie op. Maar hij maakt z'n cos- tuum zóó, dat ge ’r moei, doodmoei in wordt. Ze zijn te nauw en te wijd tegelijk! HU vult ze op mee eikenhout of zoo iets en zoo’n cos- tuum weegt als lood. Den broeksband schijnt ie te voeren mee ouwe koppelriemen. In leder geval: in ’n pak van den Guust kunt g’oew eigen nle roeren. Oew armen lijken na ’n uur Wit kan ook 4. dJ o.a. kan antwoorden Als ik weer op den weg kwam bü den meu ten, kocht ik daar schuins over ’n plnteke gerste. Gezellig klotsten-er de ballen van de biljart; aan 'n tafeltje wierden de kaarten ge deeld veur 'n spulleke-veur-den-eten en in de zonnig* omlUsting van de deur naar den erf zag ik ’n span jonge boeren bezig mee den veugelenpik. In t kort: hier bloeide de pla- zante stemming van *t uurke na den kerk; van 't plazierig begin van ’nen lieven, langen dag van kleine genie tings; van *n spulleke kaart, veugelenpik en biljart, van ’n plnteke bier, *n sigaar en *n bord soep. Van rust en vree, van zonder zorgen. Rap kreeg ik toen trek naar huis, waar den Zondagschen koffie geurde; waar den soep te trekken stond op de plattebuis; waar de „Gou wen Koel” nle ver was. Den Guust zal nou wel geblazen zijn, docht ik. En ja hu wis geblazen. Trui zat met ’nen bllnkend-helderen schort, fel geblokt van *t strUkUzer, in t Zondagsblad te lezen. MUn koffiekom stond al gereed, den. koek lag op de broodplank. Maar.... op den stoel naast de bedstee, daar lag ’n krantenpampleren pa- Met twaalf Jaar. „Fedja, ik feliciteer je, je bent nu in de twee de klas gekomen, is t niet?” „Ja Simotschka, je hebt gezegd, wanneer ik iets bereik, trouw je met me. Nu heb ik iets bereikt.” „Kus mUn hand, Fedja.” „Simotschka, ik heb me nog nooit voor vrou wen vernedëtd, maar, goed ik zal je hand kussen, voor Jou heb ik alles over.” „.Wanneer je myn hand kust, dan moet je met me trouwen.” „Houd Je van kinderen?” „Als ze niet huilen Ja. Ik zou graag twee kinderen willen hebben, een jongen en een meisje. Ik zou ze zoo aankleeden: het jongetje krUgt een zwart pakje aan en het meisje een roze Jurkje en een groote strik in haar haar. Onze kinderen zullen vast gelukkig worden.” O, heilig moederschap. 'nen groffen kwast, amlco, dak mee begost TT~xe dames van de Chineesche gemeente I 1 Kanton richten zich voor een deel tegen de westersche kleeding, terwyi een an der gedeelte de door de regeering gesteunde hervormingspogingen toejuicht. Voor de eer sten belichaamt de occidentale kleeding de voortwoekerlng van westersche macht op Chlneeschen bodem. De laatsten beschouwen de nieuwe manier van kleeden daarentegen als een symbool van de bevrUding der Chineesche vrouw. Thans hebben de „BlUf Chl- neesch”-vrouwen een vereenl- ging opgericht, die haar leden oud-Chineesche gewaden voor schrijft. Bovendien beveelt het reglement zekere gewelddadig heden aan. Vrouwen, die zich in Europeesche of Amerikaansche Japonnen op straat vertoonen, worden door voorstanders van Chineesche dracht tegengehou den en krUgen een stempel „ver boden” op haar goed; natuur- lUk, wanneer er geen politie agent in de buurt is. Elgenaar- digerwUze schUnt de politie den bond van handtastelUke dames te steunen, want er hebben nog geen arrestaties plaats gehad. Van schadevergoeding kan geen sprake zün, zoolang geen bepaalde personen zün aangehouden. De bond ontkent, dat zUn leden lets met de onregelmatigheden uitstaande zou den hebben. De westersch-georiënteerde dames laten het er echter niet bU. Als de autoriteiten hen on voldoende helpen, dan sullen ze haar eigen rechter zün: wanneer ze er kans toe sten, voor sten ze de kleeren van haar tegenstandsters met het stempel „ouderwetsch, slavendracht". Half Kanton loopt momenteel met zichtbare stem pels op JaJonnen en mantels; men is namely k overeengekomen, dat zoo’n stempel is op te vat ten als een verwonding, die men In den strUd heeft opgeloopen. De Itallaansche zwart gevaarlijke Evans gambiet, Indien wit 4. b2—b4 speelt. Deze opening dankt haar naam aan den Engelschen zee-officier W. D. Evans, die den zet voor het eerst in 1824 toepaste. De schaaklitteratuur bevat vele schoon epartUen, die het gevolg van deze opening waren. Men spreekt van een gambiet, als In de, opening een of meer stukken worden geofferd om open iy- nen voor een aanval te krUgen. aanschouwen. De jongedame links heeft een hoofdbedekking, die op een heiligen aureool gelijkt. De rechtsche dame schijnt haar visschenbloed te willen bewijzen. Zij draagt nJ. op den rug een soort vinnen 't Was goei weer, mee ’n bietje gedekte lucht. 1 Was lekker, ’t was rnalsch tusschen d’akkers, waarover de stilte van den Zondag zwijmelde in droomend gepeinzen. Over de blaauwe Mark trokken zilveren vlleskes wind. En als Ik over *t brugske het bosch binnenkwam, dan krie belde 'n sprietje lach aan m*nen lever bü *t gedacht aan den Guust, die op den oogenblik by me thuis, mee Trui d’ren mantel over zü- nen arm, veur niks te loeren stond naar mU- Dat had ik 'm toch maar goed geflikt. 'tWas bestig in ’t bosch. Den Zondag blonk van de witte wolken klodders af, die deur den donkeren mast sche nen, als den dag deur toeë gordijnen. ’t Rook hartig naar terpentün. De geuren veegden af en aan, op den teeren stem van *t windeke. Eekers schlchtten deur de takken, met de rap heid van ’n zonnestraal. En *t veugelengesjllp viel neer op de stilte, als motregen op ’nen vUver. Wat was 't hier goedl En weer kietelde de lachspriet aan 'nen punt van mUnen lever. banden zelfs, zoodat een coquette strik op. den rug pronkt en in deaelfde kleur van het lUfje en dan Is een eenvoudige dirndl voltooid. Er zijn er ook bjj met effen rokken en van onderen banden er op gestikt, de een draagt een hoofd doekje, de ander een hoedje, maar dat ®Un slechte kleine variaties. Er zUn er echter ook, die ingewikkelder en mooier zUn: van zwarte luchtige zomerjurk erf goed geschoren zUn, hU mag niet rooken en niet drinken. Het meisje moet een beroemde tooneelspeel- j ster worden. En als ze op het tooneel staat, dan moeten alle menschen vragen: Wie is de moeder van dat talentvolle, knappe meisje? I En dan moet ze trouwen met een schilder HU moet een beetje bleek, aristocratisch ge zicht hebben zoo ziet mUn ideaal-man tr uit, weet je.” O,.heilig moederschap. den kan waarde. Deze broeken werden Owlhouse, die door zUn een nurks en zonderling werd beschouwd; hU heeft geen tUd. moeite en zorg gespaard om een groote collectie bU elkaar te krUgen. Hoe werd hU eigenlUk eigenaar van al deze stuk ken? HU besprak de zaak altUd met de erfge namen van den gestorven eigenaar van de gewenschte broek; soms stuitte hU daarbU op de koppigheid van de achterblUvenden. die in 5 hun groote smart niet veel gaven om de wen- schen van Fred Owlhouse .Enkele exemplaren moest hu echter duur koopen. ZUn voorraad werd steeds grooter. Onder het groote aantal stukken zUn er vele, die groote waarde hebben. Zoo wUst de verzamelaar trotech op het klee- dingstuk van den grooten Engelschen staats man Beaconsfield, den natuuronderzoeker Dar win en den dichter Wilde. Het zal zoo om trent tusschen Paasch en Pinkster zUn geweest, op *nen middag, als ik thuisree mee rn’nen groentenwagel, dat Trui op den erf beuren dunnen zomermantel stond te inspecteeren. En dat ze, als ik na ’n kwar- tierke aan m’n mlddagpotje zat, teugen me “e: „Ja, "k heb rn’nen zommermante! ’ns veur den dag gehaald, want rn’nen lakenschen wordt me wel erg zwaar, om er mee naar de kerk te. gaan. 1 Zweet brak me ’n Zondag allegaar uit.” Ik trok m’n schouders ’ns op als ik uit •tad kom mee den wagel en aan den warmen maaltU zit> dan heb ik nis veul praat, alleen maar veul trek en ik maakte mee münen, vork ’n onverschillige beweging, die zeggen wou: ®oek 1 zelf maar uit, ik hoef jouwen laken schen nle aan te doen. Trui ként dat van me. En ze is te verstan dig om 't heurep mensch kwalUk te nemen, als op zo nen oogenblik meer honger dan woor- ket en bitter als gal, zoo kroop efkens haat in m’n keell „JVaar zUde geweest, gU?” „De ronde gedaan.” .Koffie?” „Eén of twee sneeën koek?” Kee«.” „Watte need?” „Neeë koek.” „Is t nle goed in den akker?” „Best.” J>n Guust is al weg.” „Jammer!” „Waarom Jammer?' „Als ie nog hier was. dan koet Ik ’m dat pakske stalen daar ih z’n bakkes gooien.” „HU komt van den middag nog 'ns kUken of ge ’r bent, hee-t-ie geneed." „Dat treft ie dan slecht.” Koezoo?” „Omda *k er nle zUn zal. Maar één ding. Trui: als ge goeie vrinden mee me wilt MUven. geef "m dan die staaltjes mee weerom." AfUnl Na veertien dagen was ie al aeuven keeren hier geweest en ’t pakske stalen was verhuisd van den oenen na den anderen stoel, van de schouw naar de bedstee, van de bedstee naar de kast en elndelUk was 't onder mUn oogen uit. Bekans was ik t vergeten, scheren dee ’k op ’n ander zoolang, als ie op ’nen avond bln- Italiaamche Party Dese opening werd door Lolll te Modena in Italië, in 1783 uitvoerig geanalyseerd en sterk aanbevolen; met het gevolg dat dese opening toen vooral in Italië veel In gebruik kwam. De opening wordt ook wel „Giuoco Piano” genoemd. 1. e2e4 e7eS 2. Pgl—f3 Pb8—cd 3. Rfl—c4 RfS—c5 Deze drie zetten stempelen hét spel tot een Itallaansche opening. De patuurlUkste voort zetting is: 4. c2c3 (Om met d2—dt te vervolgen en aldus het centrum te beheerschen). 4Pg8—f6 8. dB-dé eftxdé 8. e4—es d7—d5 7. Rc4—b5 Pf6—e< 8. c3xd4 Rc5—b8 3. 0—0 0—0 Met veertig jaar. „Dokter, help mU, ik wil een kind hebben.” .XJeve mevrouw, God bent u?” „Om u de uUarheld te zeggen veertig, kan men op dezen leeftUd nog een kind krU gen?” „Maar natuuriyk." En eerst nu verstaat Slntotschka den van het heilige moederschap. t jaske ’s aan. HU was kerr Hoe staat dat aan z'n lUf? i zekkoe. „t Blaast onder de armen ’n effen stem. „Da's zóó weggenomen.” sl gerust. En hU speldde en streepte mee krUt, da'k er moei van wierd. tïs te kort ook,” vond Trui. „Oem.” suste den Guust. „Oem. tie van smaak. Den Dré houdt van kea." „Ge lieget,” zee Ik. „Heb Ik m’n eigen dan zóó vergist?" i- ie toen. Maar antwoord kwam er nle. „De mouwen, Dré? Zoo goed van length „M'nen kraag zit nle goed. Zie deus sluit, maar die helft gaapt als 'nen leeuw.” „Efkens kUken. effens kUken.... jja.hU gaapt 'n bietje. KUken.... oh, Tc zie t al, ’n kleinigheid!" En opgetogen over de vondst, begost ie weer te tomen, te spelden en te strepen. ,4Je mouwen, Dré?” ,,’t Jaske is van veuren korter dan van ach teren," zee Trui. .amlco, die niks kunnen, niks leeren, ’n plank „Ja, nou ge t zegt, hU draagt óp.” zee den'- --- Guust. HU streepte. „Dus ’t wordt nóg ’n stuk korter?" vroeg ik. ,lk zal t van achteren uit laten," beloofde- n-ie. „Maar de mouwen, pré? Lengte goed?” „Ik kan m’n armen nle naar boven krUgen!” Den Guust keek, keek, keek mee groeiende verwondering en zee elndelUk: „daar stAkt *nen mensch toch veur! Zooiets heb ik nog nooit meegemaakt. HU krabde op z’nen kop, lachte, beweerde: „aoo wordt 'nen mensch toch soms veur de gekste raadsels gezet” en ik geloof dat ie t heele geval als 'n beproeving deur Onzen lievenheer beschouwde. Trui vond de oplossing, ’n Spleke zus, 'n -I I I •w w elen hebben het gezien, maar allen weten \f het, dat de ParUsche vrouw aoo goed gekleed gaat, niet waar? „Zoo elegant”.... Bégance...^ dat is de spheer, waarmee wU de vrouw in Parys omhullen, waarom wU haar g zoo bewonderen en waarom wU precies zoo gekleed willen gaan. Maar op t oogenblik geeft Parijs niet alléén den toon aan, zy heeft een concurrente gekregen in de modesnufjes, die van Oostenryk uit ons land binnendringen en niet alleen ons land, maar geheel West-Europa draagt de kenteekenen van het Oostenryksche bergland. Op de ParUsche bou levards,in de Londen- sche parken en in onze eigen Amsterdamsche Kalverstraat duikt de .Bteierhut” op. De bol een beetje spits toege- loopen, een groene band er om en als ver siering de hanenveer ziedaar de hoeden, die men in Stierpiaken draagt maar vanuit deze Oostenryksche provincie vonden ze hun weg naar meer wereldsche plekjes van den aardbodem en het sportieve, moderne meisje van de groote West-Europeesche steden tooit haar pagekopje met een „Steierhut.” En wie kent niet uit de film ,Jm Welsaen. Rösl” den man, die zUn scheerkwast niet kon vinden en in wanhoop de pluim van zün hoed trok? Een heel enkel keertje ziet men op het hoedje van het meisje, dat een beetje „durft”, zoo’n kwast, al is het dan in meer bescheiden formaat. Dit hoedje is het on derdeel van het mantelpakje, oorspronkiyk In Salzburg gedragen, van daar uit in geheel Oos. tenrijk als het sportieve pakje aanvaard. Maar verder dan Oostenryk Is dit costuum van grUze. wollen stof, met groen lakenschen kraag en re vers en knoopen van het gewei van een hert, nog met gekomen. Wél ziet men hier de groene peau de suède schoenen, die er bü hooren met hun leeren kwastjes in metalen dopjes. Maar dit hoedje en deze schoenen, het zMn niet de eenlge kenteekenen dat de Oosten- rUksche mode hier haar intrede houdt. Daar zün ook de wollen truitjes, met de vele kleine bloemetjes er op geborduurd. Die zagen we dezen winter voor ’t eerst in de winkels, maar sinds Jaren werden de Weensche étalages van „Woll" und Strickwaren" er mee opgevrooiykt. En dan de zwarte en witte wollen jasjes met de fleurige roode en groene strepen, ze worden In Oostenryk over de dirndl gedragen zoo goed als in Holland over de meer modieuze zomerjurken. En de avondtoiletten van de laatste Jaren ze vertoonen een verwonderiyke geiykenls met de dirn^lls. Weenen kénde de dirndl, maar ontdekte opnieuw de charme van de pofmouwen, de hooge, smalle taille en de Er zUn voor het middenspel wel eenlge richt- lUnen aan te geven, maar door de ontelbare mogeiykheden Is er geen abstracte theorie over het middenspel mogeiyk. In het middenspel helpt geen boekengeleerdheid, maar is de scha ker op eigen kracht en initiatief aangewezen. Hetgeen hier over het middenspel volgt, heeft slechts betrekkeiyke waarde, omdat de tegen- partü u kan dwingen dwars tegen de richtlijnen in te gaan. Men houcte zün stukken zooveel mogeiyk ge dekt, d.ws. het eene stuk moet het andere ver dedigen, opdat als er een stuk geslagen wordt, er ook een vUandeiyk stuk kan worden geno men. De dame niet te vroeg in^het spel brengen. Er komen tragische gevallen van damevangst voor, omdat de ckme te vroeg in het gewoel van den strUd is gebracht. Torens moeten zooveel mogelUk op één lUn opereeren. Verbonden torens zün heel sterk. Zonder de rochade kost het veel tyd om de to rens te verbinden. Ook dit is een reden om het rocheeren meestad niet lang uit te stellen. Raadsheeren behooren de belangrUkste dia- irden zoo wei- springen. En Met twee-en-twlntig jaar. „Sergei, ik heb niets tegen kinderen, maar nu, met zoo’n klein salaris is het gekkenwerk.” „Maar Simotschka „Heusch, het is dwaasheid. Ja, wanneer tnaterieele toestand verbetert, dan O, heilig moederschap. veur d’ren kop hebben en.... ‘n vrouw-net- uit-'t-gasthuis! „Trui", heb ik geaeed: „al is ie nou duimend keeren familie van oe, niks, niks mag den Guust meer veur me maken. As ik eerder doodga, dan gU- m’n doodshemd nog nle, want Ik zou me liggen te schamen veur m’n erf genamen!” „GU drUft altU over,” zee Trui. Want se laat van haar familie niks zeggen! Zoo zün ze, die vrouwen! Veul groeteg van Trui en als altU geen haarke minder van oewen I y/| Twee kleine meisjes zitten in «le vensterbank en praten zachtjes: „Simotschka, groeit Je pop niet?” „Neen, ik weet niet waarom.” „Wonderlük en kleine kinderen groeien wel.” ,^a vandaag zUn se zóó en morgen zóó groot." „Als ik trouw dan wil ik ook kinderen hebben dat kan leuk worden, Wera,” zegt Simotschka en kükt droomerig voor zich uit. „Hoeveel kinderen wil Je wel hebben?" „Zes, op zUn minst. Eén moet groene oogen hebben en de andere...." „Neen je mag niet zooveel kinderen.... ik Ml het niet.... liever ik....” „Waarom niet? Ik zal zeer büzondere kinde ren hebben één krUgt roze, één gele, een ander witte, weer een ander roode oogen alle menschen zullen mUn kinderen op straat nazien De jalouzle besluipt het hart van Wera. Ze zegt: „Houd je mond, of ik geef Je een klap.” En ze pakt haar vriendinnetje al bü de haren. O, heilig moederschap. Met achttien jaar. Gesprek met een vriendin: „Simotschka, als Je trouwt, wil je dan ook kinderen hebben?” „Natuurlük, twee. Een jongen en een meisje. De jongen moet ingenieur worden. HU moet een beetje bleek aristocratisch gezicht hebben spleke zoo, wat inlaten, wat uitlaten.... het zweet brak me uit! ,Kn nou de broek,” zee den Guust. ,JMe maak Tt altU af zonder pas,” zee-t-ie verwaand. Ik schoot de broek aan en de vouwen van de püpen vielen aan den binnenkant van m’n beenen. „Da’s iets van niks,” zee den Guust, „maar hoe zit ie in t kruis?” „Te naauw," riep ik zegevierend. HU kroop op z'n knieën, speldde en zee op ’t lest: t Is ’n kleinigheid.” „Weet Ik," zee ik. ,,’t Is ‘n beste broek, maar ge mot kromme beenen hebben om er in te passen!" BU den zeuvenden pas, amlco, had ik *n nieuw jaske en 'n nieuwe broek. BU den acht sten pas heb ik 'm teruggestuurd mee de bood schap da k ook wel *ns ’nen avond vrü wou zün en op den oogenblik heb ik *n costuum etby, dat aan m’n lUf zit gegoten) Maar dan gegoten op 'nen verkeerden vorm....! Ik ben er sjuust heel den zomer mee doende geweest en Uskoud hangt ’t bordeke „tailleur” nog steeds aan den Guust zynen gevel. En toen ik Zaterdagavond by 'm kwam mee 'n costuum aan van deaelfde soort stof, maar gemaakt deur ’nen kleermaker en geenen „tail leur". toen keek den Guust me van boven tot onderen aan en zee hardop, zoodat alle scheer klanten ’t goed kosten hooren: ,ge staat er toch maar netjes op, Dré. mee dat pakske da'k efkens veur oe in malkaar gezet heb!” Toen maakte-n-le den kuster tot slachtoffert Die Ms nou tot Kerstmis onder de pannen, mee de vfSites van den Guust. Veertig. Jaren is ie nou tailleur, den Guust en nog peep vestje kan ie maken! Wat kunt ge veul last*-hebben van dat soort menschen. Met dertig jaar. „Sergei, ik ben zeven en twintig Jaar ik Iheb een figuur als een Jong meisje. Bedenk bens wanneer ik een kind krUg weet je plet dat kinderen je figuur verknoeien?” .Kaar vroeger, toen ik een arme duvel was, toen heb je gezegd dat arme menschen' geen kinderen ter wereld mochten brengen. Maar nu, nu ik rUk ben x „Sergei. bedenk, ik ben zeven en twintig we hebben nog den tyd.” O, heilig moederschap^ wijde lange rokken. Weenen lanceerde de nieu we mode, Parijs volgde en spoedig zagen we in schouwburg en concertzaal de hooge pofmou wen en vielen in lange, sieriyke plooien de rokken tot op den grond. De dimdl de Oostenryksche nationale dracht wat een groote verscheidenheid tref fen we hier niet in aan. Op een „dirndl-bal" in Weenen komt dit pas recht tot uiting. Daar zien we van de meest gewone tot de meest büzondere, daagsche en Zondagsche, uit Noord en Zuid, uit Oost- en West-OostenrUk. hon derden, en geen een het zelfde, maar al len onderworpen aan dezelfde wetten, waar, voor effize avordtoil- letten tegenwoordig buigen. Er zün nauwslui tende overgooiers met een lüfje. dat van voren sluit met een ry van zilveren knoopjes en een an dere kleur dan dl rok heeft. Er onder een wit blousle groo te ,J»ufftrmel” een züden, dr.ekant shawltje met lange franje er over heen geplooid en om taille een fraai borduurde 1 Daar overheen 'n bandenschort, met heele lange züde geborduurd langs den hals, met wijde roode mouwen. Er zün er die lUfjes van prach tig kant hebben en bewerkte zyden rokken, groote driekanten züden shawls, die tot over het middel reiken en waar de meest wonder- lüke hoofdtooi bü past. Er zün er in honder den variaties bont-kleurige en stemmige, gracieuze en minder gracieuze, maar alle vol bekoring en de Weensche modehuizen wisten wel wat ze deden, toen ze op de dirndl tal van mode-voorschriften en kleine modesnufjes in spireerden. MARYE. Toen kreeg ik 'n angstig voorgevoel. Want ge mot weten: den Guust, ge kent 'm wel, Guust Verhagen is volgens z’n uithangbor- ^eke: „Coiffeur en Tailleur”, maar volgens mün bittere ervaring, kan ie alleen maar 'nen baard Fegkrabben. En ’t beroerde is: den Guust is °P d’een dr ander ingewikkelde manier nog *»'n bietje aangewaaide familie van Trui. „Ge kekt zoo bedenkelUk,” zee Trui: „is er iets teugen?" En Ineens had ik 't gevonden, amlco! ,,’Nen nieuwen mantel is zeker nle duurder dan ’n nieuw pak,” docht ik: „en dan liever veur m’n goeie geld ’nen mantel veur Trui, dan ’n nieuw-pak-van-den-Guust veur mU” en ik slikte m’nen hap labboonen rap deur en zee: „twaalf jaar oud.... twaalf jaren...." Toen trok k ’nen vlezen rimpel in m’n neus: „allez, Truike, schaf ’nen nieuwen aan!” M’nen vlieger ging nle op, want zonder be denken Informeerde Trui of „ik soms de geld- pest had.” „Vraag ’m Zaterdagavond, ge bent dan toch by den Guust, of ie Zondagmorgen na de late Mis efkens hier komt.” Kort en goed: ik vroeg ’m 's Zaterdagsavonds bü Trui te komen den anderen dag, veur *n reparatieke en ik was Zondags, als de kerk uitging, geblazen! lamgeslagen. „Nou, Dré? Stofkes. ee? Hebt ge nooit aan oew lüf g’ad, man! "h Reuze prima collectie. En deus. Voel ’s? Mooi dessyn, ee! Engelsch! En deus! Leste mode! Maar ditte zal oewen keus zün, ’n ribbeltje. Of wilde liever kam- garen? GU zyt nog al ouwerwetsch. kamgaren blyft eeuwig mode! Hier heb ik *n kamgaarke veur oe, mee 'n tikkeltje. Voel ’ns Trui! Zooiets hebt ge nooit tusschen oew vin gers g’ad!” Trui vond de stoffen manjeflek. „Zo'n pak veur veertig gulden," zee Trui: „gemaakt mee eerste klasse sanelle. „En gevoerd....” zee den Guust. .Mee eiken paneelen," viel ik in de rede. Den Guust lachte. „Kameelhaar,” zee-t-ie. „Krulbeerenhaar." ik weer. ,,’tHee niks gin haast," zee den Guust. „Ge kunt de stalen gerust nog ’n paar dagen houwen!" Als ie weg was, heb ik 'nen eed gedaan, dat ie me geen pak zoq leveren en twee da gen later stond ie me de maat te nemen! „Toé nou maar." had Trui geaeed: „hü werkt hard en goeiekoop. HU heeft *n zwaar huis houwen. Z’n vrouw pas uit 't gasthuis, z’nen oudste zonder werk....’’ „Daarom hoef ik toch nle veur schandaal te loopen! Stopt dan ’n tientje in de stalen en laat my met rust!” Maar veur zulke logica is 't vrouwvolk nle te vinden. „Ik zal ’m tientjes! Ik snU ze van m'nen rug! Jawel! Mooie tjjd! Tientjes strooien. Ge zü bedonderd." ’n Week later stond 't pak in den „eersten Hoewel uit bovenstaanden stand niet biykt, dat de zwarte dame te vroeg in bet spel is ge komen, is het in ieder geval zeer om te zien hoe gearffineerd een dame kan worden gevangen. De oplosing is: 1. Dg4t, Ke6 (Kd3? 2. De2t ena) 2. DgSt Ke4! (Na Kd4, 3. De3 mat) 3. Rgét Kd4; 4. De3t KdS; Re4t en op den volgenden zet is de dame verloren. Maar hoe? Dat moeten de lezers zelf opzoe ken. Die het nog niet kan vinden, leest in de volgende rubriek het slot van het drama. den bezit. Da’s ’n soortement van huwelUksche hoffeiykheid jegens malkander, die wel veul verschilt mee de deftige etlkette, maar die toch beter gemeend is dan de leste. AfUn. 't Kwam dan hier op neer: den zo- mermantel, twaalf jaren oud, wierd kaal op den kraag en op de stoffen knoopen. En nou bad ze gedocht,” zee ze: „den Guust moest ’m maar "ns 'n bietje ópflikkeren!" pas", zee den Guust, toen ik weer bü ’m kwam om te scheren. HU kwam op ’nen avond efkens acht yur binnen en.ging over tienen weg. Daar deugde geen bal van, maar den Guust zee: ,,’t is den eersten pas pas.” Tweeden pas. ’t Vestje was klaar, nle. En mee prachtige verwondering zee den Guust: „da’s me nog nooit gebeurd, maar *t komt veur malkaar, Dré! Ge betaalt nle, veur 't heelegaar naar oewen zin is!" Derden pas. ’t Vestje zat geschilderd, vol gens den Guust. Dt ze&_,,jawel, maar dan mee rst. 't Gaapte aoo, gapen. „Naalke in stikken,” zee den Guust :\„da’s alles. Doe nou rukt! „Trui, nou’ Gegoten, gegoten Zen groote hoed, een schoone omlijsting! Ze geeft heerlijke schaduw en staat elegant bij een fi-i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 9