WEENEN,
■AB.
Moederscha
s
Veertig jaren is ie tailleur
1
WIJ LEEREN SCHAKEN
de concurrente van Parijs
R
r
-a >r et vier jaar.
I
I
,1i
Oplossingen
X w
1 F A
F"
1
■TBiBn’RÏ
H H
abode fgh
5
1
1
IR
Museum van broeken
tfBlijf-Chineesch -
vrouwen
STEIERHUT EN DIRNDL
1
s
r
1?
BRABANTSCHE BRIEVEN
En nog geen vestje kan den
Guust maken
TE
t te
Openingen
Middenspel
t
7
6
5
4
3
2
'6.
1
De „Steierhut" maakt opgang
rug pronkt en in deaelfde kleur van het lijfje
Interessant
je
Opgaaf no. 5
7
6
4
3
helpe u, hoe oud
2
mevrouw.
1
sin
Wit begint en geeft mat In één set.
Oplossing in de volgende rubriek.
•y)M
aanspraak
Dezer dagen kon men op een modeshow !e Parijs twee eigenaardige mannequins
Oostenrijks nationale dracl
aardigheid
achtergelaten
Deugde
Menier,
see Trui mee
den Guust
Maar
woeg
helft
(■n erf-
deke:
i I
I o
f
gonalen te bezetten. Laat de
nig mogelUk naar randveldc
tracht het centrum te beheerschen.
Pionnen dekke men door plonen. In het eind
spel worden pionnen ook wel door een toren
gedekt. Zorg er dan voor als ge kunt dat
de toren niet vóór maar achter den pion staat,
anders wordt de eventueele promotie van den
pion belemmerd.
Als uw tegenpartij een stuk offert, of een
zwaar stuk tegen een licht stuk van u wil rui
len, kijk dan terdege uit of er geen addertje in
het gras schuilt. Hier kan vermeld worden, dat
het onderscheid in waarde der stukken, kwali-
Streepte, trok.
„Gevonden, Drél
t. fc V.
DRA.
verzameld door Fred
weinige bekenden als
vaa
■oo
s»l-
n de opgaaf no. 2 uit de vorige les kan wwit
terstond den zwarten konlng mat zetten,
door Pg8Xf8. Het paard kan op M niet door
bet zwarte paard van db geslagen worden, om
dat dit laatste paard gepend staat. Zou het
paard zijn plaats op dS verlaten, dan stond de
konlng van eigen kleur schaak, door de witte
dame die op al de diagonaal al—e4 beheerscht.
En de lezer weet, men mag nooit zijn eigen
koning in schaak brengen. Penningen kunnen
ook op rechte lijnen (horizontale en verticale)
gebeuren, zooals is aangetoond in den tweeden
matstand van de les van S Juli.
De oplossing van de opgaaf no. 2 is:
1. Tf3—g3t Kg8—h8 of h7
2. Tfé—h4 mat
Dese oplossing behoeft geen nadere toelich
ting.
de
ge-
cdntuur.
de dimdl
abode f jg h
UK Gambiet
partij gaat over in het voor
.’s kwes-
orte jas-
r zijn menschen, die eenvoudig alles ver
zamelen; meestal lacht men eerst een
beetje oin hen, maar dikwijls krijgt hun
moeilijk en Inspannend werk, groote cultureele
waarde en vormt het uitgangspunt voor een
interessante, wetenschappelijke tentoonstelling.
Vooral de tentoonstelling van broeken te Lon-
maken op bijzondere
13 spelen, waarop zwart
it d7—dg.
Herdersmat
Zwart had op den 3n-zet van wit met Dd8—
e7 moeten antwoorden, omdat alleen dese zet
de door 3. Ddlh5 aangevallen pionnen op
e5 en f7 beide gedekt zou hebben. Had wwit 3.
Ddl—f3 gespeeld, dan was 3. PgB—fg vol
doende, omdat alleen de pion f7 werd aange
vallen.
telt wordt genoemd. Neemt men een stuk boo
ger in waarde dan het stuk dat men verliest,
dan wint men de kwaliteit en de tegenpartij
verliest de kwaliteit.
Met lederen set moet men een doel hebben.
Er komen echter wel momenten, dat het na-
deelig is te moeten zetten. Tracht dan een
tempozet, die de positie niet wezenlijk veran
dert, te doen.
Herinner u steeds, dat de beste verdediging
de aanval is.
Combineeren leert men door het naspelen
van meesterpartijen en door het spelen met
sterker spelers dan gij zijt. Het Is leerzamer
van een sterken speler te verliezen, dan van
een zwakken schaker te winnen.
nenkwam. Mee Trui d’ren mantel. Als ie Trui
stond te bewonderen in den opgeknapten man
tel, dan aee-t-ie zoo, zonder naar me te kij
ken: „de stalen al ingezien, Dré?”
„Stalen?”
„Die Tc veur d’
heb!”
„Veur d’ aardigheid?”
„Geef ze 's Trui, asteblieft?”
En veur Tc *t wist, amlco, zat ik stalen te
kijken I Prachtstoffen; Den Guust levert alleen
onverslijtbare pakken en da’s sjuust zoo erg!
En.... goeiekoop! Hij concurreert teugen de
rottigste confectie op. Maar hij maakt z'n cos-
tuum zóó, dat ge ’r moei, doodmoei in wordt.
Ze zijn te nauw en te wijd tegelijk! HU vult
ze op mee eikenhout of zoo iets en zoo’n cos-
tuum weegt als lood. Den broeksband schijnt
ie te voeren mee ouwe koppelriemen. In leder
geval: in ’n pak van den Guust kunt g’oew
eigen nle roeren. Oew armen lijken na ’n uur
Wit kan ook 4. dJ
o.a. kan antwoorden
Als ik weer op den weg kwam bü den meu
ten, kocht ik daar schuins over ’n plnteke
gerste. Gezellig klotsten-er de ballen van de
biljart; aan 'n tafeltje wierden de kaarten ge
deeld veur 'n spulleke-veur-den-eten en in de
zonnig* omlUsting van de deur naar den erf
zag ik ’n span jonge boeren bezig mee den
veugelenpik. In t kort: hier bloeide de pla-
zante stemming van *t uurke na den kerk;
van 't plazierig begin van ’nen lieven, langen
dag van kleine genie tings; van *n spulleke
kaart, veugelenpik en biljart, van ’n plnteke
bier, *n sigaar en *n bord soep. Van rust en
vree, van zonder zorgen.
Rap kreeg ik toen trek naar huis, waar den
Zondagschen koffie geurde; waar den soep te
trekken stond op de plattebuis; waar de „Gou
wen Koel” nle ver was. Den Guust zal nou
wel geblazen zijn, docht ik.
En ja hu wis geblazen. Trui zat met ’nen
bllnkend-helderen schort, fel geblokt van *t
strUkUzer, in t Zondagsblad te lezen. MUn
koffiekom stond al gereed, den. koek lag op
de broodplank. Maar.... op den stoel naast
de bedstee, daar lag ’n krantenpampleren pa-
Met twaalf Jaar.
„Fedja, ik feliciteer je, je bent nu in de twee
de klas gekomen, is t niet?”
„Ja Simotschka, je hebt gezegd, wanneer ik
iets bereik, trouw je met me. Nu heb ik iets
bereikt.”
„Kus mUn hand, Fedja.”
„Simotschka, ik heb me nog nooit voor vrou
wen vernedëtd, maar, goed ik zal je hand
kussen, voor Jou heb ik alles over.”
„.Wanneer je myn hand kust, dan moet je
met me trouwen.”
„Houd Je van kinderen?”
„Als ze niet huilen Ja. Ik zou graag twee
kinderen willen hebben, een jongen en een
meisje. Ik zou ze zoo aankleeden: het jongetje
krUgt een zwart pakje aan en het meisje een
roze Jurkje en een groote strik in haar haar.
Onze kinderen zullen vast gelukkig worden.”
O, heilig moederschap.
'nen groffen kwast,
amlco, dak mee begost
TT~xe dames van de Chineesche gemeente
I 1 Kanton richten zich voor een deel tegen
de westersche kleeding, terwyi een an
der gedeelte de door de regeering gesteunde
hervormingspogingen toejuicht. Voor de eer
sten belichaamt de occidentale kleeding de
voortwoekerlng van westersche
macht op Chlneeschen bodem.
De laatsten beschouwen de
nieuwe manier van kleeden
daarentegen als een symbool van
de bevrUding der Chineesche
vrouw.
Thans hebben de „BlUf Chl-
neesch”-vrouwen een vereenl-
ging opgericht, die haar leden
oud-Chineesche gewaden voor
schrijft. Bovendien beveelt het
reglement zekere gewelddadig
heden aan. Vrouwen, die zich in
Europeesche of Amerikaansche
Japonnen op straat vertoonen,
worden door voorstanders van
Chineesche dracht tegengehou
den en krUgen een stempel „ver
boden” op haar goed; natuur-
lUk, wanneer er geen politie
agent in de buurt is. Elgenaar-
digerwUze schUnt de politie den
bond van handtastelUke dames
te steunen, want er hebben nog
geen arrestaties plaats gehad.
Van schadevergoeding kan geen
sprake zün, zoolang geen bepaalde personen zün
aangehouden. De bond ontkent, dat zUn leden
lets met de onregelmatigheden uitstaande zou
den hebben.
De westersch-georiënteerde dames laten het
er echter niet bU. Als de autoriteiten hen on
voldoende helpen, dan sullen ze haar eigen
rechter zün: wanneer ze er kans toe sten, voor
sten ze de kleeren van haar tegenstandsters met
het stempel „ouderwetsch, slavendracht". Half
Kanton loopt momenteel met zichtbare stem
pels op JaJonnen en mantels; men is namely k
overeengekomen, dat zoo’n stempel is op te vat
ten als een verwonding, die men In den strUd
heeft opgeloopen.
De Itallaansche
zwart gevaarlijke Evans gambiet, Indien wit
4. b2—b4 speelt. Deze opening dankt haar naam
aan den Engelschen zee-officier W. D. Evans,
die den zet voor het eerst in 1824 toepaste. De
schaaklitteratuur bevat vele schoon epartUen,
die het gevolg van deze opening waren. Men
spreekt van een gambiet, als In de, opening een
of meer stukken worden geofferd om open iy-
nen voor een aanval te krUgen.
aanschouwen. De jongedame links heeft een hoofdbedekking, die op een heiligen
aureool gelijkt. De rechtsche dame schijnt haar visschenbloed te willen bewijzen.
Zij draagt nJ. op den rug een soort vinnen
't Was goei weer, mee ’n bietje gedekte lucht.
1 Was lekker, ’t was rnalsch tusschen d’akkers,
waarover de stilte van den Zondag zwijmelde
in droomend gepeinzen. Over de blaauwe Mark
trokken zilveren vlleskes wind. En als Ik over
*t brugske het bosch binnenkwam, dan krie
belde 'n sprietje lach aan m*nen lever bü *t
gedacht aan den Guust, die op den oogenblik
by me thuis, mee Trui d’ren mantel over zü-
nen arm, veur niks te loeren stond naar mU-
Dat had ik 'm toch maar goed geflikt.
'tWas bestig in ’t bosch.
Den Zondag blonk van de witte wolken
klodders af, die deur den donkeren mast sche
nen, als den dag deur toeë gordijnen. ’t Rook
hartig naar terpentün. De geuren veegden af
en aan, op den teeren stem van *t windeke.
Eekers schlchtten deur de takken, met de rap
heid van ’n zonnestraal. En *t veugelengesjllp
viel neer op de stilte, als motregen op ’nen
vUver. Wat was 't hier goedl En weer kietelde
de lachspriet aan 'nen punt van mUnen lever.
banden zelfs, zoodat een coquette strik op. den
rug pronkt en in deaelfde kleur van het lUfje
en dan Is een eenvoudige dirndl voltooid. Er
zijn er ook bjj met effen rokken en van onderen
banden er op gestikt, de een draagt een hoofd
doekje, de ander een hoedje, maar dat ®Un
slechte kleine variaties. Er zUn er echter ook,
die ingewikkelder en mooier zUn: van zwarte
luchtige zomerjurk
erf goed geschoren zUn, hU mag niet rooken
en niet drinken.
Het meisje moet een beroemde tooneelspeel- j
ster worden. En als ze op het tooneel staat,
dan moeten alle menschen vragen: Wie is de
moeder van dat talentvolle, knappe meisje? I
En dan moet ze trouwen met een schilder
HU moet een beetje bleek, aristocratisch ge
zicht hebben zoo ziet mUn ideaal-man tr
uit, weet je.”
O,.heilig moederschap.
den kan
waarde.
Deze broeken werden
Owlhouse, die door zUn
een nurks en zonderling werd beschouwd; hU
heeft geen tUd. moeite en zorg gespaard om
een groote collectie bU elkaar te krUgen. Hoe
werd hU eigenlUk eigenaar van al deze stuk
ken? HU besprak de zaak altUd met de erfge
namen van den gestorven eigenaar van de
gewenschte broek; soms stuitte hU daarbU op
de koppigheid van de achterblUvenden. die in 5
hun groote smart niet veel gaven om de wen-
schen van Fred Owlhouse .Enkele exemplaren
moest hu echter duur koopen. ZUn voorraad
werd steeds grooter. Onder het groote aantal
stukken zUn er vele, die groote waarde hebben.
Zoo wUst de verzamelaar trotech op het klee-
dingstuk van den grooten Engelschen staats
man Beaconsfield, den natuuronderzoeker Dar
win en den dichter Wilde.
Het zal zoo om
trent tusschen
Paasch en Pinkster
zUn geweest, op *nen
middag, als ik
thuisree mee rn’nen groentenwagel, dat Trui
op den erf beuren dunnen zomermantel stond
te inspecteeren. En dat ze, als ik na ’n kwar-
tierke aan m’n mlddagpotje zat, teugen me
“e: „Ja, "k heb rn’nen zommermante! ’ns veur
den dag gehaald, want rn’nen lakenschen wordt
me wel erg zwaar, om er mee naar de kerk te.
gaan. 1 Zweet brak me ’n Zondag allegaar uit.”
Ik trok m’n schouders ’ns op als ik uit
•tad kom mee den wagel en aan den warmen
maaltU zit> dan heb ik nis veul praat, alleen
maar veul trek en ik maakte mee münen,
vork ’n onverschillige beweging, die zeggen wou:
®oek 1 zelf maar uit, ik hoef jouwen laken
schen nle aan te doen.
Trui ként dat van me. En ze is te verstan
dig om 't heurep mensch kwalUk te nemen, als
op zo nen oogenblik meer honger dan woor-
ket en bitter als gal, zoo kroop efkens haat
in m’n keell
„JVaar zUde geweest, gU?”
„De ronde gedaan.”
.Koffie?”
„Eén of twee sneeën koek?”
Kee«.”
„Watte need?”
„Neeë koek.”
„Is t nle goed in den akker?”
„Best.”
J>n Guust is al weg.”
„Jammer!”
„Waarom Jammer?'
„Als ie nog hier was. dan koet Ik ’m dat
pakske stalen daar ih z’n bakkes gooien.”
„HU komt van den middag nog 'ns kUken
of ge ’r bent, hee-t-ie geneed."
„Dat treft ie dan slecht.”
Koezoo?”
„Omda *k er nle zUn zal. Maar één ding.
Trui: als ge goeie vrinden mee me wilt MUven.
geef "m dan die staaltjes mee weerom."
AfUnl
Na veertien dagen was ie al aeuven keeren
hier geweest en ’t pakske stalen was verhuisd
van den oenen na den anderen stoel, van de
schouw naar de bedstee, van de bedstee naar
de kast en elndelUk was 't onder mUn oogen
uit. Bekans was ik t vergeten, scheren dee ’k
op ’n ander zoolang, als ie op ’nen avond bln-
Italiaamche Party
Dese opening werd door Lolll te Modena in
Italië, in 1783 uitvoerig geanalyseerd en sterk
aanbevolen; met het gevolg dat dese opening
toen vooral in Italië veel In gebruik kwam. De
opening wordt ook wel „Giuoco Piano” genoemd.
1. e2e4 e7eS
2. Pgl—f3 Pb8—cd
3. Rfl—c4 RfS—c5
Deze drie zetten stempelen hét spel tot een
Itallaansche opening. De patuurlUkste voort
zetting is:
4. c2c3 (Om met d2—dt te vervolgen
en aldus het centrum te beheerschen).
4Pg8—f6
8. dB-dé eftxdé
8. e4—es d7—d5
7. Rc4—b5 Pf6—e<
8. c3xd4 Rc5—b8
3. 0—0 0—0
Met veertig jaar.
„Dokter, help mU, ik wil een kind hebben.”
.XJeve mevrouw, God
bent u?”
„Om u de uUarheld te zeggen veertig,
kan men op dezen leeftUd nog een kind krU
gen?”
„Maar natuuriyk."
En eerst nu verstaat Slntotschka den
van het heilige moederschap.
t jaske ’s aan. HU was kerr
Hoe staat dat aan z'n lUf? i
zekkoe.
„t Blaast onder de armen
’n effen stem.
„Da's zóó weggenomen.” sl
gerust. En hU speldde en streepte mee krUt,
da'k er moei van wierd.
tïs te kort ook,” vond Trui.
„Oem.” suste den Guust. „Oem.
tie van smaak. Den Dré houdt van
kea."
„Ge lieget,” zee Ik.
„Heb Ik m’n eigen dan zóó vergist?" i-
ie toen. Maar antwoord kwam er nle.
„De mouwen, Dré? Zoo goed van length
„M'nen kraag zit nle goed. Zie deus
sluit, maar die helft gaapt als 'nen leeuw.”
„Efkens kUken. effens kUken.... jja.hU
gaapt 'n bietje. KUken.... oh, Tc zie t al, ’n
kleinigheid!" En opgetogen over de vondst,
begost ie weer te tomen, te spelden en te
strepen.
,4Je mouwen, Dré?”
,,’t Jaske is van veuren korter dan van ach
teren," zee Trui. .amlco, die niks kunnen, niks leeren, ’n plank
„Ja, nou ge t zegt, hU draagt óp.” zee den'- ---
Guust. HU streepte.
„Dus ’t wordt nóg ’n stuk korter?" vroeg ik.
,lk zal t van achteren uit laten," beloofde-
n-ie. „Maar de mouwen, pré? Lengte goed?”
„Ik kan m’n armen nle naar boven krUgen!”
Den Guust keek, keek, keek mee groeiende
verwondering en zee elndelUk: „daar stAkt *nen
mensch toch veur! Zooiets heb ik nog nooit
meegemaakt. HU krabde op z’nen kop, lachte,
beweerde: „aoo wordt 'nen mensch toch soms
veur de gekste raadsels gezet” en ik geloof dat
ie t heele geval als 'n beproeving deur Onzen
lievenheer beschouwde.
Trui vond de oplossing, ’n Spleke zus, 'n
-I
I
I
•w w elen hebben het gezien, maar allen weten
\f het, dat de ParUsche vrouw aoo goed
gekleed gaat, niet waar?
„Zoo elegant”....
Bégance...^ dat is de spheer, waarmee wU
de vrouw in Parys omhullen, waarom wU haar
g zoo bewonderen en waarom wU precies zoo
gekleed willen gaan. Maar op t oogenblik geeft
Parijs niet alléén den toon aan, zy heeft een
concurrente gekregen in de modesnufjes, die
van Oostenryk uit ons land binnendringen en
niet alleen ons land, maar geheel West-Europa
draagt de kenteekenen
van het Oostenryksche
bergland.
Op de ParUsche bou
levards,in de Londen-
sche parken en in onze
eigen Amsterdamsche
Kalverstraat duikt de
.Bteierhut” op. De bol
een beetje spits toege-
loopen, een groene
band er om en als ver
siering de hanenveer
ziedaar de hoeden, die
men in Stierpiaken
draagt maar vanuit
deze Oostenryksche
provincie vonden ze
hun weg naar meer
wereldsche plekjes van
den aardbodem en het
sportieve, moderne
meisje van de groote
West-Europeesche steden tooit haar pagekopje
met een „Steierhut.” En wie kent niet uit de
film ,Jm Welsaen. Rösl” den man, die zUn
scheerkwast niet kon vinden en in wanhoop de
pluim van zün hoed trok? Een heel enkel keertje
ziet men op het hoedje van het meisje, dat een
beetje „durft”, zoo’n kwast, al is het dan in
meer bescheiden formaat. Dit hoedje is het on
derdeel van het mantelpakje, oorspronkiyk In
Salzburg gedragen, van daar uit in geheel Oos.
tenrijk als het sportieve pakje aanvaard. Maar
verder dan Oostenryk Is dit costuum van grUze.
wollen stof, met groen lakenschen kraag en re
vers en knoopen van het gewei van een hert,
nog met gekomen. Wél ziet men hier de groene
peau de suède schoenen, die er bü hooren met
hun leeren kwastjes in metalen dopjes.
Maar dit hoedje en deze schoenen, het zMn
niet de eenlge kenteekenen dat de Oosten-
rUksche mode hier haar intrede houdt. Daar
zün ook de wollen truitjes, met de vele kleine
bloemetjes er op geborduurd. Die zagen we
dezen winter voor ’t eerst in de winkels, maar
sinds Jaren werden de Weensche étalages van
„Woll" und Strickwaren" er mee opgevrooiykt.
En dan de zwarte en witte wollen jasjes
met de fleurige roode en groene strepen, ze
worden In Oostenryk over de dirndl gedragen
zoo goed als in Holland over de meer modieuze
zomerjurken. En de avondtoiletten van de
laatste Jaren ze vertoonen een verwonderiyke
geiykenls met de dirn^lls. Weenen kénde de
dirndl, maar ontdekte opnieuw de charme van
de pofmouwen, de hooge, smalle taille en de
Er zUn voor het middenspel wel eenlge richt-
lUnen aan te geven, maar door de ontelbare
mogeiykheden Is er geen abstracte theorie over
het middenspel mogeiyk. In het middenspel
helpt geen boekengeleerdheid, maar is de scha
ker op eigen kracht en initiatief aangewezen.
Hetgeen hier over het middenspel volgt, heeft
slechts betrekkeiyke waarde, omdat de tegen-
partü u kan dwingen dwars tegen de richtlijnen
in te gaan.
Men houcte zün stukken zooveel mogeiyk ge
dekt, d.ws. het eene stuk moet het andere ver
dedigen, opdat als er een stuk geslagen wordt,
er ook een vUandeiyk stuk kan worden geno
men.
De dame niet te vroeg in^het spel brengen.
Er komen tragische gevallen van damevangst
voor, omdat de ckme te vroeg in het gewoel
van den strUd is gebracht.
Torens moeten zooveel mogelUk op één lUn
opereeren. Verbonden torens zün heel sterk.
Zonder de rochade kost het veel tyd om de to
rens te verbinden. Ook dit is een reden om het
rocheeren meestad niet lang uit te stellen.
Raadsheeren behooren de belangrUkste dia-
irden zoo wei-
springen. En
Met twee-en-twlntig jaar.
„Sergei, ik heb niets tegen kinderen, maar
nu, met zoo’n klein salaris is het gekkenwerk.”
„Maar Simotschka
„Heusch, het is dwaasheid. Ja, wanneer
tnaterieele toestand verbetert, dan
O, heilig moederschap.
veur d’ren kop hebben en.... ‘n vrouw-net-
uit-'t-gasthuis!
„Trui", heb ik geaeed: „al is ie nou duimend
keeren familie van oe, niks, niks mag den
Guust meer veur me maken. As ik eerder
doodga, dan gU- m’n doodshemd nog nle, want
Ik zou me liggen te schamen veur m’n erf
genamen!”
„GU drUft altU over,” zee Trui. Want se laat
van haar familie niks zeggen! Zoo zün ze, die
vrouwen!
Veul groeteg van Trui en als altU geen
haarke minder van oewen
I y/| Twee kleine meisjes zitten in «le
vensterbank en praten zachtjes:
„Simotschka, groeit Je pop niet?”
„Neen, ik weet niet waarom.”
„Wonderlük en kleine kinderen groeien wel.”
,^a vandaag zUn se zóó en morgen zóó
groot."
„Als ik trouw dan wil ik ook kinderen
hebben dat kan leuk worden, Wera,” zegt
Simotschka en kükt droomerig voor zich uit.
„Hoeveel kinderen wil Je wel hebben?"
„Zes, op zUn minst. Eén moet groene oogen
hebben en de andere...."
„Neen je mag niet zooveel kinderen.... ik
Ml het niet.... liever ik....”
„Waarom niet? Ik zal zeer büzondere kinde
ren hebben één krUgt roze, één gele, een
ander witte, weer een ander roode oogen
alle menschen zullen mUn kinderen op straat
nazien
De jalouzle besluipt het hart van Wera. Ze
zegt:
„Houd je mond, of ik geef Je een klap.” En
ze pakt haar vriendinnetje al bü de haren.
O, heilig moederschap.
Met achttien jaar.
Gesprek met een vriendin:
„Simotschka, als Je trouwt, wil je dan ook
kinderen hebben?”
„Natuurlük, twee. Een jongen en een meisje.
De jongen moet ingenieur worden. HU moet
een beetje bleek aristocratisch gezicht hebben
spleke zoo, wat inlaten, wat uitlaten.... het
zweet brak me uit!
,Kn nou de broek,” zee den Guust. ,JMe
maak Tt altU af zonder pas,” zee-t-ie verwaand.
Ik schoot de broek aan en de vouwen van
de püpen vielen aan den binnenkant van m’n
beenen.
„Da’s iets van niks,” zee den Guust, „maar
hoe zit ie in t kruis?”
„Te naauw," riep ik zegevierend.
HU kroop op z'n knieën,
speldde en zee op ’t lest:
t Is ’n kleinigheid.”
„Weet Ik," zee ik. ,,’t Is ‘n beste broek, maar
ge mot kromme beenen hebben om er in te
passen!"
BU den zeuvenden pas, amlco, had ik *n
nieuw jaske en 'n nieuwe broek. BU den acht
sten pas heb ik 'm teruggestuurd mee de bood
schap da k ook wel *ns ’nen avond vrü wou
zün en op den oogenblik heb ik *n costuum
etby, dat aan m’n lUf zit gegoten) Maar dan
gegoten op 'nen verkeerden vorm....!
Ik ben er sjuust heel den zomer mee doende
geweest en Uskoud hangt ’t bordeke „tailleur”
nog steeds aan den Guust zynen gevel.
En toen ik Zaterdagavond by 'm kwam mee
'n costuum aan van deaelfde soort stof, maar
gemaakt deur ’nen kleermaker en geenen „tail
leur". toen keek den Guust me van boven tot
onderen aan en zee hardop, zoodat alle scheer
klanten ’t goed kosten hooren: ,ge staat er
toch maar netjes op, Dré. mee dat pakske da'k
efkens veur oe in malkaar gezet heb!”
Toen maakte-n-le den kuster tot slachtoffert
Die Ms nou tot Kerstmis onder de pannen, mee
de vfSites van den Guust.
Veertig. Jaren is ie nou tailleur, den Guust
en nog peep vestje kan ie maken! Wat kunt
ge veul last*-hebben van dat soort menschen.
Met dertig jaar.
„Sergei, ik ben zeven en twintig Jaar ik
Iheb een figuur als een Jong meisje. Bedenk
bens wanneer ik een kind krUg weet je
plet dat kinderen je figuur verknoeien?”
.Kaar vroeger, toen ik een arme duvel
was, toen heb je gezegd dat arme menschen'
geen kinderen ter wereld mochten brengen.
Maar nu, nu ik rUk ben x
„Sergei. bedenk, ik ben zeven en twintig
we hebben nog den tyd.”
O, heilig moederschap^
wijde lange rokken. Weenen lanceerde de nieu
we mode, Parijs volgde en spoedig zagen we in
schouwburg en concertzaal de hooge pofmou
wen en vielen in lange, sieriyke plooien de
rokken tot op den grond.
De dimdl de Oostenryksche nationale
dracht wat een groote verscheidenheid tref
fen we hier niet in aan. Op een „dirndl-bal"
in Weenen komt dit pas recht tot uiting. Daar
zien we van de meest gewone tot de meest
büzondere, daagsche en Zondagsche, uit Noord
en Zuid, uit Oost- en West-OostenrUk. hon
derden, en geen een
het zelfde, maar al
len onderworpen aan
dezelfde wetten, waar,
voor effize avordtoil-
letten tegenwoordig
buigen.
Er zün nauwslui
tende overgooiers met
een lüfje. dat van
voren sluit met een
ry van zilveren
knoopjes en een an
dere kleur dan dl
rok heeft. Er onder
een wit blousle groo
te ,J»ufftrmel” een
züden, dr.ekant
shawltje met lange
franje er over heen
geplooid en om
taille een fraai
borduurde 1
Daar overheen 'n bandenschort, met heele lange
züde geborduurd langs den hals, met wijde
roode mouwen. Er zün er die lUfjes van prach
tig kant hebben en bewerkte zyden rokken,
groote driekanten züden shawls, die tot over
het middel reiken en waar de meest wonder-
lüke hoofdtooi bü past. Er zün er in honder
den variaties bont-kleurige en stemmige,
gracieuze en minder gracieuze, maar alle vol
bekoring en de Weensche modehuizen wisten
wel wat ze deden, toen ze op de dirndl tal van
mode-voorschriften en kleine modesnufjes in
spireerden. MARYE.
Toen kreeg ik 'n angstig voorgevoel. Want
ge mot weten: den Guust, ge kent 'm wel,
Guust Verhagen is volgens z’n uithangbor-
^eke: „Coiffeur en Tailleur”, maar volgens mün
bittere ervaring, kan ie alleen maar 'nen baard
Fegkrabben. En ’t beroerde is: den Guust is
°P d’een dr ander ingewikkelde manier nog
*»'n bietje aangewaaide familie van Trui.
„Ge kekt zoo bedenkelUk,” zee Trui: „is er
iets teugen?"
En Ineens had ik 't gevonden, amlco!
,,’Nen nieuwen mantel is zeker nle duurder
dan ’n nieuw pak,” docht ik: „en dan liever
veur m’n goeie geld ’nen mantel veur Trui,
dan ’n nieuw-pak-van-den-Guust veur mU”
en ik slikte m’nen hap labboonen rap deur en
zee: „twaalf jaar oud.... twaalf jaren...."
Toen trok k ’nen vlezen rimpel in m’n neus:
„allez, Truike, schaf ’nen nieuwen aan!”
M’nen vlieger ging nle op, want zonder be
denken Informeerde Trui of „ik soms de geld-
pest had.”
„Vraag ’m Zaterdagavond, ge bent dan toch
by den Guust, of ie Zondagmorgen na de late
Mis efkens hier komt.”
Kort en goed: ik vroeg ’m 's Zaterdagsavonds
bü Trui te komen den anderen dag, veur *n
reparatieke en ik was Zondags, als de kerk
uitging, geblazen!
lamgeslagen.
„Nou, Dré? Stofkes. ee? Hebt ge nooit aan
oew lüf g’ad, man! "h Reuze prima collectie.
En deus. Voel ’s? Mooi dessyn, ee! Engelsch!
En deus! Leste mode! Maar ditte zal oewen
keus zün, ’n ribbeltje. Of wilde liever kam-
garen? GU zyt nog al ouwerwetsch.
kamgaren blyft eeuwig mode! Hier heb ik *n
kamgaarke veur oe, mee 'n tikkeltje. Voel ’ns
Trui! Zooiets hebt ge nooit tusschen oew vin
gers g’ad!”
Trui vond de stoffen manjeflek. „Zo'n pak
veur veertig gulden," zee Trui: „gemaakt mee
eerste klasse sanelle.
„En gevoerd....” zee den Guust.
.Mee eiken paneelen," viel ik in de rede.
Den Guust lachte. „Kameelhaar,” zee-t-ie.
„Krulbeerenhaar." ik weer.
,,’tHee niks gin haast," zee den Guust. „Ge
kunt de stalen gerust nog ’n paar dagen
houwen!"
Als ie weg was, heb ik 'nen eed gedaan,
dat ie me geen pak zoq leveren en twee da
gen later stond ie me de maat te nemen!
„Toé nou maar." had Trui geaeed: „hü werkt
hard en goeiekoop. HU heeft *n zwaar huis
houwen. Z’n vrouw pas uit 't gasthuis, z’nen
oudste zonder werk....’’
„Daarom hoef ik toch nle veur schandaal te
loopen! Stopt dan ’n tientje in de stalen en
laat my met rust!”
Maar veur zulke logica is 't vrouwvolk nle
te vinden. „Ik zal ’m tientjes! Ik snU ze van
m'nen rug! Jawel! Mooie tjjd! Tientjes
strooien. Ge zü bedonderd."
’n Week later stond 't pak in den „eersten
Hoewel uit bovenstaanden stand niet biykt,
dat de zwarte dame te vroeg in bet spel is ge
komen, is het in ieder geval zeer
om te zien hoe gearffineerd een dame kan
worden gevangen. De oplosing is: 1. Dg4t, Ke6
(Kd3? 2. De2t ena) 2. DgSt Ke4! (Na Kd4,
3. De3 mat) 3. Rgét Kd4; 4. De3t KdS; Re4t
en op den volgenden zet is de dame verloren.
Maar hoe? Dat moeten de lezers zelf opzoe
ken. Die het nog niet kan vinden, leest in de
volgende rubriek het slot van het drama.
den bezit. Da’s ’n soortement van huwelUksche
hoffeiykheid jegens malkander, die wel veul
verschilt mee de deftige etlkette, maar die toch
beter gemeend is dan de leste.
AfUn. 't Kwam dan hier op neer: den zo-
mermantel, twaalf jaren oud, wierd kaal op
den kraag en op de stoffen knoopen. En nou
bad ze gedocht,” zee ze: „den Guust
moest ’m maar "ns 'n bietje ópflikkeren!"
pas", zee den Guust, toen ik weer bü ’m kwam
om te scheren. HU kwam op ’nen avond efkens
acht yur binnen en.ging over tienen weg. Daar
deugde geen bal van, maar den Guust zee:
,,’t is den eersten pas pas.”
Tweeden pas. ’t Vestje was klaar,
nle. En mee prachtige verwondering zee den
Guust: „da’s me nog nooit gebeurd, maar *t
komt veur malkaar, Dré! Ge betaalt nle, veur
't heelegaar naar oewen zin is!"
Derden pas. ’t Vestje zat geschilderd, vol
gens den Guust. Dt ze&_,,jawel, maar dan mee
rst. 't Gaapte aoo,
gapen. „Naalke in
stikken,” zee den Guust :\„da’s alles. Doe nou
rukt! „Trui, nou’
Gegoten, gegoten
Zen groote hoed, een schoone omlijsting! Ze geeft
heerlijke schaduw en staat elegant bij een
fi-i