o
Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterkind
a
OMW
welkomstwoord bracht Pastoor Riemslag vooral
dank aan Mgr. Oomen. die als oud-lnwoner van
Heusdenhout thans als bisschop het kapelleke
weer aan zijn oude bestemming, kwgm terug
schenken. den burgemeester van Olnneken, Jhr
Mr. Th. Serraris. die veel geijverd heeft voor
de restauratie van het kapelleke. dat tot zijn ge
meente behoort en voorts een woord van dank
en hulde aan den voorzitter van het restaura
tie-comité. den heer Hellegers; voor hun steun
en adviezen aan Mr. Baron E Bpeyart van Woer
den. Pastoor Jute te Willemstad, architect Fr
Mol en Mr. L. Smit.
^(dw^Aaal uan den daq
Oud Delft
en
het
Oud-Delftsch
F 250.-
Zigeunerinnetje
t
M’n neefje
WOENSDAG 5 AUGUSTUS 1936
k
Krantenlezen
Geaprek in een ondergrondache
I
h
Een schoon kapelleke
Inbrekers en kruis
woordraadsels
-
D« herleving tier aardewerk-
induetrie
n.
ran
der
tht
I
ar-
D*
NGEVAL
..Èk
onderst
rechte,
DOOR ANNY VON PANHUIS
“■‘“"“IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIMIIIIHIIIIIIH
‘l
en v^jl
de bibliotheek zat Malte Dittbom aan
een enorme ronde tafel, die midden in het
vertrek stond en maakte uit verscheidene
boeken, die opengeslagen vóór hem lagen, aan-
teetoenlngen tn een schrift. Waarschünlük
maakte hü een excerpt, dat hü voor zün werk
over de Mark Brandenburg noodig had.
te
1-
it
m
r-
lid
en
er
W
Nieuwe muziek
uitgaven
De voormalige molen ,J!eldenrust" te Delft, naar een schildert)
de
ci.
I
De baas van het
Daar kwam ie voorbij een mutsenzaak.
zei
zei Tulmeltje lachend en ging den winkel binnen.
boek open en bladerde er besluiteloos
„Jk
Mn blik zag, door een ware
(Wordt vervolgd)
I
winkeltje groette de twee ohdeugden heel vriendelijk en zei
dat ie voor TUmeltJe nog een mooie mute had. „Niet duur",
slimmerd. ,Jk wil er wel eens een stelletje oppaasen”,
Even daarna kwam ie voorbij een winkel, waar allemaal
oude kabouterpakjes verkocht werden; de oude kabouter, die
daar woonde, scheen het erg slecht te hebben, dat kon je wel
aan zijn uithangborden merken, en Tulmeltje. die vond, dat ie
onderhand wel eens een nieuw pak mocht hebben, wilde den
man ook eem wat laten verdienen.
De winkelier was erg behulpzaam en hoe raar hij het ook
vond, dat Tulmeltje wel twintig mutsen boven óp elkaar op
zette. hij deed of hij dit gewend was en zei. dat ze hen.’ alle
maal even mftoi stonden. ,,Dan houd ik ze maar allemaal”, zet
Tulmeltje en zonder te betalen snelde hij den winkel uit, den
armen mutsenkoopman wanhopig achterlatend.
derd.
wordt.
sd-
om
paar
den
Mgr. Oomen heeft daarop de Inwjjdlngsplech-
tlgheld vervuld, waarna het metejesjeugdwerl-
van de parochie een fraai spreekkoor uitvoert'-
onderbrak
peins.
„Maar
aft!
)r-.-
tot
Je
ki)
Kai
Jen
in
ters
te
ot-
in
ni
m
mer
la-
ftlg
len
er-
he
est
w-
tot
te
en
od
li
ne
net
ser
X-
eze
ni-
ien
teekenen van ont
gaven de passagiers
teekenen van ontsteltenis over het beangstigen
de Velt dat de Dultschcrs morgen In Bagdad
zuiiLi
zoo gauw verklaar ik me nog niet
verslagen, mevrouw," glimlachte Josefa,
moet eerst nog eens rustig over het onbegrijpe
lijke geval nadenken."
De oudere vrouw haalde de schouders op.
„Geeft u het maar llevej dadelijk op
zult u zich heel wat
,Dat
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
Nog steeds niet wetend hoe ik m'n verloren
prestige herwinnen zal. grijp Ik In m’n binnen
zak en haal het stuk puntzak eruit.
„Geef hier m’n brieven.” zeg ik.
Eerst m'n document." antwoordt hij vrién
delijk. „Dan zal ik zeggen waar ze zijn." Hu
steekt een grijpende hand uit.
Ik steek hem den puntzak toe.
Hu leest het na en onderzoekt met een ken
nersblik de onderteekening.
„In orde....!” zegt hij- „Wanneer krijg ik
het mes?”
HU wipt weer op tafel en grijnst me vrién
delijk toe.
En niet dan nadat Ik met den kleinen diplo
maat het mes had gekocht, was hjj bereid mü
te zeggen waar hij de brieven verborgen had
en ik ze ook inderdaad vond.
M
In de zitkamer van een villa te Los Angelo
waren op een avond de vrouw des huizes
en haar zusters bezig met het oplossen van
een moeilijk kruiswoordraadsel. Zü konden
echter niet alle woorden vinden en daar het al
iA3t was. besloten zü er den volgenden dag
mede door te gaan. Toen de beide dames echter
's morgens aan het ontbüt kwamen, zagen zij.
dat alle woorden waren ingevuld. Then bleek,
dat er ’s nachts een inbreker in de villa was
geweest, die de verleiding niet had Kunncr.
weerstaan om het raadsel op te lassen. De be-
looning voor zijn werk een beurs met eeu
groote som geld had hü maar meteen mede
genomen.
zicht lag nog de uitdrukking van blijde ver
rassing, die er bü het zien van Josefa op ver
schenen was.
Om zijn moeders mond speelde een licht
glimlachje: met voldoening had ze al eenlgen
tijd bemerkt, hoe Malte In tegenwoordigheid
van het jonge meisje een geheel ander mensch
leek te worden. Verwonderd en Innig verheugd
sloeg zü deze verandering gade. Goddank, dat
roodharige meisje met haar mooi gezichtje en
valsche, berekenende natuur, begon hü nu dus
toch eindelijk te vergeten. HU verachtte haar
niet enkel meer, hU vergat haar eenvoudig
Dat was het beste.
Als nu zün broer, van wlen nog geen enkel
regeltje ooit Dittbom bereikt had, ook maar
zoo ver was! Maar dat kon niet het geval zün.
want dan zou hü Immers terugkomen I O, hoe
verlangde ze naar dien dag, dien driewerf
gezagenden dagf
„NatuurlUk heeft Juffrouw Burger óók al de
verhalen over onzen spookschinunel gehoord.”
antwoordde ze voor Josefa.
Malte Dittbom nam uit een kast, die zich
in zijn onmlddellUke nabüheid bevond, een dik,
In varkensleer gebonden boek, dat er oud en
verweerd uitzag.
„De geschiedenis van ons geslacht." zei hij.
terwUl hü het Josefa voorhield. „Och, weet u.
Juffrouw Burger," voegde hü er bü. ..met zoo’n
hulsspook is t gewoonlijk eigenaardig gesteld.
Iedereen weet er wat van te vertellen, en gezien
heeft 1 nooit een sterveling.”
De baronesse en Josefa wisselden een blik,
maar bleven zwijgen. Josefa sloeg het tamelük
stond daar, plotseling weer het paard,
sneeuwwit met donkere oogen, tegen den muur
geleund alsof het de volgende seconde zou weg-
loopen. Wekenlang troostte ik me met de hoop,
dat het paard zich wel nooit meer zou laten
zien, en zoo kwam het, dat ik telkens weer ont
zettend schrok, wanneer het zich opnieuw
vertoonde. Ziet u, ik heb zoowel de kapel als de
bibliotheek aan dezen kant afgesloten, omdat
ik bang was, dat iemand hier binnen zou kun-
De achteruitgang duurde voort tot 1870; toen
was de Deutsche industrie zoo sterk terugge.
drongen van haar oorspronkelUk terrein dat
er alleen nog zgn. „wit.goed" gemaakt werd,
evenals in Maastricht de Regout-fabrieken ver
vaardigden. De weinige arbeiders die er nog
aan den gang waren, ontvingen in plaets van
weekloon in specie, een vergoeding in den
vorm van een party aarden potten en borden,
hetgeen een aanwinst in natura kon heeten
waar hun huishouding wel bü voer, doch de
magen maar weinig mee gebaat waren 1 De
menschen brachten hun „weekgeld" dus maar
rechtstreeks naar den aardewerk-grossier.
ciie voor dezen „klein-handel" wel iets voelde,
omdat hü daardoor sterk onder de markt kon
inkoopen, aangezien de arbeiders al spoedig
genoegen namen met eiken prijs, die bun voor
het weinig waardevolle goed geboden werd.
Dit had onmlddellUk tengevolge dat de
moede in de gezinnen der arbeiders van
Forceleinen Fles" steeds drukkender werd en
er onder hen waren, die het middageten moes
ten afschaffen, omdat de middelen ervoor ont
braken.
Het Laatste Nieuws-bericht in de .Daily Ex
press" bad natuurlük betrekking op de werk-
loozen-debatten, die vanmorgen om drie uur
nog voortduurden. Dit, gevoegd bü telegrammen
volgens welke eenlge granaten in Gibraltar te
recht waren gekomen, gaf en niet alleen bü
bovengenoemde disputanten het aanzien aan
de meaning dat ’t Parlement een nachtzittlng
hield in verband met den dreigenden interna-
tlonalen toestand. v I
nder groote belangstelling is door Z. H.
Exc. Mgr. A. Oomen. bisschop van Mwan-
za (Afrika) het eeuwenoude St. Annaka-_
pelleke te Heusdenhout na de restauratie tn-
gewüd Onder’de vele autoriteiten, die de plech
tigheid opluisterden niet hun tegenwoordigheid,
werden opgemerkt Jhr Mr Th. Serraris. burge
meester van Ginneken. de heer W A. van der
Meulen, burgemeester van Teteringen. Mgr. P.
Sweere. president van het Klein-Seminarie
„IJpelaar", de bekende historicus Pastoor Jute
uit Willemstad, die het Provinciaal Genoot
schap voor Kunsten en Wetenschappen verte
genwoordigde. de Zeereerw Heer P. Riemslag,
pastoor van de parochie O. L. Vrouw van Goe
den Raad, waartoe het kapelletje behoort.
Pastoor Riemslag vergezelde Mgr. Oomen naar
het- terrein vóór de kapel. BU de aankomst van
de| bisschop zong het parochiaal zangkoor het
•tstemmig „Ecce Sacerdos Magnus”. In zijn
distri ctskofflerelziger,
maar San Sebastan.”
.Liggen vlak bü elkaar.” verklaart nummer
drie, met 'n gezicht alsof hü weigert te erken
nen dat ’n meneer met *n hoed beter op de
hoogte zün kan van de wereldgebeurtenissen
dan 'n werkman met 'n pet.
„Wie zegt dat?” vraagt de münheer met den
hoed medelüdend.
„Ik,” antwoordt de werkman met de pet fier.
En zich tot den anderen, misschien minder be
studeerden passa gley wendend: „Weet Je, Spanje
'grenst aan Gibraltar." 4
De meesterknecht herneemt de leiding van 1
dispuut.
„’t Parlement heeft den heelen nacht verga-
'n noodzltting. Als Gibraltar genomen
kijkt me spottend aan. Den Vult hü even. Zün
beenen zwiepen er de maat bü-
„Trap niet tegen m’n tafelpooten aan....*
HU grijnst me vrtendelük toe en kükt naar
m’n beenen.
„Sinds wanneer heb JU tafelpooten
HU wipt van de tafel af en loopt naar den
anderen hoek van de kamer
Kom hier, plaaggeest
Ik loop hem waardig achterna Als ik hem te
pakken krUg. draal ik hem z'n nek om. Op z'n
minst. Hü glipt als 'n aal overal tusschen door
en verschanst zich tenslotte achter m’n rook
steel. Nu heb ik hem. Pats.Daar vliegt mij
een kussen in het gezicht en ik hoor een
triumphgehull Een vreeselUk vermoeden komt
in mü op Ik voel haastig in m’n binnenzak.
Oei.... Daar slaat m’n kamerdeur dicht en ik
sta met een beduusd gezicht alleen te küken
Het zooveelste geyecht met m’n neefje is
voor mü verloren. De vyand heeft kostbare
documenten bemachtigd en het eenigste wat
ik doen kan is afwachten en voorwaarden ac-
cepteeren.
Ik kük m’n zak na en ontdek dat behalve
de zachtgeurende blauwe brief ook mün ant
woord daarop, hetgeen ik nog niet heb dicht
geplakt. verdwenen zün. Er uit gegleden....?
Eigenlük ben ik ontzettend nUdig op hem
Ik weet dat hü de aanwinst van dezen keer
voor zich alleen zal benutten. Hü pocht altü<1
op zün riddereerMaar dat hü me weer
eens wat zal afpersen, dat weet ik met even
veel zekerheid.
Ik steek een sigaret op en vraag me af of
ik my nu serieus kwaad moet maken. Maar
op wien? Hü is verdwenen.
Daar gaat de bel van de telefoon.
Zou dat Trix zün....? Dat ®°u m’n middag
Wper goed maken.
„Hallo.... met Johan Oukerk.”
.Met ehDen naam versta ik niet. Dan
hoor ik een soort tevreden gegrinnik en tot
m'n groote verbazing volgt er:
.jJuteter eens even goed, liefste Trix, even
wil ik je op je lieven brief...."
Te drommel.
Originaliteit is Puk niet vreemd. Om 'ifttl
wie weet wat af te persen, benut hü zelfs het
RUk-s telefoonnet.
By het „lieven brief" klinkt een gesmoord
giebelen
ste plaats willen rekenen de suite voor klavier
van Flor Peeters, bestaande uit Vertelsel, drie
oude dansen en Feest. Iets betrekkelük
nieuws, dat toch geen overdreven elschen stelt
aan techniek en gehoor, heeft de componist
in deze stukjes neergelegdeen vlette, boeien
de melodie spint elk deel afzonderiUk tot een
gaaf geheel. Harmonisch schenken de open
kwinten en kwarten deze muziek een heldere
„Ik zou me dolgraag eens zelf overtuigen van
het verschil." zei het jonge meisje, bUna niet
meer te houden van ongeduld.
Er was dus een afbeelding van het paard?
Dat schildert) en de verschünlng stemden uiter-
lük geheel avereen, en het spookbeeld vertoonde
zich op precies dezelfde plaats, waar de schil
dering zich bevond? O, maar dan kon de oplos
sing van het raadsel toch niet ver af liggen.
De barones stond op. „Kom maar mee, kind,
dan kunt u het schildert) beküken."^
Josefa tilde het luik op en na elkander
daalden de twee vrouwen de steenen trap af.
Het meisje wendde zich dadelük naar de
plek, die zü gisteren bü haar gang naar de
kapel achter zich had gehad, zoodat ze het
paard pas bü het terugkeeren zag. Met een
stappen stond ze voor een enorm, in
muur gevat doek, waar oo een grüzen
achtergrond een groot wit paard was geschil
derd en wel, zooals ze als dochter van een
schilder met
meesterhand.
Het was een forsch dier met breede, ge
weldige flanken, een van die paarden, zoo
als men ze zoo veel vindt op afbeeldingen
van scènes uit den dertlgjarigen oorlog.
Lang stond Josefa er op te staren, doch
het was en bleef ten slotte maar een schil
dert). en wat ze dien nacht gezien had, was
tastbaar en had alle plastiek der werkelükheid,
al kon ze ook verder geen afwüklngen tusschen
de afbeelding en de verschünlng ontdekken.
De barones had zich juist uitgedrukt: de
verschünlng maakte den indruk, als was ze uit
„t Is al genomen." zegt nummer drie, die
hiervan 'n eerezaak maakt, koppig.
„....dan valt Indiè,” vervolgt de meester
knecht. „en als Indie valt, dan zitten de Dult-
schers morgen in Bagdad."
Voor zoover Engelschen
steltenis kunnen geven.
Dat is de eerste fase van
den aanval en 'ik voel alle protest wegzinken,
als een kameel in de zachte, soutkorst van een
woestünmeer.
„Wat is er?”, vraag ik dan. om tenminste
den schün te redden. „Ik heb niet veel tüd. zie
Je....”
„JU hebt nooit tüd. Waarom heb ik altüd
tüd en jü nooit?”
Nu eerst een voorpostengevecht^^ftn zün
logica.
„Ik heb nog veel werk. Puk."
„Werk? En je zat te lezen. Knobbel...."
Zou ie het gezien hebben? Ik zat werkelük te
lezen Een brief; ik had dien al vier maal ge
lezen. En ik zou hem. afgaande op mün ge
voelens minstens nog wel viermaal lezen. U
kent dat soort brieven.
HU gaat on den rand vanjn'n tafel zitten en
lit hü even. Zü»
nen komen en eveneens het witte paard zien.
Men fluistert ep mompelt toch al genoeg," de
barones zuchtte even, „want sinds Jaren blüft
geen gezelschapsjuffrouw lang op Dittbom.
Misschien heeft de eene of andere wel eens een
schreeuw gehoofd, die ige ontsnapte als ik
zoo plotseling weer het paard vóór me zag
maar de voornaamste oorzaak zullen wel de
domme dienstbodenpraatjes zün. Meer dan
één heeft het leven hier waarschünlük te een
tonig gevonden, maar daar er geen enkele lan
ger dan een paar maanden bleef, vonden de
praatjes steeds meer voedsel en tenslotte heette
het, dat het witte paard van Dittbom de
Jongedames één voor één verjaagd had.”
Mevrouw von Dittbom stelde toen voor,
meteen naar de bibliotheek te gaan en de
kroniek op te zoeken, maar ze wilde liever den
gebrulkelüken toegang door de deur in de gang.
Zoo klommen ze dan weer terug langs de oude
steenélKtcap en v^borgen het luik onder den
looper.
In
zware
in.
„Op bladzüde drie begint de passage, die
betrekking heeft op het witte paard van Ditt
bom.” set de jonge landheer, en Josefa sloeg
deze bladzüde op.
„Zal ik het u voorlezen, dan kan ik u mis
schien meteen nog 1 een of ander uitleggen?"
sloeg hü voor, en ze gaf hem het boek onmld
dellUk terug.
„Dat is heel vriendelük van u. münheer von
Dittbom." zei ze. dankbaar en nam op eenult-
noodigend gebaar van zün moeder naast deze
plaats in een van de gebeeldhouwde stoelen,
waarvan de hooge leuningen met wapens ver
sierd waren.
Ook Malte ging zitten en begon toen:
„In den tüd. dat de dertigjeHge oorlog
zwaar woedde in het land, heeft Heer Mein-
rad von Dittbom geleefd en is met de Zweden
opgetrokken tegen de ketzerlüken. Hü was een
dapper en onversaagd strüder. die zün weerga
niet vond in heel den omtrek, en hü liet zün
scherp zwaard flitsen .dat het den Pappenhei
mers de oogen verblindde. En zün kostbaarst
bezit noemde hü een wit paard, dat hem ge-
trouwelük door tien lange oorlogsjaren en
ontelbare doodsgevaren gedragen had. Er kwam
een rondtrekkende schilder op zün kasteel en
deze moest zün trouwen schimmel voor hem
vereeuwigen, opdat zün nagedachtenis voor
altüd bewaard sou blüven. En Heer Meinrad
doorzichtigheid, die alle complicatie doen wü-
ken.Men weet werkelük niet of het eene on
derdeel van deze suite meer dan een ander te
waardeeren is, want naar onze meehing ge
tuigen zü stuk voor stuk van een talent, dat
vastberaden zün eigen weg wil gaan. BUzonder
glanzend en sterk van opeet klinkt het Feest.
L Enter deed bü denzelfden uitgever een
suite het licht Hen, welke uit zes deelen be
staat. Van geheel ander karakter dan het vo
rige werk, heeft deze suite toch haar eigen,
zü het niet zoo groote, verdiensten. Verschil
lende deelen vertoonen een bewusten schema-
tlschen bouw, zün klaar van thematiek en
harmonie. De Humoresque in mineur, zoowel als
die in majeur, behooren tot de meest boeien
de stukken; het eerste bezit een zangerige
vaart, het tweede een samenklank vol treffende
verrassingen. Invocation hamert wel erg
zwaarmoedig op hetzelfde thema, dat op zich
zelf reeds keer somber gekleurd is. TerwUl de
Caprice ons niet zoo levendig toeschünt vinden
we de Valse we! het minst karakteristiek; er
komen hier enkele passages voor, waar de in
spiratie den componist in den steek Het.
Jeanne van der Haar-BAttger stelde een
tweede he ft(?) samen, bestaande uit zeven
stukjes, geschikt voor de muzikale jeugd.
Van muzikaal talent getuigen deze werkjes
ongetwüfeld, trouwens in dat opzicht heeft
de schrüfster geen nieuwe erkenning van noo-
de. Tallboze geheimenissen der muziek, die
binnen het bevattingsvermogen der studeeren-
de jeugd liggen, worden daar in prettlgen en
begrüpelüken vorm verwerkt.
No. VI kan ons het best van alles bevallen.
Minder gelukkig vinden we den somberen toon,
die in dit bundeltje overheerscht het smaakt
hier en daar te veel naar wat men gewoonlük
verstaat onder ..echt Dultsch".
Datzelfde bezwaar bestaat in hoofdzaak tegen
de twee andere werken: het Arioso religioso en
de Nocturne, die zü in één bundel uitgaf. Zeker,
hier ontmoet men muziek van onmiskenbare
kwaliteiten, van effectvolle lyriek, maar de ver
kiezing van de persoonlüke beleving boven het
onmlddellUk grüpbare, zou tot grooteren diep
gang hebben geleld.
Van Hencklk Andriessen verschenen bü Wed
R. van Rossum Intermezzi voor orgel, be
staande uit twaalf korte orgelstukjes.
Bü den eersten oogopslag herkent men hier
een typischen stül van Andriessen, waardoor hü
zich reeds in vroegere orgelwerken deed kennen
Lang niet alle stukken, of stukjes, liggen even
gemakkelük in het gehoor, doch bü herhaalde
auditie bespeurt de luisteraar hier toch den
eenvoudlgen. geloovtgen geest. De beide Alle
gretto’s. de nummers I en IX, stralen dien op-
gewekten geest van meet af uit, in III en IV
pakt ons meer de groote ingetogenheid. Er loo-
pen ook regelen tusschendoor, waarvan de zin
ook na herhaald aanhooren niet rechtstreeks
kan overtuigen of waarvan de overstelpende
hoeveelheid modulaties een weifelende onzeker-
A T T E* A >C! °P blBd Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p b>^ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p een ongeval met
/A I tl XX w I w O on<evallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen I UV» verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen aJUe" doodelüken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET Oi
er, plaatse, waar te Delft thans de nieuwe
I groote klapbrug over de Provinciale
vaart gebouwd is. stond nog in het be
gin der 19de eeuw een hooge molen, de „ZeL
denrust". een achtkante Jtndet*. die in ge
bruik was bü de Deutsche aardewerk-lndustrie,
voor het malen van steen en verfstoffen. Na
een schitterende bloei.periode, was de ver
vaardiging van het bekende blauwe aardewerk
ernstig in verval geraakt en wel büzonder door
de concurrentie, die bet Engelsche Wedge-
wood-product het aandeed.
er dadelük op dan
noofdpün besparen.”
zal ik er maar 'op wagen," schertste
Josefa, en daarna vroeg ze: „Zag u 't paard
iedere week, wanneer u naar de kapel ging
of daar vandaan kwam, mevrouw?”
„O need, geen sprake van slechts nu
en dan, op het onverwachtst. 'Wekenlang zag
ik niets anders dan een gewoon schildert), dat
in zün halfdonkeren hoek tot een groote grUze
vlek verschemerde, en dan, den een of andgren
nacht, stond daar, plotseling weer het paard,
..Houd je mond, kwajongen," roep Ik ban
„en kom onmlddellUk met de brieven bü me.’
Onverstoorbaar tart de stem verder.
„Je weet niet half hoe gelukzig IX me voet
Kindelük kunnen we dan...."
„Bobby kom asjeblieft bü me en lees niet
verder dat ding door de telefoon voor."
Ik weet dat nu de vredesvoorwaarden komen.
Ik moet ae aanvaarden. Met eenige kans op
levensbehoud.
„Goed, Knob
bel, dan moet je
me maar geen
Puk noemen. Ik
wil den krüzsbül
begraven a’s
doet wat
vraag...."
„Zeg maar op," bromde ik.
„In je brievenbus ligt een document. Dal
moet Je onderteekenen. Ik kom over vüf mi
nuten bü Je. Dan geef Je mü het geteekende
stuk terug en ik zeg je waar Je de paperassen
kunt vinden. Als je het niet doet, lees ik de
brieven voor op onze clubvergadering Nou..?’’
„Goed, ik zal eens küken wat er in staat."
„Een yellen in gemengde stemming
aanvaard ik de reis naar de brievenbus. En
werkelüker zit een stuk van een gelen
puntzak In het „document" is even origi
neel als de opsteller. Ik lees:
„Ondergeteekende verklaart hierbü aan zün
neefje Bop te zullen geven een zakmes. HJ
zal hem ook geen pak slaag geven. Ik geef mün
eerewoord(Een massa puntjes, waar
m'n naam komt te staan». Ik zet m’n naam er
onder en verlies daarmee weer een fragment
van zün prestige.
Even later wordt er gebeld en dan gaat de
deur van m’n kamer open.
„Nou
xx p een morgen in een der vroege treinen
1 van den ondergrondschen spoorweg.
Een meesterknecht-achtige arbeider
vouwt de „Daily Express" dicht, staart eenige
oogenblikken nadenkend voor zich uit, en vat
zün gedachten samen in de woorden:
.Dat wordt oorlog.”
Belendende passagiers maken hoofdbewegin
gen, die noch toestemmend knikken, noch ont
kennend schudden zün, maar, al naar persoon-
lük verlangen, in beiderlei zin geïnterpreteerd
kunnen worden, ’n Engelschman bindt zich niet
graag tot iets.
,,’t Parlement heeft den heelen nacht verga
derd." licht de meesterknecht zün boute bewe
ring toe.
De passagiers, die dat nieuws klaarblükelük
nog niet in hun kranten (in de vroege treinen
overheerscht, ondanks Mr. Baldwin's verkie-
zlngssuccessen, de .Dally Herald”) opgespoord
hebben, küken den spreker eenigszlns ontsteld
aan.
„In verband met den kritieken internationalen
toestand," veronderstelt een hunner.
,Ja,” beaamt een ander, die blükbaar reeds
meer weet, „de Spanjaarden hebben Gibraltar
gebombardeerd."
,JZe hebben Gibraltar al ingenomen.” vult een
derde deze jobstüding aan.
„Neen, neen.” dementeert een heer, dien ik
zonder bepaalde reden houd voor een deftigen
„dat is niet Gibraltar,
heid achterlaat.
Bü W. Bergmans te Tilburg Verschenen van
Pater Plum een Dyptlque Pastoral en Deux
Pièces pour grand orgue Goede, in het gehoor
liggende werken, waarvan de Ode’ Matinale
d<X>r het vroolüke thema frisch aandoet; noch
in dit orujerdeel noch in het Angelus du solr
moet men grootsche ontwikkelingen zoeken,
doch veeleer het onmlrMellljk-sprekende. Het
tweede werk „Deux pièces”, legt een breeder
aHure aan den dag. Stoer van bouw is het „Cor
tege” en forsch van gang. Zeker zullen onze
organisten deze goed bruikbare werken aan hun
repertoire kunnen toevoegen.
Eerst onder directie van Joost t Hocff er
Lsbouchère te de oude fabriek weder tot
nieuw leven gekomen. Zü slaagden erin de
vroegere reputatie te .herwinnen, door zich
opnieuw toe te gaan leggen op de vervaardi
ging van het „oud-blauw”. Het had weinig ge
scheeld, of het fabricage.gehelm van dit aarde
werk was reeds verloren gegaan. Eén enkele
arbeider, Adolf Cornells Tulk, die de zeventig
al gepasseerd was, kende nog de oude me
thode voor de vervaardiging en wist de patro
nen van het oude aardewerk weer In hun
klassieke vermaardheid op het product aan
te brengen. De honderden variaties van de
vroegere karakteristieice modellen van he»
Delftsch blauw wist hU uit zün geheugen weer
te geven, voor den aesthettechen adviseur L»
comte, zelf schilder, die ze daarna in teeke
nlng bracht.
Op dit „nieuw-Delftsch” vindt men dan ook
den geheelen schat van bloemen en ornamen
ten weder terug, die kenmerkend geweest was
voor het voormalige aardewerk. Tulk wist nle*
alleen de directie weer enthousiast te maken
voor de vervallen kunst, maar ook de jongere
arbeiders om zich heen te bezielen rret de
toewüdlng, die dergelijk subtiel werk als het
Delftsche blauw uiteraard verelscht Het merk
waardige in een figuur als Tulk was, dat hü
de laatste der oude arbeiders was, die alle on
derdeden van de bereidings- en vervaard’.glngs-
methode van het oude product DÜ eigen er
varing kende. Zoowel het mengen der verschil
lande aardsoorten, als net geheim der recepten
van verf en gtazuur, met de bereiding daar
van. was hem toevertrouwd geworden in zün
vroegere practük, doch ook het schilderen en
bakken was door hem tot in de kleinste bü
zonderheden uitgeoefend.
Zün persoon werd tc zün laatste Jaren. na
bijna een leven lang armoede en gebrek te
hebben gekend, in groot aanzien gehóuden. In
1892 overleed deze laatste telg van een eer
biedwaardige generatie van Delftsche plateel
schilders in den ouderdom van 89 Jaar, en met
groote eer werd hü ten grave gebracht On
schatbaar Is zün beteekenls geweest voor de
Nadat een vluchtige groet gewisseld was, zei
de barones tot hem: „Juffrouw Burger apu
graag eens in de kroniek naslaan, wat daar over
ons famlllespook wordt gezegd."
„Zoo, te u daar ook al iets van ter oore ge
komen?” vroeg Malte Dittbom. en op zün ge-
zitten.
wat dat beteekent. weet iedereen.” ver-
Mt de iheesterknecht, en niet ten on-
wfcnt iedereen schünt 't te weten. Eén
wil bovendien laten merken, dat hü t weet en
zegt eenigszlns onzeker: „Egypte", een opmer
king, waarmee alle passagiers zich onmlddellUk
vereenlgen Op één na.
„Kom, kom.” zegt de meneer met den hoed,
„is dat niet wat erg ver gezocht?”
„Malta?” vraagt een andere krantenlezer, die
meent dat in tüd van nationalen nood geen
klassenhaat mag bestaan, en dat 'n meneer met
’n hoed ook recht van meespreken heeft. Maar
de anderen schünen 't af te keuren dat men er
raadwerk van maakt Er is een algemeen ge
mompel: „Egypte”, welk land dus geacht mag
worden bü acclamatie aangenomen, te zün.
„Dat wordt oorlog." keert de meesterknecht
naar zün uitgangspunt terug.
De meneer met den hoed heeft de „Daily
Expresse" ter hand genomen, en klikt deze de
monstratief in, klaarblljkelük om aldus op sym
bolische wüze te kennen te geven dat hü zich
met zoo n dom gezelschap niet verder wenscht
fh te laten. Maar plotseling laat hü de krant
op z’n knieën zinken, en met onloochenbaar
heesche stem zegt hü:
,,’t Schünt toch alles waar te zün. t Parle
ment heeft nachtzittlng gehouden, 't Staat on
der Laatste Nieuws. De zitting duurt voort....”
„Dat wordt oorlog.” triomfeert de meester
knecht.
„Gibraltar gevallenwie had dat ooit kun
nen denken." stamelt de meneer met den hoed,
en wlscht zich het rweet van 't voorhoofd.
Het luik in de kleedkamer was ook heele-
maal geen geheim, maar daar het altüd onder
den looper verborgen zat en buiten het
kamermeisje niemand iets in die kamer te
maken had, dacht geen mensch er aan, of het
of niet dienst deed. In een van de eerste
nachten dat ze naar beneden was gegaan om
zich naar de kapel te begeven, had ze zich half
dood geschrokken van het reusachtige paard,
dat daar tegen den muur stond alsof het uit
het schildert) gestapt was, waarop een schilder
HU de zeventiende eeuw het had afgebeeld.
Hier onderbrak Josefa de oudere vrouw.
„Neemt u me niet kwalük. mevrouw, maar
**«r bevindt zich zoo’n schilderstuk?” vroeg
gretig.
r „yd." zei mevrouw von Dlttborn, „het
®y™dt zich precies op de plek, waar u en
het paard zagen, en het ziet er ook net
uit. alleen matter, meer verbleekt, als
■e zocht naar woorden, „nu, eenvoudig als
ai *cbü<lerU. terwül de verschünlng een en
m te veil js."
het doek aan den muur te vooraehün getreden
en levend geworden. Het was waarlük ver-
büsterend.
,^oo heb Ik ook zoo dikwijls gestaan en
vruchteloos mün hersens afgepünlgd om een
verklaring voor het geheimzinnig verband tus
schen schildering en verschünlng te vinden,”
mevrouw von Dlttborn haar ge-
f u m’n neefje al kent, weet Ik niet Ik
f I hoop om uwentwille van niet. Hü U tien
jaar oud en heeft een zwarten krullebol.
bruine kükers, dlè Je dwars door je stel kun
nen küken.
Hü is erg pienter en heeft niet den minsten
eerbied voor mü- Ik heet Johan en hü noemt
mü .Knobbel", Waar ik dat aan te danken heb
weet Ik niet. Uit wraak noem Ik hem „Puk”
Voor de bedoeling, gelegd In dat woord, blüft
hü cynisch koud en als ik het zeg. kükt hü met
een filosofische kalmte door mü heen.
Laatst was hü bü mü- En hier begint
historie.
.Daag
.Dag Puk
„Ik kom bü
191
te
sn
)e