o Tuimeltje en Kruimeltje in het Kabouterkind a OMW welkomstwoord bracht Pastoor Riemslag vooral dank aan Mgr. Oomen. die als oud-lnwoner van Heusdenhout thans als bisschop het kapelleke weer aan zijn oude bestemming, kwgm terug schenken. den burgemeester van Olnneken, Jhr Mr. Th. Serraris. die veel geijverd heeft voor de restauratie van het kapelleke. dat tot zijn ge meente behoort en voorts een woord van dank en hulde aan den voorzitter van het restaura tie-comité. den heer Hellegers; voor hun steun en adviezen aan Mr. Baron E Bpeyart van Woer den. Pastoor Jute te Willemstad, architect Fr Mol en Mr. L. Smit. ^(dw^Aaal uan den daq Oud Delft en het Oud-Delftsch F 250.- Zigeunerinnetje t M’n neefje WOENSDAG 5 AUGUSTUS 1936 k Krantenlezen Geaprek in een ondergrondache I h Een schoon kapelleke Inbrekers en kruis woordraadsels - D« herleving tier aardewerk- induetrie n. ran der tht I ar- D* NGEVAL ..Èk onderst rechte, DOOR ANNY VON PANHUIS “■‘“"“IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIMIIIIHIIIIIIH ‘l en v^jl de bibliotheek zat Malte Dittbom aan een enorme ronde tafel, die midden in het vertrek stond en maakte uit verscheidene boeken, die opengeslagen vóór hem lagen, aan- teetoenlngen tn een schrift. Waarschünlük maakte hü een excerpt, dat hü voor zün werk over de Mark Brandenburg noodig had. te 1- it m r- lid en er W Nieuwe muziek uitgaven De voormalige molen ,J!eldenrust" te Delft, naar een schildert) de ci. I De baas van het Daar kwam ie voorbij een mutsenzaak. zei zei Tulmeltje lachend en ging den winkel binnen. boek open en bladerde er besluiteloos „Jk Mn blik zag, door een ware (Wordt vervolgd) I winkeltje groette de twee ohdeugden heel vriendelijk en zei dat ie voor TUmeltJe nog een mooie mute had. „Niet duur", slimmerd. ,Jk wil er wel eens een stelletje oppaasen”, Even daarna kwam ie voorbij een winkel, waar allemaal oude kabouterpakjes verkocht werden; de oude kabouter, die daar woonde, scheen het erg slecht te hebben, dat kon je wel aan zijn uithangborden merken, en Tulmeltje. die vond, dat ie onderhand wel eens een nieuw pak mocht hebben, wilde den man ook eem wat laten verdienen. De winkelier was erg behulpzaam en hoe raar hij het ook vond, dat Tulmeltje wel twintig mutsen boven óp elkaar op zette. hij deed of hij dit gewend was en zei. dat ze hen.’ alle maal even mftoi stonden. ,,Dan houd ik ze maar allemaal”, zet Tulmeltje en zonder te betalen snelde hij den winkel uit, den armen mutsenkoopman wanhopig achterlatend. derd. wordt. sd- om paar den Mgr. Oomen heeft daarop de Inwjjdlngsplech- tlgheld vervuld, waarna het metejesjeugdwerl- van de parochie een fraai spreekkoor uitvoert'- onderbrak peins. „Maar aft! )r-.- tot Je ki) Kai Jen in ters te ot- in ni m mer la- ftlg len er- he est w- tot te en od li ne net ser X- eze ni- ien teekenen van ont gaven de passagiers teekenen van ontsteltenis over het beangstigen de Velt dat de Dultschcrs morgen In Bagdad zuiiLi zoo gauw verklaar ik me nog niet verslagen, mevrouw," glimlachte Josefa, moet eerst nog eens rustig over het onbegrijpe lijke geval nadenken." De oudere vrouw haalde de schouders op. „Geeft u het maar llevej dadelijk op zult u zich heel wat ,Dat bij verlies van een hand, een voet of een oog. Nog steeds niet wetend hoe ik m'n verloren prestige herwinnen zal. grijp Ik In m’n binnen zak en haal het stuk puntzak eruit. „Geef hier m’n brieven.” zeg ik. Eerst m'n document." antwoordt hij vrién delijk. „Dan zal ik zeggen waar ze zijn." Hu steekt een grijpende hand uit. Ik steek hem den puntzak toe. Hu leest het na en onderzoekt met een ken nersblik de onderteekening. „In orde....!” zegt hij- „Wanneer krijg ik het mes?” HU wipt weer op tafel en grijnst me vrién delijk toe. En niet dan nadat Ik met den kleinen diplo maat het mes had gekocht, was hjj bereid mü te zeggen waar hij de brieven verborgen had en ik ze ook inderdaad vond. M In de zitkamer van een villa te Los Angelo waren op een avond de vrouw des huizes en haar zusters bezig met het oplossen van een moeilijk kruiswoordraadsel. Zü konden echter niet alle woorden vinden en daar het al iA3t was. besloten zü er den volgenden dag mede door te gaan. Toen de beide dames echter 's morgens aan het ontbüt kwamen, zagen zij. dat alle woorden waren ingevuld. Then bleek, dat er ’s nachts een inbreker in de villa was geweest, die de verleiding niet had Kunncr. weerstaan om het raadsel op te lassen. De be- looning voor zijn werk een beurs met eeu groote som geld had hü maar meteen mede genomen. zicht lag nog de uitdrukking van blijde ver rassing, die er bü het zien van Josefa op ver schenen was. Om zijn moeders mond speelde een licht glimlachje: met voldoening had ze al eenlgen tijd bemerkt, hoe Malte In tegenwoordigheid van het jonge meisje een geheel ander mensch leek te worden. Verwonderd en Innig verheugd sloeg zü deze verandering gade. Goddank, dat roodharige meisje met haar mooi gezichtje en valsche, berekenende natuur, begon hü nu dus toch eindelijk te vergeten. HU verachtte haar niet enkel meer, hU vergat haar eenvoudig Dat was het beste. Als nu zün broer, van wlen nog geen enkel regeltje ooit Dittbom bereikt had, ook maar zoo ver was! Maar dat kon niet het geval zün. want dan zou hü Immers terugkomen I O, hoe verlangde ze naar dien dag, dien driewerf gezagenden dagf „NatuurlUk heeft Juffrouw Burger óók al de verhalen over onzen spookschinunel gehoord.” antwoordde ze voor Josefa. Malte Dittbom nam uit een kast, die zich in zijn onmlddellUke nabüheid bevond, een dik, In varkensleer gebonden boek, dat er oud en verweerd uitzag. „De geschiedenis van ons geslacht." zei hij. terwUl hü het Josefa voorhield. „Och, weet u. Juffrouw Burger," voegde hü er bü. ..met zoo’n hulsspook is t gewoonlijk eigenaardig gesteld. Iedereen weet er wat van te vertellen, en gezien heeft 1 nooit een sterveling.” De baronesse en Josefa wisselden een blik, maar bleven zwijgen. Josefa sloeg het tamelük stond daar, plotseling weer het paard, sneeuwwit met donkere oogen, tegen den muur geleund alsof het de volgende seconde zou weg- loopen. Wekenlang troostte ik me met de hoop, dat het paard zich wel nooit meer zou laten zien, en zoo kwam het, dat ik telkens weer ont zettend schrok, wanneer het zich opnieuw vertoonde. Ziet u, ik heb zoowel de kapel als de bibliotheek aan dezen kant afgesloten, omdat ik bang was, dat iemand hier binnen zou kun- De achteruitgang duurde voort tot 1870; toen was de Deutsche industrie zoo sterk terugge. drongen van haar oorspronkelUk terrein dat er alleen nog zgn. „wit.goed" gemaakt werd, evenals in Maastricht de Regout-fabrieken ver vaardigden. De weinige arbeiders die er nog aan den gang waren, ontvingen in plaets van weekloon in specie, een vergoeding in den vorm van een party aarden potten en borden, hetgeen een aanwinst in natura kon heeten waar hun huishouding wel bü voer, doch de magen maar weinig mee gebaat waren 1 De menschen brachten hun „weekgeld" dus maar rechtstreeks naar den aardewerk-grossier. ciie voor dezen „klein-handel" wel iets voelde, omdat hü daardoor sterk onder de markt kon inkoopen, aangezien de arbeiders al spoedig genoegen namen met eiken prijs, die bun voor het weinig waardevolle goed geboden werd. Dit had onmlddellUk tengevolge dat de moede in de gezinnen der arbeiders van Forceleinen Fles" steeds drukkender werd en er onder hen waren, die het middageten moes ten afschaffen, omdat de middelen ervoor ont braken. Het Laatste Nieuws-bericht in de .Daily Ex press" bad natuurlük betrekking op de werk- loozen-debatten, die vanmorgen om drie uur nog voortduurden. Dit, gevoegd bü telegrammen volgens welke eenlge granaten in Gibraltar te recht waren gekomen, gaf en niet alleen bü bovengenoemde disputanten het aanzien aan de meaning dat ’t Parlement een nachtzittlng hield in verband met den dreigenden interna- tlonalen toestand. v I nder groote belangstelling is door Z. H. Exc. Mgr. A. Oomen. bisschop van Mwan- za (Afrika) het eeuwenoude St. Annaka-_ pelleke te Heusdenhout na de restauratie tn- gewüd Onder’de vele autoriteiten, die de plech tigheid opluisterden niet hun tegenwoordigheid, werden opgemerkt Jhr Mr Th. Serraris. burge meester van Ginneken. de heer W A. van der Meulen, burgemeester van Teteringen. Mgr. P. Sweere. president van het Klein-Seminarie „IJpelaar", de bekende historicus Pastoor Jute uit Willemstad, die het Provinciaal Genoot schap voor Kunsten en Wetenschappen verte genwoordigde. de Zeereerw Heer P. Riemslag, pastoor van de parochie O. L. Vrouw van Goe den Raad, waartoe het kapelletje behoort. Pastoor Riemslag vergezelde Mgr. Oomen naar het- terrein vóór de kapel. BU de aankomst van de| bisschop zong het parochiaal zangkoor het •tstemmig „Ecce Sacerdos Magnus”. In zijn distri ctskofflerelziger, maar San Sebastan.” .Liggen vlak bü elkaar.” verklaart nummer drie, met 'n gezicht alsof hü weigert te erken nen dat ’n meneer met *n hoed beter op de hoogte zün kan van de wereldgebeurtenissen dan 'n werkman met 'n pet. „Wie zegt dat?” vraagt de münheer met den hoed medelüdend. „Ik,” antwoordt de werkman met de pet fier. En zich tot den anderen, misschien minder be studeerden passa gley wendend: „Weet Je, Spanje 'grenst aan Gibraltar." 4 De meesterknecht herneemt de leiding van 1 dispuut. „’t Parlement heeft den heelen nacht verga- 'n noodzltting. Als Gibraltar genomen kijkt me spottend aan. Den Vult hü even. Zün beenen zwiepen er de maat bü- „Trap niet tegen m’n tafelpooten aan....* HU grijnst me vrtendelük toe en kükt naar m’n beenen. „Sinds wanneer heb JU tafelpooten HU wipt van de tafel af en loopt naar den anderen hoek van de kamer Kom hier, plaaggeest Ik loop hem waardig achterna Als ik hem te pakken krUg. draal ik hem z'n nek om. Op z'n minst. Hü glipt als 'n aal overal tusschen door en verschanst zich tenslotte achter m’n rook steel. Nu heb ik hem. Pats.Daar vliegt mij een kussen in het gezicht en ik hoor een triumphgehull Een vreeselUk vermoeden komt in mü op Ik voel haastig in m’n binnenzak. Oei.... Daar slaat m’n kamerdeur dicht en ik sta met een beduusd gezicht alleen te küken Het zooveelste geyecht met m’n neefje is voor mü verloren. De vyand heeft kostbare documenten bemachtigd en het eenigste wat ik doen kan is afwachten en voorwaarden ac- cepteeren. Ik kük m’n zak na en ontdek dat behalve de zachtgeurende blauwe brief ook mün ant woord daarop, hetgeen ik nog niet heb dicht geplakt. verdwenen zün. Er uit gegleden....? Eigenlük ben ik ontzettend nUdig op hem Ik weet dat hü de aanwinst van dezen keer voor zich alleen zal benutten. Hü pocht altü<1 op zün riddereerMaar dat hü me weer eens wat zal afpersen, dat weet ik met even veel zekerheid. Ik steek een sigaret op en vraag me af of ik my nu serieus kwaad moet maken. Maar op wien? Hü is verdwenen. Daar gaat de bel van de telefoon. Zou dat Trix zün....? Dat ®°u m’n middag Wper goed maken. „Hallo.... met Johan Oukerk.” .Met ehDen naam versta ik niet. Dan hoor ik een soort tevreden gegrinnik en tot m'n groote verbazing volgt er: .jJuteter eens even goed, liefste Trix, even wil ik je op je lieven brief...." Te drommel. Originaliteit is Puk niet vreemd. Om 'ifttl wie weet wat af te persen, benut hü zelfs het RUk-s telefoonnet. By het „lieven brief" klinkt een gesmoord giebelen ste plaats willen rekenen de suite voor klavier van Flor Peeters, bestaande uit Vertelsel, drie oude dansen en Feest. Iets betrekkelük nieuws, dat toch geen overdreven elschen stelt aan techniek en gehoor, heeft de componist in deze stukjes neergelegdeen vlette, boeien de melodie spint elk deel afzonderiUk tot een gaaf geheel. Harmonisch schenken de open kwinten en kwarten deze muziek een heldere „Ik zou me dolgraag eens zelf overtuigen van het verschil." zei het jonge meisje, bUna niet meer te houden van ongeduld. Er was dus een afbeelding van het paard? Dat schildert) en de verschünlng stemden uiter- lük geheel avereen, en het spookbeeld vertoonde zich op precies dezelfde plaats, waar de schil dering zich bevond? O, maar dan kon de oplos sing van het raadsel toch niet ver af liggen. De barones stond op. „Kom maar mee, kind, dan kunt u het schildert) beküken."^ Josefa tilde het luik op en na elkander daalden de twee vrouwen de steenen trap af. Het meisje wendde zich dadelük naar de plek, die zü gisteren bü haar gang naar de kapel achter zich had gehad, zoodat ze het paard pas bü het terugkeeren zag. Met een stappen stond ze voor een enorm, in muur gevat doek, waar oo een grüzen achtergrond een groot wit paard was geschil derd en wel, zooals ze als dochter van een schilder met meesterhand. Het was een forsch dier met breede, ge weldige flanken, een van die paarden, zoo als men ze zoo veel vindt op afbeeldingen van scènes uit den dertlgjarigen oorlog. Lang stond Josefa er op te staren, doch het was en bleef ten slotte maar een schil dert). en wat ze dien nacht gezien had, was tastbaar en had alle plastiek der werkelükheid, al kon ze ook verder geen afwüklngen tusschen de afbeelding en de verschünlng ontdekken. De barones had zich juist uitgedrukt: de verschünlng maakte den indruk, als was ze uit „t Is al genomen." zegt nummer drie, die hiervan 'n eerezaak maakt, koppig. „....dan valt Indiè,” vervolgt de meester knecht. „en als Indie valt, dan zitten de Dult- schers morgen in Bagdad." Voor zoover Engelschen steltenis kunnen geven. Dat is de eerste fase van den aanval en 'ik voel alle protest wegzinken, als een kameel in de zachte, soutkorst van een woestünmeer. „Wat is er?”, vraag ik dan. om tenminste den schün te redden. „Ik heb niet veel tüd. zie Je....” „JU hebt nooit tüd. Waarom heb ik altüd tüd en jü nooit?” Nu eerst een voorpostengevecht^^ftn zün logica. „Ik heb nog veel werk. Puk." „Werk? En je zat te lezen. Knobbel...." Zou ie het gezien hebben? Ik zat werkelük te lezen Een brief; ik had dien al vier maal ge lezen. En ik zou hem. afgaande op mün ge voelens minstens nog wel viermaal lezen. U kent dat soort brieven. HU gaat on den rand vanjn'n tafel zitten en lit hü even. Zü» nen komen en eveneens het witte paard zien. Men fluistert ep mompelt toch al genoeg," de barones zuchtte even, „want sinds Jaren blüft geen gezelschapsjuffrouw lang op Dittbom. Misschien heeft de eene of andere wel eens een schreeuw gehoofd, die ige ontsnapte als ik zoo plotseling weer het paard vóór me zag maar de voornaamste oorzaak zullen wel de domme dienstbodenpraatjes zün. Meer dan één heeft het leven hier waarschünlük te een tonig gevonden, maar daar er geen enkele lan ger dan een paar maanden bleef, vonden de praatjes steeds meer voedsel en tenslotte heette het, dat het witte paard van Dittbom de Jongedames één voor één verjaagd had.” Mevrouw von Dittbom stelde toen voor, meteen naar de bibliotheek te gaan en de kroniek op te zoeken, maar ze wilde liever den gebrulkelüken toegang door de deur in de gang. Zoo klommen ze dan weer terug langs de oude steenélKtcap en v^borgen het luik onder den looper. In zware in. „Op bladzüde drie begint de passage, die betrekking heeft op het witte paard van Ditt bom.” set de jonge landheer, en Josefa sloeg deze bladzüde op. „Zal ik het u voorlezen, dan kan ik u mis schien meteen nog 1 een of ander uitleggen?" sloeg hü voor, en ze gaf hem het boek onmld dellUk terug. „Dat is heel vriendelük van u. münheer von Dittbom." zei ze. dankbaar en nam op eenult- noodigend gebaar van zün moeder naast deze plaats in een van de gebeeldhouwde stoelen, waarvan de hooge leuningen met wapens ver sierd waren. Ook Malte ging zitten en begon toen: „In den tüd. dat de dertigjeHge oorlog zwaar woedde in het land, heeft Heer Mein- rad von Dittbom geleefd en is met de Zweden opgetrokken tegen de ketzerlüken. Hü was een dapper en onversaagd strüder. die zün weerga niet vond in heel den omtrek, en hü liet zün scherp zwaard flitsen .dat het den Pappenhei mers de oogen verblindde. En zün kostbaarst bezit noemde hü een wit paard, dat hem ge- trouwelük door tien lange oorlogsjaren en ontelbare doodsgevaren gedragen had. Er kwam een rondtrekkende schilder op zün kasteel en deze moest zün trouwen schimmel voor hem vereeuwigen, opdat zün nagedachtenis voor altüd bewaard sou blüven. En Heer Meinrad doorzichtigheid, die alle complicatie doen wü- ken.Men weet werkelük niet of het eene on derdeel van deze suite meer dan een ander te waardeeren is, want naar onze meehing ge tuigen zü stuk voor stuk van een talent, dat vastberaden zün eigen weg wil gaan. BUzonder glanzend en sterk van opeet klinkt het Feest. L Enter deed bü denzelfden uitgever een suite het licht Hen, welke uit zes deelen be staat. Van geheel ander karakter dan het vo rige werk, heeft deze suite toch haar eigen, zü het niet zoo groote, verdiensten. Verschil lende deelen vertoonen een bewusten schema- tlschen bouw, zün klaar van thematiek en harmonie. De Humoresque in mineur, zoowel als die in majeur, behooren tot de meest boeien de stukken; het eerste bezit een zangerige vaart, het tweede een samenklank vol treffende verrassingen. Invocation hamert wel erg zwaarmoedig op hetzelfde thema, dat op zich zelf reeds keer somber gekleurd is. TerwUl de Caprice ons niet zoo levendig toeschünt vinden we de Valse we! het minst karakteristiek; er komen hier enkele passages voor, waar de in spiratie den componist in den steek Het. Jeanne van der Haar-BAttger stelde een tweede he ft(?) samen, bestaande uit zeven stukjes, geschikt voor de muzikale jeugd. Van muzikaal talent getuigen deze werkjes ongetwüfeld, trouwens in dat opzicht heeft de schrüfster geen nieuwe erkenning van noo- de. Tallboze geheimenissen der muziek, die binnen het bevattingsvermogen der studeeren- de jeugd liggen, worden daar in prettlgen en begrüpelüken vorm verwerkt. No. VI kan ons het best van alles bevallen. Minder gelukkig vinden we den somberen toon, die in dit bundeltje overheerscht het smaakt hier en daar te veel naar wat men gewoonlük verstaat onder ..echt Dultsch". Datzelfde bezwaar bestaat in hoofdzaak tegen de twee andere werken: het Arioso religioso en de Nocturne, die zü in één bundel uitgaf. Zeker, hier ontmoet men muziek van onmiskenbare kwaliteiten, van effectvolle lyriek, maar de ver kiezing van de persoonlüke beleving boven het onmlddellUk grüpbare, zou tot grooteren diep gang hebben geleld. Van Hencklk Andriessen verschenen bü Wed R. van Rossum Intermezzi voor orgel, be staande uit twaalf korte orgelstukjes. Bü den eersten oogopslag herkent men hier een typischen stül van Andriessen, waardoor hü zich reeds in vroegere orgelwerken deed kennen Lang niet alle stukken, of stukjes, liggen even gemakkelük in het gehoor, doch bü herhaalde auditie bespeurt de luisteraar hier toch den eenvoudlgen. geloovtgen geest. De beide Alle gretto’s. de nummers I en IX, stralen dien op- gewekten geest van meet af uit, in III en IV pakt ons meer de groote ingetogenheid. Er loo- pen ook regelen tusschendoor, waarvan de zin ook na herhaald aanhooren niet rechtstreeks kan overtuigen of waarvan de overstelpende hoeveelheid modulaties een weifelende onzeker- A T T E* A >C! °P blBd Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p b>^ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p een ongeval met /A I tl XX w I w O on<evallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen I UV» verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen aJUe" doodelüken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET Oi er, plaatse, waar te Delft thans de nieuwe I groote klapbrug over de Provinciale vaart gebouwd is. stond nog in het be gin der 19de eeuw een hooge molen, de „ZeL denrust". een achtkante Jtndet*. die in ge bruik was bü de Deutsche aardewerk-lndustrie, voor het malen van steen en verfstoffen. Na een schitterende bloei.periode, was de ver vaardiging van het bekende blauwe aardewerk ernstig in verval geraakt en wel büzonder door de concurrentie, die bet Engelsche Wedge- wood-product het aandeed. er dadelük op dan noofdpün besparen.” zal ik er maar 'op wagen," schertste Josefa, en daarna vroeg ze: „Zag u 't paard iedere week, wanneer u naar de kapel ging of daar vandaan kwam, mevrouw?” „O need, geen sprake van slechts nu en dan, op het onverwachtst. 'Wekenlang zag ik niets anders dan een gewoon schildert), dat in zün halfdonkeren hoek tot een groote grUze vlek verschemerde, en dan, den een of andgren nacht, stond daar, plotseling weer het paard, ..Houd je mond, kwajongen," roep Ik ban „en kom onmlddellUk met de brieven bü me.’ Onverstoorbaar tart de stem verder. „Je weet niet half hoe gelukzig IX me voet Kindelük kunnen we dan...." „Bobby kom asjeblieft bü me en lees niet verder dat ding door de telefoon voor." Ik weet dat nu de vredesvoorwaarden komen. Ik moet ae aanvaarden. Met eenige kans op levensbehoud. „Goed, Knob bel, dan moet je me maar geen Puk noemen. Ik wil den krüzsbül begraven a’s doet wat vraag...." „Zeg maar op," bromde ik. „In je brievenbus ligt een document. Dal moet Je onderteekenen. Ik kom over vüf mi nuten bü Je. Dan geef Je mü het geteekende stuk terug en ik zeg je waar Je de paperassen kunt vinden. Als je het niet doet, lees ik de brieven voor op onze clubvergadering Nou..?’’ „Goed, ik zal eens küken wat er in staat." „Een yellen in gemengde stemming aanvaard ik de reis naar de brievenbus. En werkelüker zit een stuk van een gelen puntzak In het „document" is even origi neel als de opsteller. Ik lees: „Ondergeteekende verklaart hierbü aan zün neefje Bop te zullen geven een zakmes. HJ zal hem ook geen pak slaag geven. Ik geef mün eerewoord(Een massa puntjes, waar m'n naam komt te staan». Ik zet m’n naam er onder en verlies daarmee weer een fragment van zün prestige. Even later wordt er gebeld en dan gaat de deur van m’n kamer open. „Nou xx p een morgen in een der vroege treinen 1 van den ondergrondschen spoorweg. Een meesterknecht-achtige arbeider vouwt de „Daily Express" dicht, staart eenige oogenblikken nadenkend voor zich uit, en vat zün gedachten samen in de woorden: .Dat wordt oorlog.” Belendende passagiers maken hoofdbewegin gen, die noch toestemmend knikken, noch ont kennend schudden zün, maar, al naar persoon- lük verlangen, in beiderlei zin geïnterpreteerd kunnen worden, ’n Engelschman bindt zich niet graag tot iets. ,,’t Parlement heeft den heelen nacht verga derd." licht de meesterknecht zün boute bewe ring toe. De passagiers, die dat nieuws klaarblükelük nog niet in hun kranten (in de vroege treinen overheerscht, ondanks Mr. Baldwin's verkie- zlngssuccessen, de .Dally Herald”) opgespoord hebben, küken den spreker eenigszlns ontsteld aan. „In verband met den kritieken internationalen toestand," veronderstelt een hunner. ,Ja,” beaamt een ander, die blükbaar reeds meer weet, „de Spanjaarden hebben Gibraltar gebombardeerd." ,JZe hebben Gibraltar al ingenomen.” vult een derde deze jobstüding aan. „Neen, neen.” dementeert een heer, dien ik zonder bepaalde reden houd voor een deftigen „dat is niet Gibraltar, heid achterlaat. Bü W. Bergmans te Tilburg Verschenen van Pater Plum een Dyptlque Pastoral en Deux Pièces pour grand orgue Goede, in het gehoor liggende werken, waarvan de Ode’ Matinale d<X>r het vroolüke thema frisch aandoet; noch in dit orujerdeel noch in het Angelus du solr moet men grootsche ontwikkelingen zoeken, doch veeleer het onmlrMellljk-sprekende. Het tweede werk „Deux pièces”, legt een breeder aHure aan den dag. Stoer van bouw is het „Cor tege” en forsch van gang. Zeker zullen onze organisten deze goed bruikbare werken aan hun repertoire kunnen toevoegen. Eerst onder directie van Joost t Hocff er Lsbouchère te de oude fabriek weder tot nieuw leven gekomen. Zü slaagden erin de vroegere reputatie te .herwinnen, door zich opnieuw toe te gaan leggen op de vervaardi ging van het „oud-blauw”. Het had weinig ge scheeld, of het fabricage.gehelm van dit aarde werk was reeds verloren gegaan. Eén enkele arbeider, Adolf Cornells Tulk, die de zeventig al gepasseerd was, kende nog de oude me thode voor de vervaardiging en wist de patro nen van het oude aardewerk weer In hun klassieke vermaardheid op het product aan te brengen. De honderden variaties van de vroegere karakteristieice modellen van he» Delftsch blauw wist hU uit zün geheugen weer te geven, voor den aesthettechen adviseur L» comte, zelf schilder, die ze daarna in teeke nlng bracht. Op dit „nieuw-Delftsch” vindt men dan ook den geheelen schat van bloemen en ornamen ten weder terug, die kenmerkend geweest was voor het voormalige aardewerk. Tulk wist nle* alleen de directie weer enthousiast te maken voor de vervallen kunst, maar ook de jongere arbeiders om zich heen te bezielen rret de toewüdlng, die dergelijk subtiel werk als het Delftsche blauw uiteraard verelscht Het merk waardige in een figuur als Tulk was, dat hü de laatste der oude arbeiders was, die alle on derdeden van de bereidings- en vervaard’.glngs- methode van het oude product DÜ eigen er varing kende. Zoowel het mengen der verschil lande aardsoorten, als net geheim der recepten van verf en gtazuur, met de bereiding daar van. was hem toevertrouwd geworden in zün vroegere practük, doch ook het schilderen en bakken was door hem tot in de kleinste bü zonderheden uitgeoefend. Zün persoon werd tc zün laatste Jaren. na bijna een leven lang armoede en gebrek te hebben gekend, in groot aanzien gehóuden. In 1892 overleed deze laatste telg van een eer biedwaardige generatie van Delftsche plateel schilders in den ouderdom van 89 Jaar, en met groote eer werd hü ten grave gebracht On schatbaar Is zün beteekenls geweest voor de Nadat een vluchtige groet gewisseld was, zei de barones tot hem: „Juffrouw Burger apu graag eens in de kroniek naslaan, wat daar over ons famlllespook wordt gezegd." „Zoo, te u daar ook al iets van ter oore ge komen?” vroeg Malte Dittbom. en op zün ge- zitten. wat dat beteekent. weet iedereen.” ver- Mt de iheesterknecht, en niet ten on- wfcnt iedereen schünt 't te weten. Eén wil bovendien laten merken, dat hü t weet en zegt eenigszlns onzeker: „Egypte", een opmer king, waarmee alle passagiers zich onmlddellUk vereenlgen Op één na. „Kom, kom.” zegt de meneer met den hoed, „is dat niet wat erg ver gezocht?” „Malta?” vraagt een andere krantenlezer, die meent dat in tüd van nationalen nood geen klassenhaat mag bestaan, en dat 'n meneer met ’n hoed ook recht van meespreken heeft. Maar de anderen schünen 't af te keuren dat men er raadwerk van maakt Er is een algemeen ge mompel: „Egypte”, welk land dus geacht mag worden bü acclamatie aangenomen, te zün. „Dat wordt oorlog." keert de meesterknecht naar zün uitgangspunt terug. De meneer met den hoed heeft de „Daily Expresse" ter hand genomen, en klikt deze de monstratief in, klaarblljkelük om aldus op sym bolische wüze te kennen te geven dat hü zich met zoo n dom gezelschap niet verder wenscht fh te laten. Maar plotseling laat hü de krant op z’n knieën zinken, en met onloochenbaar heesche stem zegt hü: ,,’t Schünt toch alles waar te zün. t Parle ment heeft nachtzittlng gehouden, 't Staat on der Laatste Nieuws. De zitting duurt voort....” „Dat wordt oorlog.” triomfeert de meester knecht. „Gibraltar gevallenwie had dat ooit kun nen denken." stamelt de meneer met den hoed, en wlscht zich het rweet van 't voorhoofd. Het luik in de kleedkamer was ook heele- maal geen geheim, maar daar het altüd onder den looper verborgen zat en buiten het kamermeisje niemand iets in die kamer te maken had, dacht geen mensch er aan, of het of niet dienst deed. In een van de eerste nachten dat ze naar beneden was gegaan om zich naar de kapel te begeven, had ze zich half dood geschrokken van het reusachtige paard, dat daar tegen den muur stond alsof het uit het schildert) gestapt was, waarop een schilder HU de zeventiende eeuw het had afgebeeld. Hier onderbrak Josefa de oudere vrouw. „Neemt u me niet kwalük. mevrouw, maar **«r bevindt zich zoo’n schilderstuk?” vroeg gretig. r „yd." zei mevrouw von Dlttborn, „het ®y™dt zich precies op de plek, waar u en het paard zagen, en het ziet er ook net uit. alleen matter, meer verbleekt, als ■e zocht naar woorden, „nu, eenvoudig als ai *cbü<lerU. terwül de verschünlng een en m te veil js." het doek aan den muur te vooraehün getreden en levend geworden. Het was waarlük ver- büsterend. ,^oo heb Ik ook zoo dikwijls gestaan en vruchteloos mün hersens afgepünlgd om een verklaring voor het geheimzinnig verband tus schen schildering en verschünlng te vinden,” mevrouw von Dlttborn haar ge- f u m’n neefje al kent, weet Ik niet Ik f I hoop om uwentwille van niet. Hü U tien jaar oud en heeft een zwarten krullebol. bruine kükers, dlè Je dwars door je stel kun nen küken. Hü is erg pienter en heeft niet den minsten eerbied voor mü- Ik heet Johan en hü noemt mü .Knobbel", Waar ik dat aan te danken heb weet Ik niet. Uit wraak noem Ik hem „Puk” Voor de bedoeling, gelegd In dat woord, blüft hü cynisch koud en als ik het zeg. kükt hü met een filosofische kalmte door mü heen. Laatst was hü bü mü- En hier begint historie. .Daag .Dag Puk „Ik kom bü 191 te sn )e

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 7