r
Ar
I
ll ll
r>.
ww
IO
- I
iï
DIC
Zoekt -gij betrouwbaar
Personeel?
I
7
20 en 21
voor 80.
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
'"vr: M
f
w,
Het geplaagde poesje
Fahrenheit
Celsius
en
fWS
7^7*
f
DONDERDAG 13 AUGUSTUS 1931
2
1
I
A *7
g~-*>
t-
A.
i
7
J
B
....tiv’-Z.
u o
Die wist het
77/
I
i U i
i aw
r
I
11
Hoe hoog zijn de golven
der zee?
Ml
k m
I
1S1
*><i
‘*1
^7,
'i
-
v>
FOTOREPORTAGE
iinmmfflj
«5»
i
A
i
t
jR:
L-
7j>.
1.
m
La4aw
24 0
160
14 Ó’T
120
IOO
hy
LADA
o
en Aet karretje voort te trekken.
Het geheimpje
4
Zeg poesje, m’n snoetje, wat zit je daar toch,
Je zit daar zoo woedend te kijken,
Zeg, zie je een mutsje, een vogeltje soms.
Dat zou je, geloof ik, wel lijken!
De Nederlandsche .vier met stuurman*
neemt na zijn overwinning In de eerste
serie der Olympische roeiwedstrijden,
de gelukwenschen in ontvangst
Eerst deed je alsof je aan ’t slapen was, guit!.
Maar plotseling scheen f iets te hooren.
Je rekte je uit en je kwam overeind,
Wat klonk je daar toch in je ooren!
U
F
t
t
1
I
t
Op de schuine lijn is dus onmiddellijk
het juiste overeenkomende aantal graden
af te lezen. Op de teekenlng zie je met de
stippellijnen hoe het diagram werkt.
Ik heb er, ter verduidelijking, nog een
ander voorbeeld op geteekend.
Ik heb 145 graden Fahrenheit.
Hoeveel Celsius?
«i
mi
bu
wi
di
w«
re
zi<
he
Pi
n
d<
m
m
F,
lil
e
d
1
B
1
O
d
r
8
n
i
i
I
c
>1
de
va
•cl
ge
1
K(
•ei
tei
DC
VO
•e
de
de
he
vo
VO
de
ov
ov
ca
&7.
'■.i'
w
d
i:
n
P
Zwaarder dan de 200 meter. Timn
Osendarp in de ouderlijke woning te
den Haag bezig met het doorworstelea
ven de stapels gelukwenschen
bet Maéteeeel Jongevee Vegend, die deelnemen een het zeekamp te Oudeschdd, legden
Woensdag te den Heldor eon brans bf bet monument .Voor bon, die vielen'
12 0
K< ORO Zt«T.
20 O
Van die 145 trek ik een horizontale lijn
naar de diagonaal en vanaf dit snijpunt
weer een loodlijn naar beneden, naar de
Celsiusverdeeling. Die komt dtis uit bij
62>/j grasui Celsius-
Gemakkelijk of niet?
Nu zit je te kijken, als trilde je zoo
De vlieg, die daar zweeft, heel graag pakken.
Je strekt eens je pootje en springt *n de
lucht
Och poes.... laai je pootje maar zakken!.
De Boer gaapte eens, en rekte zich uit,
doch vóór hij nog goed en wel wakker was,
werd hij al uit de kar getrokken en nam
De Bruin zijn plaatsje in. Er bleef hem dus
niets anders over dan het handvat op te
nemen en het karretje voort te trekken.
Nog half duttend ging hij verder, t Was
reeds heelemaal donker en aan den weg
Wat zeg je, een vlieg vloog er straks langt^^
En zat die je steeds zoo te plagen!
Zoo’n ondeugd, hoe dorst hij, ‘t is
'k Snap niet hoe of hij ‘t dtCrfde wagen!.
Alcala Zamora la zfn hotelkamer te
Parijs, waar M thans met zijn gezin
verteelt
Zoo'n vlieg poesjelief, -neen, die krW
Die vliegt hooger dan jij kunt springen.
Dus poesje m’n snoesje, er Is niets aan te
oOwn»
Jij moet maar je boosheid bedwingen.
Minister vee Mlb de leeds bas ebt
Woensdag oen bezoek aan Amsterdam
ter bezichtiging van de verfcoersnogellng.
De minister bij de Itebtsignoien op^ het
Je staartje sloeg zacht op den grond been
en vottTg
Je keek, of je zóó toe wou springen.
Zeg poesje, m’n snoesje, wat is er met jeu.
Wat zie je voor akelige dingen!
In het Vredespaleis te den Haag Is
Woensdag aan de Camegle-stichting
door een Fransch comité, bestaande
uit vereerders en vrienden van wijlen
prof. Lyon-Caen, een borstbeeld van
prof.' Lyon-Caen aangeboden
X
4
De verdeeling volgens Celsius staat op
de horizontale, en die volgens Fahrenheit
op de verticale verdeeling.
De getallen zl^n gelijk op 40 beneden 0
en van af dat punt zijn de graden Fahren
heit gelijk aan 9/5 van die van Celsius
plus 32.
Dr. Max Euwe, de wereldkampioen schaken, tijdens het internet)»-
■oei schaaktoernooi te Nottingham (Eng.)
Het is dikwijls noodig een temperatuur,
opgegeven in graden Fahrenheit, over te
brengen in graden Celsius of omgekeerd.
Hierboven geef ik jullie een teekenln-
getje zoo’n ding noemen ze een diagram
waarvan je zoo maar het aantal graden
kunt aflezen, zonder een of andere for
mule te gebruiken.
J
„Zullen we d’r niet eentje vatten op le
gezondheid van dien goeden mijnheer, die
ons zoo'n mooi vrachtje bezorgd heeft?"
vroeg De Bruin.
„Ja, eentje kan er wel op overschieten,’’
antwoordde De Boer.
„Op één been kun je niet loopen," zei
De Bruin weer, toen ze het eerste glaasje
op hadden en bestelde het tweede.
.Alle goede dingen bestaan uit drieën,”
zei De Boer en liet de glaasjes voor de
derde maal vullen.
Daarna pakten ze hun karretje weer op,
maar vóór ze hun weg vervolgden, zei De
Bruin vriendelijk:
„Boer, je moest maa? bij den koffer op de
kar gaan zitten, dan zal ik je rijden en als
we op de helft van den weg zijn, ga ik in
de kar zitten en rijd jij me."
Dat was een goed idéé.
De Boer zette zich in de kar, vouwde zijn
handen, deed zijn ééne oog dicht en sliep
lekker in.
Het was erg stil op den weg, er was geen
enkel huis meer te zien en het begon ook
al *n beetje donker te worden/ toen De
Bruin dacht: „nu zou ik ook wel eens een
dutje willen doen."
,JIê, De Boer, ventje, word eens wak
ker, we bennen op de helft van den weg!”
Sergeant Muller heeft eenigen tijd tot
de soldaten gesproken over de vaderlands
lievende. gevoelens, die het zien der vlag
bij eiken Nederlander moet opwekken. Nu
vraagt hij ten slotte aan een milicien:
„Wel, Jansen, wat denk je nu wel, als je
onze driekleur daar zoo lustig ziet wap
peren?”
„Dat *t stevig waalt, sergeant!” is *t
nuchtere antwoord.
Je hoort zoo dikwijls praten van huizen
hoogt golven, maar er zullen er onder jullie
niet veel zijn die ze ooit gezien hebben.
En dat is niet te verwonderen ook, want
golven die werkelijk zoo hoog zijn als een
huis komen er heuach maar heel zelden
voor. Daafvoor moet het al extra-bulten-
gewoon hard stormen. En dan nog zijn het
geen hooge huizen, zooals je die in de
groote steden vindt, waar je zoo’n golf mee
kan vergelijken.
Tegenwoordig, nu ze van alles weten,
hebben ze ook de golven gemeten en zie
hier wat die meterij aan toonde:
Gewone golven zijn van 1.80 M. tot 3.60
M. hoog. Bij stormachtig weer krijgt men
golven va» meer dan 8 M. hoog en bij een
hevigen steam zelfs meer dan 10 M.
De lengte van de grootste golven van de
eene naar de volgende bedraagt ongeveer
27 M. en in 20 seconden heeft zoo’n golf
de plaats van een vorige weer ingenomen.
scheen geen einde te komen. begon
nummer 21 danig te vervelen.
„De Bruin, zou het geen tijd worden, dat
jij weer eens gaat rijden?” bromde hij.
Doch De Bruin sliep als een oc.
Hij begon er *n stapje op te leggen, want
een inwendige stem zei hem, dat het nu
wel tijd begon te worden om den koffer
af te leveren. Het werd weer drukker op
den weg dus ze zouden nu wel gauw
op de plaats van bestemming zijn.
„Alle bommen en granaten!” riep
ineens, schoof zijn pet achterover en krab
de op zijn hoofd. Hij gaf zijn vriend een
schop tegen de beenen, zoodat die Ineens
recht overeind zat en samen staarden ze
nu verbijsterd naar den voorgevel van het-
statten!
„t Is nou toch te laat voor dien dikken
mijnheer, om nog andere kleeren aan te
trekken,” zei nummer 21, „laten we het
vrachtje maar in de goederenloods zet
ten!” 7^-
Of ze ooit tot de ontd^king zijn geko
men, dat ze op dezelfden weg waren terug
gekeerd, omdat nummer 20 het karretje
geduwd en nummer 21 het getrokken had,
is niet met zekerheid te zeggen. Hoe de
dikke mijnheer gekeken heeft, toen ze den
koffer den volgenden morgen vroeg aan
het opgegeven adres brachten, laten we
ook maar aan de verbeelding van onze
lezertjes over, doch het is zeker dat num
mer 20 en 21 gezworen vrienden zijn ge
bleven en dat ze nooit weer een borrel
hebben gedronken, als ze op weg waren
met een vrachtje.
•w-^yeze titel lijkt natuurlijk wel een re-
j kensommetje, hé? Ik zal jullie daar-
•*-^om gauw uit den droom helpen. 20
en 31 is hier niet samen 41, maar het wa
ren. de nummers van twee kruiers van het
statten te Veldhoven, een klein plaatsje
in Noord-Brabant. De nummers stonden
in koperen letters op den zwarten leeren
band om hun arm. Nummer 20 was mank
het leek wel of hU bil lederen stap een
knieval wilde doen. Nummer 21 had maar
één oog, waarmee hij ook nog erg bijziende
was. Deze twee waren gezworen vrienden.
„Bruin," zei nummer 21 op een stillen
zomermiddag, „wat is het vandaag weer
knudde, er stapt geen mensch uit den
trein en die aankomen, dragen hun va
liesje nog zelf. Kom, laten we d’r eentje
gaan pakken.” Onderwijl maakte hij de
gebruikelijke beweging met z’n hand naar
z’n mond.
„Boer,” sprak nummer 20 ernstig tot
zijn collega, ,^oo meteen komt trein 4.28
binnen, laten we die nou even afwachten,
je kan nooit weten, hoe een koe een haas
vangt.”
De Boer enbe Bruin, zoo waren hun ot-
fteieele namen, bleven dus wachten op
trein 4.28. Ze waren haast Ingedommeld,
toen met donderend geraas de trein bin
nenstoomde. De eenige reiziger, die uit
stapte, was een dikke, zweetende, puffende
heer. Ofschoon de heer alleen maar een
actentaach droeg, stepten nummer 20 en
nummer 21 op hem af, terwijl ze aan hun
pet tikten.
„Bagage, mijnheer?"
Ze hadden geluk. De dikke heer wees
naar den goederenwagen, waar juist een
groote koffer uitgebeschen werd.
„Die moet naar dit adres,” zei hij, terwijl
hij hun een briefje gaf. „Kun je hem daar
binnen het uur brengen, want ik heb mijn
kleeren vóór het diner noodig.”
„Binnen het uur, o jé, mijnheer,” zeiden
ze allebei, „u kunt hem met een half
uurtje al hebben.”
De Boer en De Bruin laadden nu den
grooten koffer op een karretje en gingen
welgemoed ojj weg. Toen ze *n 100 meter
geloopen hadden, kwamen ze voorbij de
herberg: vergulde Kan”