1 4 Wf: rl Tuitneltje en Kruimeltje in het Kabouterkind wn&aal aan den daq Het natuurgevoel Optreden van een F 250.- toovenaar Zigeunerinnetje r J r F 3 7 d r J] 4 r f Tf Bij den hertog van Orleans Terechtstelling in Alabamba n L k T 'e z fe't WOENSDAG 19 AÜGUSTUS 1936 Eén is géén in-* i n’j til DOOR ANNY VON PANHUIS •“"'"“’lUIUIIIIIIIIIIUIIIIINIIIHÜIIIIIH 5 4 AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Bij Sint Franciscus I» I willen be- St. Francitcus i i i oü- •M een L I c. 71 1 I snelde er naar toe. re ar wai stom dood is.' kalmte fee nader trad dicht op mevrouw von Dittborn ii»- 1 i YfC1t\ f I I was tevergeefs naar »Un ton. «der eluk i 1?':;- t t r Toen viel zijn oog op het vogelkooitje en hy wenkte Krui meltje dat ie zich stil moest houden. Daarna klauterde hijzelf achter een schilderij en ging rustig zitten wachten tot de menschen, die druk heen en weer liepen, onder de wol zou den krulpen. Intusschen sprak hij Kruimeltje moed In en ver telde aan het vinkje allemaal moppen. ten van sorg. De er- cm uto ■nd on»al» broeden en susten, sprekend on luiste rend en geroepen tot gehoonasmheid in de blijmoedigheid van het zijn. spoorrails een plank na. maar niet heele- du er- xa n- m- suk te len. t s t •^1 bemoedigd. Hoe pf, me ln te n zoodra bet mde. DAArotn wanneer het r Ik de hoop te int n- bet ge. r d. in» cré ren eri-?' stonden^ J. ter. len er- zoz den lar-” tof- zo em oor het en ten ru «i. - 4 ran »r. int ke tch or eer in md t w Gelukkig ging de boerenfamilie naar bed. Kruimeltje en bet vogeltje deden net of ze sliepen en zagen stlekum hoe de leelUke jongen, de oude baas en zijn vrouw met een kandelaar in de hand verdwenen. Maar ook Tulmeltje, die nog altijd heel stil achter het schilderij zat, popelde van ongeduld en zoodra de deur achter de menschen dicht viel, klauterde hij naar beneden. Oud nieuws? Ja. maar den toch niet voor die Iallooze «utomobiliiten, dia avond» „rustig" mat maar Ma koplamp aan rijden I En toch Is hel kleinste ongeval altijd nog duur der dan aan nieuw gloeilampje! 0® Tulmeltje ging het bonch door en vond de wantjes van zijn vriend. Ze lagen nog al dicht bij de boerderij en Tulmeltje De hond, die hem *1 lang gezien had, legde direct uit waar Kruimeltje kon zijn en weldra Tulmeltje in de huiskamer, waar ie vriend zocht. deelte van de plank had men den veroordeelde geplaatst. Aan den eenen kant werd de plank in evenwicht gehouden door den sergeant. Tusschen de staven keek men naar beneden In de schuimende rivier. Op een teeken van den officier zou de sergeant van de plank springen, waardoor deze zou kantelen en de veroordeelde zou tusschen de staven naar beneden schieten en zich tijdens den val de keel toesnoeren. Ben eenvoudige manier van terechtstelling! De farmer hoorde bet water onder zijn voe ten gorgelen en keek in de diepte. Op de gol ven danste een stuk drijfhout. Hoe langzaam bewoog het zich voort. bode naar de naburige wonin Nancré, om te zien, wat zy deed, en even later liet hjj ditzelfde aan den toovenaar vragen. Deze op zijn beurt liet het kleine meisje in het glas water kijken en zij !f nu de kamer, waar Madame de Nan- bevond, evenals haar gasten, hun klee- bezigheld, de plaats waar zjj zaten ot \en bode, intUssc; alles in stilte lijk den heeh nogeens te zli den schijn der zon.... zag de velden.... de wei den.... In zijn ooren klonk mi sellng begonnen de klokken te by verlies van een hand, een voet of een oog. •^^■iM’l In de hand heeft, _sken zijn dat de Ditt- borns bedreigd worden door ongeluk óf droef heid dan behoef ik de hoop op terugkeer van mjjn zoon ook niet meer te laten afhangen van het verschijnen of wegbiyven van het witte paard.... En dat was het nu juist, dat me zoo treurig en zwaarmoedig maakte; dat ik er langzamerhand toe gekomen beelden dat Ulrich zou terugkei witte paard zich niet meer ver schrok ik telkens opnieuw zot na een lange poos, warm leid MB en- reeds in zijn jeugd met bjjzi tot alles ^rat licht, schoon en Al wat leeft, voor alles bloemen en vogels, zag hij als volmaakt blijmoedig, door God tee- der verzorgd. „De schoonheid der weiden, de liefelijkheid der wtfnvelden, alles wat behaag lijk voor het oög was, deed hem genoegen”zegt Thomas van Celano en Jörgensen voegt hier aan toe, dat wjj ons niet zullen vergissen, als wi> aannemen, dat Ht) die liefde voor de natuur van zijn moeders kant had overgeërfd. Toch wil het ons voorkomen alsof deze ver klaring» van het natuurgevoel van Franciscus niet juist is en hier een ander proces zich vol trekken moest, waardoor de aangeboren roman tische geest gelout^d en vernieuwd de natuur tegemoet trad. - Misschien dat men eenlgermate den waren grond en aard hiervan doorschouwen kan als men op de volledige overwinning van allo zwaarmoedigheid let, die zich in Pranciscps voltrokken heeft en wel reeds in beginsel, toen hjj gehuld in den ouden tulnmansmantel het tehuis en de stad zijner kinderjaren ver liet om de genaame boeschen op de hoogten van den Morlte Subasio zingend in te trekken. In de ronmantische toewendlng tot de natuur is altijd een zwaarmoedig moment. Er is heim wee in naar iets onbekends, zelfs doodsverlan gen, „Weltschmerz". Het is juist de bewegen de kracht van alle romantische stroomlngen in de kunst, maar het is ook hare onrust Het was de onrust van de Provencaalsche reizende troubadours der middeleeuwen en evenaoo van de dichters der Duiteche romantiek. In de romantische natuurbeschouwing ver schijnen alle schepselen en alle gebeuren als onwezenlljk en onwerkelijk in dien zin, dat zij óf gedreven en beheerscht worden door ver borgen machten hetzij geesten of natuurwetten óf wel omdat zU symbolisch,zijn, beelden, ver schijningen, die iets anders vertegenwoordigen, «ets representeeren, dat zy zelf niet zijn. Er is ook in alle symboliek iets zwaarmoe digs. Wat het verborgene, het verleden of het loopen. Eindelijk de open plek! HU rent er op af, schreit van verrukking.... Voor hem de farm. Op de treden van de hoofdtrap staat zijn vrouw.... ZU heeft den jongen op den arm. De farmer roept.... wenkt. Nu ziet zij op. her kent hem. set het kind neer. Ijlt hem tege moet. De farmer sluit haar in de armen, om helst haar. HU schreit van vreugde. „Hier ben ik weer," snikt hij „hier ben ik weer!" De farmer voelt een verdoovende pün in den nek. Voor zijn oogen schiet een vuurstraal.... dan nacht en stilte De farmer was dood, het visioen ten einde. Zijn lichaam bengelde met gebroken nek onder den balk der brug. De officier verwijderde zich, de soldaten deden het overige. Ben kwartier later rolt de trein over de rails.... komende in beeld brengt, wat zin-beeld is, wijst buiten en ver over zijn eigen existentie uit naar een onbereikbare verte. Het is als de beeltenis van een overleden moeder, als een brandende kaars in een dpnkere kerk, die heim wee wekken omdat zU den zin, maar niet het zijn brengen van wat zy 'verbeelden. Zoo wekt het lam of de lelie, aanschouwd als symbool van onschuld een zwaarmoedigheid, omdat de onschuld niet werkelijk 1 s, maar slecht» als beeld verschUnt en de liefde volle toewendlng tot dier of bloem is in deze symbolische visie zelf ook van heimwee door trokken. zóó dat het concrete schepsel on- werkelUk wordt. Hoe geheel anders is het fiatuurgevoef van Sint Franciscus, vrU van zwaarmoedigheid, vol van blUhetd en daarom niet romantisch en niet symbolisch. In hem voltrok zich een j»- dicale wUziging in het natuurbeeld, .waardoor hem meer dan eenlg mensch het eigen wezen der dingen bekend werd. Deze kennis wgs dan ook de sleutel tot die gemeenschap, tot dat tweegesprek, dat Franciscus met de natuur voeren kon en dat wy als wonder aan vaarden. a Zoo is dan het natuurgevoel van Franciscus onnavolgbaar onvergelUkbaar in zijn strikt per soonlijk karakter met de natuurllefde.Aeerbied voor de schepping, medegevoel en medelijden, bewondering en verwondering die eM gewoon mensch in meerdere of mindere mate kent. Wie rondloopt in het land van Assisi. If- daalt naar de kerk van San Damiano, blikt op de wijngaarden, de feeder grijsgroene oHJfboo- men op de hellingen van den Monte Subasio. de stille donkere cypressen en het schoone wijde land rondom, die kan een opwelling van vreug de gevoelen als eenmaal de jonge Franciscus als hjj ipet zijn vrienden op een zomeravond de stad ontvluchtte. Maar als hU goed acht geeft op zich self, dan is onmiskenbaar, Hoe in deze vreugde en bewondering om de schoon heid van dit heerlUk land een ondertoon van zwaarmoedigheid meeklinkt, een gevoel van heimwee naar iets onbekends en onbereikbaars, droefheid om de wereld, droefheid wellicht ook naar God. Tot zoover kan de natuurlijke mensch met Franciscus gaan maar slechte tot zoover tenzij ook in h«m zich die wotjderbaarlljke wending voltrekt, waardoor alle dingen licht worden en schUnend stralen in hun eigen glans. Dan is de natuur geen achtergrond' meer, geen schilderij maar een dramatisch gebeuren met ons verbonden in lief en leed; alle dingen met si De barones liep haastig door tot aan de deur ▼•n de kapel en keek daar om; star en als gefascineerd staarde zU op de verschUnlng van reusaohtlgen schimmel, die daar zwaar en breed tegen den muur stond. ZUn oogen fonkel- en zijn manen glansden zilverwit. Als was de nhter slechte voor een oogenblik afgestapt en wachtte het nu op zyn terugkeer om met ‘Jen* weg te galoppeeren, zóó stond het dier toe. •Sou u zoo goed willen zijn, de lantaarn *ve«itjes vast te houden, mevrouw ik sou me graag eens een beetje dichter bU Heer “etarad’s trouw ros willen wagen." De oudere vrouw greep zenuwachtig Jo- •efk’s mouw vast. •■Wee, alstublieft, geen onvoorzichtigheden!" **fa lachte zachtjes en drukte de barones «lantaarn letterlUk in de hand. Daarop wilde zU met een snelle beweging "Mr den muur toeloopen, waar het paard nog P een spoorwegbrug In Noord-Alaaka <1 stond een man en staarde Fn den stroom. Zijn handen waren op den rug gebonden, het hoofd stak in een strop, waarvan het ein de aan een balk bevestigd was. Naast hem stonden zijn beulen: twee soldaten en een ser geant, die bevelen uitdeelde. Een officier leun- De man, die zoo vlak voor zün dood stond, was een farmer van ongeveer 35 jaar. Rustig en bedaard keek hU naar de voorbereidselen HU was geen gewoon misdadiger. Het krijgs- gerecht maakt korte metten. Het veroordeelt schurken en manhen van eer. Op een hoogte langs den oever lag een fort. De mond van een kanen dat in de morgenzon schitterde, beheerschte de rivier. Aan de over- zUde van de rivier strekte Zfch een woud uit. Beneden, voor het fort, sfcmd een compagnie soldaten, het geweer aan den voet. De brug- gehoofden waren met posten bezet. Allen volgden met spanning, wat er op de brug voorviel. Boven was men gereed. De soldaten hadden over drie staven van gelegd, die een vierde. vele andere bUzonderheden. De hen terufcekeerd, bevestigde dit aan den’hertog, die thans open- .^an JHancrë naar huls zond, om Jn. of het kind waarheid had ge sproken. tói alles, tot het laatste toe, waa soo- als zif het gezegfl had... Hierop vroeg de hertog van Orleans den toovenaar. om den dood des konings in het glas te laten zien, doch zonder te vragen naar het tUdstip, waarop die zou plaats hebben. En nu schilderde de kleine, die nooit binnen het Palais Royal geweest was en nimmer iemand van het Hof gezien had, behalve haar vader, uitvoerig de slaapkamer des konings in het slot van Versailles 'en de inrichting êrvan'. Zij be schreef getrouw, hoe hu in bed lag, waar de Aanwezigen in de kamer stonden en zU ultte haar vreugde, toen zh Madame de Ventadour en haar kind herkende, die zU wel eens ont moet had, en even later ook haar vader, den aww Tl a nZ'^KTX.T^ 90 °P «Ut zUnjlngevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p een on8eval met /X r«, KCJIAI lil r» Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen MVFe verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen WWe doodelljken afloop Joaefa streek heen en weer over het gladde, in den muur gevatte doek. De barones volgde iedere beweging van het jonge meisje met gespannen opmerkzaamheid. Nu riep Josefa zachtjes: „Komt u gerust hier, mevrouw, hier is niets dan een afbeelding, die stom dood is." „Maar ik zie toch de verschUnlng achter u aan den muur," riep de andere even gedempt terug. Maar, overgeleaen, dat ze haar woordelUk in het geheugen was gebleven, en zoo kon ae dus citeeren: „Wanneer men het witte paard van Dittborn ziet, is dat een waarschuwing, dat het geluk van het geslacht door een groot gevaar bedreigd wordt De oudere vrouw haalde hoorbaar adem. „U hebt me destUds al zooiets gezegd; als het paard zich ditmaal vertoonde, zou u weten dat u gelijk had, en kon u voortaan iedere verschUnlng voorspellen.... En ook verhinde ren?” vroeg ze in spanning. Dat laatste scheen haar nog meer te interes- seeren dan zelfs de verklaring, hoe de spokerU ontstond - ,.A!* u het wensoht, zal nooit meer een men- schelUk oog in Heer Meinrad's trouwe ros iets anders zien dan een oude, goedgeschllderde afbeelding.” De barones glimlachte even. „Wanneer men dus het ontstaan of niet ont staan van het verschUl dan kan het ook geen i door. Josefa's waagde ze zich nu toch ook dichterbij. kwam, des te dichter scheen het paard zich tegen den muur te drukken, des te minder plastisch scheen het te worden. Einde- lUk wist ze zich zoo ver te vermannen, dat ze óók de hand ophief, en büna had zü ze meteen weer teruggetrokken, zoo koud en hard was het blanke vel. waaróp nu haar vingers rustten. „Loopt u nu eens langzaam achteruit, mevrouw, en dan zult u zien, dat de verschUnlng weer even bedrieglUk-plastlsch wordt als eerst." De barones deed wat het jonge meisje haar verzocht „Ja. maar ik kan er nu heelemaal niet meer uit wijs," fluisterde ze. „Zóóveel heb ik echter wel begrepen: voor dit paard behoeft niemand angst te hebben." Op hetzelfde oogenblik verdween de ver schUnlng weer. Joeefa zei voldaan: „Het weer werkt vandaag ook buitengewoon mee en helpt me aan het eene bewUs na het andere." Mevrouw von Dittborn fluisterde: „Laten we nu gaan, «rant ik kan m’n ongeduld bUna niet meer bedwingen om boven van u te hooren wat u te vertellen hebt!" „O, mevrouw, dat is heel wat, bijna te veel voor dit late uur. maar ik ben er natuurlUk dadélUk toe bereid.” Boven aangekomen gingen zU tegenover elkaar by de schemerlamp zitten en mevrouw von Dittborn ael gejaagd: „Zóó, begint u nu gauw." Josefa keek ten zich heen door de vriende lijke kamer. De sfeer van behaaglUkheld en rust had haar telkens weer getroffen, wanneer ze dit vertrek binnenkwam, maar nu viel het haar nog meer op dan anders. Misschien omdat voortdurend op den achtergrond van haar den ken bet weemoedig besef stond, dat te Dittborn nu zoo spoedig zou moeten verlaten! ZU wilde juist beginnen uit te leggen, aan welke oorzaken het verschUnen en verdwUnen van het witte paard moest worden toegeschre ven, toen de barones haastig zei: „Luister eens, juffrouw Burger, wanneer de afbeelding in het portaal van de kapel door de een of andere natuurUJke oorzaak als levend wordt, dan is de heele verschUnlng dus iets toevalligs en volkomen onschuldig. Men zou dus. zoodra men de juiste oorzaak kent, maat regelen 'kunnen treffen om het optreden van het verschUnsel te verhinderen? Dus dan, begrUpt u me goed, juffrouw Burger, dan zouden ook de woorden in de kroniek geen zin hebben?" Dit alles klonk als een ademlooze vraag. Josefa begreep onmlddellUk, wat er in mevrouw von Dittborn omging. Ze had de be treffende passage in de kroniek zóó dikwUls altijd groot en massief stond, doch ze bleef waar ae was: het paard was, alsof het een vUandlge bedoeling speurde, bU tooverslag ver dwenen en men zag nog slechts een mat. grUzig wit schemerenhet nauwelijks te onder scheiden schilderstuk. „Wat is dat?" de barones rilde hoorbaar, „dat is toch onnatuurlUk. spookachtig, komt u mee, we gaan weer naar boven." x Josefa verroerde zich niet. „Hebt u no® beel even geduld, dadelUk zal het wel weer ten leven ontwaken.” „Juffrouw Burger, ik wil naar mUn ka mer terug, ik moet u eerlUk bekennen, dat de heele historie me ontzettend opwindt en van streek maakt, 't Is zoo gruwelUk ge heimzinnig!” Ze zei het bUna heftig, en Jo eefa begreep, dat het eigenaardige verdwUnen van bet paard, alsof het onraad vermoedde, de barones schrik had aangejaagd. „Toe wacht u nog één oogenblikje, dé ver schUnlng ral zich dadelUk weer vertoonen,” smeekte ze. En als had het slechts op deze woorden gewacht, kreeg de vage afbeelding plotseling weer leven, de manen en vacht glans den dicht en welig, de oogen begonnen te fon kelen en het paard trad als uit den muur te voorschUn en étond daar als te voren. LetterlUk met een sprong stond Joeefa on mlddellUk daarna naast het reusachtige dier, liet de hand als streelend over zUn rug glUden en knikte voldaan: het mooie blanke vel voelde koud, bUna klam aan en er was geen verhoo- ging van ribben te bespeuren. Ook degenen, die absoluut niet aan occulte verschUnaelen gelooven' griezelen er toch wel eens graag Óver en vinden het tenslotte enkel maar jammer, dat men de wonderlUkste din gen nooit zelf beleeft, maar ze helaas slechts uit de tweede of derde hand kent, en men weet bil ervaring, hoeveel vlekken handen kunnen achterlaten. De hertog van Saint Simon, een zeer nuchter en correct man, heeft wellicht iets dergelUks gevoeld, toen de hertog van Or leans hem de hier volgende historie mede deelde, die hy zelf had meegemaakt. Nu was de hertog van Orleans een heerschap, dat in onzen tyd bepaald spiritist zou zyn geworden, want hy nam elke kans waar, om door een kier in de toekomst of de andere wereld te kyken, en ging graag bU toovenaar» en waar zeggers in de leer; ook had hU levenslang ge probeerd, den duivel eens te zien te krygen. het geen hem trots alle moeite nimmer gelukt was. Salnt-Slmon schUnt het zelf tevoelen.dat de aard van zyn zegsman de zaak wel wat doet verliezen aan geloofwaardigheid: hU toont zich dan ook een voorzichtig man en onthoudt zich van elk commentaar, aan de feiten slechte de mededeeltng toevoegende, dat hy een en ander bUzonder genoeg heeft gevonden om het te memoreeren. Ziehier dan wat voorgevallen zou zyn. Op zekeren dag trad er ten huize van den hertog van Orleans een toovenaar op, die be weerde, dat hy in een gewoon glas water alles sou laten zien, wat men hem maar vroeg, doch degeen, die erin keek, moest een Jong en on schuldig wezen zyn. Hierop sprak hy zachte tooverwoorden over een glas water, en het dochtertje van den hertog, een achtjarig kind, moest antwoorden op de vragen van de om standers. die wilden weten, wat er op dat oogenblik op verre en'afgelegen plaatsen ge beurde. Maar de hertog, die er al eens inge- loopen was met dergeiyke stukjes, wilde de proef op de som nemen en zond heimeiyk een bode naar de naburige woning van Madame de dat oogenblik De farmer sloot de oogen. ZUn laatste ge dachten wilde hU concentreeren op zyn vrouw... zUn hersenen.. hertog van Orleans, onder de overigen zag, die zy allen beschreef: de prinsen, heeren, hof- chargen en dienaren, ook de dames, en duide lijk herkenbaar Madame de Maintenop. Nadat zU dit alles verteld, had, vroeg men haar of zU den Dauphin niet zag. en men beschreef, hoe hy er uit zag en ongeveer gekleed zou moe ten zyn. Maar zy zag hem niet en evenmin den hertog en de hertogin van Bourgondlë. waarnaar men haar vroeg, noch den hertog van Berry. Maar zy bleef ontkennen, dat »U deze personen in het glas kon zien en her haalde nog eens. wat zy al beschreven had. Dit geschiedde in het Jaar 1708? toen zoowel de Dauphin als de hertog en hertogin van Bourgondlü--en de Due de Berry nog bU leven en goede gezondheid waren. Toen LodewiJk XIV stierf, waren zy trile vier hem reeds voorge gaan in den dood. Ziehier in het kort, hetgeen Saint Simon van den hertog van Orleans gehoord heeft op den dag, nadat het gebeurd is of zou zUn. Wie bet niet wil gelooven zal toch moeten toegeven.dat d_.it ht< TTr.n ver- er ook in dien tyd al uiterst handige en sug- gestieve praters waren, die behalve zeer veel - - - feitenkennis bovendien "nog 'over een goede portie menschenkennis beschikten. Veronder steld altUd, dat cte Hertog van Orleans zUn vriend niets op de mouw heeft gespeld. schillende oorzaken, die elk op zich zelf slechts een eenzydlg inzicht leveren. En ten slotte en dit geldt wel in het bUzonder voor Fran ciscus is er op tweeërlei wUze een onver klaarbaarheid van het menscheiyk gedrag nl. door de onberekenbaarheid van den vrtjen wil en de onnaspeuriyke werking van Gods macht., Wtóneër men dap. ook het natuurgevoel van' Sint Franciscus zo/ willen verklaren, zooals men een natuurverschynsel gewoon is te ver klaren dan is dit principieel onmogelUk. Onze eerbied voor de pelllooze diepte van zyn per soon, voor de wonderbaariyke wUze, waarop zUn vrijheid van de wereld en zyn gebonden heid aan Christus zich voltrok, voor de beslist heid van zijn geroepen zyn en gehoorzamen .dit alles dwingt ons af te zien van elke sche matische veTklaringspogins'. Het eenige wat ons te doen staat, is nauwlettend den gang van zUn leven in groote trekken te vólgen, het gade te slaan in het milieu van zUn rijd, van het land schep zyner inwoning en het te zien in het licht van de algemeene wetmatigheid van de religieuze ontwikkeling. DaarbU is het te ver wachten, dat er voor een krachtige gesloten persooniykheid ook een continuïteit in de ont wikkeling bestaat. Voor Franciscus werd deze dan ook reeds door de eerste beschrijvers van zijn leven on dersteld en zoo heeft pien zUn natuurliefde als een gevolg willen zién .wan éün geboorte en jeugd. HU toch had van jnoeders zyde Proven- caalsch bloed in de aderen en dit beteekende Immers een band met de rooiantlek „La gaya scienza”, de; vrooiyke wetenschap, de Proven caalsche chansons de geste, de zang ook der liederen over Koning Arthur en de ridders der tafelronde was de hoogste uiting van een volks geest, die door biymoedigheld, vreugde om en in de natuur, vrUe openheid van hart en hand, maar bovenal ook door romantisch sentiment gekenmerkt was. WU lezen, hoe Franciscus In zyn jeugd zich gaarne van de Provencaalsche taal bediende, hoe hU zijn genegenheid voor troubadour en ridder uitleefde en zooals Jörgensen het zegt een voorliefde had voor alles, wat een optimisme rechtvaardigde. Zoo wendde hU zich s voorliefde is. (Speciale correspondentie) Assist, 10 Augustus Jjfeö r is heel veel over het natuurgevoel van HSint Franciscus van Assisi geschreven en inderdaad is dit begrUpeiyk. Et is immers pen geschiedenis van een heilige bekend, gaarln de natuur als geheel, plant en dier af- zonderiyk, maar ook zon en maan, steeën en rotsen, water en vuur zulk een aandeel bezaten in de persoonlijke ervaring, zoozeer object wa- - k-, wondering, toewendlng, Uefdevolle eurtenissen uit bet leven vanFran- ciecus, de woorden, die hy sprak demonstree- ren met onvergeiykeiyke klaarheid dat deze •'mensch met de natuur op een wyze verbonden was als geen ander voor noch na hem. Hoe seer heeft men aan deze ultaonderiyke innig heid en hevigheid, aan het strikt persoonlUke van deze verbondenheid onrecht gedaan door bet natuurgevoel vap. Franciscus schouwen als' een versterkte uitdrukking van een algemeen menecheiyk gevoelen, als iets dus dat voor een onzer by voldoende goeden wil bereikbaar ia Nog oppervlakkiger zou het zyn I indien men het verhaal van Franciscus' dleren- sorg, b.v. hoe hy regenwormen, die zich op den weg hulpeloos kronkelden, terzyde legde opdat niet vertrapt zouden worden, zou willen voorhouden aan den modernen mensch als pro paganda voor de dierenbescherming. Zeker heeft Aslssl’s heilige zich llefdevol over de Jongen van „onze broeder», de roodborstjes” gebogen, in Slëna nestjes voor de tortelduiven gebouwd, lammeren, die ter slachtbank werden geleid, vrijgekocht, maar ook wilde hy niet, dat water droppels vertrapt zouden worden en noemde water en vuur, zon en maan zUn broeders en zusters, zUn medeschepselen van één Vader. Vergeten wy ook niet, dat Franciscus tot de vogels te Bevagna predikte en de dieren hem verstonden, zooals hU h«pi verstond. Hier is meer dan dierenliefde ew natuurbescherming, hier Is iets van een andfre afmeting, van een ander gehalte, dan wat voor een gewoon na- tuuriyk mensch znogelUk is. Misschien treft Jörgensen in zyn voortreffe lijk boek wel bet wezeniyke als hy zegt: „Fran ciscus zag in leder schepsel direct een woord van God”, d.wx wat tot hem sprak voordat hU het toe kon spreken, iets dat Gods wezen verkondigde. Zoo toonden alle dingen voor hem iets van hun Schepper, een’ bloem in haar morgenfrlssche maagdelUkheld openbaarde Gods sulvers schoonheid en reinheid, een .rots Gods sterkte en onveranderiykheld. Er was zoo meent de zelfde schrijver in deze natuurbeschouwing een bewustzUn van de symbolische beteekenis van al het gescha pene. Deze uitdrukking is dubbelzinnig in zoover als het woord symbool gemakkeiyk misverstaan wordt. Bedoelt men ermede de vervanging van een werkeiykheld door iets anders, dat den zin In beeld brengt, dan is Franciscus’ natuurbe schouwing ln het geheel niet symbolisch On- twUfelbaar vast staat het. dat hU in »Un liefde vol medeleven met al het geschapene vrü was van dichteriyke symboliseering, maar met de oogen en ziel het dramatische en het dynami sche van elk wezen doorschouwde, d wx het indlvidueele, bet gesloZene en doel in rich zelf dragende onmlddellgK ervaarde. Chesterton heeft in zyn boek over Sint Fran ciscus van Assisi het zeer goed, kort en krach tig uitgedrukt, dat Franciscus eigenlijk geen .minnaar van de natuur was, zooals men zich dit gewoonJilk vöoretelt. Voor hem was de na tuur geen achtergrond, geen atmospheer van vredige harmonie, want voor Franciscus stond hooit iets op den achtergrond. ,JTy zag leder ding als iets dramatisch, iets aparte van zyn begin af, niet statisch, uit één stuk lUk een schilderij, maar dynamisch als een tooneel- spel. Een vogel vloog aan hem voorby iyk een pui; iets dat een geschiedenis hééft en een doel, alhoewel zyn doel het leven was en niet de dood.” Daarom is de natuurbeschouwing van Franciscus realistisch, want elk ding stond op zich self en was zich zelf. Dit realisme was echter geen naturalisme, want voor de heilige van Assisi was het levend wezen en zelfs een dood ding niet een toevallig resultaat- van de werking van blinde krachten, maar bet pro- duct van een bedoeling, zooals in een tooneel- stuk elk persoon zUn rol speelt met een decora tieve en dramatische noodzakeiykheld. Wk schepsel is voor Franclsci» werkelijk, al vertegenwoordigt bet ook een sin en spreekt, was de Schepper door hem te zeggen heeft. Het is altyd een gewaagd ondernemen om «en psychologische verklaring te geven van groote pereooniykheden en van de wording van hun opvallende eigenschappen. Wanneer men de biographische studies, die in onzen tyd in overvloedig aantal verschijnen leest en zich door den auteur laat meevoeren bemerkt men, hoe gemakkelUk men de be dachte reconstructie van den ontwikkelingsgang van een karakter kan volgen. Stelt men zich echter wat kritischer in en vergeiykt eenige analysen van een zelfden persoon door verschil lende schrijvers, dan ziet men eerst, hoe on zeker hun verklaringen zyn. Eigenlijk is dit zeer begrypeiyk. Reeds een onderzoek van een levend persoon, zelfs de analyse van ons eigen karakter stuit op onontwarbare moeilijkheden, hoeveel te meer de begrijpeiykheld va historisch persoon, waarvan alleen het bare in daad en .woord bewaard bleef. Bovendien ontstaat een geprononceerde ka raktertrek veelal uit de samenwerking vanver- luripk.... Plot- jMdfen.... De farmer sperdé" de oogen wUd op0K Een nieu we gedachte vervulde hem plotseling, zeer in tensief: Ik moet de handen loe zien te krijgen! In de rivier springen.... den kant bereiken, dan ginds het woud ln, achter het woud de farm, de grens over, de vrijheid....! Toen gaf de officier het teeken. f hU concentreeren op zyn kind.... Koortsachtig werkten HU Mg zUn farm ln den f De farmer voelt een benauwden druk aan de keel. Hy valt.... valt ln de ruimte. HU verliest het bewustzijn. Een stekende pUn over zyn rug wekt hem weer. Het bewustzUn keert terug HU kan weer denken. HU weet: bet touw is gebroken. Ik ben ln de rivier gevallen. In den hals drukt hem iets. Hy wil het wegrukken, maar het gaat niet. Stikken en verdrinken te geblk. denkt hy, dat is toch al te dwaas. Het is pikdonker rond'hem. Alleen boven hem een helle schyn, die zwakker en zwakker wordt. Ik rink, denkt hy, ik rink.... wat een weldadig gevoel. Geen pyn meer, geen^ gebrek^aan alsof hy geen lichaam meeir heeft. Alles is zoo lang gele den.... bet is hem allemaal onverschillig, la ren schynen verloopen. Plotseling begint het licht boven hem weer sterker te worden. Ik styg, denkt hy met te- genzln ft »tyg naar de oppervlakte. TV wil maal bereikte. Op het uiterste, wankelende ge-i niet. Liever hier verdrinken dan boven door oe soldaten doodgeschoten te worden. Nu is zUn hoofd boven water. Hy opent de oogen. Het licht bedwelmt henrf. Een vurige wil om te leven ontwaakt. Met bovenmensche- lyke kracht verscheurt hu de boeien. De han den zUn vrü- Nu kan hy den strop losser ma ken. Gulzig zuigt hy de lucht ln. stoot ze uit met een kreet. Met machtige stooten klieft hU het water. De stroom sleurt hem mee Thans ziet hy de soldaten op de bróg op en neer loopen. zy «rijzen naar hem. De offi cier richt ZUn revolver, maar hy vuurt niet af. Een post aan het bruggehoofd legt het ge weer aan. HU mikt lang. Merkwaardig, de zwemmer ziet dat alles heel nauwkeurig, of schoon hy zyn oogen op den oever gericht heeft en de brug reeds ver achter hem ligt. Hy riet zelfs het oog van den soldaat door het vizier van zUn geweer. Het is een grijs oog. Menschen met grüze oogen zyn goede schut- /- tere, denkt hy. De wachtpost geeft vuur. De kogel slaat naast hem ln 't water. Ditmaal ging het goed, denkt hy en verdubbelt zyn krachten. De andere posten springen op de brug en vuren ln het wild. De farmer duikt, hy zwemt onder water door. De kogels sissen door de golven. Een strUkt hem langs den hals. Het geeft een warm gevoel. HU heeft geen adem meer en moet een oogenblik naar de opper vlakte. Thans ziet hy weer duldeiyk hoe de soldaten langs den kant heen en weer loopen. HU hoort het commando van den liütenant als brulde men hem in bet oor: .JLeg aan! Vuur!" Het salvo kraakt! .J^barmclüke .schutten!" lacht de vervolgde. Maar nu overvalt hem een rilling. HU ziet de kanonniers op het fort het zware geschut op hem richten. De honden schieten met het kanon. Een sombere donder rolt over de ri vier. Het projectiel kletst in het water. Een vreeseiyke fontein stort over hem. HU krygt het benauwd, worstelt naar adem, wordt heen en weer geslingerd De farmer spant zün laatste krachten in. De oever komt al diebtby. Volhouden! Vol houden! HU klautert tegen den kant op, hU- gend verdwünt hü tusschen het kreüpelhout. De kogels fluiten om zijn hoofd. HU rent voor uit. Elndeiyk het beschermende woud. HU loopt, rent, struikelt oser wortels en struiken, springt weer op. De grens bereiken is zijn eenige gedachte. Hy loopt. Het woud is einde loos. De opgejaagde verliest leder besef van koesterde, dat het nooit meer sou terugkomen, plotseling weer voor me stond. Dat heeft m’n - zenuwen eenvoudig ondermynd; ik wéét dat t dwaas en bUgeloovlg van me waa, maar Joeefa was van plan, nu eindeiyk met haar uitleg te beginnen, maar Barbara von Dittborn verdiepte rich steeds verder in de gedachten, die haar voor het oogenblik het sterkst in be slag namen. Met een wonderUjk glansenden blik richtte ze zich op ln haar stoel. JOc heb op het definitief wegbiyven der verschUnlng gewacht als op een teeken, dat de tyd vervuld was dat ik mün jongen, mün oudste, spoedig zou terugzien! En het ligt nu ln onze macht, het witte paard van Dittborn voorgoed te verbannen! Misschien," er trilde jubel ln haar stem, .misschien keert Ulrich nu terug. Het witte paard.... Ulrich!” Een gelukkig lachje beefde over het strenge vrouwen gericht. De oogleden sloten zich, als overweldigd door een verblindenden glans, bet Hoofd zonk plotseling achterover.... In dlei* onmacht lag Barbarevon Dittborn in haar leunstoel. De opwinding was te veel voor haar ge weest. De zalige, dwaze, duizelingwekkende hoop, die haar plots vervulde Josefa sprong verschrikt toe en deed al het mogeiyke om de bewustelooss aoo spoedig mogeiyk weer bU te brengen, maar pa» na tien lange, bange minuten sloeg de barones de oogen weer op. „Nu komt Ulrich terug!" was het eerste, dat over de bleek» Uppsn kwam. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 7