DE ZAK MET DADELS
H
H l tl
Schapenfolcdag in den Bosch.
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
li
Vo
Ze<
ZEG ZONNETJE
EEN POPPETJE VAN KRALEN
Een Oostersche vertelling
door Piet Broos
Hoe men elkaar in Ooster
sche landen begroet
van San
der stad
1 ir
De uitwerking van de beschieting
Sebastian. De mine in de
DONDERDAG 29 AUGUSTUS 1996
zyn gatt liep achter hem....
Dan ga ik met popje uit rijden!
buik
een
Met h.
BAAS BOVEN BAAS.
Jan en Piet hebben ruzie met elkaar.
„En mijn vader is toch een hoofd groo-
ter dan jouw vader.**
„En mijn vader heeft toch
dikker dan jouw vader.”
Om helder te schijnen? *t Is alles zoo grauw,
En ik, ik kan niet buiten spelen;
‘t Is lederen dag maar weer regen en M
Dat gaat op het laatst zoo vervelen!
Zeg zonnetje 'k heb je zoo lang niet gezien,
Waar zit je toch steeds alle dagen?
Je blijft maar verborgen, geen mensch
die je ziet.
Zeg, durf jij het niet meer te wagen
Al
vree;
plaa
- reed
vergi
plOt!
een
zU i
Finlt
zond
ae a
Omwind een groote kraal en een minder
groote met raffia of wol. Neem dan twee
draden sterk garen en knoop twee van de
einden samen. Rijg nu aan dezen dubbelen
draad eerst de kleine zwarte kraal van het
hoofd en dan de andere, grootere. Daarna
rijg je aan elk van de twee draden drie*
lange kralen en een knoopenvorm, waarna
pijten en anti*
raren uitgestald.
je de draden stevig afknoopt. De armen
makten We elk van twee lange kralen en
een ronde kraal en vervolgens naaien we
ze aan het lijfje (zie de teekenlng).
Het rokje maken we van een reepje
gekleurd sits- of crêpe-papier en binden *t
met een draadje geplooid om het middel.
De oogen zijn kleine kraaltjes, evenzoo de
neus. Wenkbrauwen en mond worden met
een steekje wol of raffia aangegeven.
wilt ge?"
dat wil zeggen: „uw welzijn” en
eerst daarna zijn belangen ter
werden tijdens den zevenden
Schapenstamboek voor Noord -
Brabant te den Bosch
zien had en telkens en telkens herhaalde
zich hetzelfde spelletje, nu eindelijk zijn
hebzucht was ontwaakt en de dadelzak
moest al verscheidene kostbare steenen
bevatten, toen zij eindelijk bijna den uit
gang hadden bereikt. Plotseling verliet de
kallef het gewelf, waarin zij stonden, alsof
iemand hem ineens had weggeroepen en
met ’n doffen bons sloot de deur zich en
de derwisch, die zijn hand juist weer in
een vaas met kostbare topazen had ge
stoken, was alleen.
Hij ging in een hoek zitten en steunde
het hoofd met de handen, net alsof bij
over de nietigheid van aardsche rijkdommen
nadacht. Maar de kalief kwam niet meer
terug en de verheven houding van den
derwisch had nu geen effect. De. vórst
scheen door gewichtige staatsaangelegen-
heden zijn gast geheel vergeten te zijn.
Uur na uur verstreek. De avond brak aan
en de nacht viel in. De dageraad wierp
haar rosen gloed door de kleine vensters
boven hem, de middagzon glansde, de
schemering duurde even en weer brak een
nacht aan. En de derwisch wachtte en
wachttemaar vergeefs.
HU klopte tegen de deuren, bonsde er
met zUn vuisten op, trapte er met zUn
voeten tegen. Geen geluid vernam hU.
Acht dagen waren sindsdien verstreken.
Daar rinkelden sleutels en Haroen al
Raschid trad binnen./
„Hè”, riep hij verrast. ,jüe ik het goed?
Ben JU nog hier. Ik had je, eerlUk gezegd,
heelemaag vergeten. Wat een geluk, dat je
nog zoo vrooUJk om je heen kijkt. Ieder van
'ons zou verschrlkkelUken honger hebben
geleden en de schatten hebben vervloekt,
die hem omgaven. Maar jU. JU hebt aan
je zak met dadels genoeg gehad om in je
levensonderhoud te voorzien. Je hebt zeker
je tUd met genoegen in diepzinnig nadenken
doorgebracht en over de dwaasheid van
anderen gepeinsd!”
MoellUk richtte de sterk vermagerde der
wisch zich op en met een gedwongen lachje
wankelde hU achter den kallef aan. Alleen
de gedachte aan den inhoud van zijn
dadelzak met edelsteenen hield hem op
de been.
Haroen al Raschid begeleidde zUn gast
tot aan de deur.
„Ik durf het niet wagen je een maaltijd
aan te bieden”, zei hU daar, terwUl hU
hoorde hoe de maag van den ander ram
melde. „want ik weet, dat datgene wat ik
Met
den na
feitelUI
toegevc
dien a
eenig
toevalll
aandoei
mannei
ment i
beidde,
weken
óe kad<
feit in
van ve
in de
voomer
zullen
strekkii
sim. M
deze vt
daarvar
Bij d
aan dei
Houtha
malen
zijn, de
land vo
Utrecht
ichip?
voldoen,
zeewaar
land to
eischen
heer Pi
opdrach
vacht
Nu dl
locals
de kapi
waar di
voorhee:
hem ht
woord i
chef va
kend on
De he
Ret all,
belangd
maal F!
zonder
Ret in
In dei
reeds la
bekende
^et
naar Nt
De re
niet of
gen, dat
onder d
Droning
wel zooi
Ret ove
de zake
tegenwoi
Deze i
der in 1
Vracht»
buitenla
»en nu
venal v<
Nederlai
De bei
familie
de wetei
tocht ve
tot het
•trekken
Dese 1
heeft or
ton in h
Pokken
cM., het
vervoer
hopen bl
te kunni
.Jantje
nen chai
Op de
dat er
Finland
dan doo
hier de
verlaagd
in Finlai
«enoeg4
Paariint
den hee,
Ik wil
hee# ten
oogenblil
Henignu
Mi gaan
zul
dit
En toen kwam de zon plotseling stralend
’■en bHf,
Ze scheen dat ’t een lust was! En *t meisje!.
Dat wandelt nu fijn met haar pop in de
En zingt onderwijl als een sijsjet, 1
M’n popje moet noodig naar buiten toehoor,
Ze krijgt hier in huis bleeks wangen.
Als ‘t altijd zoo regent, dan ga je
toch heusch,
Naar zonneschijn wel wat verlangen!
Kijk, hier is m’n popje, zeg ziet ze niet bleekt
Toe zon, krijg nu eens medelijden.
En schijn eens zoo helder en sterk als
jf kunt,
w
aroen al Raschid was geen ver
kwister, maar hU genoot verge
noegd van de gaven, die -Allah
aan de menschen wilde schenken.
Daarom maakte het hem een beetje kre
gelig, toen' hU bU zijn heimelijke tochten
door de stad bemerkte, hoe een gewone
derwisch, een oostersche monnik, die onder
het volk bedelde, zich beroemde op zUn
eigen armoede en tevredenheid en op be
dekte wijze de menschen tegen den kalief
en zUn hofhouding opzette.
Haroen al Raschid besloot daarom den
derwisch op de proef te stellen.
Toen deze op zekeren dag weer over de
markt wandelde van den eenen koopman
naar den anderen om met zUn bekende
spreuken aalmoezen te ontvangen, werd een
hand op zijn schouder gelegd en een rijk-
gekleede dienaar van den kallef zei tot
hem:
„De heer over alle geloovigen noodigt je
uit, wUze man, vandaag bU hem als gast
te logeeren!”
Een oogenbllk keek de derwisch verschrikt.
Daarna volgde hU met waardige schreden
den bode en alle menschen staken de
hoofden bijeen en Spraken over de eer, die
hem te beurt viel, daar de kalief zelf hem
aan tafel genoodigd had.
Haroen ontving den derwisch, terwUl hU
aan een welvoorziene tafel was gezeten
en noodigde hem uit van de voortreffeUJke
spijzen, vruchten en dranken te genieten.
Maar de derwisch ladMp eens en zei met
voorname kalmte:
„Heer, waaroip' zon ik van die spUzen
nuttigen? Kijk, Me'r in dezen zak met dadels
draag ik alles wat ik voor mijn levens
onderhoud noodig heb. Drie van deze vruch
ten zUn voor mU voldoende voor één
maaltUd. sta mU toe, dat ik ook hier vol
gens mijn gewoonte eet!”
De kalief knikte en de derwisch at met
veel smaak zijn drie dadels op. Toch scheen
het Haroen al Raschid .toe, terwUl hU hem
zoo onbemerkt gadesloeg, dat hij zoo nu en
dan een begeerigen blik wierp op de tafel,
NIET THUIS.
Onderwijzer: „Weet JU wat een schuld-
eiscber is?”
Jan: „Je, meester, dat is iemand, fegen
wien ik voor vader altUd moet zeggen,
dat hU niet thuis is."
Ze krijgt dan een keurige zomerjurk aan,
Daar was ’t steeds te koud nog voor, weet ja
Toe zonnetje, wil je je best niet eens doen,
’t Is zomer.maar te schijnen vergeet je!
BU de ZuldelUke en de Aziatische vol
ken heeft de groet een veel grootere be-
teekenis dan bij ons.
Zeggen wU geWoonlUk, zonder er verder
bU na te denken, maar gewoon: „Goeden
morgen!” of „Goeden avond!" de zonen
van het Morgenland zeggen: „God geve u
een goeden morgen” of „God geve u ge
zondheid!”
„Zegen moge rusten op uw hoofd!" zegt
de een en de ander antwoordt: „HU is met
u binnengekomen.”
De eene: „Vrede zU met u!” en de an
der: „Ook op u ruste vrede en Gods barm
hartigheid!”
Komt de eenvoudige fellah, Egyptische
boer, bU een beambte met een zaak of
kwestie, dan antwoordt hU op de vraag:
„Wat wilt ge?" steeds eerst „SALEM-
,TAK!”
/J brengt
sprake.
je voorzet voor jou geen waarde heeft.
Alleen wilde ik je een ding verzoeken:
Geef mij ter herinnering aan je gewaar
deerd bezoek jouw dadelzak. Ik zal dan
altijd aan'Je wUsheld kunnen denken als
ik hem zie. Ik schenk je daarvoor een
anderen, geheel gevuld met versche dadels;
ik weet, dat dat.xie vruchten zUn, die JU
alleen maar noodig hebtl”.--
Star en bUna willoos reikte de derwisch
het zakje met dadels aan den kalief over
en ontving daarvóór een nieuw. Dan 'keerde
hU zich zoo vlug mogelUk om en verdween
wankelend op de trappen voor het paleis.
Haroen al Raschid hield de hapd boven
zUn oogen-en keek hem lang na. Lachend
woog hU het zakje dadels in zUn rechter
hand... zU waren allemaal lp edel
steenen veranderd.
waarop de* uitgezochtste spUzen en de
geurlgste dranken stonden uitgestald, die
de neusgaten van den derwisch wel
moesten prikkelen. Nu en dan bevoch
tigde hU zijn lippen met de tong,
als proefde hU in gpdachten de vruchten
en heerlUkheden, die vlak voor zUn neus
stonden.
„Daar je niet met mU hebt willen dlnee-
ren”, zei ten slotte Haroen al Raschid, die
zich te goep had gedaan aan alles, „wil ik
je het genoegen doen om je de schatten
uit mUn schatkamers en andere zalen te
laten aanschouwen. Ik twUfel er niet aan
of je zult daar belang in stellen!”
Met een verheven uitdrukking op het
gelaat volgde hem de derwisch en wandelde
achter hem aan, door de onderaardsche
gewelven en gangen, door zalen en kamers,
waarin sprookjesachtige rUkdommen aan
goud en edelsteenen, gemunte en onge
munte geldstukken, smeedwerk^ beeldhouw
werk, zeldzaam geweven taj
qulteiten van allerlei soort wi
Plotseling bemerkte de kalief, dat zUn
gast, r die achter hem liep en zich geheel
ongezien waande, met een snellen greep uit
een schaal met kostbare robUnen een steen
njCgt en dezen haastig in zUn buidel liet
jWdwUnen.
Haroen al Raschid deed of hU niets ge-
HET VERSCHIL.
De onderwUzer: „Karei, leg JU me eens
het verschil uit tusschen voorzichtigheid
en lafheid.”
Karei, na eenig nadenken: „Ik denk
dat het zoo is, mUnheer: als iemand zelf
laf is, is het voorzichtigheid en als iemand
anders voorzichtig is, is het lafheid.’”
J
De belegering ven San Sebastian. Vrachtauto's zijn In pantserwagens
getransformeerd ter verdediging van de stad
I
I
1
FOTOREPORTAGE
De vrijwillige brandweer te Ce-
lenborg vierde Woensdag haer
25-jarig bestaan. Voor het stad
huis werd een défilé gehouden,
waarna een inspectie plaats vond
door den burgemeester, denbeer