Kaïro, een stad van Moskeeën V Tuimeltje en Kruimeltjein het Kabouterland k L I I I I wm den daq Ki. I 1 Zigeunerinnetje OOSTERSCHE SFEER De Bonte Tocht RUSSISCHE VACANTIE Fan r I Imm KAMPIOENEN muiiiiHiins VRIJDAG 21 AUGUSTUS 1936 illllllll j I G i Grazia Deledda Knolrapen Beelden uit Duizend- en-één-Nacht Illusies te verliezen Op de H. Landstichting 4U’ Heer 1 Buys Zuster mille, v. «.„.„„..HNIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIUIIIim - DOOR ANNY VON PANHUIS AAAG/FT£ MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL -*Z- - - p u> je ant- Holland sprak een woordje mee! t HERMAN KRAMER Dr. W. THEUNI88EN Mr. Attlee, de leider der Oppositie en het =S= bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 3» (Word»'vervolgd.) 4 I I 9 Obdam, Mlllllllllll nes toui aan Eindelijk was Tuimeltje bij het kooltje geklommen en pro beerde nü met Tuimeltje de spillen weg te breken. Maar dat «ouden ze wel willen.... neen, er was geen breken aan. De spillen zaten wel een paar centimeter diep in bet hout en waren zoo sterk en hard dat er niks mee te beginnen was. Het gezicht van Kruimeltje werd bleek, maar Tuimeltje troost te hem. De dezer dagen overleden Italiaansche schrijfster Grazia Deledda, winnares van den Nobelprijs voor litteratuur voo het kws Ik zal de andere kaboutertjes gaan halen, was het gezegde van Tuinicitje en nadat ie het groote raam openg'schoven had en op de vensterbank allerhande gekke gezichten tegen Kruimeltje had getrokken, was ie verdwenen. Nu bleven de vogel en Kruimeltje weer alleen achter, maar ze vertrouwden op hun vriend en wachtten geduldig tot hy weer op kwam dagen. er niet. Hy is een van die eer-degeiyke. docr- en-door fatsoenlijke socialisten, aie van na- Ik zou helpen. Tl J hr LASK Lasker— gambiet dan geli Botwinni tneerderl beter st echter z manoeuv e$ in zi kansen met den in staat een uitat Botwinni rullen, h hebben gesloten, die hem het tienvoudige van de waarde In handen speelde.... Ree tt toe van t stonde den st het al naar Aljech Dr. in de groote de ex. lachje den e< begon. Reed dat hi aanges rield m die in nlng e derom ondank met d< kamplo blokkad CMS zo< voort. zwakke kansen konlngs met zUi daarna stond i val en heeft i Aljechli slotte n dat de Kloks derom speelde NtJkbaa had opi gunstige loop wa menigte stonden, eindspel, pion op De pa De pa. de steil» Aljech; o. «3, Euwe i Op *n holletje was Tuimeltje naar de andere kabouters ge- loopen, die nog altijd In het bosch bezig waren met het be schermen van jonge plantjes. Kruimeltje zit gevangen, hijg de Tuimeltje, kom allemaal mee, anders vermoorden ze hem, en de andere kaboutertjes, die wel sagen, dat het geen grapje was, namen hun gereedschap en volgden hem. noote e: AGAT Attlee, het hoofd der Engelsche Labourparty in het land der Sovjets wilde opstaan. Malte Dlttbom wilde blijkbaar, zonder te vermoeden hoe hij martelde, gaan vertellen van zijn liefde =x HllllHrÊ 3 S Onze vlag werd vaak gehesehen. - K. - Te Rome overleed dezer dagen de bekende schrijfster Grazia Deledda. die in 1926 den No belprijs voor litteratuur heeft gewonnen. Zij werd geboren in September 1875 te Nuoro in Sardinië. Hier bezocht zij de dorpsschool, waar aan ze zelf later als ónderwyzeres werkzaam zou Zijn. Tot haar twintigste jaar had ze nooit een stad bezocht. Toen ze, voor het eerst te Cag liari, de hoofdstad van Sardinië verbleef en daar- de‘opvoering van een opera bijwoonde, ging de wereld der kunst voor haar open. In 1900 trouw de zij met een ambtenaar van het Departement van Oorlog en vestigde zich met haren echt genoot- Madesanl geheeten, te Rome. Haar werken beelden in het algemeen het Sardini- sche volksleven uit in een eenvoudige, realisti sche, maar toch dichterlijke wedergave. Niet al wat Grazina Deledda schreef is voor leder ge schikt. Vele' harer werken zijn in het Neder landsen vertaald. Hij legde zijn gekruiste armen op de leuning van een stoel, die tegenover dien van Josefa stond, en bleef in die houding staan, zijn blik onafgebroken gericht op het meisje, dat vóór hem zat. „Ik houd nl. van iemand een ware schoon heid, die misschien heelemaal geen oog heeft voor een saaien, in zich zelf gekeerden kluize naar als ik." Josefa haar haar voor een anderel Daartegen voelde zij zich niet bestand. „Mijnheer von Dlttbom, ik geloof niet aat ik de aangewezen persoon ben voor zulke ver- trouweiyke mededeellngen," stamelde ze, „me vrouw uw moeder zou u daarin waarschijnlijk veel beter kunnen begrijpen en raden.'* Hij schudde levendig het hoofd en verheugde zichheimelijk over Josefa's plotselinge onge-, wore bleekheid en het smartelijke, als ver starde lachje om haar kleinen mond, dat wel sprekender was dan duizend woorden. Met een warm overstroomend geluksgevoel in het hart zag Malte Dittborn in, dat de hardhoorende oude Liese hem een weg gewe zen had, dien hij anders misschien nooit had durven betreden. Er was voor hem geen twijfel meer: dit ongerepte meisjeshart sloeg voor hem, en voor hem alleen. De gedachte dat zij hem zou kunnen liefheb ben. overweldigde hem bijna. Sedert zy op Dittborn woonde, vu de toekomst, die hem loos blauwe lucht, het vormt een prachtig rijk geheel. Maar de grootste sportprestatie Wordt nu nog van hen verwacht. Niemand worde door die hulde Uit zijn evenwicht gebracht. Jongens, meisjes, ook al ben je Nu met lauweren getooid Die we je van harte gunnen Och, vergeet toch één ding nooit;* Zooveel andere Nederlanders Die presteerden heusch nog meer. Ook al liep 't niet in de gaten, Bracht men hun niet zulk een eer. Heusch, we hebben zóó’n waazdeering Voor de ware, faire sport, Dat we ‘t jammer zouden vinden Als 't succes bedorven wordt. Al die hulde brenge jullie S Tóch niet uit ‘t gewone doen, Blijf sportief, gewoon, eenvoudig. Wees ook dadrin.... kampioen! Menig Griënt-reiziger begeeft zich naar Kalro, het hart vol van de verwachting in deze stad iets te vinden, dat op een vergelijking lykt van de atmosfeer der sprookjes uit de Dulzend-en- één-Nacht. In leder geval een stad met de gratie van een Oostersch ulteriyk en een Oostersch karakter. Niets is dan zoo teleurstellend als de aan komst in de stad, wanneer men uit de groote hall van het kopstation treedt op het met neon lampen verlichte stationsplein. Onmiddeliyk wordt men opgeslokt door een stad van Euro- peeschen bouw en aanleg, met Europeesch ulteriyk, maar van een smakelooze, vulgaire soort, waaraan ook maar het geringste grijntje poëzie en lieflijkheid vreemd is. Een stad niet met een gelaat, maar met eervtronle. De Europeesche stadsdëelen beslaan een groote oppervlakte. Achter de Opera begint het echte Kalro, dat der bazars, der oude moskeeën, der donkere Arabische cult’s, der karavan- seras. Wanneer hij gestaan heeft in de stilte der arkadehallen van een der eeuwenoude mos keeën, als die van Aksumburg of Ibn-Tulun, dan eerst heeft de reiziger Kalro ontdekt. Kalro is een stad van moskeeën, van mos keeën en mausolea. Vierhonderd heet zij er binnen haar muren te hebben, deze stad van Allah. Het kunnen er een paar meer zijn of een paar minder. Mien vindt in Kairo's oude Moskeeën indruk wekkende waardigheid, mystieke verdroomd- heid, opgewekte blijheid. In de meeste hunner schuilt werkelijk een geest des gebeds, die niet alleen het hart van den Moslem raakt. Zjj ztjn Nauwelijks was Malte Dittborn weer thuis, of hy liet Josefa door den knecht verzoeken, in de bibliotheek te wilted komen. Hij moest aêkerheid hebben er was een blijde hoop in hem, die dorstte naar een bevestiging. Weldra verscheen Josefa, verward en verlegen, want ze vreesde te moeten antwoorden op vragen, die betrekking hadden op haar bezoek by de oude Liese Schneider. Pas een paar minuten was de baron terug van een rit, en daar die rit maar kort geduurd had, kon hij enkel maar naar het dorp geweest zijn. Ze raapte al haar moed bijeen en begon met te zeggen dat ze niet zoo héél veel tijd had, want dat mevrouw haar spoedig verwachtte. De baron schoof een stoel voor haar bU. .Moeder zal het wel niet zóó nauw nemen. Dat, wat ik met u te bespreken heb, is voor ml) van zeer veel belang." Hijzelf bleef staan en keek bet jonge meisje scherp aan. „De oude Liese Schneider stuurde gister- SMpnd een brief, waarin stond, dat ik u niet Wordt aan onze kampioenen Eer gebracht van allen kant. reest’Hjk worden zij ontvangen. En in optocht ingehaald. Steeds bespeecht, betoast, geprezen Om ’t succes, door hen behaald. Zeer terecht wordt T dapper clubje Thans bejubeld en geroemd. Want ons land werd door hun dader Menigmaal met eer genoemd. Kranig hebben zij gestreden, t Resultaat stemt zéér tevrêe. bij veilles van een hand, een voet of een oog w w i-i a nMMMfSc op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen V 750 - blJ kvenslangegeheele onge^ktoeldtot^rken door p 750.- F’250>- /VI lp A RCjlMN rL JS ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van beide armen, belde boenen of belde oogen vVo doodelljken afloop De Ahtar, het godsdienstig en wetenschappelijk middelpunt van de Mohammedaanse he wereld weer, wel maar ik heb juist voor ik in den trein stap te, er al een op gegeten, en hij smaakte mij bijzonder.” Ik beet een klein stukje af. Als je nog nooit een rauwe knolraap geproefd hebt, kun je je niet voorstellen, hoe, vreeselljk my dit tegen stond. De man mg het ontsteld gezicht, dat ik zet te. „Het is een heerlijke vrucht; kom schiet een beetje op” en onheilspellend zwaaide hy het mes door de lucht. Geen moment hield hij zijn oogen van nrj af, terwijl hij zei: „Je hebt zeker een copieus ontbijt gehad, maar eten zal je.” Ik huilde bijna: „Ik kan niet meer; ik heb geen honger.” „Ik ben bezig een boek aan het schrijven over het nut van knolrapen,” begon de gek weer, „de knolraap is heerlijker dan druiven, en voedzamer dan melk en eieren.” Ik wilde schreeuwen, maar ik kon niet, het wa« alsof mijn keel dichtgeschroefd was en !k zag niets anders dan het mes, dat de gek in zijn hand hield. Opeens werd de gek kalmer en hy stak het mes in zijn zak. Steelsgewys keek ik uit het raampje en zag, dat de hel plaats gemaakt had voor hulzen. Den hemel zy dank; er was redding naby. Ik beefde, toen de man opstond. Hy nam zijn wandelstok uit het net, liet met een slag het portierraampje zakken, en maakte aanstalten* om het portier te openen. De trein stoomde het station binnen. De man opende den coupé, dan keerde hy zich tot my en zei op volmaakt kalmen, doch eenlgszins spottenden toon: .Mevrouw, ik dank ti welvoer uw welwillendheid. Door het opeten van die kriolraap heeft u my in staat gesteld een wed denschap van 25 gulden te winnen. Nogmaals myn_ faartelyken dank en gaarne tot weder dienst bereid." En voor de trein stilstond, was hy het per ron opgevlogen en in de menigte verdwenen. „Nu snap je wel, dat ik sindsdien .Knol rapen” voorgoed heb tegengegeten." hoofd der Labour Party, brengt zUn vacantie in Rusland door. Men neemt in de laatste jaren een opvallende neiging by het Engelsche pubiiey waar, vacantleultstapjes te maken naar ïanden, die onder een geheel ander re giem leven dan Engeland. De meesten koeren teleurgesteld terug, daar slechts weinigen in de gelegenheid zyn iets anders van het „re- baronesse von Grettenau vóór zich zag, die haar met spottende blikken opnam en van haar verlangde, dat ze Dittborn zou verlaten omdat ze haar in den weg stond. De mooie vrouw met het valsche hart kon gerust zyp, Malte Dlttbom verlangde nog steeds naar haar, want natuuriyk sprak hy van nie mand anders dan van Wanda Grettenau. .Mijnheer von Dittborff hoe kan ik u daarin nu raden? Als u wilt weten of uw gevoelens beantwoord worden, dan moet U dat hAAr vragen, wie het aangaat.” Ze stond nu toch op, ze voelde dat ze het niet lang meer kon volhouden. .Meent u dat dat succes zal hebben?” vroeg hy met byna jongensachtlgen overmoed. Ze stiet een ,Ja” uit, om maar iets te zeggen, en wilde naar de deur gaan. Haar, oogen, als met een vochtig waas bedekt, zeiden hem alles wat hy weten wilde en gaven hem moed om nog een stap verder te gaan. „Waarom zegt u „ja?’’ Bent u er zoo vast van overtuigd, datik, vervelende oude kerel, nog by een moot jong meisje in den sriiaak val?” Joeefa keerde .zich byna met een ruk om, en bracht op grensenloos-verwonderden toon uit: „Een jong meisje? Spreekt u dan niet van barones von Orettenau." Het volgend oogenblik schrok ze van zich zelf, hoe had ze daaraan durven raken, hoe had ze namen durven noemen. Hy verliet zyn plaats achter den stoel, waar hy tot dusver gestaan had. zyn trekken waren giem" te zien dan de gebalde vuist van Moskou en de uitgestrekte hand van Beriyn, en zoowel 1 een als 't ander doet den Engelschman on- ultsprekeiyk stupide aan. zy zyn teleurge steld op dezelfde manier als de Europeaan, die een boottocht naar de Middellandsche Zee maakt, en eenlge uren te Algiers aan wal biyft om Afrika even te leeren kerïnen. zy zien dan een moderne Fransche stad,' die iets minder Afrikaansch is dan Marseille, zy keeren huis waarts in de overtuiging dat Livingstone en Stanley humbugs waren. Een soortgeiyke ont goocheling is 't loon van de meesren dergenen die dictatoriaal geregeerde landen bezoeken. Mr. Attlee evenwel neemt een positie In. die hem in staat zal stellen veel te zien van dat gene wat voor gewone bezoekers verborgen biyft. Ongetwyfeld zal hy niet meer te zien krijgen dan wat zyn gastheeren hem willen toónen, maar zelfs hiernaar zou menig toerist hunkeren. Gevaar dat hy als overtuigd com munist naar Engeland zal terugkeeren, bestaat kunstwerken, die van het Godsbestaan getuigen en van de Godsbehoefte der menschen; deze oude moskeeën, die met de katholieke kathedra len in het wezen hunner architectuur de voor- beeldigste hulzen des gebeds zyn, die de menachheid oprichtte, zy zyn het zeker meer dan de koude tempels der protestanten. De Mahomedanen aanbidden er den eenigen God, maar niet geheel zóó, als de christenen Hem aanbidden in waarheid. En zy vereeren er óen valschen profeet.... Het bezoek der oude moskeeën voert u door| het hartje van Oostersch Kalro, waar de hui zen laag zyn, en bouwvallig vanaf de eerste steenlegging; hier en daar in geheele rijen aan leunend tegen resten van de mlddeleeuwsche omwalling. Waar tegen de gevels de houten balcons hangen, door de schrijnwerkers zoo gesneden, dat zy de vrouwen in staat steden het geheele straatleven te bespieden, zonder zelf gezien te worden. Deftig schrijdende ka- meelen zien er neer op onze Fords; geduldige ezeltjes laten er zich door fietsen tusschen de pooten rijden. Ernstige mannen hebben er de beenen gekruist op de ha nken-langsyde wanden der Arabische café's, Turksche koffie slur pend en de waterpyp smorend. Eetfwlg jamme rend klinkt er de Arabische muziek en voor vele deuren worden reukwerken uit Arabië ge brand. De vrouwen gaan er allen zwsrt-ge- slulerd; velé met ronde sieraden om hals, pols en enkel. De moskee el-Ahzar dateert uit de tiende eeuw, den tyd der Fatiemleden-khaliefen. Na genoeg vanaf haar voltooiing werd zy in gebruik genomen als universltelt. Aan de Ahzar dankt Kalro, dat het vandaag het .godsdienstig-weten- achappeiyk middenpunt is van de Islamietlsche wereld, het Rome van den Islam. Uit alle lan den, waar de groene vlag der volgelingen van den profeet wappert, komen jongelui naar de Ahzar om er onderwezen te worden in de Kora- nieke wetenschappen. Men gaat binnen door de Poort der Barbie ren, zoo genoemd, wyi hier eertijds zich de studenten lieten scheren. De Europeesche be zoeker krijgt een paar groote gele sloffen over zyn schoenen gebonden, want de grond is be dekt met heilige matten, en deze mogen niet betreden worden door de zool, die het stof der buitenwereld meedraagt. De Moslem, die een moskee binnengaat, legt zyn schoeisel aan den ingang af, en gaat op kousevoeten of bloots voets. Daar het vacantie is missen wy het schouw spel van het college-geven. Aan den voet van lederen pilaar van het heiligdom zit dan een sjeich op den grond neer; de studenten om hem-heen. Het onderwys bestaat daarin, dat de studenten nazeggen, wat de sjeich voorzegt. De moskee el-Mu’ayad heet naar de straat, waarin zy staat, ook wel de Roode Moskee. In het mausoleum, waar de bouwheer begraven ligt, hurken een viertal klaagvrouwen; uit een gewaagd koepelgewelf daalt schemerig licht. De moskee zelf lykt nu waariyi^ een beeld uit de Dulzend-en-één-Nacht. Dunne spitsbogen, van goud schitterende plafonds, met marmer en fayence bekleede wanden. Het heeriykste is de groote hof een tuin van palmen, eukalyp- tus en rozelaars. De rozen, de palmen, het glanzend goud, het bonte marmer, de weerga- moest trouwen omdat u niet van me hield." be gon hy zonder eenigen overgang. Joeefa verschoot van kleur en het trilde om haar mond. Daar had je het nu, het ging inder daad over de domme vragen van de oude vrouw. „Liese Schneider hoort erg slecht,” ging Malte voort, „ze had begrepen dat wy beiden met elkaar wilden trouwen, en toen ze daarna van u hoorde dat u niets voor my voelde, meende ze my te moeten waarschuwen.” „Ja, het oudje is verechrlkkeiyk hardhoo- rend, en heeft alles wat ik haar aan het ver stand trachtte te brengen, verkeerd begrepen.”' Joeefa dwong zich tot een glimlachje en daarby dacht ze: wat wil hy nu toch in vredesnaam nog van my! Ze zat verward en doodongelukkig op haar stoel en was het liefst de kamer uitgehold. De man liet geen oog van haar af. „De goede oude ziel heeft een hopelooze ver warring aangericht," ging hy voort, „maar dat hindert verder niets, daar vrij, de belde hoofd personen, immers weten, dat we niet van elkaar houden en dat is toch het voornaamste, is t niet, juffrouw Burger?” ,^a, dat is het voornaamste,” herhaalde ze. en het was haar of een yskoude hand haar hart omknelde. „Ik zou u graag deelgenoote willen maken van een geheim, juffrouw Burger,” ging hy onver stoorbaar verder, ,Jk zou graag iets met u be praten vóór ik er myn moeder over spreek; daar we zoo teruggetrokken leven, heb ik nie mand dan u, met wie ik eens van gedachten kan wisselen." grauw en nevellg-geeluierd had geschenen, weer licht en helder en vol gouden aonneachyn. Dat was niet plotseling gekomen, maar heel geleideiyk. Dag voor dag was een gevoel van biyheld en levensgemoed, dat hy sedert jaren niet meer gekend had, in hem gegroeid, en hy had zich dlkwyis verwonderd afgevraagd, wat hy in vredesnaam ooit in Wanda Godeckl had kunnen zien en waarom hy door haar lange jaren van zyn Jeugd had laten vergallen.... Het leek hem ten eenenmale onbegrijpelijk, sedert hy Joeefa had leeren kennen, haar sterk, eeriyk karakter, haar hoogstaande levensopvatting, die zich in duizend kleinig heden ongemerkt verried. Malte Dittborn beantwoordde pas na een lange stilte Joeefa's tegenwerping, dat zy niet de geschikte persoon was om in vertrouwen te nemen. „En toch wil ik juist u graag myn geheim toevertrouwen,” zei hy rustig, „u hebt zooveel natuuriyk gezond verstamd en een zekere levenswysheid, die uw jaren ver vooruit is, en dat boezemt me vertrouwen in." Josefa zat star en styf op haar stoel, en het 'met alle inspanning vastgehouden glimlachje deed haar pUn alsof er een strakke band om haar mond snoerde. Jk houd van iemand, juffrouw Burger, en ik zou graag willen weten et myn liefde be antwoord wordt." Josefa’s oogen dwaalden naar de deur. Als er toch maar eens iemand wilde binnenkomen, zoodat deze marteling ren einde nam, dacht ze, en tegeiyk was het haar, alsof ze de mooie wv> an ik n dienen tante, heerlyke raapjes rC uit myn eigen tuin." „Rapen? Neen dank woordde tante. Verbeeldde ik het my, ’of huiverde tante Emma. Ze scheen myn verbazing te bemerken want nog eens zei ze: „Neen Sien, heusch niet; ik kan er de lucht en het gezicht niet van verdragen sedert.... Ja, laat Ik Je dat ver tellen. Het zal met November een jaar geleden zyn, dat ik met den trein reisde, om eenlge weken in het buitenland door te brengen Ik zat al leen in een tweede klas coupé. Échter vlak voordat de trein vertrok, kwam er een Jonge man binnen, die tegenover my plaats nam. Het-was zeker aan myn gezicht te zien, dat ik het onaangenaam vond, gezelschap te krij gen; tenminste de jongeman maakte zyn ex cuus door te zeggen: „Het spyt my, dat ik u lastig vaL” „O, in t geheel niet,” antwoordde ik koeltjes en om verdere gesprekken te voor komen, opende ik een weekblad, en begon te lezen. „Neem my niet kwalyk, maar kunt U my zeg gen. waar de trein het eerste stopt?” Op deze directe vraag kon ik het antwoord niet schul dig biyven en zei dus „Te Arnhem geloof ik.” „Werkeiyk, dat is een heele rit, dank u." Het rhythmlsche schudden van den trein maakte my slaperig, en ik soesde biykbaar in Eensklaps werd ik met een schok wakker, en zag dat de jongeman my met een doordringen den blik aat aan te staren. Ik schrikte op. „Het wordt zoo zachtjes aan tyd voor de lunch, vindt u niet” zei de jongeman. Tege lijkertijd haalde hy met groote moeite een bol voorwerp uit een zyner zakken. Ik keek er met verwondering naar. Het was een groote rauwe knolraap. Uit een anderen zak nam hy een mes, en snytd van den knol een lange rëep af In de gróótste verbazing zat ik een en an der aan te zien. Plotseling zegt hy: „Eet op, en houd my de afgesneden knolschyf voor.” Sprakeloos staarde ik hem aan. „Hoor je me niet? Eet op,” zei hy weer. Ik werd bleek van schrik. „Excuseer me” sta melde ik, „maar ik heb al gegeten.” „Al had Je vyftlgmaal gegeten, je zult dit opeten.” Hy was bepaald schrikwekkend om aan te zien, zyn oogen rolden door zyn hoofd, en hij zwaaide voortdurend met zyn mes. Het angstzweet brak my uit; lieve hemel, ik zat tegenover een volslagen gek. Allerlei verhalen kwamen my voor den geest, van reizigers, die In den trein door krankzin nigen overvallen waren. Eén ding was my duldelyk, ik moest dien man trachten te kalmeeren en zoo min moge- lyk tegenspreken. „Dank U. Ik heb in het ge- nareta om den oproep tot gebed over de stad uit te zingen: „Allah, Akbar”. God is groot; ik ge tuig, dat er geen God is dan God; ik getuig, dat Mohammed de gezant is van God; komt tot het gebed; komt tot het heil; God is groot; er is geen God dan God." De Moslems ontschoeien zich dan en knielen op de heilige matten der moskeeën, in de richting van Mekka. En wie niet in de moskee kan gaan, spreidt zyn kleed scheppingen van God-erkennende kunstenaars, en *>ldt, waar hy zich bevindt. Zoo de land man op het veld; zoo de schipper op zyn schip1 op den Nyi; zoo de koopman voor zyn winkel in den bazar, na misschien Juist een verkoop fe op commando vlbreeren en kan Bat nog niet *n tikje meer var. binnen uit? Verdient Eva de oude bedoel Ik niet een lichter costuum?; tegenover het feilloos spel van Satan met den appel doen Eva en Adam hier wat zwaar, wat ml aan hun costumeering gelegen is. Beslist, uit die finale kan nog veel meer gehaald wor den Maar dank voor dat festyn van gewaden, voor die mengeling van kleuren, voor dat korenspel dat bindend werkte ten opzichte van de Indlvidueele spelers. Kortom: ox is dit het beste massaspel en tot nu toe de beste regie. Deze was van Anton Sweers. Allen belangstellenden zy gewezen op de tweede uitvoering op Zondag 23 Augustus, aan vangend. om 2 u. 30 op den .Monsberg”, H. Land Stichting. ture volkomen onbevattéiyk zyn voor elk ex tremisme. Men kan zich voorstellen dat Mr. Winston Churchill, de 'conservatieve imperia list, na een bezoek aan Rusland een commu nistisch imperialist, wordt. Mr. Attlee daaren tegen zal zijn leven lang gematigd-liberaal, wij bedoelen socialist blyven. De Sovjet-regeering is niet meer zoo tuk als vroeger op bezoeken van voorname Engel sche socialisten. Er was een tyd dat zU h*er- van- propagandistische vruchten verwachtte maar de meeste bezoekers hadden voor hun Russische reis meer bewondering voor de bols jewistische ekperimehten dan daarna, toen zy ze hadden leeren kennen. Een tan de weinige bekende Engelschen, die werkeiyk geestdriftig Mt)M uit Moskou terugkeerden, was Lord Lothian, die Rusland in 1931 bezocht. Hy noemde het geen daar gebeurde „de reusachtigste en held haftigste proefneming die ooit in de geschie denis gedaan is.” Lord Lotljlan evenwel is niet socialist, doch liberaal. Bavendien bleek hy. toen hy enkele Jaren later een bezoek aan Beriyn bracht, een niet minder vurig bewon deraar van Hitler te zyn. Hy is dus wel een man van zeer liberale beginselen. By de Engelsche socialisten daarentegen kwam Rusland er meestal slecht af. De wys- geerige Lord Passfield (beter bekend als Sidney Webb) verklaarde in 1932, dat Husland geen prettig land was om in te leven, en hierby doelde hy klaarbiykeiyk niet op het klimaat De beroemde vakvere^plgingslelder Sir Wal ter Citrine, wiens Russische reis het vorige Jaar veel pennen in beweging bracht moest erkennen dat de levensstandaard in het Sov- jetparadys nog een flink eind beneden dien der meeste andere landen was. Het socialistische parlementslid Joseph Too- i le vatte in 1930 zyn voornaamste indrukken samen in de woorden: .Hongersnood en ellen de zyn de voornaamste kenmerken van het land." En H. G. Wells, die eveneens socialist maakte na zyn bezoek aan Rusland de byten- de opmerking, dat er een 5-jaren-plan uitge vonden moest worden voor de reconstructie van het menscheiyk brein. Het geestes-appa- raat, waarmee wy 't thans stellen zelde hy k bntbeert biykbaar heel wat, dat noodzakelljk is voor een volmaakte maatschappeiyke orde.” Niet prettig voor de Sovjet-leiders dat juist een bezoek aan hun land Mr. Wells tot deze uitspraak Inspireerde. wy slib flSnleuwd naar de bevindingen van Mr. Attlee. Hy heeft waarschynll’k weinig il lusies te verliezen, en wanneer hy er zuinig op geweest was, had hy beter gedaan met thuis te blyven. -r--k e wydvertakte arbeldersjeugdbeweging I S „De Jonge Werkman” heeft op gran- diose wyze van haar willen en werken getuigd op haar eerste nationale congres. Dat meer dan 10.000 jonge werklieden met eigen standsbewustzyn, met 'n sterken wil naar zelf standigheid, in een speciale organisatie gegroe peerd, komen getuigen, hóé zy als overtuigd Katholiek hun taak tegenover net leven willen vervullen, eischt Ieders belangstelling op. Dat zy verder die getuigenis afleggen in zulk een biyde feertatemmlng en daverende geestdrift en De „muezzin” klommen op de trappen der ml- daarby geenszins oppervlakkige mentaliteit ui en op ue trappen aer mi B|in dM; van lüler en vertrouwen in de doelstelling der Katholieke J.W.-beweging. Het J.W.-gebed door al die dui zenden jonge kerels gebeden, rondom hun Bis schoppen geschaard, by het meest schitterende weer op onzen prachtlgen Sionsberg vóór de tn aanbouw zynde basiliek, sloeg vonken wak ker van diepe ontroering. Tot die ontroering en dat enthousiasme droeg in niet geringe mate de massa-opvoering by van het J.W.-spel „De Bonte Tocht”, een spel met zóóveel facetten en zulke wyde perspectieven, dat het ondoenbaar is om op alle? in te gaan. Het spel, vervaardigd door B. Verhoeven en P. van Oldenburg Erm- ke beduidt de pelgrimage van Gods kinderen,, dochters cn zonen van t Licht, den dooltocht door het leven, den zlelegang van licht naar licht, van wit tot wit, van God naar God. Wie dit bonte kleurenspel van zinnebeeld en schyn, geprojecteerd in de geschiedenis der mcnschheid vanaf Gods scheppend woord „Het worde Licht” tot aan den wilden chaos van mo- v derne tyden, overziet, moet getroffen worden door dien gouden draad van geloof, hoop en liefde, die sinds de Messiasbelofte na den zon denval door alle leven loopt. De menschen op hun pelgrimage met in hun hart het hunke rend verlangen naar God. temidden van den eeuwigen strijd tusschen driften en droomen, hartstocht en begeeren, één voortdurende -bot sing van elkaar bestrijdende elementen, zoeken in God volkomenheid. Het wacriyk schitterende in dit spel, in deze revue mogen we byna zeggen, is de oplossing van dtt eenlge en oneindig groote mysterie: in Oruce gaudens. Of wy geen kritiek hebben? By de finale zou choreglsch nog wat te ver beteren zijn. Zou overigens de loudspeaker, de stem uit net publiek, niet op het einde ook meer spanning kunnen brengen? Het kleuren- koor was het Innigst van alle. Moet elk koor Wereldvergetend en de wereld is soo dlchtby, beneden oe vierkante tralievensters- in de wanden leeft zy in Oostersche verscheiden heid knielen hier Moslems in gebed. Ik word getroffen door een ouden man, knielend in de richting van Mekka. Hy zwaait zachtjes het boveniyf van links naar rechts, van rechts naar links de goede en de kwade engel murmelend in xyn grooten, witten baard: Allah, Allah, Allah.... De Anhsanhur-moskee is een juweeltje, een parel, zy wordt wel de Blauwe Moskee ge noemd, om de geheel met fayence bekleede wanden van het heiligdom en het mausoleum. Welk een intens, juichend blauw. Vanaf den ingang ziet men het met kracht schemeren door het groen van den hof heen, als het uitspansel zelfs. Een stuk Italiaansche hemel ot Middel landsche Zee, meende een schrijver: HU zei niet te veel. Den dlepsten indruk maakt echter wel de Ibn-Tulun-moskee. Na de moskee van Amzu is zy de oudste van Kalro, zy dateert uit de tweede helft der negende eeuw, zy is buiten gebruik, geen heilige matten bedekken haar vloer. Tusschen haar machtige pyiers hangt niets dan stilte en eenzaamheid, de stilte en eenzaamheid van alles, dat door den tyd schynt vergeten. Hier geen goud. geen fayence, geen marmer, niets dan massief, zwaar en ernstig gesteente. Wie in het Westen van de wyde zuilenhallen rond den hof heeft gestaan, zal een beeld in zich meedragen, dat hy levenslang niet zal vergeten. Gezet in de ronding van een spitsboog, rijst, onzichtbaar gedragen boven de tinnen van de Ibn-Tulun de moskee van Moha med Aly, met haar koperen koepelen, haar naaldfyne minarets, als neergëdaald uit de blauwe lucht, waartegen niets anders meer ge zien wordt, dan misschien het zeilen van enkele, glanzend-sneeuwwitte vogels. Terwyi 'al het hoorbare ver weg is, constateert ge, dat niets meer op een visioen geiykt, dan dit reine ge zicht. Terugkeerend in de stad was het middaguur. heel geen honger. Nu.... een klein stukje dan „Neen, oude dame, geen klein stukje; de heele raap moet je opeten voor we in Arn hem zyp, tenminste als je er prys op stelt er levend aan te komen. Hoe eerder je. dus be gint des te beter.” Wat zou ik doen, de knobtaap eten, ot ster ven door het mes van den moordenaar? Waar.... o waar was toch de noodrem? ,Kom, schiet op, begon hy je vólkomen veranderd. Hy zag er nu zeer ernstig, b^na somber uit. „Hoe komt u juist op de gedachte, dat deze dame Ze stotterde iets, toen raapte ze al hMr moed by elkaar. Ze moest hem toch ant woord geven en zoo bracht ze dan verward, zonder zelf goed te weten wat ze zei, uit, dat mevrouw von Grettenau haar toch zelf over haar liefde voor den kasteelheer had gesproken. „Waar hebt u die dame ontmoet?" vroeg M. het voorhoofd fronsend, „wy, myn moeder en ik, wenschen volstrekt niet, dat iemand dic onder ons dak woont, omgang heeft met baro nesse Grettenau..” Zyn verachting voor de mooie Poolsróe vlamde opnieuw in hem op en gaf aan *Un - woorden en toon een niet-bedoelde scherpte. Joeefa schrok. En de heftigheid van den man tegenover haar ontwrong haar een antwoord, dat,z® hem, wanneer ze rustiger was geweest, nooit gegeven zou hebben. Met een donkeren bios en glinsterende oogen zei ze hem, in haar halfbewust zoeken naar verweer, hoe ze »cn allerminst uit vrijen wil met mevrouw Grette nau onderhouden had, hoe deae haar in i* bosch als het ware overvallen had en haar met behulp van haar reusachtlgen dog had gedwon gen, beleedigingen aan te hooren. 232

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 46