Kaïro, een stad van Moskeeën
V
Tuimeltje en Kruimeltjein het Kabouterland
k
L
I
I
I
I
wm den daq
Ki.
I 1
Zigeunerinnetje
OOSTERSCHE SFEER
De Bonte Tocht
RUSSISCHE VACANTIE
Fan
r
I
Imm
KAMPIOENEN muiiiiHiins
VRIJDAG 21 AUGUSTUS 1936
illllllll
j
I
G
i
Grazia Deledda
Knolrapen
Beelden uit Duizend-
en-één-Nacht
Illusies te verliezen
Op de H. Landstichting
4U’
Heer 1
Buys
Zuster
mille, v.
«.„.„„..HNIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIUIIIim -
DOOR ANNY VON PANHUIS
AAAG/FT£ MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
-*Z- - -
p
u>
je
ant-
Holland sprak een woordje mee!
t
HERMAN KRAMER
Dr. W. THEUNI88EN
Mr. Attlee, de leider der Oppositie en het
=S=
bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
3»
(Word»'vervolgd.)
4
I
I
9
Obdam,
Mlllllllllll
nes
toui
aan
Eindelijk was Tuimeltje bij het kooltje geklommen en pro
beerde nü met Tuimeltje de spillen weg te breken. Maar dat
«ouden ze wel willen.... neen, er was geen breken aan. De
spillen zaten wel een paar centimeter diep in bet hout en
waren zoo sterk en hard dat er niks mee te beginnen was. Het
gezicht van Kruimeltje werd bleek, maar Tuimeltje troost
te hem.
De dezer dagen overleden Italiaansche
schrijfster Grazia Deledda, winnares
van den Nobelprijs voor litteratuur
voo
het
kws
Ik zal de andere kaboutertjes gaan halen, was het gezegde
van Tuinicitje en nadat ie het groote raam openg'schoven
had en op de vensterbank allerhande gekke gezichten tegen
Kruimeltje had getrokken, was ie verdwenen. Nu bleven de
vogel en Kruimeltje weer alleen achter, maar ze vertrouwden
op hun vriend en wachtten geduldig tot hy weer op kwam
dagen.
er niet. Hy is een van die eer-degeiyke. docr-
en-door fatsoenlijke socialisten, aie van na-
Ik zou
helpen.
Tl J
hr
LASK
Lasker—
gambiet
dan geli
Botwinni
tneerderl
beter st
echter z
manoeuv
e$ in zi
kansen
met den
in staat
een uitat
Botwinni
rullen, h
hebben gesloten, die hem het tienvoudige van
de waarde In handen speelde....
Ree
tt toe
van t
stonde
den st
het al
naar
Aljech
Dr.
in de
groote
de ex.
lachje
den e<
begon.
Reed
dat hi
aanges
rield m
die in
nlng e
derom
ondank
met d<
kamplo
blokkad
CMS zo<
voort.
zwakke
kansen
konlngs
met zUi
daarna
stond i
val en
heeft i
Aljechli
slotte n
dat de
Kloks
derom
speelde
NtJkbaa
had opi
gunstige
loop wa
menigte
stonden,
eindspel,
pion op
De pa
De pa.
de steil»
Aljech;
o. «3,
Euwe i
Op *n holletje was Tuimeltje naar de andere kabouters ge-
loopen, die nog altijd In het bosch bezig waren met het be
schermen van jonge plantjes. Kruimeltje zit gevangen, hijg
de Tuimeltje, kom allemaal mee, anders vermoorden ze hem,
en de andere kaboutertjes, die wel sagen, dat het geen grapje
was, namen hun gereedschap en volgden hem.
noote e:
AGAT
Attlee, het hoofd der Engelsche
Labourparty in het land
der Sovjets
wilde opstaan. Malte Dlttbom wilde
blijkbaar, zonder te vermoeden hoe hij
martelde, gaan vertellen van zijn liefde
=x
HllllHrÊ
3
S Onze vlag werd vaak gehesehen.
- K. -
Te Rome overleed dezer dagen de bekende
schrijfster Grazia Deledda. die in 1926 den No
belprijs voor litteratuur heeft gewonnen. Zij
werd geboren in September 1875 te Nuoro in
Sardinië. Hier bezocht zij de dorpsschool, waar
aan ze zelf later als ónderwyzeres werkzaam
zou Zijn. Tot haar twintigste jaar had ze nooit
een stad bezocht. Toen ze, voor het eerst te Cag
liari, de hoofdstad van Sardinië verbleef en daar-
de‘opvoering van een opera bijwoonde, ging de
wereld der kunst voor haar open. In 1900 trouw
de zij met een ambtenaar van het Departement
van Oorlog en vestigde zich met haren echt
genoot- Madesanl geheeten, te Rome. Haar
werken beelden in het algemeen het Sardini-
sche volksleven uit in een eenvoudige, realisti
sche, maar toch dichterlijke wedergave. Niet al
wat Grazina Deledda schreef is voor leder ge
schikt. Vele' harer werken zijn in het Neder
landsen vertaald.
Hij legde zijn gekruiste armen op de leuning
van een stoel, die tegenover dien van Josefa
stond, en bleef in die houding staan, zijn blik
onafgebroken gericht op het meisje, dat vóór
hem zat.
„Ik houd nl. van iemand een ware schoon
heid, die misschien heelemaal geen oog heeft
voor een saaien, in zich zelf gekeerden kluize
naar als ik."
Josefa
haar
haar
voor een anderel
Daartegen voelde zij zich niet bestand.
„Mijnheer von Dlttbom, ik geloof niet aat
ik de aangewezen persoon ben voor zulke ver-
trouweiyke mededeellngen," stamelde ze, „me
vrouw uw moeder zou u daarin waarschijnlijk
veel beter kunnen begrijpen en raden.'*
Hij schudde levendig het hoofd en verheugde
zichheimelijk over Josefa's plotselinge onge-,
wore bleekheid en het smartelijke, als ver
starde lachje om haar kleinen mond, dat wel
sprekender was dan duizend woorden.
Met een warm overstroomend geluksgevoel
in het hart zag Malte Dittborn in, dat de
hardhoorende oude Liese hem een weg gewe
zen had, dien hij anders misschien nooit had
durven betreden. Er was voor hem geen twijfel
meer: dit ongerepte meisjeshart sloeg voor hem,
en voor hem alleen.
De gedachte dat zij hem zou kunnen liefheb
ben. overweldigde hem bijna. Sedert zy op
Dittborn woonde, vu de toekomst, die hem
loos blauwe lucht, het vormt een prachtig
rijk geheel.
Maar de grootste sportprestatie
Wordt nu nog van hen verwacht.
Niemand worde door die hulde
Uit zijn evenwicht gebracht.
Jongens, meisjes, ook al ben je
Nu met lauweren getooid
Die we je van harte gunnen
Och, vergeet toch één ding nooit;*
Zooveel andere Nederlanders
Die presteerden heusch nog meer.
Ook al liep 't niet in de gaten,
Bracht men hun niet zulk een eer.
Heusch, we hebben zóó’n waazdeering
Voor de ware, faire sport,
Dat we ‘t jammer zouden vinden
Als 't succes bedorven wordt.
Al die hulde brenge jullie
S Tóch niet uit ‘t gewone doen,
Blijf sportief, gewoon, eenvoudig.
Wees ook dadrin.... kampioen!
Menig Griënt-reiziger begeeft zich naar Kalro,
het hart vol van de verwachting in deze stad
iets te vinden, dat op een vergelijking lykt van
de atmosfeer der sprookjes uit de Dulzend-en-
één-Nacht. In leder geval een stad met de gratie
van een Oostersch ulteriyk en een Oostersch
karakter.
Niets is dan zoo teleurstellend als de aan
komst in de stad, wanneer men uit de groote
hall van het kopstation treedt op het met neon
lampen verlichte stationsplein. Onmiddeliyk
wordt men opgeslokt door een stad van Euro-
peeschen bouw en aanleg, met Europeesch
ulteriyk, maar van een smakelooze, vulgaire
soort, waaraan ook maar het geringste grijntje
poëzie en lieflijkheid vreemd is. Een stad niet
met een gelaat, maar met eervtronle.
De Europeesche stadsdëelen beslaan een
groote oppervlakte. Achter de Opera begint het
echte Kalro, dat der bazars, der oude moskeeën,
der donkere Arabische cult’s, der karavan-
seras.
Wanneer hij gestaan heeft in de stilte der
arkadehallen van een der eeuwenoude mos
keeën, als die van Aksumburg of Ibn-Tulun,
dan eerst heeft de reiziger Kalro ontdekt.
Kalro is een stad van moskeeën, van mos
keeën en mausolea. Vierhonderd heet zij er
binnen haar muren te hebben, deze stad van
Allah. Het kunnen er een paar meer zijn of een
paar minder.
Mien vindt in Kairo's oude Moskeeën indruk
wekkende waardigheid, mystieke verdroomd-
heid, opgewekte blijheid. In de meeste hunner
schuilt werkelijk een geest des gebeds, die niet
alleen het hart van den Moslem raakt. Zjj ztjn
Nauwelijks was Malte Dittborn weer thuis,
of hy liet Josefa door den knecht verzoeken, in
de bibliotheek te wilted komen. Hij moest
aêkerheid hebben er was een blijde hoop in
hem, die dorstte naar een bevestiging.
Weldra verscheen Josefa, verward en verlegen,
want ze vreesde te moeten antwoorden op
vragen, die betrekking hadden op haar bezoek
by de oude Liese Schneider. Pas een paar
minuten was de baron terug van een rit, en daar
die rit maar kort geduurd had, kon hij enkel
maar naar het dorp geweest zijn.
Ze raapte al haar moed bijeen en begon met
te zeggen dat ze niet zoo héél veel tijd had,
want dat mevrouw haar spoedig verwachtte.
De baron schoof een stoel voor haar bU.
.Moeder zal het wel niet zóó nauw nemen.
Dat, wat ik met u te bespreken heb, is voor ml)
van zeer veel belang."
Hijzelf bleef staan en keek bet jonge meisje
scherp aan.
„De oude Liese Schneider stuurde gister-
SMpnd een brief, waarin stond, dat ik u niet
Wordt aan onze kampioenen
Eer gebracht van allen kant.
reest’Hjk worden zij ontvangen.
En in optocht ingehaald.
Steeds bespeecht, betoast, geprezen
Om ’t succes, door hen behaald.
Zeer terecht wordt T dapper clubje
Thans bejubeld en geroemd.
Want ons land werd door hun dader
Menigmaal met eer genoemd.
Kranig hebben zij gestreden,
t Resultaat stemt zéér tevrêe.
bij veilles van een hand,
een voet of een oog
w w i-i a nMMMfSc op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen V 750 - blJ kvenslangegeheele onge^ktoeldtot^rken door p 750.- F’250>-
/VI lp A RCjlMN rL JS ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van beide armen, belde boenen of belde oogen vVo doodelljken afloop
De Ahtar, het godsdienstig en
wetenschappelijk middelpunt
van de Mohammedaanse he
wereld
weer,
wel
maar ik
heb juist voor ik
in den trein stap
te, er al een op
gegeten, en hij
smaakte mij bijzonder.”
Ik beet een klein stukje af. Als je nog nooit
een rauwe knolraap geproefd hebt, kun je je
niet voorstellen, hoe, vreeselljk my dit tegen
stond.
De man mg het ontsteld gezicht, dat ik zet
te. „Het is een heerlijke vrucht; kom schiet een
beetje op” en onheilspellend zwaaide hy het
mes door de lucht.
Geen moment hield hij zijn oogen van nrj
af, terwijl hij zei: „Je hebt zeker een copieus
ontbijt gehad, maar eten zal je.”
Ik huilde bijna: „Ik kan niet meer; ik heb
geen honger.”
„Ik ben bezig een boek aan het schrijven
over het nut van knolrapen,” begon de gek
weer, „de knolraap is heerlijker dan druiven,
en voedzamer dan melk en eieren.”
Ik wilde schreeuwen, maar ik kon niet, het
wa« alsof mijn keel dichtgeschroefd was en !k
zag niets anders dan het mes, dat de gek in
zijn hand hield.
Opeens werd de gek kalmer en hy stak het
mes in zijn zak.
Steelsgewys keek ik uit het raampje en zag,
dat de hel plaats gemaakt had voor hulzen.
Den hemel zy dank; er was redding naby.
Ik beefde, toen de man opstond. Hy nam zijn
wandelstok uit het net, liet met een slag het
portierraampje zakken, en maakte aanstalten*
om het portier te openen.
De trein stoomde het station binnen. De man
opende den coupé, dan keerde hy zich tot my
en zei op volmaakt kalmen, doch eenlgszins
spottenden toon: .Mevrouw, ik dank ti welvoer
uw welwillendheid. Door het opeten van die
kriolraap heeft u my in staat gesteld een wed
denschap van 25 gulden te winnen. Nogmaals
myn_ faartelyken dank en gaarne tot weder
dienst bereid."
En voor de trein stilstond, was hy het per
ron opgevlogen en in de menigte verdwenen.
„Nu snap je wel, dat ik sindsdien .Knol
rapen” voorgoed heb tegengegeten."
hoofd der Labour Party, brengt zUn vacantie
in Rusland door. Men neemt in de laatste
jaren een opvallende neiging by het Engelsche
pubiiey waar, vacantleultstapjes te maken
naar ïanden, die onder een geheel ander re
giem leven dan Engeland. De meesten koeren
teleurgesteld terug, daar slechts weinigen in
de gelegenheid zyn iets anders van het „re-
baronesse von Grettenau vóór zich zag, die
haar met spottende blikken opnam en van haar
verlangde, dat ze Dittborn zou verlaten omdat
ze haar in den weg stond.
De mooie vrouw met het valsche hart kon
gerust zyp, Malte Dlttbom verlangde nog steeds
naar haar, want natuuriyk sprak hy van nie
mand anders dan van Wanda Grettenau.
.Mijnheer von Dittborff hoe kan ik u daarin
nu raden? Als u wilt weten of uw gevoelens
beantwoord worden, dan moet U dat hAAr
vragen, wie het aangaat.”
Ze stond nu toch op, ze voelde dat ze het
niet lang meer kon volhouden.
.Meent u dat dat succes zal hebben?” vroeg
hy met byna jongensachtlgen overmoed.
Ze stiet een ,Ja” uit, om maar iets te zeggen,
en wilde naar de deur gaan.
Haar, oogen, als met een vochtig waas bedekt,
zeiden hem alles wat hy weten wilde en gaven
hem moed om nog een stap verder te gaan.
„Waarom zegt u „ja?’’ Bent u er zoo vast
van overtuigd, datik, vervelende oude kerel,
nog by een moot jong meisje in den sriiaak
val?”
Joeefa keerde .zich byna met een ruk om,
en bracht op grensenloos-verwonderden toon
uit: „Een jong meisje? Spreekt u dan niet van
barones von Orettenau."
Het volgend oogenblik schrok ze van zich
zelf, hoe had ze daaraan durven raken, hoe
had ze namen durven noemen.
Hy verliet zyn plaats achter den stoel, waar
hy tot dusver gestaan had. zyn trekken waren
giem" te zien dan de gebalde vuist van Moskou
en de uitgestrekte hand van Beriyn, en zoowel
1 een als 't ander doet den Engelschman on-
ultsprekeiyk stupide aan. zy zyn teleurge
steld op dezelfde manier als de Europeaan,
die een boottocht naar de Middellandsche Zee
maakt, en eenlge uren te Algiers aan wal biyft
om Afrika even te leeren kerïnen. zy zien dan
een moderne Fransche stad,' die iets minder
Afrikaansch is dan Marseille, zy keeren huis
waarts in de overtuiging dat Livingstone en
Stanley humbugs waren. Een soortgeiyke ont
goocheling is 't loon van de meesren dergenen
die dictatoriaal geregeerde landen bezoeken.
Mr. Attlee evenwel neemt een positie In. die
hem in staat zal stellen veel te zien van dat
gene wat voor gewone bezoekers verborgen
biyft. Ongetwyfeld zal hy niet meer te zien
krijgen dan wat zyn gastheeren hem willen
toónen, maar zelfs hiernaar zou menig toerist
hunkeren. Gevaar dat hy als overtuigd com
munist naar Engeland zal terugkeeren, bestaat
kunstwerken, die van het Godsbestaan getuigen
en van de Godsbehoefte der menschen; deze
oude moskeeën, die met de katholieke kathedra
len in het wezen hunner architectuur de voor-
beeldigste hulzen des gebeds zyn, die de
menachheid oprichtte, zy zyn het zeker meer
dan de koude tempels der protestanten.
De Mahomedanen aanbidden er den eenigen
God, maar niet geheel zóó, als de christenen
Hem aanbidden in waarheid. En zy vereeren er
óen valschen profeet....
Het bezoek der oude moskeeën voert u door|
het hartje van Oostersch Kalro, waar de hui
zen laag zyn, en bouwvallig vanaf de eerste
steenlegging; hier en daar in geheele rijen aan
leunend tegen resten van de mlddeleeuwsche
omwalling. Waar tegen de gevels de houten
balcons hangen, door de schrijnwerkers zoo
gesneden, dat zy de vrouwen in staat steden
het geheele straatleven te bespieden, zonder
zelf gezien te worden. Deftig schrijdende ka-
meelen zien er neer op onze Fords; geduldige
ezeltjes laten er zich door fietsen tusschen de
pooten rijden. Ernstige mannen hebben er de
beenen gekruist op de ha nken-langsyde wanden
der Arabische café's, Turksche koffie slur
pend en de waterpyp smorend. Eetfwlg jamme
rend klinkt er de Arabische muziek en voor
vele deuren worden reukwerken uit Arabië ge
brand. De vrouwen gaan er allen zwsrt-ge-
slulerd; velé met ronde sieraden om hals, pols
en enkel.
De moskee el-Ahzar dateert uit de tiende
eeuw, den tyd der Fatiemleden-khaliefen. Na
genoeg vanaf haar voltooiing werd zy in gebruik
genomen als universltelt. Aan de Ahzar dankt
Kalro, dat het vandaag het .godsdienstig-weten-
achappeiyk middenpunt is van de Islamietlsche
wereld, het Rome van den Islam. Uit alle lan
den, waar de groene vlag der volgelingen van
den profeet wappert, komen jongelui naar de
Ahzar om er onderwezen te worden in de Kora-
nieke wetenschappen.
Men gaat binnen door de Poort der Barbie
ren, zoo genoemd, wyi hier eertijds zich de
studenten lieten scheren. De Europeesche be
zoeker krijgt een paar groote gele sloffen over
zyn schoenen gebonden, want de grond is be
dekt met heilige matten, en deze mogen niet
betreden worden door de zool, die het stof der
buitenwereld meedraagt. De Moslem, die een
moskee binnengaat, legt zyn schoeisel aan den
ingang af, en gaat op kousevoeten of bloots
voets.
Daar het vacantie is missen wy het schouw
spel van het college-geven. Aan den voet van
lederen pilaar van het heiligdom zit dan een
sjeich op den grond neer; de studenten om
hem-heen. Het onderwys bestaat daarin, dat
de studenten nazeggen, wat de sjeich voorzegt.
De moskee el-Mu’ayad heet naar de straat,
waarin zy staat, ook wel de Roode Moskee. In
het mausoleum, waar de bouwheer begraven
ligt, hurken een viertal klaagvrouwen; uit een
gewaagd koepelgewelf daalt schemerig licht.
De moskee zelf lykt nu waariyi^ een beeld uit
de Dulzend-en-één-Nacht. Dunne spitsbogen,
van goud schitterende plafonds, met marmer
en fayence bekleede wanden. Het heeriykste is
de groote hof een tuin van palmen, eukalyp-
tus en rozelaars. De rozen, de palmen, het
glanzend goud, het bonte marmer, de weerga-
moest trouwen omdat u niet van me hield." be
gon hy zonder eenigen overgang.
Joeefa verschoot van kleur en het trilde om
haar mond. Daar had je het nu, het ging inder
daad over de domme vragen van de oude vrouw.
„Liese Schneider hoort erg slecht,” ging Malte
voort, „ze had begrepen dat wy beiden met
elkaar wilden trouwen, en toen ze daarna van
u hoorde dat u niets voor my voelde, meende
ze my te moeten waarschuwen.”
„Ja, het oudje is verechrlkkeiyk hardhoo-
rend, en heeft alles wat ik haar aan het ver
stand trachtte te brengen, verkeerd begrepen.”'
Joeefa dwong zich tot een glimlachje en daarby
dacht ze: wat wil hy nu toch in vredesnaam
nog van my!
Ze zat verward en doodongelukkig op haar
stoel en was het liefst de kamer uitgehold.
De man liet geen oog van haar af.
„De goede oude ziel heeft een hopelooze ver
warring aangericht," ging hy voort, „maar dat
hindert verder niets, daar vrij, de belde hoofd
personen, immers weten, dat we niet van elkaar
houden en dat is toch het voornaamste, is t
niet, juffrouw Burger?”
,^a, dat is het voornaamste,” herhaalde ze.
en het was haar of een yskoude hand haar
hart omknelde.
„Ik zou u graag deelgenoote willen maken van
een geheim, juffrouw Burger,” ging hy onver
stoorbaar verder, ,Jk zou graag iets met u be
praten vóór ik er myn moeder over spreek;
daar we zoo teruggetrokken leven, heb ik nie
mand dan u, met wie ik eens van gedachten
kan wisselen."
grauw en nevellg-geeluierd had geschenen, weer
licht en helder en vol gouden aonneachyn.
Dat was niet plotseling gekomen, maar heel
geleideiyk. Dag voor dag was een gevoel van
biyheld en levensgemoed, dat hy sedert jaren
niet meer gekend had, in hem gegroeid, en hy
had zich dlkwyis verwonderd afgevraagd, wat
hy in vredesnaam ooit in Wanda Godeckl had
kunnen zien en waarom hy door haar lange
jaren van zyn Jeugd had laten vergallen....
Het leek hem ten eenenmale onbegrijpelijk,
sedert hy Joeefa had leeren kennen, haar
sterk, eeriyk karakter, haar hoogstaande
levensopvatting, die zich in duizend kleinig
heden ongemerkt verried.
Malte Dittborn beantwoordde pas na een
lange stilte Joeefa's tegenwerping, dat zy niet
de geschikte persoon was om in vertrouwen te
nemen.
„En toch wil ik juist u graag myn geheim
toevertrouwen,” zei hy rustig, „u hebt zooveel
natuuriyk gezond verstamd en een zekere
levenswysheid, die uw jaren ver vooruit is, en
dat boezemt me vertrouwen in."
Josefa zat star en styf op haar stoel, en het
'met alle inspanning vastgehouden glimlachje
deed haar pUn alsof er een strakke band om
haar mond snoerde.
Jk houd van iemand, juffrouw Burger, en
ik zou graag willen weten et myn liefde be
antwoord wordt."
Josefa’s oogen dwaalden naar de deur. Als
er toch maar eens iemand wilde binnenkomen,
zoodat deze marteling ren einde nam, dacht ze,
en tegeiyk was het haar, alsof ze de mooie
wv> an ik n dienen tante, heerlyke raapjes
rC uit myn eigen tuin."
„Rapen? Neen dank
woordde tante.
Verbeeldde ik het my, ’of huiverde tante
Emma. Ze scheen myn verbazing te bemerken
want nog eens zei ze: „Neen Sien, heusch niet;
ik kan er de lucht en het gezicht niet van
verdragen sedert.... Ja, laat Ik Je dat ver
tellen.
Het zal met November een jaar geleden zyn,
dat ik met den trein reisde, om eenlge weken
in het buitenland door te brengen Ik zat al
leen in een tweede klas coupé. Échter vlak
voordat de trein vertrok, kwam er een Jonge
man binnen, die tegenover my plaats nam.
Het-was zeker aan myn gezicht te zien, dat
ik het onaangenaam vond, gezelschap te krij
gen; tenminste de jongeman maakte zyn ex
cuus door te zeggen: „Het spyt my, dat ik u
lastig vaL” „O, in t geheel niet,” antwoordde
ik koeltjes en om verdere gesprekken te voor
komen, opende ik een weekblad, en begon te
lezen.
„Neem my niet kwalyk, maar kunt U my zeg
gen. waar de trein het eerste stopt?” Op deze
directe vraag kon ik het antwoord niet schul
dig biyven en zei dus „Te Arnhem geloof ik.”
„Werkeiyk, dat is een heele rit, dank u."
Het rhythmlsche schudden van den trein
maakte my slaperig, en ik soesde biykbaar in
Eensklaps werd ik met een schok wakker, en
zag dat de jongeman my met een doordringen
den blik aat aan te staren. Ik schrikte op.
„Het wordt zoo zachtjes aan tyd voor de
lunch, vindt u niet” zei de jongeman. Tege
lijkertijd haalde hy met groote moeite een bol
voorwerp uit een zyner zakken. Ik keek er met
verwondering naar. Het was een groote rauwe
knolraap. Uit een anderen zak nam hy een
mes, en snytd van den knol een lange rëep af
In de gróótste verbazing zat ik een en an
der aan te zien.
Plotseling zegt hy: „Eet op, en houd my de
afgesneden knolschyf voor.”
Sprakeloos staarde ik hem aan.
„Hoor je me niet? Eet op,” zei hy weer.
Ik werd bleek van schrik. „Excuseer me” sta
melde ik, „maar ik heb al gegeten.”
„Al had Je vyftlgmaal gegeten, je zult dit
opeten.”
Hy was bepaald schrikwekkend om aan te
zien, zyn oogen rolden door zyn hoofd, en hij
zwaaide voortdurend met zyn mes.
Het angstzweet brak my uit; lieve hemel, ik
zat tegenover een volslagen gek.
Allerlei verhalen kwamen my voor den geest,
van reizigers, die In den trein door krankzin
nigen overvallen waren.
Eén ding was my duldelyk, ik moest dien
man trachten te kalmeeren en zoo min moge-
lyk tegenspreken. „Dank U. Ik heb in het ge-
nareta om den oproep tot gebed over de stad uit
te zingen: „Allah, Akbar”. God is groot; ik ge
tuig, dat er geen God is dan God; ik getuig,
dat Mohammed de gezant is van God; komt tot
het gebed; komt tot het heil; God is groot; er
is geen God dan God." De Moslems ontschoeien
zich dan en knielen op de heilige matten der
moskeeën, in de richting van Mekka. En wie
niet in de moskee kan gaan, spreidt zyn kleed
scheppingen van God-erkennende kunstenaars, en *>ldt, waar hy zich bevindt. Zoo de land
man op het veld; zoo de schipper op zyn schip1
op den Nyi; zoo de koopman voor zyn winkel
in den bazar, na misschien Juist een verkoop fe
op commando vlbreeren en kan Bat nog niet *n
tikje meer var. binnen uit? Verdient Eva de
oude bedoel Ik niet een lichter costuum?;
tegenover het feilloos spel van Satan met den
appel doen Eva en Adam hier wat zwaar, wat
ml aan hun costumeering gelegen is. Beslist,
uit die finale kan nog veel meer gehaald wor
den Maar dank voor dat festyn van gewaden,
voor die mengeling van kleuren, voor dat
korenspel dat bindend werkte ten opzichte van
de Indlvidueele spelers. Kortom: ox is dit het
beste massaspel en tot nu toe de beste regie.
Deze was van Anton Sweers.
Allen belangstellenden zy gewezen op de
tweede uitvoering op Zondag 23 Augustus, aan
vangend. om 2 u. 30 op den .Monsberg”, H.
Land Stichting.
ture volkomen onbevattéiyk zyn voor elk ex
tremisme. Men kan zich voorstellen dat Mr.
Winston Churchill, de 'conservatieve imperia
list, na een bezoek aan Rusland een commu
nistisch imperialist, wordt. Mr. Attlee daaren
tegen zal zijn leven lang gematigd-liberaal, wij
bedoelen socialist blyven.
De Sovjet-regeering is niet meer zoo tuk als
vroeger op bezoeken van voorname Engel
sche socialisten. Er was een tyd dat zU h*er-
van- propagandistische vruchten verwachtte
maar de meeste bezoekers hadden voor hun
Russische reis meer bewondering voor de bols
jewistische ekperimehten dan daarna, toen zy
ze hadden leeren kennen. Een tan de weinige
bekende Engelschen, die werkeiyk geestdriftig Mt)M
uit Moskou terugkeerden, was Lord Lothian,
die Rusland in 1931 bezocht. Hy noemde het
geen daar gebeurde „de reusachtigste en held
haftigste proefneming die ooit in de geschie
denis gedaan is.” Lord Lotljlan evenwel is niet
socialist, doch liberaal. Bavendien bleek hy.
toen hy enkele Jaren later een bezoek aan
Beriyn bracht, een niet minder vurig bewon
deraar van Hitler te zyn. Hy is dus wel een
man van zeer liberale beginselen.
By de Engelsche socialisten daarentegen
kwam Rusland er meestal slecht af. De wys-
geerige Lord Passfield (beter bekend als Sidney
Webb) verklaarde in 1932, dat Husland geen
prettig land was om in te leven, en hierby
doelde hy klaarbiykeiyk niet op het klimaat
De beroemde vakvere^plgingslelder Sir Wal
ter Citrine, wiens Russische reis het vorige
Jaar veel pennen in beweging bracht moest
erkennen dat de levensstandaard in het Sov-
jetparadys nog een flink eind beneden dien der
meeste andere landen was.
Het socialistische parlementslid Joseph Too- i
le vatte in 1930 zyn voornaamste indrukken
samen in de woorden: .Hongersnood en ellen
de zyn de voornaamste kenmerken van het
land."
En H. G. Wells, die eveneens socialist
maakte na zyn bezoek aan Rusland de byten-
de opmerking, dat er een 5-jaren-plan uitge
vonden moest worden voor de reconstructie
van het menscheiyk brein. Het geestes-appa-
raat, waarmee wy 't thans stellen zelde hy k
bntbeert biykbaar heel wat, dat noodzakelljk
is voor een volmaakte maatschappeiyke orde.”
Niet prettig voor de Sovjet-leiders dat juist
een bezoek aan hun land Mr. Wells tot deze
uitspraak Inspireerde.
wy slib flSnleuwd naar de bevindingen van
Mr. Attlee. Hy heeft waarschynll’k weinig il
lusies te verliezen, en wanneer hy er zuinig
op geweest was, had hy beter gedaan met
thuis te blyven.
-r--k e wydvertakte arbeldersjeugdbeweging
I S „De Jonge Werkman” heeft op gran-
diose wyze van haar willen en werken
getuigd op haar eerste nationale congres. Dat
meer dan 10.000 jonge werklieden met eigen
standsbewustzyn, met 'n sterken wil naar zelf
standigheid, in een speciale organisatie gegroe
peerd, komen getuigen, hóé zy als overtuigd
Katholiek hun taak tegenover net leven willen
vervullen, eischt Ieders belangstelling op. Dat
zy verder die getuigenis afleggen in zulk een
biyde feertatemmlng en daverende geestdrift en
De „muezzin” klommen op de trappen der ml- daarby geenszins oppervlakkige mentaliteit
ui en op ue trappen aer mi B|in dM; van lüler en
vertrouwen in de doelstelling der Katholieke
J.W.-beweging. Het J.W.-gebed door al die dui
zenden jonge kerels gebeden, rondom hun Bis
schoppen geschaard, by het meest schitterende
weer op onzen prachtlgen Sionsberg vóór de
tn aanbouw zynde basiliek, sloeg vonken wak
ker van diepe ontroering. Tot die ontroering
en dat enthousiasme droeg in niet geringe mate
de massa-opvoering by van het J.W.-spel „De
Bonte Tocht”, een spel met zóóveel facetten en
zulke wyde perspectieven, dat het ondoenbaar
is om op alle? in te gaan. Het spel, vervaardigd
door B. Verhoeven en P. van Oldenburg Erm-
ke beduidt de pelgrimage van Gods kinderen,,
dochters cn zonen van t Licht, den dooltocht
door het leven, den zlelegang van licht naar
licht, van wit tot wit, van God naar God.
Wie dit bonte kleurenspel van zinnebeeld en
schyn, geprojecteerd in de geschiedenis der
mcnschheid vanaf Gods scheppend woord „Het
worde Licht” tot aan den wilden chaos van mo- v
derne tyden, overziet, moet getroffen worden
door dien gouden draad van geloof, hoop en
liefde, die sinds de Messiasbelofte na den zon
denval door alle leven loopt. De menschen op
hun pelgrimage met in hun hart het hunke
rend verlangen naar God. temidden van den
eeuwigen strijd tusschen driften en droomen,
hartstocht en begeeren, één voortdurende -bot
sing van elkaar bestrijdende elementen, zoeken
in God volkomenheid.
Het wacriyk schitterende in dit spel, in deze
revue mogen we byna zeggen, is de oplossing
van dtt eenlge en oneindig groote mysterie: in
Oruce gaudens.
Of wy geen kritiek hebben?
By de finale zou choreglsch nog wat te ver
beteren zijn. Zou overigens de loudspeaker, de
stem uit net publiek, niet op het einde ook
meer spanning kunnen brengen? Het kleuren-
koor was het Innigst van alle. Moet elk koor
Wereldvergetend en de wereld is soo
dlchtby, beneden oe vierkante tralievensters- in
de wanden leeft zy in Oostersche verscheiden
heid knielen hier Moslems in gebed. Ik
word getroffen door een ouden man, knielend
in de richting van Mekka. Hy zwaait zachtjes
het boveniyf van links naar rechts, van rechts
naar links de goede en de kwade engel
murmelend in xyn grooten, witten baard: Allah,
Allah, Allah....
De Anhsanhur-moskee is een juweeltje, een
parel, zy wordt wel de Blauwe Moskee ge
noemd, om de geheel met fayence bekleede
wanden van het heiligdom en het mausoleum.
Welk een intens, juichend blauw. Vanaf den
ingang ziet men het met kracht schemeren door
het groen van den hof heen, als het uitspansel
zelfs. Een stuk Italiaansche hemel ot Middel
landsche Zee, meende een schrijver: HU zei
niet te veel.
Den dlepsten indruk maakt echter wel de
Ibn-Tulun-moskee. Na de moskee van Amzu is
zy de oudste van Kalro, zy dateert uit de
tweede helft der negende eeuw, zy is buiten
gebruik, geen heilige matten bedekken haar
vloer. Tusschen haar machtige pyiers hangt
niets dan stilte en eenzaamheid, de stilte en
eenzaamheid van alles, dat door den tyd schynt
vergeten. Hier geen goud. geen fayence, geen
marmer, niets dan massief, zwaar en ernstig
gesteente. Wie in het Westen van de wyde
zuilenhallen rond den hof heeft gestaan, zal
een beeld in zich meedragen, dat hy levenslang
niet zal vergeten. Gezet in de ronding van een
spitsboog, rijst, onzichtbaar gedragen boven de
tinnen van de Ibn-Tulun de moskee van Moha
med Aly, met haar koperen koepelen, haar
naaldfyne minarets, als neergëdaald uit de
blauwe lucht, waartegen niets anders meer ge
zien wordt, dan misschien het zeilen van enkele,
glanzend-sneeuwwitte vogels. Terwyi 'al het
hoorbare ver weg is, constateert ge, dat niets
meer op een visioen geiykt, dan dit reine ge
zicht.
Terugkeerend in de stad was het middaguur.
heel geen honger. Nu.... een klein stukje dan
„Neen, oude dame, geen klein stukje; de
heele raap moet je opeten voor we in Arn
hem zyp, tenminste als je er prys op stelt er
levend aan te komen. Hoe eerder je. dus be
gint des te beter.”
Wat zou ik doen, de knobtaap eten, ot ster
ven door het mes van den moordenaar?
Waar.... o waar was toch de noodrem?
,Kom, schiet op,
begon hy
je
vólkomen veranderd. Hy zag er nu zeer ernstig,
b^na somber uit.
„Hoe komt u juist op de gedachte, dat deze
dame
Ze stotterde iets, toen raapte ze al hMr
moed by elkaar. Ze moest hem toch ant
woord geven en zoo bracht ze dan verward,
zonder zelf goed te weten wat ze zei, uit, dat
mevrouw von Grettenau haar toch zelf over haar
liefde voor den kasteelheer had gesproken.
„Waar hebt u die dame ontmoet?" vroeg M.
het voorhoofd fronsend, „wy, myn moeder en
ik, wenschen volstrekt niet, dat iemand dic
onder ons dak woont, omgang heeft met baro
nesse Grettenau..”
Zyn verachting voor de mooie Poolsróe
vlamde opnieuw in hem op en gaf aan *Un -
woorden en toon een niet-bedoelde scherpte.
Joeefa schrok.
En de heftigheid van den man tegenover
haar ontwrong haar een antwoord, dat,z®
hem, wanneer ze rustiger was geweest, nooit
gegeven zou hebben. Met een donkeren bios
en glinsterende oogen zei ze hem, in haar
halfbewust zoeken naar verweer, hoe ze »cn
allerminst uit vrijen wil met mevrouw Grette
nau onderhouden had, hoe deae haar in i*
bosch als het ware overvallen had en haar met
behulp van haar reusachtlgen dog had gedwon
gen, beleedigingen aan te hooren.
232