JCetmAaal
«Kift
Tuimelt je en rKruimeltje in het Kabouterland
den dag
I
F 750.-
ZL~::::iiimmuinniiiiinnfflffliiiiiiiiiiiiiiiira
Zigeunerinnetje
MAANDAG 24 AUGUSTUS 1936
STREEKPLANNEN IN 7
ZUIDEN
Verwoeste kunstschatten in
Spanje
St. Rochus
Affiche Vliegveld
„Ypenburg”
G—prak met ir. J. Froger
kte
«11
I
nd
le
De kamerling
van den ridder
r-
DOOR ANNY VON PANHUIS
Koppens in de historische kerk
ge-
aan,
in joligen ov
„martelgang”
258
De
op dit blad zijn ingevolge de verZekerlngsvoorwaarden tegen
c
een
op-
'SIK
I
r
ut
ies
be
ar
«r je meer van kunnen
la vroolük. en haar sli
de
een
oo-
be-
oen
le-
rit
oet
Maar de kabouters waren ook niet tnls. Allemaal gingen ze
boven op tafel staan, met hun rieken en ander gereedschap en
dreigden de menschen. „Je laat hem los," zei Tuimeltje met *n
höoge stem, „lèelüke boer. Nooit zullen we Je meer helpen. Je
koren en groenten zullen van dorst en hitte sterven, de Jonge
planten zuUen ultgerukt worden door den machtigen wind en
je zult zien, dat Je ons dan niet meer zult verstooten.”
van
set
der
wd,
ng-
W«
bant
met
verhelder lachei
en bracht
heid
«Pit»
cm
otn.
*r
«e-
taar
ttJn
rerd
want
schll-
stesfe
et le-
voor
eg «tt
busie-
Thuts
or de
ed te
ie s«
itstel-
iepen
1 peter
defe
at.
it da
J hjj
L Na
veer
stand
rende
eegd,
weer
oor
er»
:i>t
ran
in
cht
Mg
ren
ti
nt
»t»’
en
ten
ons
'en.
nt-
xin
mg
>n-
is
1st.
mj
en
wr
ider
ag-
uto-
iulle
srk-
Jks-
lUtO
het
■echt
chen
n in
van
en
deel,
eiten
sng-
het
en
1 de
Is, de
waar-
:usschen
31 4
Net toen Kruimeltje bet vogeltje ook een pootje gaf om
hem er uit te helpen, ging de deur open en zagen de ver
schrikte kabouters, dat de boerenfamilie wakker was gewor
den van het lawaai en nu half slapend voor hen stond,
kabouters konden niet meer wegvluchten, want de boeren
jongen, die er ook al bü was, deed viug het raam dicht.
Dat zullen we eens zien, wie hier de baas Is. brulde de
boer. Jullie leelüke kleine wurmen, wat moet Je in mün huls.
Die bandiet, dien Ik In het kooltje heb gezet, wilde in mijn
hooiberg krulpen, en hü ging woedend naar Kruimeltje toe
en pakte hem heel hard tusschen zijn vingers vast Nou sluit
Ik Je ergens In op. waar Je nooit meer uitkomt, zei de woe
dende man en Kruimeltje gilde heel hard om hulp.
de
Limburg
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
onschuld zijner jeugd, t Scheen hem toe of
de booze daden van thans en de Ijselijke een
zaamheid, die er telkens weer op volgde, hem
tot wanhoop aouden voeren, wanneer hij' er
toe komen zou dien laatsten band te verscheu
ren.
Neen, daar moest hjj voor waken.
Op aekeren dag nu geschiedde het, dat een
heilige monnik over den stillen helrweg kwam
gereden. De wachter op den toren van Rudolf's
slot liet aanstonds, toen hij den vreemdeling
ontwaarde, zijn schitterend signaal hooren.
Daarna vloog dreunend de poort wijd open en
de knechten van den ridder stormden naar
bulten. Wanneer «e den armen monnik, geze-
Wta op zün lastdier, voor sfch zagen, meenden
De koepelschildenng van J. ten Hom en P. i:.rr.
Ravenstein. Een sprekend voorbeeld van nieuwe barok
Van de terreinconunissie van bet nieuwe
vliegveld Ypenburg te RUswjjk, bij Den Haag,
ontvingen wij een in treffende kleuren uitge
voerd affiche geteekend door Keea van der
Laan. Men heeft het affiche speciaal bü ge
legenheid van de opening laten vervaardigen,
maar de samenstelling is zoodanig, dat ze te
vens voor pc manent gebruik geschikt la. Hat
affiche bevat een afbeelding van het stations
gebouw eau terwijl in het midden van de plaat
de schaduw van een vliegmachine is weerge
geven. waarvoor de teekenaar een gestyleerd
model koos. Onderaan op de plaat zijn de op-
J. R. W. 8.1 schriften etc geplaatst.
Zonder dadelijk te antwoorden, was Josefa
naar het raam gegaan, en, het dikke fluwee-
len gordijn opzij schuivend, riep ae:
„Juist, prachtig, geen wolkje aan den hemel,
de maan kan nergens achter wegkruipen. Het
witte paard moet te voorschijn komen, of het
wil of niet.”
Ze trad op mevrouw von Dittbom toe.
,Xn toch krijgt de afbeelding van de maan
haar kracht en glans; de stralende zilverlichte
volle maan wekt ze tot leven en geeft ze die
plastiek en dien bedrieglijken schijn van wer
kelijkheid, waarmee ze u schrik aanjoeg, moeder,
u en anderen vóór u.” f
De barones haalde de schouders op.
- „Maar kindje, dan zou immers leder dooi
de maanbeschenen schilderij zoo levend en
angstaanjagend moeten worden, en dat Is
Immers allerminst het geval!”
„Neen.” Josefa zette nu een grappig-gehelm-
zinndg gedcht, „zóó eenvoudig is het ook niet,
en de maan speelt het In elk geval niet heele-
maal alléén klaar!”
.Laten we naar beneden gaan, zoodat Ik
óók eens persoonlijk kan kennismaken met ons
aloude slotspook,” stelde Malte voor.
Een paar minuten later stonden de drie In
het voorportaal van de kapel, en de Jonge land
heer zag met eigen oogen, dat al het gepraat
en gefluister over het witte paard van Dittbom
werkelijk niet zonder meer fantasie en baker
praatjes konden genoemd worden. Als gefasci
neerd staarde hü op den meer dan levens-
grooten, tegen den muur leunenden schimmel,
en gedempt fluisterde hjj zjjn moeder toe: «Ja,
ra in de vorige eeuw is de devotie voor St. Ro
chus over de geheele wereld opgevlamd.
De heilige Rochus werd te Montpellier ge
boren Op twlntigjarigen leeftijd reeds deed hij
een pelgrimstocht naar Rome. Onderweg trok
hij door streken, waar de verschrikkelijke pest
heerschte en door ’n brandende liefde met zijn
medemenschen bezield, verpleegde hü jaren
lang de lijders, die door allen gemeden werden
als de pest. Heel veel heeft hij er genezen,
enkel door het slaan van een krulsken.
t Was Gods wil. dat ook Rochus door de
ziekte werd aangetast en. door Iedereen ver
laten, neerlag in een bosch. De hond van een
edelman, die niet ver van daar woonde, nam
eiken dag een brood van de tafel van zijn
heer en bracht dat aan den heilige. Eens volg
de de edelman zijn hond en vond Rochus, wien
hU gastvrijheid verleende op zjjn kasteel.
Eindelijk, na Jaren, keerde hij In zijn vader
stad terug, om daar, door zijn oom die hem
niet perkende, als spion In den kerker te wor
den geworpen. ’t Had Róchu»-slechts één- woord
behoeven te koeten om vrij te komen, maar hij
wilde uit liefde tot God zijn leven In ontbering
en verachting slijten. Zoo is hü. vUf jaar later,
gestorven.
Maar toen heeft onze Heer zijn heiligheid
door ongekende wonderen geopenbaard, die als
rozen opbloeiden bü zijn graf en hebben
grootste steden er om gestreden van hem
relikwie te bezitten.
ge dienst, waardoor het gevaar ontstaat, dat
het streekplan wordt samengesteld door een
commissie van specialisten op verschillend* ge
bied: zoodoende ontstaat geen organische een
heid, doch slechts een optelsom van speciale
verlangens. Door het ontbreken van d» door*
loopende beschikking over een deskundig
lichaam krijgt men veelal ook een tragere ont
wikkeling* van stedeljpuwkundig besef bij de
verantwoordelijke Instanties. z
En Juist door dit besef moeten de verant
woordelijke instanties en de burgers elkaar
ontmoeten. De overheid moet de leiding geven,
maar het werk moet worden gestuwd door de
algemeene overtuiging In de streek. Daarom
kunt u in de krant zulk een goed werk doen
door voorlichting te verstrikken over ons werk,
dat eigenlijk toch niets meer is dan de uit
werking der orde-gedachte op stedebouwkundtg
gebied.
Op den St. Rochusdag trekt de beroemde pro
cessie te Schlnnen uit, tusschen de hooge mei
doornhagen. Dan dankt men den goeden hei
lige voor het slagen van den oogst errviert het
Bt. Rochus-oogstfeest.
Met de ladderwagens trekt men naar de ak
kers, waar nog een dreef door de zoevende zei
sen gezicht en tot schoven gebonden moet wor
den. Dan danste men danst men wellicht
nog -f om_jj^Jpatste schoof en ieder tracht
in Joligen 'overmoed dien zwaren, onbeholpen
„martsigans” te omarmen en er mee in het
rond te dansen.
En als de schooven hoog op- de ladderwagens
zjjn getast, een groote. met bonte papieren en
vaantjes versierde, tak op de laatste garf Is
gezet en de blndsters op het laatste veer zijn
gehtschen, dan gaat het zingend en Juichend
boevewaarts de 8t Rochus oogstzit.
en ging voort:
ten slotte half waanzinnig
zjjn idéé fixe om „levende” dieren te willen
scheppen, en hij moet eindeloos lang aan zjjn
doeken gepenseeld hebben, totdat ze hem ein
delijk tamelijk konden voldoen. En met
tertijd kwam hjj op steeds zonderlinger ideeén
om zjjn doel te bereiken, zoodat hjj bijvoorbeeld
proeven pam om den dieren door allerlei be
lichtingen',' waarmee hü Ijverig experimenteerde,
méér relief te geven, en ze plastischer uit het'
doek te laten opdoemen dan met de gewone
middelen te bereiken viel. En zoo piekerde hü
altijd dieper en dieper over dat alles na en zijn
tot 't uiterste gespannen geest vond tenslotte
een chemische verbinding, die hij met zijn
verven mengde en waardoor het hem gelukte,
opvallende, zü het ook eenigszins bizarre effec
ten te bereiken. De dieren, die hü met de zóó
gemengde kleuren schilderde, hadden de gave,
als levend te worden, zoodra ze in een overigens
donker vertrek door heldere, gelijkmatige stralen
belicht werden."
zullen Heer Melnrad’s portret uit de
kleine zaal mee naar boven nemen,” stelde Joeefa
voor; ,LU kan Jullie dan door mijn mond de
geschiedenis van het witte paard vertellen en
ik zal hem eens flink onderhanden nemen,
omdat hij zoo’n grappenmaker is geweest, die
er pleizier in had, zijn verren nakomelingen nog
schrik aan te Jagen.”
En toen men weer terug was in de kamer
van de barones haalde Malte Heer Melnrad’s
portret en zette het op een der groote leun
stoelen, dien hij zóó schoof, dat bet smalle ge
zicht met het ondeugende spitsbaardje in het
volle licht stond. K
Josefa zat tegenover Malte en het was hem
•en waar genot, naar haar beweeglijk ge
bruind gezichtje te kijken, dat telkens van uit
drukking wisselde, terwijl haar kleine, mooi-
gevormde mond vertelde:
ren schrijft ons uit Noord-Brabant:
|Y'| De streekplannen, die gedurende
AvA laatste Jaren in Brabant en L'
zijn gemaakt, zijn van groot belang zoowel voor
de specifieke behoeften van de bewoners dezer
provincies als voor de ontwikkeling der orde-
ningsgedachte in het algemeen. Zij zjjn van
belang voor de bewoners van de steden en voor
die van het platteland, hoewel zijzelf daarvan
nog niet voldoende zijn overtuigd en nog te
veel de streekplannen verwarren met de uit
breidingsplannen tier gemeenten. Omdat deze
verwarring soms begrijpelijk is en een leek het
onderscheid niet altijd even zuiver kan zien,
hebben we Inlichtingen gevraagd aan een des
kundige en wel aan Ir. J. Froger. leider van
den streekplannendienst in Limburg.
Liever dan het woord streekplan gebruik ik
bet woord stedebouw, aldus begon deze bet ge
sprek' of liever de uiteenzetting, want het werd
een gesprek, waarbij de eene partij sprak en de
andere luisterde; maar dan moet u het woord
stedebouw niet verstaan als zouden wij ons
alleen bezig houden met het bouwen van ste
den. Het is integendeel veel ruimer, wat dui
delijker zal worden, als men let op de woor
den. die hiervoor in andere talen worden ge
bruikt. De DuJtschers noemen het Raumord-
nung. de Engelschen Town- and Country-plan
ning, terwijl de Franschen het Urbanisme noe
men. Dit laatste is typisch en veelzeggend. De
Franschman houdt zich Inderdaad ook alleen
met de steden bezig. Het is opvallend, dat het
Franscbe platteland totaal verwaarloosd wordt, ontbreekt ook de permanente stedebouwkundl-
In den Elzas ziet het eruit, alsof de cultuur
heeft stilgestaan, alsof gisteren eerst de oor
log geëindigd is; er is om zoo te zeggen niets
nieuws bijgebouwd; er is geen behoefte
want de bevolking neemt niet toe. In Zuid-
Frankrijk is het nog erger; daar is niet alleen
niets nieuws bljgebouwd, maar er staan zelfs
ontelbaar veel oude huizen leeg.
Stedebouw in den ruimeren zin is een be
grip. dat de behoefte van dezen tijd uitspreekt;
een behoefte, die is ontstaan tengevolge van
de opheffing van het verschil in rechtstoestand
tusschen de stad en het platteland; vooral door
het opheffen van de vestingen in de vorige
eeuw en het bouwverbod rondom deze vestingen.
Hierdoor is een vrijheid van bouwen ontstaan,
die een chaos te voorschijn riep en langzaam
aan den drang naar meer orde in deze materie
deed opkomen. Wat wij hierby doen,
hoofdlijnen van deze ordening aangesp,
bjj onderscheid moet worden gemaak^u
de meer geconcentreerde kernbehouwing en de
open bebouwing van het platteland Dit on
derscheid is de grondwet van ons werk.
Om ons werk te motlveeren zou ik u drié
argumenten willen noemen, en wel de schoon
heid. bet sociale en het economische motief. Dit
is de Juiste volgorde om ze te noemen, als men
rekening houdt met de historie. De kunstenaars
zjjn de eersten geweest, die zijn gaan roepen
om het behoud van het schoone in ons land-
schap en om' het bederf ervan tegen te gaan.
Men ziet de kunstenaars wel eens al te graag
aan voor
een langen baard en lange haren dragen, maar
deze .Laar- en baard-artisten” hebben ons
werkelijk een niet genoeg te waardeeren dienst
bewezen door te wijzen op de vernieling van
het landschap. Ze zijn ook hier weer de baro
meters van de gemeenschap geweest en heb
ben juist aangevoeld welken kant de ontwik
keling op zou gaan.
Vervolgens krijgt men het rechtstreeks so
ciale motief. De gemeenschap is meer dan de
som van de individuen; de menschen leven in
een organische gemeenschap, die een eenheid
vormt. Deze idee moet haar vertolking vinden
in de wijze waarop wij werken, wonen, feesten
of bidden; deze moet het uiterlljke kentee-
ken van de organische gemeenschap zijn. Is
dit zoo, dan zullen de menschen zich meer
voelen als behoorenae tot die gemeenschap.
Daarom moet het gebruik van den bodem niet
Iets zijn, dat is overgelaten aan de willekeur
der individuen.
Als derde motief heb ik u het economische
genoemd. Een gemeente kan In bepaald op
zicht worden vergeleken met een bedrijf. Wordt
zij goed beheerd en geschiedt de bebouwing
op geordende wijze, dan zal zij zuiniger kun
nen zjjn met leidingen voor gas en water, met
verharden der wegen; zij zal minder politie
noodig hebben dan wanneer iedereen maar
kan bouwen waar en zooals hij zelf wil.
Deze orde-ge&achte In het bouwen komt In
de prsctjjk hierop neer, dat groepen van ge
meenten, die meer en meer het nut ervan gaan
inzien, gebruik gaan maken van hun bevoegd
heid tot regeling; dat zij gaan samenwerken
en gezamenlijk een streekplan opstellen, waar
toe de mogelijkheid sinds 1931 in de wet vast
ligt x
Even onderbreken we hier de uiteenzetting
om een vraag te stellen van meer algemeenen
sard, die ons hevig interesseert: Is het te ver
gezocht, als we het als iets typeerends alen,
dat juist Brabant en Limburg de provincies
zfln. waar deze gedachte zich het vruchtbaar
ste ontwikkeld heeft? Zou de oorzaak hiervan
kunnen liggen in het feit, dat Juist in deze
tyee gewesten het gemeenschapsleven nog Ka-a
tholiek Is en er daardoor ook een levendiger
besef heerscht van saamhoorigheid?
Met zekerheid is zooiets natuurlijk niet te
«eggen, maar de waarschijnlijkheid van deze
meenlng is zeer groot. Overigens zegt u zeer
juist, dat deze gedachte zich hier het vrucht-
Na het avondeten zocht men het gezellige
vertrek op de bovenverdieping weer op, en
hauwelijk^had het kleine gezelschap zich rond
bet gashaardje geschaard, of Malte verzocht:
,Xn vertel ons nu toch eens, hoe Je het witte
Paard ontmaskerde, liefste! Het spijt me overt-
tens geweldig, dat ik tot dusverre de ver
schijning nooit heb mogen aanschouwen!"
José!» glimlachte.
•Als Je daar zoo op gesteld bent, zou er wel
sen mouw aan te passen zijn, want het witte
Paard is momenteel gegarandeerd present!”
Malte sprong overhaast op.
„Weet Je dat zeker?" vroeg hij en eên lichte
opwinding was in zijn stem te hooren.
•Ln of!" antwoordde Josefa, en toen voegde
er. wat gedempter bij: „We hebben Immers
»°!le maan!”
De barones keerde zich met een ruk naar
“ar toe. terwijl zjj bijna heftig uitstiet: „Wat
beeft de maan met de verschijning te maken?
heusch geen gewone belichting door een
Pe”ere manestraal, die het witte paard zoo
«tetwekkend levend deed schijnen!”
Josefa was ggtrtdelUk vlugger gaan spreken.
„Vader wist ’verder nog te vertellen, dat
Baldus Eisenschuher gestorven was, nadat hem
enkele van dergelijke experimenten gelukt
waren, doch dat hjj het geheim van de chemi
sche substanties, die hij door zijn verf had ge
mengd. met zich meegenomen had in zjjn onbe
kend graf.”
De barones Trilde van ongeduld.
„En Je gelooft dus. kindje.” viel ze nul leven
dig in, „dat het witte paard van Dittborn aan
diep Baldus Eisenschuher zijn nu reeds meer
das drie eeuwen durend schUnleren dankt?"
Jbsefa knikte vol overtuiging.
„Vast en zeker geloof ik dat, moedef,
ik betwijfel het bestaan van. een tweeden
der. die zich in datzelfde tijdvilr met soortge
lijke proeven zou hebben afgeweven."
.JJaar heb Je volkomen gelijk aan.” vied Malte
in. die met de grootste aandacht geluisterd
had, „we hebben in dit geval zonder twijfel ta
maken met een werk van den bewusten schil
der. die, tusschen haakjes, tegelijk een bijzonder
knap scheikundige moet zjjn geweest."!
Joaefa iel: „In die periode hield zich immers
zoo menige rustelooze geest met chemie bezig,
die destijds overigens nog niet tot officeele
wetenschap was verheven. Vader verkeerde in
de meenlng, dat de enkele schilderijen, die
Baldus Eisenschuher volgens dat geheimzinnige
procédé maakte, alle verloren waren gegaan In
elk geval scheen er niets meer van bekend te
zjjn.
(Wordt vervolgd)
De directeur der Kunstetf aan de Unfversl-
telt van New York, i>rof. Walter Cook, die
met twee andere Amerikaansche professoren
uit Barcelona gevlucht is. doet thans mede-
deellngen over de groote verwoestingen van
kunstschatten in Catalonlë. «Mei uitzondering
van de kathedralen en het klooster van Pe-
dralbes is alles verwoest. Zoo is de kerk van
de Heilige Anna met alles wat daarin was aan
kostbaarheden verbrand. Ook Santa Mar'a del
Mar. een der fijnste overblijfselen der Oothl-
ache kunst in Catalonlë. is geplunderd en ver
brand. Volkomen vernJealgd zijn de kerken
San Pedro te Puellos, de Merceda, de
Santa Madrona, de kerk del Carmen. het
klooster Los Escolapios, de kerk van den Hei
ligen Augustijn Las Carmelites en het klooster
der kerk van Blasco de Carray.
daar zou je waarachtig kippenvel van krijgen.”
Daarna trad hij dicht op de gedaante van het
dier toe, dat zich bjj zijn nadering steeds meer
tegen den muur scheen te drukken.
„Hoe zit dat in vredesnaadn in elkaar?”
fluisterde hij hoofdschuddepdl
„Heer Meinrad zou
vertellen,” lachte Jpst
^Weerkaatste van de kale muren
ite en klank in de kille somber-
yall^deze ruimte, waar door het smalle
iboograam het maanlicht als eer? beek van
iterend licht naar binnen stroomde en waar
midden in dat licht het geweldige paard zoo
spookachtig star en toch zoo vol leven
doemde.
.We
X Y T tnneer in Zuid-Frankrljk een dorp wel-
yy gesteld genoeg is om e«i beeldeken tn
zijn kerk te hebben, dan wordt er een
lieden, die niets anders doen dan] Jeanne d'Arc neergezet; hebben zü geld genoeg
voor twee beelden, dan staat tegenover de
strüdbare maagd de eenvoudige figuur van den
goeden pastoor van Ars; maar zijn ze zoo rijk,
dat er een derde geplaatst kan worden, dan
ziet men er het beeld van den man met den
breedgeranden, geschulpten pelgrimshoed en
-staf, die „minzaam" wijst naar een geweldigen
buil op zijn been, terwül een klein hondje hem
in zijn bek een brood brengt Bt. Rochus.
Ook In ons land wordt hü vereerd, want hij
keert de besmettelüke ziekten, niet alleen den
Zwarten Dood, waarvan hü genas, maar ook
den rooden loop, die in 't generaliteitsland Bra-
ozeer gewoed heeft en de cholera. En
onverwachte verschijning van de chole*
De monnik knikte en sprak: „Ja. zoo ls 't."
Nu zei Rudolf weer: „Vriend, dan moet ge
toch zeker wel 'n wonderlük menseb zün, ais
ge er niet voor terugschrikt dit gevloekte kas
teel te bezoeken
2 Maar de monnik, den ridder strak aanzien
de, sprak: „Heer, ik vertrouw dat ge mü ter
wille zult zün. Zoo ja laat dan uw gansche
gezin hier, in dit vertrek, büeen komen. Want
wat ik tot hen zeggen wil. is iets zeer goeds.”
Ridder Rudolf begreep den monnik niet. Toch
willigde hü diens verzoek in en ontbood nu al
zün knechten en dienstbaren, opdat ze in de
slotzaal aoudeh komen. En zü. die binnen
kwameïi. zagen verbaasd of spottend den mon
nik aan. Deze wachtte stil en geduldig, de
handen diep gestoken in de wijde mouwen van
zün pü-
Toen allen zich rondom den aetel van hun
heer hadden geschaard, en er niemand meer
in de zaal kwam, toen zei de monnik tot Ru
dolf: „Mü is gebleken, dat niet uw geheele
gezin hier aanwezig is. Mijn wensch is om
allen hier te zien.”
Rudolf sprak dit tegen, zeggende: „Ik weet
dat ze hier Allen zün.”
De monnik, ontkennend met het hoofd
schdtMend. hield echter aan: „Heer, zie wél
toe. Zeker Is het, dat er één ontbreekt."
Nu werd Rudolf vertoornd. Driftig riep hü
zijn hoorigen toe: „Weet dan geen uwer wie
hier afwezig Is?” Een landsknecht antwoordde
hem: .Heer, gij hebt over *t hoofd gezien, dat
pw kamerdienaar niet Is gekomen."
„Wat beteekent dat!" sprong de ridder drif
tig op. „nog nooit is hü in gebreke gebleven
om aan mün bevelen te gehoorzamen. Ga vlug
naar hem toe en zeg dat hü spoedig komfefi
zal. want dat zün meester 't hem gebiedt.”
De landsknecht ging heen. Een wfjle later
bracht hü den kamerling in de zaal, tot voor
den zetel van Rudolf Met verwrongen gelaat
en angstigen blik zag hü schuin naar zün heer
op. doch naar den monnik keek hü niet. Deze,
die naast den rechter stond, hief plotseling de
handen hemelwaarts, met krachtige stem uit
roepend: „Ik bezweer u. In den naam van on
zen Heer Jezus Christus, om te zeggen wie ge
züt en vanwaar gü komt!"
Huiverend was de stilte, welke In de slotzaal
viel na dezen uitroep. Niet één van Rudolf's
hoorigen maakte cenig gerucht; en allen vrees
den zeer.... Toen klonk de stem van den ka
merling. en T was of hü van heel verre sprak;
„Tegen mün wil In moet ik de waarheid zeg- w
gen. Ik ben geen rnensch, maar Ik ben een
gezworen duivel. Door den prins der duivelen
ben ik naar dit slot gestuurd, om na te gaan
of deze ridder één dag verzuimen zou groetenis
te brengen aan Maria. Indien zulks geschiedde,
mocht ik gebruik maken van mün macht om
hem te dooden. Daarna tou Ik hem ter helle
hebben gevoerd. Twaalf Jaren heb ik hier ge
woond, doch hü heeft niet één keer verzuimd
Maria te groeten. Tevergeefs heb ik gewacht
hem te jnisdoen.mün taak is heden vol
bracht."
Wanneer deze laatste woorden waren ge
sproken, volgde er plechtig zóó n, hevig geraas,
dat het gansche ^lotgezin haastig vluchtte.
Ook van den kamerling was geen spoor meer
te ontdekken.Alleen de monnik en de rid
der waren nog in de zaal en de monnik sprak:
„Zoon, heeft u me nog iets te zeggen?” Doch
in diepen ootmoed lag Rudolf reeds neerge
knield aan de voeten van dert grijsaard en
schreide van droefheid.
Nadien bleef zün slot verlaten; het kwam
in verval en werd één puinhoop. De opgesta-
pelde schatten kwamen aan de armen en be
roofden, terwül Rudolf zélf een heilig man
werd en een vurig vereerder der Moeder van
God.
•A I I f A 9C* dlt blad *Wn ingevolge de vertekerlngsvoorwaarden tegen 17 7^0 biJ l«v«nslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7^0 bij een ongeval met p
ZA I ,1 ,r. I w r, O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen UU»" doodeUJken afloop AevFVFe"
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
„Ja,” antwoordde Joeefa, „dat wil zeggen.”
verbeterde ze zichzelf, ,Jk neem dat tenminste
aan, omdat er In de kroniek staat er kwam
een rondzwervende schilder en die moest een
afbeelding maken van zün trouw paard!
dat klopt precies. Voorts kwamen ook nog
andere, gewichtiger büzonderheden overeen,
zoodat men. naar mün meenlng. in Baldus
Eisenschuher zeker den schilder van het be
ruchte paard mag zien!”
Ze wierp een züdelingschen blik op Heer
Melnrad’s portret, dat op den leunstoel stond
ging voort: „Baldus Eisenschuher moet
geweest zün door
-r-v »ar waren schoone jaren in T leven van
I 1 ridder Rudolf geweest; jaren. waarin hü
vroom en fier zün geloof beleed en een
hoogstaande vereertng had voor Gods lieve
Moeder. Tal van vrienden had hü toen «•-
kend maar ook vüanden an tegenstanders,
die vreesden zün'schitterende glorie, zün moed,
zün onverschrokkenheid. Lang hield hü rijn
wapenschild zonder vlek, lang ging hü zün
dienaren en knechten In *t goede voor, lang ook
bleef het kwaad uit zün hart.
Toch zou het zóó niet blüveno neen
Eerst werd Rudolf betrokken in een toumooi.
Zün tegenstander wist hem op oneerlüke
manier te overwinnen en bleef hem nadien
voortdurend belasteren. Zün goede naam kwam
alzoo in opspraak, want van nu af aan wer
den al zün gedragingen van valschen schün
beticht. Hü tak dén eenen vriend na den an
deren van zich heengaan; ja, zelfs zün geliefde
bruid, op wie hü geheelS^jn hoop gesteld had,
werd hem ontrouw.
Geschuwd en vermeden bleef hü nu alleen.
Toen kwam het onzalig? uur, waarop de gram
schap, de bitterheid, de haat in *t hart van
den naar wraak zoekenden ridder oplaaiden, diep
en heftig, al» een niet te dooden vlam.
Hü werd een somber man, een die vol wrang
en afkeer tegenover ’t leven en de menschen
kwam te staan. Zün dagen, eens met goede
werken en in vrede doorgebracht, werden thans
gevuld met donkere daden. Een vloek rustte
op zün naam; dien slechts uit te spreken, was
al genoeg om den schrik op *t lüf te jagen
van weerlooze vrouwen en kinderen en hulp
behoevende grijsaards. Ook de arme landbou
wer had bange vrees voor de wraakzucht van
den ridder. Telkens weer sloeg hü een kruis,
wanneer hü tusschen 't geboomte de donkere
torens zag oprijzen van Rudolf’s slot, dat daar
dreigend stond op een heuvel van 't woud, niet
verre van den heirweg. Zouden de knechten
vai^ den gevreesden man ginds, wiens lust het
Wlas voorbütrekkende karavanen van kooplle-"
den en de glanzende wagens der edelvrouwen
in roofzucht aan te vallen en uit te schudden,
ook hém niet kunnen overmannen en dwingen
tot dienstbaarheid aan hun onbarmhartigen
meester..*.? Vrees en afschuw hielden aldus
eenieder, die van Rudolf's rooverüen verno
men had, op velllgen afstand van .’t Zwarte
Kasteel”, dat door het volk van de la idstreek
zoo geheeten werd. Maar niemand wist chu
alle schatten aan goud. alle kostbare koop
mansgoederen. alle juweelen en blinkende sie
raden. steeds maar gpgehoopt In de sterkte
van den roofridder, aan dezen toch géén vol
doening konden geven. Neen, hü had er niet t
minste behagen in.
Na volbrachten strooptocht liet hü zün
knechten feesten en lustig den beker zwaaien,
als vergoeding voor hun üver bü den roof; zelf
echter zat hü dan eenzaam in zün woonver
trek. als wezenloos in 1 vuur starend, of rus
teloos, met donkere gelaatstrekken en saam-
gekhepen mond, heen en weer loopend. De
eenige, die hem daar altüd in de stilte gezel
schap hield, was zün kamerling. Ook deze was
somber en zwügend juist als zün heer.
't Gebeurde vele malen, dat, wanneer bel
den, na een wilden an ruwen dag, weer in el
kanders gezelschap waren, de dienaar züt)
meester met loerende blikken bezag. Dan leek
’t of zün gelaat plots veranderdeof er een
huiveringwekkende grünslach op kwam te
staan, die niets van deze wereld had. Ridder
Rudolf scheen dat nooit op te merken, daar hü
steeds met zich zelf bezig was. Als 1 nacht
werd, zond hü zün dienaar weg en begaf zich
dan ter ruste, na eerst nog een korte groetenis
tot Marta, de reine Moeder van God. te hebben
gezegd.
Tot nog toe had hü deze gewoonte lederen
dag volgehouden. Hü wilde er dan ook geens
zins mee breken, overtuigd als hü was, dat dit
hém nog bond aan de lichte, blüde dagen van
ze hem niet te, moeten aanvallen, daar de grijs
aard toch wel geen geld bü zich zou dragen.
Maar bevreesd
ais ze waren voor
hun heer, die hun
bevolen had om
niemand, die langs
hat slot kwam,
te ontzien, gre
pen ze hem aan
en eischten dat hü alles wat bü bezat, zou af
geven.
„Goede menschen," zei de monnik .Het
geen ik 'bü me draag, is niet de moeite waard
om er een doodslag voor te doen. Tc Zou u
echter willen verzoeken mü aanstonds bü uw
meester te brengen. Zeg hem dat ik Iets hel-
melüks met hem te bespreken heb."
Toen de knechten den ouden monnik voor
den ridder hadden gevoerd, zag Rudolf hem
met bewondering aan. Nadien zei hü: rij-
uit vrijen wil hierheen gekomen?”
De monnik knikte en sprak: „Ja, zoo is
„Vader was immers schilder, en hü was zeer
bekend en gezocht, al had hü er ook geen slag
van, het vele geld dat hü verdiende, voor ’n
gedeelte veilig te beleggen.” Ze zuchte licht.
„Hü sprak dikwüls met mü over zün
kunst, en kon daar ongewoon boeiend over
vertellen. En eens kwam hü op een heel
eigenaardig onderwerp, waarover we het
later nog meermalen gehad hebben. Er moest
namelük in de zeventiende eeuw een schilder
geleefd hebben, die wüd en züd den roep had,
dat hü dieren als levend kon schilderen. Maar
wat hü bereikte, bevredigde hemzelf nooit; altüd
was hü met zün werk, dat toch alom büval
en waardeering vond, ontevreden en hü werd
verteerd door een brandende eerzucht, nog
betere dingen te maken. Hü zat maar in zün
atelier" en schilderde en schilderde, en beweerde
tegen iedereen, die het hooren wilde, dat hü
niet eerder tevreden zou zün vóór zün geschil
derde dieren zóó uitvielen, dat men op eenigen
afstand vast overtuigd was, levende dieren voor
zich te hebben. En toen men hem daarom uit
lachte en bespotte, trok hü op een goeden dag
uit Würzburg, waar hü lang gewoond had. weg.
Hü zwierf daarna jaren lang door de Mark
Brandenburg, nu eens hier, dan weer daar op
een kasteeel vertoevend, om den lievelingshond
van de slotvrouwe of de jachtvalken van bet
dochtertje te schilderen. Hü moet Baldus Eisen-
schuher geheeten hebben."
De barones glimlachte begrijpend
„En die Baldus Eisenschuher schilderde
waarschünlük ook Heer Melnrad’s trouw
strijdros?”
baarsto beeft ontwikkeld. Het- streven naar
streekplannen of gewestelüke plannen dateert
reeds uit het jaar 1925 en is in ons tand ont
staan in bet Ned. Instituut voor Volkshuis
vesting an Stedebouw te Amsterdam. Wülen
Mr. Hudlg heeft er zeer voor geüverd en door
zün toedoen is büvoorbeeld uit vrijwillige sa
menwerking het streekplan van IJselmonde
ontstaan en ook dat van bet Westland. De ver
dienste van Brabant echter is geweest, dat het
als eerste de wettelüke bevoegdheid tot het
ontwerpen van streekplannen heeft gebruikt
Zoo ontstond eerst het streekplan De Meierü,
dat later ultgegroetd Is tot dat van Oost-Bra-
bant. terwjjl nog tater het streekplan van West-
Brabant la ontstaan. Limburg heeft van het
voorbeeld van Brabant gebruik gemaakt en
denzelfden vorm van organisatie gekozen. Wü
hebben thans drie streekplannen en wel In
Noord-, Midden- en Zuid-Limburg.
Er bestaat echter tw apder opelcht groot ver
schil tusschen de werkwijze In Brabant en in
Limburg. In Brabant ligt bet zwaartepunt der
werkzaamheden in bet opstellen van gemeen
telijke uitbreidingsplannen, die ook door den
dienst van het streekplan worden verzorgd,
terwül in Limburg het zwaartepunt ligt bü het
elgenlüke streekplanwerk, dat zich richt op
het bezien en het ordenen van de zaak in groot
verband De overheid beeft bovendien niet het
recht hét werk der uitbreidingsplannen te ont
nemen aan die particuliere .Architecten, welke
door talent, toewüding"en vakkennis den stede
bouw goed kunnen verzorgen.
Ook In andere provincies wordt tegenwoor
dig gewerkt, doch hier heeft men nog geen
gebruik gemaakt van de wettelüke bevoegd
heden. Men heeft naar commissies gevormd,
die practlsch hetzelfde doen als In Brabant en
Limburg, doch het bezwaar is. dat zulk een
plan nooit bindende kracht kan hebben, mgar
alleen een adviseerenden invloed kan uitoefe
nen bü provincie en gemeenten. Bü sommigen
en
wr
<eer
<nb