Si H Zoekt gij betrouwbaar «^Personeel? el E EEN RAADSEL Van een neushoorn en van den man, die nooit anders dan koek at e» O Een Russisch vertelsel Een oud vertelsel nnwrwKnir criH*ruDrB Ma irdig in Ranseldorp.” rin, „maar wie woont Ergei <*e „st> Me mei toes ie tot een TWe< gen: d vooral loon v< werkloi HU het der.lte af den vom heeft ge< veilangd gruwel d< Bonder w wordt hij Mest aan Hjn achul den? Het loozen zij Maar mo wórdenen wi? lende iemand, t dezen nu ƒ18.95 to: Wat T t« gezlm tage, dat wordt, n we;nig k: eenmaal de met i recht op De bou beloofd. niet zoo Deze ma: verlaging ruggen d hun krot ellende i en vooral Een w< Een zwwnan Brabantsche Aldui mcrlid meenin in de de dooi ctandai deze be stee va een vei verhoog --werkloc Wijzig val hoo 46<> Bel steunbei De heei ■j.dte op 'Kamer Wk geac - De wi dit bew< regeerin algemeei bet plat dicht aa de toesti degenen, zijr;. mat Dat d grijpt lei voel bes< - Hel pali •ten lijn diei •fee deel min >mp op de bekende ipenbeurt, welke jeer- rode gehouden wordf „Onverwachte komt oom bU een familie op bezoek en kan dan op de kamer van zijn neefje slapen. Den volgenden ochtend be dankt hij nogmaals en zegt tegen den knaap: JDat was zeer vriéndelijk van je, Herman, om een glas water klaar te zet ten." „O, o”, roept de jongen, nu heeft ie mijn donderkoppen opgedronken.” Onderwijzer: „Wlm. waarom weten we, dat de aarde rond is?” Wlm: „Omdat u t ons zelf in de voor gaande lee verteld heeft.” Het gev kan. voor van de lo hij opniet Cirkel zie omdat grond is Ui daarci wijziglnge: En v De s gestreden, alle zUdei denkt, he< te Nijmegi raten, is i maatregel! Maar m strijd vert la Bella h de Eerste figuur. Wi kondiglng Wezen ten Het wo# Kamer: W •bde legt, Zeken. Mi heer Stel» He-vooruit Kamer In te warm werd, trók hij zijn jasje uit. Ja, dat ging in dieft tijd nog. Toen zat de huid van een dier aan de onderzijde dicht met drie knoopen. Appanpelle zag hem wel en ik geloof ook, dat de neushoorn Appanoelie zag, maar hij'zei natuurlijk niets Van den gestolen koek. Ut heb je immers al verteld, "dat een neushoorn geen manieren heeft en die ook nooit zal krijgen. De neushoorn leg de zijn huid neer aan den oever,en liet zich opnieuw in .het water zakken. Appanoelie wachtte geduldig tot de neus hoorn ver 'genoeg het water in was. Zijn heele gezicht lachte en hij wreef van,ple- zier in zijn handen. Hij had ’s morgens een koek gebakken en dien kneedde hij nu heelemaal tot kruimels. Daarmee vulde hij zijn hoed en ging naar de huid toe van den neushoorn. Hij bestrooide deze aan den bin nenkant geheel met harde kruimels en ging er met zijn voeten op loopen„.zoodat ze er goed stevig in zouden dringen. Onder den boom zocht hij naar nog meer kruimels en verbrande rozijnen van de vorige kqpken die hij reeds gebakken had en stampte die er ook nog bij. Toen lachte hij weer en klom in den top van zijn palmboom om te wach ten tot de neushoorn weer aan land «zou» komen om zijn huid aan te doen. Eindelijk kwam de kolos dan ook. HU trok zUn huid aan en deed deze dicht met drie knoopen, maar hij kreeg plots zoo’n raar gevoel aan den binnenkant. Net zoo’n gevoel wanneer je zand in je hals krijgt, wat dan langzaam over je rug naar beneden zakt. *t Ölng jeuken en daarom begon de neushoorn te krabben. Maar ocharnj, nu werd het nog veel erger. HU rolde met zUn dikke body door het zand, op zUn rug met de beenen in de lucht. Maar de koekkrui mels staken hem toen nog veel meer. HU huppelde van. het eene been op het andere, stak zUn staart in de- lifcht, maar het hielp allemaal niets. HU rende naar den palm boom en wreef zUn huid daartegenaan. HU wreef zoolang tot er een diepe plooi kwam in zUn vel, net bU zUn schouder, maar hU hield niet op en wreef de knoopen aan den onderkant er af, zoodat daar ook een plooi kwam. Nog hielp het niet, en de koekkrui mels prikten er lustig op los. De neushoorn wreef en wreef, tot zUn huid tenslotte een en al plooi was en zUn humeur uit de plooi. Toen ging hU naar huls. Van dien dag zUn alle neushoorns zoo leeUjk en zoo grommlg. Want nog altUd zitten de koekkruimels aan den binnenkant van hun vel. Appanoelie in den palmboom lachte heel geven over den haan die voor jou daar in den oven staat te braden. Maar ze waren te dom om te jaden wat ik er mee be doelde.” „Vertel mU dat raadsel ook eens," vroeg de boer. „Ik vroeg hun of de baron van Hanekam nog altUd in Pannerden woonde in zUn burcht Ovenburg, maar zU zeiden dat hU verhuisd was naar Ranseldorp en dat-er nu graaf van Laarzestein in ..woonde. ZU wilden natuurlUk net doen of zU heel wat van de wereld gezien hadden en baron vaq Hanekam heel goed kenden. Voor straf zullen ze dan ook nooit kennis maken met den baron.” ZU dekte de tafel en ging toen naar den oven om het haantje eruit te halen.... maar dat viel tegen.Inplaats van haar baron van Hanekam lag graaf van Laar zestein in het vet te zwemmgn. Ze was een onmacht nabU- „Nu hebben die blikskatersche jongens me toch te pakken gehad,” riep zU uit, „en nu dacht ik nog wel, dat ik ze zoo fljn 'gefopt had!” ,Jk ben vroeger zelf soldaat geweest," zei de boer, „en ik weet dat het deksels uitgeslapen sinjeurs zUn als het er om gaat wat te bikken te krijgen. SnU maar een paar roggeboterhammen!” Intusschen verdween baron van Hane kam In de omvangrijke magen van de sol daten en nooit kwam hU meer in zUn kasteel Ovenburg in Pannerden terug. PIET BROOS ■et Is een heel eigenaardige geschie denis, die ik je nu ga vertellen over een neushoorn, die rimpels las zUn vel kreeg en van den man, die niets anders bezat dan een kachel en een hoed, die altUd' de zonnestralen weerkaatste. De man, Appanoelie was zUn naam, woonde in een hoogen palmboom aan den'oever van de Roode Zee. Dat is een beetje vreemd; maar Je weet dat het in de buurt ’jvan de Roode Zee altUd heet fs, dus d» man zal bU zichzelf gedacht hebben: „Wat moet ik met een huis doen? Dan moet ik het nog schoonhouden,op den koop toe!” Op een goedfen dag kreeg Appanoelie trek in een fUnen rozUnenkoek. HU klom dus uit zUn booip, mengde meel, melk en ro- zUnen en bakte een heerhjken koek, van een meter lengte en een voet dik. Prachtig zag hét gebak er uit, lekker bruin met uit puilende rozUnen. Ook de geur waa_ytrruk- kehjk. Bewonderend zat Appanoelie een tUdje te kUken naar zUn goedgeslaagde pro- dukt en juist wilde hU den eersten hap nemen, toen van den overkant van de Roode Zee een neushoggn kwam aangezwommen. Appanoelie had nog nooit zoo’n beest gezien, je begrijpt dus wel dat hU danig schrok en als een pap zoo vlug veilig naar boven' in Mr. dr. M. J. Wytema, dte aas* lAgaag van 15 September as. benoemd is tot berge staldeuren zitten peuteren, want dan waar schuw ik je hoor. Als jullie het hart hebben iets uit te halen hier, dan ben jp aan het verkeerde adres!” TegeUjk greep zU den pook en keek dreigend rond. Maar de soldaten bleven heel gemoede reerd zitten en keken of zU zeg^gp wilden: „Hoe bestaat het, dat iemand zoo iets van ons veronderstellen kan.” r „Geef ons nog wat eten of drinken,” vroegen zU heel beleefd. ,Jk heb jullie toch al verteld dat ik niets heb,” antwoordde de boerin, „als die andere schelmen niet alles opgegeten hadden, zour den jullie nu hebben kunnen smullen; wie het eerst komt, het eerst maalt. Weest toch tevreden met het heerMjk zitje voor het ‘raam; je weet dat rust bUna nog meer ver sterkt dan voedsel en ik verzeker jullie dat ik Je die gun!” Ze zag het treurige gezicht van de sol daten en moest plots onbedaarUjk lachen, omdat haar haan daar zoo veilig in den oven stond en dat de soldaten er geen erg in hadden. „Waarom lach je zoo hard,” vroegen de soldaten, Je denkt zeker aan een mop van verleden jaar.” „Nee," antwoordde de boerin, „maar ik wou jullie eens een raadseltje opgeven.” „Dat is best,” antwoordden de soldaten, „geloof maar dat we het juiste antwoord wel zullen vinden.” „Nou dan,” zei de boerin, Jullie zUn zulke bereisde menschen, jullie zult zeker wel weten of die vette baron van Hanekam nog steeds in Pannerden woont in zUn kasteel Ovenburg!” „Nee,” antwoordde de jongste van de sol daten, „die is allang verhuisd!” ■„Wat je zegt," antwoordde de boerin, „vertel me dan eens waar hU naar toe ge trokken is!” „HU woont tegen: „Zoo, zoo,” zei de/ er dan op Ovenbni „De oude graaf van Laarzestein!” Niet lang erna verdwenen de soldaten, want zU zagen in de verte den boer naar huis komen. Toen hU binnentrad, zat zUi} vrouw nog op een stoel te lachen. „Wat is er aan de hand,” vroeg hU ver baasd. -> „Daarnet waren hier een paar soldaten in de keuken,” aei de boerin, „en zU schenen wel trek te hebben in een lekker kluifje. Maar Inplaats van him iets eetbaars voor te zetten, heb Ik hun een raadseltje opge- zUn boom klom. In de haast vergat ftij echter den fijnen koek mee te nemen. Daar zaChU nu, hongerig en wel, en keek naar de'n neushoorn,’die met veel moeite tegen den oever opklom. Het was niet zoo’n exemplaar als je dat tegenwoordig Ziet.. De vorm wel, ook de twee kleine oogen en bovendien de ongemanierdheid. Dat was allemaal hetzelfde. Maar de huid was zoo mooi glad en zwart -als van een gepoetste kachelbuik. ’Geen rimpeltje kon je er ift ontdekken. Bovendien was hU ook veel groo- ter dan de soorten die wU tegenwoordig te zien krUgen. Maar zooals ik zeg: Ondanks zUn fijne kleeren, had hU totaal geen ma nieren. Die heeft hU nu nog niet en ik vrees, dat hU ze ook wel nooit zal krUgen. „Oehoe!” riep de neushoorn. Nu ken ik jammer genoeg, de neushoomtaal niet, wat dat beteekent kan ik je dus niet vertellen. ’Misschien wel: „Goeden dag,” maar dat denk ik niet, want hU begon al direkt rond te snuffelen en stiet met een flinken stoot den kactïe* om. Toen het bleek, dat daar niets te vinden was, wat opgegeten kon wor den, liep hU verder en zag Ineens den koek. Als ieder ander behoorlUk dier zou hU nu hebben moeten vragen: „Van wien is die koek, eigenlUk,” maar daar dacht die on gelikte kolos niet eens aan en - hU begon direkt maar te eten. Appanoelie moest boven in den boom lUdelUk toezien hoe zUn fUne rozUnenkoek in de maag van het dier ver dween. Tranen sprongen in zUn oogen. Toen de koek op,was, zocht de neushoorn naar nog meer lekkers, maar omdat er niets meer te vinden was, liet hU zich weer in het water glUden en verdween naar den over kant. Appanoelie klom uit den boom, zette zUn kachel rechtop en zwoer dat hU de eerste de beste gelegenheid aan zou grUpen, om den neushoorn den diefstal van zUn fUnen rozUnenkoek betaald te zetten. x Een week of drie later was het vreeselUk w^rm aan de Roode Zee en ieder die er in de buurt woonde, deed zóóveel mogehjk kleeren uit. Ook Appanoelie kreeg het be nauwd en zette zUn hoed af. De neushoorn die een tUd geleden den koek gestolen had, vond het ook broeiend en zwom den heelen dag in het water rond, maar toen dit ook w y roeger werd er in Rusland heel veel gevochten. Het land is verbazend groot en nu eens hier dan eens daar brak een opstand uit. De Tsaar stuurde dan ter stond zUn soldaten om de revolutie te on derdrukken. Als er echter niet meer ge vochten kon .worden, slenterden de sol daten nog een heelen tUd rond om een beetje toezicht te houden. En zooals je weet, zUn soldaten altUd hongerig. Ze maakten het daarbU den menschen die in den omtrek woonden danig lastig. Niet door geweld, maar door list trachtten zU de boeren van hun bezittingen te berooven, voomamelUk etenswaren. Op zekeren dag kwamen een paar van die brutale sinjeurs de keuken van een boerin binnen. Hun maag rammelde gewel dig en zU waren niet van plan de plek van overvloed te verlaten^, voordat zU nog iets van het doffe gebrgm in htin Ingewanden zouden hooren. Maar de boerin was ook niet van gisteren en dacht er niet over een stukje van haar voorraad aan de schrok kers af te staan. ZU moesten maar naar hun veldkeuken gaan als zU honger hadden. Ze begon dus met het onnoozelste gezicht van de wereld te vertellen, dat er geen stukje vleesch of brood in huis was en dat nog geen half uur geleden een paar van hun kameratftn alles opgegeten hadden. ZU kon er ook niets aan doen, ze zou hun graag wat voorzetten, maar ze had werkelijk niets. Nu wilde het geval dat in den oven een heerlUke malsche haan l%g te braden en de boerin kon nu nog zooveel fantaseeren als zU wildeden reuk van het gebraad kon zU niet uit hun neuzen verdrijven. De soldaten deden echter of zU haar geloofden en vertrokken geen spier op hun gezicht. De jongste van hen slenterde naar bulten, hU was een uitgeslapen vlegel, en zag op het erf een wagen staan met hooi. HU trok er verschillende bussels uit, .strooide die op het erf rond en ging toen weer naar binnen. „Zeg boerin,” zei hU heel gewoontjes, „je mag wel eens buiten gaan kUken als je nog hooi over wilt houden, al het vee staat zich aan den wagen te goed te doen.” De boerin schoot de deur uit, maar nog vlugger maakten de soldaten den oven To* bwraomooetor vm Lopik, Jaarsveld is me* ingang van 15 open, trokken den vetten haan eruit, en stopten hem in een van de ransels. En in plaats daarvan duwden zU een ouden schoen van vetleer in den pot en sloten den oven weer. „Zeg eens jongetje,” zei de boerin, toen ze terugkwam, „er is geen vee te zien, je Ifebt toch niet met je vingers aan mUn luid, toen hU zag dat de neushoorn den af tocht blies, maar omdat hU vreesde, dat deze met zUn heele familie terug zou komen om hém kwaadste doen, nam hij zUn kachel op den,rug, zette zUn hoed op, stak een mes in den gordel en vertrok in de richting van HalHiola. PIET BROOS C: FOTOREPORTAGE „Omroeper”

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 4