<Kelwitfiaal van den iag
s
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterkind
VOORBIJ
DE UREN GAAN
I.
4
Wie is de dichter van het Wilhelmus?
F 750.-
Het mysterie van
de Maan
EEN NOG ONOPGELOSTE
KWESTIE
SMOKKELEN llllflIllllHIIIIE
kV
iSH
liede-
verkoopkunst
Katholieke Actie
s
De geest, die uit de
hymne spreekt
ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bü ongeval met K*
a, belde beenen of belde oogen t/V» doodelijken afloop sanJXJo
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Volgens enkele boeken- en
renbundels zou Marnix van
St, Aldegonde de
schryver zyn
Smit leert de
ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1936
A
t
I
ons
i
HERMAN KRAMER
1
-W
(Wordt vervolg&M
elkander:
dame en een bleeken jongeman."
A weet, wte dat rijn.” viel mevr. Dorringard
I
Uitgave der Kath. Werkgevers
vereeniging
Toen de kabouterbaas opstond, voelde hü Ineens, dat de taart
al heel erg zwaar moest zijn, want hü kon nauwelijks blijven
staan. Maar dat was nog al te begrijpen.... De staf was ook
in de taart terecht gekomen en die zat nu dwars er door heen
gewerkt. Nu konden de andere kabouters het niet meer uit
houden van het lachen en zelfs de kok stond met een opgebla
zen gezicht te kijken.
UIT HET FRANSCH VERTAALD
DOOR CHRISTINE KAMP
‘naaxnd grillige
lige ringgebergten.
1
1
r
t
eg
uk
m
Ik
n
a
i
i
Ie
gesegd
Terug-
I
n-
in
ti
le
etc
sn
id
u.
tegenover
ttV
Al hoeft men zulken anders nooit
Tot eerlijkheid te manen.
Het mokkelen is hun een sport,
Een wedstrijd met douanen.
Geen reis is echt, als zij niet voor
Ontdekking moeten vreezen,
Al zou het slechts één ctgaret
Of één sigaartje wezenI
manheer zich onvoldoende in acht nam...., dat een kwajongen alg ik hem dat niet
De meeste mannen zijn als de dood voor hun u“‘
gezondheid. Smit, maar nog veel erger dan
vrouwen, Smit. Je laat hem die wollen borst
rokken zien. Voor geen geld zou ik ze aan mijn
HJf willen hebben, Smit. Je stikt erin! Een
reuzenstrop heb ik eraan gekocht. En dat met
die dalende markt en dien taaien gulden van
btj verlies van een hand,
een voet of een oog.
direct
heeft,
loopend maak Je
je excuses: „Het
spijt me.
heer,
raad
wende draken Is
De Alg. R. K. Werkgeversvereeniging heeft
thans de redevoeringen gehouden op bet Werfc-
gevers-weekend van 10 en 11 Juli j.l. te Nij
megen. die tot onderwerp hadden .Katholieke
Actie” in brochurevorm uitgegeven. In een keu
rig boekje zijn thans dus verzameld en voor
iedereen verkrijgbaar de twee doorwrochte
redevoeringen van den geestelijken adviseur pas
toor L. van Aken, waarvan de eerste handelt
over „Leeken-apostolaat”, de tweede over „Ka
tholieke actie”, en de rede van prof. dr. J. A.
J Barge over ue „Cultureele beteekenis van den
Katholieken Werkgever in onze hedendaagsche
Maataohappjj”.
■w yan alle hemellichamen is de maan
\f het dichtst nabü.
Dientengevolge is er dan ook geen,
waarvan wij meer bijzonderheden.kennen, dan
van de maan.
Door den grootsten telescoop, dien wij hier op
aa. de bezitten, den Hooker-telescoop van Mount-
Wilson, kunnen wij. haar zelfs van zeer dicht
bij bekijken, alsof wü nog slechts op een af
stand van honderd kilometer een aardschen
afstand! ervan verwijderd waren.
Het is een fasclneerend schouwspel, de
dorre, troostelooze rotslandschappen, die, kaal
en steriel, liggen te blakeren in den door geen
dampkring of bewolking getemperden zonne-
-a-zsk il_
weldige vlakten meren gei
bergformaties en kratervorfn
diepe scherpgeteekende schaduwen achter zich
werpend. Onbewoonbare wildernissen lijken
het, paradijzen van den dorst, waar alle leven
Waar de Katholieke Actie nog steeds een
terrein is, waarop slechts weinig katholieken,
en zelfs niet alle geestelijke en leeken-leiders
thuis zijn, komt deze leidraad van een be
voegd geleerde en sociaal werker als prof, van
Aken is. zeker van pas. En de gedachten, die
prof. Barge ontwikkelt over het begrip „cul
tuur"* en „Katholieke cultuur" zijn zóo origi
neel en zoo scherp geformuleerd dat zij zeker
belangstelling zullen wekken ook bulten den
kring der katholieke werkgevers. Op deze ver
handeling vestigen wij gaarne de aandacht van
alle intellectueelen.
Het boekje is verkrijgbaar bjj het secretariaat
der A.R.K.W.V., Lange Voorhout 19, 's-Gra-
venhage.
doen te, hebben, die wel -
middelen tot zijn beschik!
voegt hij aan dit oordeel toe: de dichter
was ’t genie der vroomheid: hij had geloof
in de waarheid zijner Oranje-voorsteiling.
Eindigen wijmet het oordeel van P. N.
Dezalre:
„Wie het rhythme van 't Wilhelmus hoort,
hem is het of de ziel van Oranje In hem
trilt in goddelijke ontroering, want God Is
in den held, die zich Gods gezondene voelt
en „Instrument”, die heeft „moeten obedl-
eeren in der gherechticheyti om „de Ty
ranny” te verdrijven”
behoefde te vertellen, en dat bet met Augus
tus en heelemaal met den tijd van het jaar
niets te maken had. Of ik soms bjj toeval wist,
vroeg hy. dat hij juist onderweg was naar het
ziekenhuis, om een blindedarm-operatle te <M>-
deegaan’ Toen dacht ik aan de verbandwat
ten, chef! Ik legde een pak dooeen voor hem
neer op de toonbank, en wilde met mijn zak
mes de touwtjes doorsnijden. Opeens sprong
hU op, rende den winkel uit, en liep met zijn
hoofd tegen de ruit van de buitendeurde
scherven vtogen in zUn gezicht.Politie!
PöHtle!” begon hij te schreeuwen. „Die kerel is
stapelgek geworden! Die wil hier in dien win-
op de toonbank met zün zakmes m’n blln-
eruit snijden." - 'V
Ijpd een afschuw voor alle openbare uitingen
vtm gevoeligheid. Hu had gewild, dat zijn broer
een ander oogenblik had gekoeen om zfjn nicht
zijn geschenk aan te bieden, terwijl de gedachte,
dat dien avond reeds Iedereen in Bayonne dat
nieuws zou vernemen en Margaïta over de tong
zou gaan, hem beslist onuitstaanbaar was.
Om hem nog meer te vertoornen was er nog
Iets anders: zijn dochter zou nu dikwijls en
voor langen tijd op die modeane badplaats
vertoeven, van waar hij jltijd getracht had
haar af te houden, daar hü voor haar de voor
beelden van weelde en de gevaarlijke wereld-
sche genoegens duchtte.
Maar hjj kon toch niet de vreugde van zijn
broer verstoren door zfjn misnoegen te toonen.
Janeki zei tot Margaïta, die hem omhelsde:
..Hoor een», Margaïta. ik zal je daar komen
bezoeken. Ik heb er mijn kamer al gekoeen.”
Gedurende de rest van den dag werd er over
niets anders gesproken dan over hetgeen
Jacqueline noemde: De coup de théatre. „Je
moet nog deze maand er heen gaan,” riep zjj
haar vriendin aan. „Nu is het er niet zoo warm
en wjj zullen overal met Je meegaan om je
de omstreken te toonen.”
De twee Jonge heeren wedijverden in hoffe
lijkheid, de moeders verdubbelden de vleierijen
en noemden het Jonge meisje liefje, schatje.
Tante Gracieuze werd zelfs door de algemeene
geestdrift aangestoken, in haar was nog steeds
<en ondergrond van jeugd aanwerig. die aan
het groote verdriet weerstand had geboden in
tijden, wanneer anders de veerkracht van de
natuur vernietigd was. Een seizoen in Biarritz
bij levenslange geheele c
verlies van beide armen,
Onze plicht bij het hooren of zingen van
ons geliefd Wilhelmus? We denken aan de
laatste woorden, die de Vader des Vader
lands sprak, een gebed voor dit volk, waar
mede hij zijn Apologie bezegelde, aldus da
schrijver in het Haagsche blad. Bij het
Mausoleum der Oranjes te Delft buigen
wij het hoofd en stamelen: Wel zijn wij een
verdeeld volk, verdeeld naar staatkundige
en godsdienstige beginselen, wij kibbelen en
oefenen crltiek op elkander uit, maar hierin
willen wij één zijn, dat we alle krachten in
spannen in het belang van ons gansche
volk, waarvan wij weren willen alles, wat
onze vrijheid belaagt; wij willen in ver
draagzaamheid de hoogere eenheid zoeken,
de ware democratie, wars van elke dic
tatuur.
Geen eenheid opgelegd van bovenaf, geen
onderdrukking op grond van zelfzuchtige
en onchristelijke rassentheorie, maar de
hoogere eenheid geboren van binnen uit,
wij willen, om een koninklijk woord te
alt! bulderde een stem achter den glas
wand van het magazünkantoor. Smit,
kom hier!
De aangercepene, die juist de winkeldeur
«loot aehter een klant, die, zonder Iets gekocht
te hebben, het magazUn verliet, spoedde zich
met kloppend hart naar het kantoor van zijn
chef.
Smit, je hebt een klant laten weggaan.
Ja, chef.
Smit, geen dubbeltje heeft hjj besteed.
Geen'du, geen sok, geen boordenknoopje heb
je hem verkocht!
Neen, chef!
Dat gaat niet goed zoo met je, Smit. Hoe
komt dat? Waarom kunnen de anderen wél
verkoopen, en JU niet? Weet je wat verkoopen
is, Smit? Niet? Dan zal ik het je vertellen.
Zie je die kat daar op m'n schrijfbureau alt
ten?
Ja, chef.
Goed. Denk Je. dat, als er hier een muls
In mUn kantoor komt, die kat haar er levend
uitlaat? Vast niet. Nooit. Dat bestaat niet.
Wat die kat kan. moet JU ook kunnen, Smit!
Een klant, die een voet In mUn winkel gezet
heeft, móet er niet meer zander sen gat in
i'n portetnonnaie uitkamen. Als een bull-dog
moet Je erop afvMegen, grijpen moet Je hem,
doorbijten en niet loslaten, voor hij zich ge
wonnen geeft. Begrepen. Smit?
Ja, chef. Maar die meneer vroeg naar iets
wat we niet hebben.
Maar wat vroeg t-le dan?
Hjj zei dat zjjn vrouw een kennis was van
de vrouw van den Chlneeschen consul. Zijn
vrouw wilde die dame een dozijn geel-zUden
zakdoekjes cadeau doen, waarop roode vuur
spuwende draken geborduurd zijn. Die hebben
we toch niet, chef!
Doet er-niet toe. Smit! Dan verkoop je
hem wat anders. Ik zal Je voorkauwen, hoe
je dat doen moet. Je zegt: „Uitstekend, mijn
heer!” en vraagt hem een oogenblikje plaste
te nemen. Dan loop je naar de huistelefoon.
We hebben toch geen huistelefoon, chef;
Doet er niet toe! Je schreeuwt ergens
achter een gordijn, voor mijn part in een teegeu
theepot: „Hallo! Hier verkoopafdeellng zeven
tien! Breng onze collectie Chineesche kunst-
borduurwerken beneden. Vlug ’n beetje!” Dan
loop Je terug naar dien klant en zegt: „V
wordt subiet geholpen, mijnheer!” En dkn
moet je laten zien, dat je verkoopen kunr,
Smit. Nu, In dezen tijd van het jaar. is er
heelemaal geen kunst aan. Je begint over het
weer. Overdag ziet bet er zoo mooi uit, maar
'savonds verraderlijk weer, gemeen weer,
om een ziekte, om den dood op jfe lUf te halen.
Massa's menschen sterven er in deze maand.
Mijnheer ziet er niet al te best uit. een beetje
geelachtig en wat kringen onder de oogen.
MUnheer moet erg oppassen! Mijnheer Is nog
jong, daarom zou het zoo jammer zijn, als
ColUn. Maar een prachtkans was het geweest,
om er een stuk of wat aan dien ChlneeZ'kwijt
te raksn.
Het was zelf geen Chinees, chef! En hij
zag ook niet goel.
Doet er niet toe, Smit. Minstens een half
dozijn had je aan hem kwijt moeten wezen. En
als je hem eenmaal zoover te pakken hebt, loop
terug naar den theepot. Je begint op te spelen
en vraagt waar de Chineesche collectie blüft.
Je luistert even en dan geef je den theepot een
geweldigen uitbrander, .waarom die dat niet
••SZSMSSMZMlSSSSSSSSMliiaSISISSSaSSSMSSStSSMSM
Maar de kabouterbaaa, die al zoo oud en wü» was, gebruikte
zijn verstand en alsof er niets gebeurd was, zoo vrooHjk was
hij op het feest. Al de papieren mutsen die er maar te vin
den waren, werden aan de kikkers gegeven en deze zaten zin
gend op de ruggen van de kaboutertjes. Kikker Karei na
tuurlijk bij Tulmeltje. HU had er een heel vrachtje aan, maar
zou direct zjjn hart nog wel eens ophalen voor al dat ge
sjouw
Het is een eigenaardig iets,
Dat zeer rechtschapen menschen,
Die altijd slechts het goede doen
En slechts het goede wenschen,
Die gruwen van oneerlijkheid
En misbruik van vertrouwen,
Op wier rechtvaardigheidsgevoel
Je huizen zou gaan bouwen,
Die zich ook nooit ten koste van
Een onderman verrijken,
Toch vaak op ’t punt van eerlijkheid
Een zwakke plek doen blijken.
Al hebben zij den fiscus nooit
Bedrogen ia hun leven.
En alles, tot den laatsten cent,
Naar waarheid aangegeven,
Al bleven z’ eerlijk en oprecht
In nóg zooveel gevallen,
Als zij op reis zijn is het mis!
Want.smokkelen doen allen!
X
i
i
l
«mifmiMiiiiHMimiimiiminMiHniitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
Ontmoedigd wendde zU rich tot mevr. Dar-
ringard, die 'al lang de gelegenheid had ge
zocht om te ontkomen aan dé zwijgzaamheid
van haar tafelbuur, mUnhser Eskerona, en
vroeg haar naar de genoegens van Biarritz
gedurende de drie zomermaanden. „Ik zou zoo
Kraag daarbij tegenwoordig zijn.” zei zU.
„Waarom kom je niet bü ons? «Uten Ja
heel graag ontvangen.”
„O. papa zal daar nooit in toestemmen.”
„Wij zullen het toch probeeren. Je sou daar
vorstelUke en beroemde personen rien. O, het
1* heel amusant, die tooverlantaarnOnlangs
hebben wU kennis gemaakt met Massot, den
grooten ParUschen uitgever, die een villa heeft
gekocht op het plateau du Phare.... BU hem
ia tiet een défilé van de meest Interessante
personen,
.KU is op het oogenblik hier in den omtrek.”
vertelde Germaine Mayou. „Vanmorgen hebben
>U hem in zUn auto gezien met een blonde
auteur voor oogen heeft gestaan; hij wijst
ook op het onderschrift: „Na de wljse van
Charles”.
Dit Charles komt in eon uitgave van
1645 niet voors daar ataat ,Ka de wijse van
Charters”.
Men was den oorsprong van dit Charles
dus vergeten.
Had de zooeven genoemde Van Vloten
reeds gezegd, dat dit „Charles*' op Karel V
zag, in de N. Taalgids van '32 heeft L. Koch
11 coupletten van het oorspronkelijke Dult-
ache gedicht afgedrukt, en opmerkelijk
la dikwijls de overeenkomst tusschen beide:
het origineel en het gedicht van 1566. Dit
.nader aan te. geven is hier niet op zijn
plaats: Prtna»Wlllem van Oranje heeft óf
vermoedelljk zelf óf door een ander ter ver
dediging van de zaak der verdrukte Neder
landers deze 15 coupletten vervaardigd of
doen vervaardigen.
In de Historische Schets yan de Nederl.
Letterkunde schrijft dr. De Vooys dan ook:
de dichter van het Wilhelmus is onbekend.
Hoe luidt het oordeel van het nageslacht?
Een geschiedkenner van naam, als Fruin
is, zegt: „Het Wilhelmus is Marnix volstrekt
Oh waardig: het is zonder gedachte, zonder
uitdrukking", al zegt hij verder toch: ,JDe
auteur gevoelde innig met den Prins mede
en wist dat gevoel kunsteloos, maar aan
grijpend onder woorden te brengen”:
De reeds genoemde dr. P. N. v. Eyck heeft
den indruk, met een onbedreven dichter te
ilnlg uitdrukkings-
ikking had. Echter
mijn
de voor-
vuurspu-
Juist uitverkocht. Overmorgen komt er esa
nieuwe collectie." Zoo moet Je verkoopen, Smit.
Begrepen?”
Ja, chef!
Ik wil het nog 'ben paar dagen met je
aanzien. Smit, maar anders.Die borstrok
ken inoet ik kwUt.iksit er al bijna drie jaar
mee. Die partü verbandwatten heb ik óók nog,
die ik verleden jaar van mün faillieten zwager
overgenomen heb.... Dat je die niet verkoo
pen kunt, neem ik Je niet kwalUk Smit. Wie
koopt er verbandwatten in een heerenmodc-
zaak? om die te verkoopen. moet je een genie
zijn Napoleon zou hem da|, gelapt hebben.
Beethoven, misschienmaar die borstrok
ken, Smit, denk erom!
Ik zal mUn best doen, chef!
De chef staat op. neemt zijn hoed en gaat
naar huls om te lunchen.
Tegen twee uur komt hü terug. Reeds ran
verre ziet htj een groote menschenmenlgte
voor de winkeldeur. Er rijdt een ambulance-
wagen weg. en een polttie-auto staat voor. Juist
als hü aankomt, wordt Smit door twee politie
agenten den wagen ingeduwd. De chef baant
zich een weg door den dichten volksoploop en
vraagt den agenten om inlichtingen.
Vraag u hem het zelf, münheert WU
kunnen er geen woord uitkrUsen.
De chef stapt eveneens in den wagen, klopt
Smit op den schouder en vraagt hem gemoe-
delUk
Wat is er met je aan de hand. Smit?
Er kwam een klant om een brillen-étui.
chef. Schildpad of paarlemoer moest hU heb
ben. Ik schreeuw in den theepot om de collectie
schildpadden en paarlemoer. Ik loop tesug naar
den klant en vraag hem een oogenblik plaats
te nemen. Hü zag niet geel, chef, en niet bleek.
HU zag er patent uit. Zoo gezond als een
vlsch. Ik zei hem, dat een gezonde, roode kleur
altud nog geen waarborg is voor een lang
leven, dat deze maand zeer verraderlUk is, een
gemeene maandToen werd ie kwaad. HU
„Vooruit jongens, allemaal achter mekaar de trapleuning
afgeUppeld riep Tulmeltje uit en hoep, daar gingen ze hoor,
allemaal netjes achter elkaar aan. Op de maat van de muziek
maakten se wat gekke sprongen en langzamerhand werd de
leuning heel erg glad van al dat op en neer geloop. De oude
kabouterbaas had al stilletjes tegen den kok gezegd, dat het
nog wel eens mis sou loopen met die ondeugden en daar had
ie groot gelük in.
Gerard Mayou fluisterde Jacqueline toe:
„Die marineofficier is wel erg streng.”
Tante Gracieuze had niet naar het gesprek
geluisterd en onderbrak het nu door van tafel
op te staan en naar de hal te gaan, waar de
koffie gereed stond.
Margaïta begaf zich naar haar vriendinnen,
zü had de opmerking van Mayou gehoord en
voelde zich geplqueerd. Het beviel haar nlet,>
dat men zoo van hun buurman sprak en toch
vond zü dat het Juist was. Dominique be
schouwde de dingen niet zooals die twee Jonge
heeren, onevenwichtige karakters, die tevre
den, dat ri) ongedeerd uit den oorlog waren
gekomen, voor alles naar de voldoening van
hun grillen zochten en het ernstige van het
leven vluchtten zooveel zü konden.
Oom Janeki, die twee glazen champagne had
gebruikt, scheen daardoor een. beetje opgewon
den en riep zün nicht toe. .Maïtena. heb je
gevonden wat ik in mün bouquet verborgen
heb?”
Opeens zwegen allen en vestigden de oogen
op het jonge meisje, dat een beetje terzüde
stond van de anderen; in verwachting van
hetgeen komen ging, glimlachte zü, waardoor
zü haar mooie tanden toonde.
.Neen, oom.”
„Zoek dan eens.”
ZÜ schoof de roeen, de anjelieren op zU met
hetzelfde ongeduldige gebaar, waarmede zü op
Kerstdag haar schoentjes in den haard onder
zocht en opeens riep zü uit: .Ken brief!”
De enveloppe was dlchtgelakt, zü verbrak
die en haalde er eerst een briefkaart uit.
haar in de rede. .Eergisteren heb ik hem ont
moet toen Massot uit sen lunchroom kwam en
naar het station ging om Hugo Userolles en
di^ps moeder te verwelkomen. U weet wel Hugo
Lizerolle% de schrijver van .Het diepe Meer,”
waarover zooveel gesproken wordt
Mevr. Mayou had het boek gelezen en ook
Leo Darringard, maar oom Janeki hield niet
van romans en sei:
„Daar verlies jq nl
ATT f A blad s^n de versekerlngsvoorwaarden tegen
/A I «I iTi /A ril Jll 11 J ongevallen verzekerd voor Mn der volgende ultkeeringen
verstart tot absolute bewegingloosheid en de
eenige beweging die mcgelük is, bestaat in het
geluldlooze splüten der al te sterk afkoelende
rotsen bü het vallen van den nacht. Geluidloos,
daar er geen dampkring is, die het geluid zou
kunnen overbrengen naar een menschelük oor!
WU mogen de maan dan echter nog zoo
goed hebben waargenomen en bestudeerd, zóó
goed zelfs, dat wü het maanoppervlak met zün
.kraters” en zün „zeeén" nauwkeurig in kaart
hebben gebracht, als gold het een landstreek
op onze eigen planeet, tóch begint reeds bü de
maan voor ons het mysterie. Het is en blüft
slechts ééne bolhelft van de maan, welke ons
zoo goed bekend is. de andere zal ten eeuwigen
dage voor ons een geheim blüven. Want de
maan houdt tijdens haar loop aan den hemel
ons steeds dezelfde „gelaatshelft” toegekeerd.
Dit komt, doordat de maan in den tijd, waarin
ze om de aarde heen loopt, precies éénmaal om
haar as wentelt. Een etmaal op de maan
dus een periode van zonlicht, gevolgd door een
periode van duisternis duurt daar ongeveer
zoo lang als een maand op aarde. Toekomstige
maanrelzlgers hebben zich dus met deze eigen
aardigheid vertrouwd te maken: zü zouden
anders te vergeefs wachten op het vallen van
de duisternis, om te kunnen uitrusten van de
vermoeienissen der reis. Een gevolg van dezen
langdurlgen maan-dag is, dat het maanopper
vlak, voortdurend door de onbarmhartig scho
nende zon bestraald, een geweldig hooge tem
peratuur gaat aannemen, terwijl er op het eind
van den langen maan-nacht een geweldige af
koeling heeft plaatsgehad en de tempera tuur
enorm gedaald is. Is er een verklaring voor dit
merkwaardig verachünsel, dat omlooptüd en
rotatietüd van de maan precies gelük zün? Zoo
iets kan toch geen toéval zün.
De oorzaak kan wel slechts daarin gezocht
worden, dat de krachtige aantrekking door de
aarde op de maan uitgeoefend, in zeer ver
achter ons gelegen tüden, toen de maan nog
niet verstard was en ook sneller om haar as
wentelde, een machtige vloedgolf op de maan
deed ontstaan. Zooals bekend, doet ook de
veel geringere aantrekking door de maan in
de oceanen der aarde een vloedgolf ontstaan.
Onder deze vloedgolf door moest de maan
verder draaien, zooals een wiel onder een rem-
blok. Door de remming van dit „blok", de
„getüdenwrüving" werd de omwenteling van
de maan steeds meer vertraagd, totdat het
maanllchaam ten slotte geen beweging -tan ep-
schün. Matelooee steenwoeslenjjen zün het, ge-’ zlchte van de vloedgolf meer had. Deze Vloed-
.j.-- WBs naimji-iyic voortdurend in de richting
van de aarde gewand. En zoo ontstond de hui
dige toestand, -aarbü de omlooptijd en de
omwenteUngstüd precies gelijk zün.
„Eskerona!” riep sü verwonderd uit. „Eskerona
in Biarrltsl"
„Ja, Margaïta, de oude oom heeft met «*n
slag van zün tooverroede een duplicaat opge
richt op de Baskische kust. Lees eens, wat er
achter staat geschreven."
Zü draalde de kaart om. nog niet goed be
grijpend. Er stond: „Ik bied deze villa Mar
guerite aan ter gelegenheid van haar twin-
Ugsten verjaardag”
„O, oom. wat is u goed! Het te te veel!"
„Je hebt nog niet alles gevonden. Zoek
verder!"
Margaïta haalde nu een chéque uit de enve
loppe ter waarde van drie honderd duizend
francs. Jacqueline die dicht naast haar stond,
om de foto van de villa te bewonderen, kon nog
net het cüfer van de chéque lezen en voelde
zich afgunstig.
Margaïta was «eer bleek geworden. ZU kende
nog niet voldoende de waarde van het geld, en
het papier dat rij in de bevende handen hield,
had nog geen volledige beteekenis- voor haar.
Ondanks haar verblüf op het land, had sü
reeds te maken gehad met de moellükheden
van het leven na den oorlog, maar zü begreep
toch, dat haar oom haar de middelen ver
schafte om die moeilükheden te overwinnen en
in welstand te leven als zü rich in Biarritz
wilde vestigen.
De anderen fluisterden onder
.Driemaal honderd duizend!”
MUnheer d’Eskerona hield zich ter tüde. Zün
dochter liep naar hem toe om hem de chéque
en de foto te toonen. Zün swügzaam karakter
it boek ken ik niet
aan," merkte zün broer
Arnaud op. „Ik heb het gelezen en hoewel tk
moet erkennen, dat de ztül elegant te, hoewel
een beetje gezocht, houd ik niet van den in
houd, die valsch is en het karakter bederft."
.Dat is het moderne genre," zei mevr.
Mayou.
„Dat ri>Ut mü. mevrouw. Ik houd van hetgeen
de harten verheft en den moed om te leven
verhoogt....”
„Dat is ook miJ4 zjenswüze," viel Dominique
ernstig in de rede -
De gasten bekeken hem, alsof zü zich ver
wonderden, dat hü ook eens zün stem liet
hooren. Zonder zich daarover te bekommeren,
ging hü voort: „Eenigen houden Hugo Llserol-
les ivoor eetr goeden schrijver van de moderne
seden. Ik moet bekennen, dat ik dat oordeel
niet kan onderschrijven en zelfs zou ik er tegen
willen protesteeren. Dat boek .Het diepe meer”,
geeft mü den Indruk van een weide versierd
met bloemen, waar 'onvoorrichtlgen rich op
wagen, maar waar zü een moeras vinden, waar
zü gevaar loopen in de modder terecht te
komen, waaruit eenigen zich niet sullen kunnen
bevrijden.”
lachtte haar wel toe. zü sou dan de wereld
eens onder een ander oogpunt kunnen be
schouwen en vooral verheugde zü rich over het
groote geluk, dat haar nichtje ten deel was
gevallen.
„Janeki heeft gelijk,” dacht zü, „Margaïta te
op een leeltüd gekomen, waarop een bruids
schat. en een flinke, soms helpt om tot een
gelukkig huwelijk te komen.”
Een sucht ontsnapte haar bü de gedachte
aan den Jongen d*Ubalde, die ver van de rijnen
„in Amerika gestorven was en die niet daar
heen zou zün gegaan als de petetante van
zün vecloofde bü haar teven haar met sulk
een tooverroede had aangeraakt.
Zü verdiepte zich echter niet in die üdele
herinneringen en heel eenvoudig bedankte zü
den goeden God, dat Hü aan haar nicht het
verdriet wilde besparen,dat haar eigen Jeugd
had versomberd Met oogen fonkelend van
enthousiasme juichte zü Dominique toe, die
lenig en behendig als zün overleden oom, even
goed de tennisracket hanteerde als de Chlatera
bü het kaartspel.
„Waarom komt bü niet vaker hier," dacht
»U. .Margaïta sou weldra op hem verliefd
worden iM
yOK nze nationale hymne, het plechtige en
I I vrome Wilhelmus, te ons allen hef,
hoe vaak het tegenwoordig ook mis
bruikt wordt bij relletjes van opgewonden
jongens, die van dictaturen droomen (en
niet weten hoezeer zü den geest van het
lied miskennen).
Een onopgeloste kwestie is echter nog
steeds, wie de dichter van het schoone Ued
te. In het Vaderland gaat H. Kool nog eens
na, wat er al zoo van te weten valt.
Eenige geschiedenis- of letterkundige
boeken, alsmede liederenbundels, die Marnix
van St. Aldegonde, ’sfrinsen vriend en
secretaris sinds 1570, als schrijver noemen,
mogen de revue passeeren.
a. Oude en Nieuwe Zangen van M.
Woensel Kooy, 2e dr., Lied 120;
b. de Volksllederenbundel, uitgave van de
Maatschappij tot Nut van *t Algemeen, naar
aanleiding van de 106e alg. vergadering;
(onder de onderteekenaars van de Voor
rede 9e druk treffen we ook aan den ge
schiedkundige dr. G. Kalff);
c. de Geschiedenis der Ned. Letterkunde
van dr. Groot, Leopold en Rükens, dL I,
blz. 12;
d. Onze Letterkunde door A. Gratama.
dl. I, blz. 241.
Wat oudere schrijvers betreft, moeten
genoemd worden:
e. Jac. Verheiden, rector te Nijmegen 1598.
al te het met een beperking; immers zegt
hü: „Men acht oock, dat van desen man
(hier doelt hü op Marnix) dat Lledeken
eertüta gesongen ter eeren van den Prince
Guilielmus van Nassouwen, sy gemaeckt
ende uytghegeven, als den Hertoge van Alba
de Nederlanden was onderdruckende.”
f. Zekere de Geytter te Mechelen schreef
in 1613 onder het Wilhelmus: „1568 Ghe-
componeert ende Ghemaeckt door jonekheer
Philips van Mamicx, heere van sinte Alde
gonde, excellent poeet.”
Wie staan een weinig sceptisch t_
de uitspraak: .Marnix te de auteur
Een paar mogen hier volgen:
lo. de geschiedkundige medewerker van
de Encyclopedie van A. Winkler Prins, 2e
druk, die segt: ;m. wordt door velen voor
den auteur gehouden.”
2e. F. v. Rüsens, Gesch. des Vaderlands
voor Gymnasia, Mlddelb. en Lagere Scholen,
13e druk, bl. 132: „Marnix is misschien
de dichter van het Wilhelmus.”
In deze rubriek behoort ook m i.
3e. de studie van dr. P. Leendertz Jr.
over het „Wilhelmus.”
Immers luidfes^n conóhisle: „WU hebben
reeds eenigen grond aangewezen voor het
vermoeden, dat de dichter een theoloog
was. Aan den anderen kant maakt de rid
derlijke toon van het lied het haast nood-
zakelük, dat de dichter een edelman was.
Welnu, Marnix was theoloog en edelman
tegelük. Er is dus niemand, die eerder in
aanmerking komt om genoemd te worden.”
De argumentatie is hier mJ. zeer zwak;
op die conclusie mag M. niet als auteur
aangemerkt worden.
4e. Ook *t onder d. (bl. 2) genoemde werk
van A. Gratama moet ml hier genoemd
worden. Immers op bl. 241 lees ik: „De
psalmberijming toont, dat M. meesterschap
over de Ned. taal bezat, als geen zijner.tijd-
genooten. Daarom ook bestaat er geen
reden om eraan te twüfelen, dat M. de
dichter te van *t prachtige Wilhelmus, dat
alleen door een waarachtig dlehter, als hij
was, kan zün gemaakt.”
Welke andere auteurs worden genoemd?
A. Geraardt Brandt (1626-1685) vermeldt
in de .Historie der Reformatie”, dat Johan
nes Uitenbogaert (1557-1644) D. Vz Coorn-
hert (1552-1590) als auteur van het Wil
mus aan wees; hü zou dit van Hugo de Groot
hebben vernomen.
B. Anderen noemen den dichter Hou-
waert:echter te dit niet meer dan een
vermoeden: een Intocht van den Prins in
1578, bü welke gelegenheid men het Wilhel
mus speelde is door Houwaert beschreven;
meer is niet met zekerheid te zeggen.
C. De veldprediker van den Prins wordt
ook door enkelen als de poëet gedoodverfd;
wellicht op grond van bübelsche aanha
lingen.
D. Een deskundige als dr. P. N. v. Eyck,
sprekende over het Wilhelmus, opperde de
gedachte, dat de auteur misschien een Zuid-
Nederlander was en wellicht een balling,
en
E. de bekende letterkundige Van Vloten
Bel in 1851, dat een Dultsch gedicht den
citeeren, „wü willen ons zelf zün”.
Daartoe helpe ons de geest, die uit ons
Wilhelmus spreekt: het Vaderland en
Vaderlandsche beginselen van verdraag
zaamheid en vrijheidsgeest getrouw.
Maanlandschap