<Kelwitfiaal van den iag s Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterkind VOORBIJ DE UREN GAAN I. 4 Wie is de dichter van het Wilhelmus? F 750.- Het mysterie van de Maan EEN NOG ONOPGELOSTE KWESTIE SMOKKELEN llllflIllllHIIIIE kV iSH liede- verkoopkunst Katholieke Actie s De geest, die uit de hymne spreekt ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bü ongeval met K* a, belde beenen of belde oogen t/V» doodelijken afloop sanJXJo AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERUES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Volgens enkele boeken- en renbundels zou Marnix van St, Aldegonde de schryver zyn Smit leert de ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1936 A t I ons i HERMAN KRAMER 1 -W (Wordt vervolg&M elkander: dame en een bleeken jongeman." A weet, wte dat rijn.” viel mevr. Dorringard I Uitgave der Kath. Werkgevers vereeniging Toen de kabouterbaas opstond, voelde hü Ineens, dat de taart al heel erg zwaar moest zijn, want hü kon nauwelijks blijven staan. Maar dat was nog al te begrijpen.... De staf was ook in de taart terecht gekomen en die zat nu dwars er door heen gewerkt. Nu konden de andere kabouters het niet meer uit houden van het lachen en zelfs de kok stond met een opgebla zen gezicht te kijken. UIT HET FRANSCH VERTAALD DOOR CHRISTINE KAMP ‘naaxnd grillige lige ringgebergten. 1 1 r t eg uk m Ik n a i i Ie gesegd Terug- I n- in ti le etc sn id u. tegenover ttV Al hoeft men zulken anders nooit Tot eerlijkheid te manen. Het mokkelen is hun een sport, Een wedstrijd met douanen. Geen reis is echt, als zij niet voor Ontdekking moeten vreezen, Al zou het slechts één ctgaret Of één sigaartje wezenI manheer zich onvoldoende in acht nam...., dat een kwajongen alg ik hem dat niet De meeste mannen zijn als de dood voor hun u“‘ gezondheid. Smit, maar nog veel erger dan vrouwen, Smit. Je laat hem die wollen borst rokken zien. Voor geen geld zou ik ze aan mijn HJf willen hebben, Smit. Je stikt erin! Een reuzenstrop heb ik eraan gekocht. En dat met die dalende markt en dien taaien gulden van btj verlies van een hand, een voet of een oog. direct heeft, loopend maak Je je excuses: „Het spijt me. heer, raad wende draken Is De Alg. R. K. Werkgeversvereeniging heeft thans de redevoeringen gehouden op bet Werfc- gevers-weekend van 10 en 11 Juli j.l. te Nij megen. die tot onderwerp hadden .Katholieke Actie” in brochurevorm uitgegeven. In een keu rig boekje zijn thans dus verzameld en voor iedereen verkrijgbaar de twee doorwrochte redevoeringen van den geestelijken adviseur pas toor L. van Aken, waarvan de eerste handelt over „Leeken-apostolaat”, de tweede over „Ka tholieke actie”, en de rede van prof. dr. J. A. J Barge over ue „Cultureele beteekenis van den Katholieken Werkgever in onze hedendaagsche Maataohappjj”. ■w yan alle hemellichamen is de maan \f het dichtst nabü. Dientengevolge is er dan ook geen, waarvan wij meer bijzonderheden.kennen, dan van de maan. Door den grootsten telescoop, dien wij hier op aa. de bezitten, den Hooker-telescoop van Mount- Wilson, kunnen wij. haar zelfs van zeer dicht bij bekijken, alsof wü nog slechts op een af stand van honderd kilometer een aardschen afstand! ervan verwijderd waren. Het is een fasclneerend schouwspel, de dorre, troostelooze rotslandschappen, die, kaal en steriel, liggen te blakeren in den door geen dampkring of bewolking getemperden zonne- -a-zsk il_ weldige vlakten meren gei bergformaties en kratervorfn diepe scherpgeteekende schaduwen achter zich werpend. Onbewoonbare wildernissen lijken het, paradijzen van den dorst, waar alle leven Waar de Katholieke Actie nog steeds een terrein is, waarop slechts weinig katholieken, en zelfs niet alle geestelijke en leeken-leiders thuis zijn, komt deze leidraad van een be voegd geleerde en sociaal werker als prof, van Aken is. zeker van pas. En de gedachten, die prof. Barge ontwikkelt over het begrip „cul tuur"* en „Katholieke cultuur" zijn zóo origi neel en zoo scherp geformuleerd dat zij zeker belangstelling zullen wekken ook bulten den kring der katholieke werkgevers. Op deze ver handeling vestigen wij gaarne de aandacht van alle intellectueelen. Het boekje is verkrijgbaar bjj het secretariaat der A.R.K.W.V., Lange Voorhout 19, 's-Gra- venhage. doen te, hebben, die wel - middelen tot zijn beschik! voegt hij aan dit oordeel toe: de dichter was ’t genie der vroomheid: hij had geloof in de waarheid zijner Oranje-voorsteiling. Eindigen wijmet het oordeel van P. N. Dezalre: „Wie het rhythme van 't Wilhelmus hoort, hem is het of de ziel van Oranje In hem trilt in goddelijke ontroering, want God Is in den held, die zich Gods gezondene voelt en „Instrument”, die heeft „moeten obedl- eeren in der gherechticheyti om „de Ty ranny” te verdrijven” behoefde te vertellen, en dat bet met Augus tus en heelemaal met den tijd van het jaar niets te maken had. Of ik soms bjj toeval wist, vroeg hy. dat hij juist onderweg was naar het ziekenhuis, om een blindedarm-operatle te <M>- deegaan’ Toen dacht ik aan de verbandwat ten, chef! Ik legde een pak dooeen voor hem neer op de toonbank, en wilde met mijn zak mes de touwtjes doorsnijden. Opeens sprong hU op, rende den winkel uit, en liep met zijn hoofd tegen de ruit van de buitendeurde scherven vtogen in zUn gezicht.Politie! PöHtle!” begon hij te schreeuwen. „Die kerel is stapelgek geworden! Die wil hier in dien win- op de toonbank met zün zakmes m’n blln- eruit snijden." - 'V Ijpd een afschuw voor alle openbare uitingen vtm gevoeligheid. Hu had gewild, dat zijn broer een ander oogenblik had gekoeen om zfjn nicht zijn geschenk aan te bieden, terwijl de gedachte, dat dien avond reeds Iedereen in Bayonne dat nieuws zou vernemen en Margaïta over de tong zou gaan, hem beslist onuitstaanbaar was. Om hem nog meer te vertoornen was er nog Iets anders: zijn dochter zou nu dikwijls en voor langen tijd op die modeane badplaats vertoeven, van waar hij jltijd getracht had haar af te houden, daar hü voor haar de voor beelden van weelde en de gevaarlijke wereld- sche genoegens duchtte. Maar hjj kon toch niet de vreugde van zijn broer verstoren door zfjn misnoegen te toonen. Janeki zei tot Margaïta, die hem omhelsde: ..Hoor een», Margaïta. ik zal je daar komen bezoeken. Ik heb er mijn kamer al gekoeen.” Gedurende de rest van den dag werd er over niets anders gesproken dan over hetgeen Jacqueline noemde: De coup de théatre. „Je moet nog deze maand er heen gaan,” riep zjj haar vriendin aan. „Nu is het er niet zoo warm en wjj zullen overal met Je meegaan om je de omstreken te toonen.” De twee Jonge heeren wedijverden in hoffe lijkheid, de moeders verdubbelden de vleierijen en noemden het Jonge meisje liefje, schatje. Tante Gracieuze werd zelfs door de algemeene geestdrift aangestoken, in haar was nog steeds <en ondergrond van jeugd aanwerig. die aan het groote verdriet weerstand had geboden in tijden, wanneer anders de veerkracht van de natuur vernietigd was. Een seizoen in Biarritz bij levenslange geheele c verlies van beide armen, Onze plicht bij het hooren of zingen van ons geliefd Wilhelmus? We denken aan de laatste woorden, die de Vader des Vader lands sprak, een gebed voor dit volk, waar mede hij zijn Apologie bezegelde, aldus da schrijver in het Haagsche blad. Bij het Mausoleum der Oranjes te Delft buigen wij het hoofd en stamelen: Wel zijn wij een verdeeld volk, verdeeld naar staatkundige en godsdienstige beginselen, wij kibbelen en oefenen crltiek op elkander uit, maar hierin willen wij één zijn, dat we alle krachten in spannen in het belang van ons gansche volk, waarvan wij weren willen alles, wat onze vrijheid belaagt; wij willen in ver draagzaamheid de hoogere eenheid zoeken, de ware democratie, wars van elke dic tatuur. Geen eenheid opgelegd van bovenaf, geen onderdrukking op grond van zelfzuchtige en onchristelijke rassentheorie, maar de hoogere eenheid geboren van binnen uit, wij willen, om een koninklijk woord te alt! bulderde een stem achter den glas wand van het magazünkantoor. Smit, kom hier! De aangercepene, die juist de winkeldeur «loot aehter een klant, die, zonder Iets gekocht te hebben, het magazUn verliet, spoedde zich met kloppend hart naar het kantoor van zijn chef. Smit, je hebt een klant laten weggaan. Ja, chef. Smit, geen dubbeltje heeft hjj besteed. Geen'du, geen sok, geen boordenknoopje heb je hem verkocht! Neen, chef! Dat gaat niet goed zoo met je, Smit. Hoe komt dat? Waarom kunnen de anderen wél verkoopen, en JU niet? Weet je wat verkoopen is, Smit? Niet? Dan zal ik het je vertellen. Zie je die kat daar op m'n schrijfbureau alt ten? Ja, chef. Goed. Denk Je. dat, als er hier een muls In mUn kantoor komt, die kat haar er levend uitlaat? Vast niet. Nooit. Dat bestaat niet. Wat die kat kan. moet JU ook kunnen, Smit! Een klant, die een voet In mUn winkel gezet heeft, móet er niet meer zander sen gat in i'n portetnonnaie uitkamen. Als een bull-dog moet Je erop afvMegen, grijpen moet Je hem, doorbijten en niet loslaten, voor hij zich ge wonnen geeft. Begrepen. Smit? Ja, chef. Maar die meneer vroeg naar iets wat we niet hebben. Maar wat vroeg t-le dan? Hjj zei dat zjjn vrouw een kennis was van de vrouw van den Chlneeschen consul. Zijn vrouw wilde die dame een dozijn geel-zUden zakdoekjes cadeau doen, waarop roode vuur spuwende draken geborduurd zijn. Die hebben we toch niet, chef! Doet er-niet toe. Smit! Dan verkoop je hem wat anders. Ik zal Je voorkauwen, hoe je dat doen moet. Je zegt: „Uitstekend, mijn heer!” en vraagt hem een oogenblikje plaste te nemen. Dan loop je naar de huistelefoon. We hebben toch geen huistelefoon, chef; Doet er niet toe! Je schreeuwt ergens achter een gordijn, voor mijn part in een teegeu theepot: „Hallo! Hier verkoopafdeellng zeven tien! Breng onze collectie Chineesche kunst- borduurwerken beneden. Vlug ’n beetje!” Dan loop Je terug naar dien klant en zegt: „V wordt subiet geholpen, mijnheer!” En dkn moet je laten zien, dat je verkoopen kunr, Smit. Nu, In dezen tijd van het jaar. is er heelemaal geen kunst aan. Je begint over het weer. Overdag ziet bet er zoo mooi uit, maar 'savonds verraderlijk weer, gemeen weer, om een ziekte, om den dood op jfe lUf te halen. Massa's menschen sterven er in deze maand. Mijnheer ziet er niet al te best uit. een beetje geelachtig en wat kringen onder de oogen. MUnheer moet erg oppassen! Mijnheer Is nog jong, daarom zou het zoo jammer zijn, als ColUn. Maar een prachtkans was het geweest, om er een stuk of wat aan dien ChlneeZ'kwijt te raksn. Het was zelf geen Chinees, chef! En hij zag ook niet goel. Doet er niet toe, Smit. Minstens een half dozijn had je aan hem kwijt moeten wezen. En als je hem eenmaal zoover te pakken hebt, loop terug naar den theepot. Je begint op te spelen en vraagt waar de Chineesche collectie blüft. Je luistert even en dan geef je den theepot een geweldigen uitbrander, .waarom die dat niet ••SZSMSSMZMlSSSSSSSSMliiaSISISSSaSSSMSSStSSMSM Maar de kabouterbaaa, die al zoo oud en wü» was, gebruikte zijn verstand en alsof er niets gebeurd was, zoo vrooHjk was hij op het feest. Al de papieren mutsen die er maar te vin den waren, werden aan de kikkers gegeven en deze zaten zin gend op de ruggen van de kaboutertjes. Kikker Karei na tuurlijk bij Tulmeltje. HU had er een heel vrachtje aan, maar zou direct zjjn hart nog wel eens ophalen voor al dat ge sjouw Het is een eigenaardig iets, Dat zeer rechtschapen menschen, Die altijd slechts het goede doen En slechts het goede wenschen, Die gruwen van oneerlijkheid En misbruik van vertrouwen, Op wier rechtvaardigheidsgevoel Je huizen zou gaan bouwen, Die zich ook nooit ten koste van Een onderman verrijken, Toch vaak op ’t punt van eerlijkheid Een zwakke plek doen blijken. Al hebben zij den fiscus nooit Bedrogen ia hun leven. En alles, tot den laatsten cent, Naar waarheid aangegeven, Al bleven z’ eerlijk en oprecht In nóg zooveel gevallen, Als zij op reis zijn is het mis! Want.smokkelen doen allen! X i i l «mifmiMiiiiHMimiimiiminMiHniitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Ontmoedigd wendde zU rich tot mevr. Dar- ringard, die 'al lang de gelegenheid had ge zocht om te ontkomen aan dé zwijgzaamheid van haar tafelbuur, mUnhser Eskerona, en vroeg haar naar de genoegens van Biarritz gedurende de drie zomermaanden. „Ik zou zoo Kraag daarbij tegenwoordig zijn.” zei zU. „Waarom kom je niet bü ons? «Uten Ja heel graag ontvangen.” „O. papa zal daar nooit in toestemmen.” „Wij zullen het toch probeeren. Je sou daar vorstelUke en beroemde personen rien. O, het 1* heel amusant, die tooverlantaarnOnlangs hebben wU kennis gemaakt met Massot, den grooten ParUschen uitgever, die een villa heeft gekocht op het plateau du Phare.... BU hem ia tiet een défilé van de meest Interessante personen, .KU is op het oogenblik hier in den omtrek.” vertelde Germaine Mayou. „Vanmorgen hebben >U hem in zUn auto gezien met een blonde auteur voor oogen heeft gestaan; hij wijst ook op het onderschrift: „Na de wljse van Charles”. Dit Charles komt in eon uitgave van 1645 niet voors daar ataat ,Ka de wijse van Charters”. Men was den oorsprong van dit Charles dus vergeten. Had de zooeven genoemde Van Vloten reeds gezegd, dat dit „Charles*' op Karel V zag, in de N. Taalgids van '32 heeft L. Koch 11 coupletten van het oorspronkelijke Dult- ache gedicht afgedrukt, en opmerkelijk la dikwijls de overeenkomst tusschen beide: het origineel en het gedicht van 1566. Dit .nader aan te. geven is hier niet op zijn plaats: Prtna»Wlllem van Oranje heeft óf vermoedelljk zelf óf door een ander ter ver dediging van de zaak der verdrukte Neder landers deze 15 coupletten vervaardigd of doen vervaardigen. In de Historische Schets yan de Nederl. Letterkunde schrijft dr. De Vooys dan ook: de dichter van het Wilhelmus is onbekend. Hoe luidt het oordeel van het nageslacht? Een geschiedkenner van naam, als Fruin is, zegt: „Het Wilhelmus is Marnix volstrekt Oh waardig: het is zonder gedachte, zonder uitdrukking", al zegt hij verder toch: ,JDe auteur gevoelde innig met den Prins mede en wist dat gevoel kunsteloos, maar aan grijpend onder woorden te brengen”: De reeds genoemde dr. P. N. v. Eyck heeft den indruk, met een onbedreven dichter te ilnlg uitdrukkings- ikking had. Echter mijn de voor- vuurspu- Juist uitverkocht. Overmorgen komt er esa nieuwe collectie." Zoo moet Je verkoopen, Smit. Begrepen?” Ja, chef! Ik wil het nog 'ben paar dagen met je aanzien. Smit, maar anders.Die borstrok ken inoet ik kwUt.iksit er al bijna drie jaar mee. Die partü verbandwatten heb ik óók nog, die ik verleden jaar van mün faillieten zwager overgenomen heb.... Dat je die niet verkoo pen kunt, neem ik Je niet kwalUk Smit. Wie koopt er verbandwatten in een heerenmodc- zaak? om die te verkoopen. moet je een genie zijn Napoleon zou hem da|, gelapt hebben. Beethoven, misschienmaar die borstrok ken, Smit, denk erom! Ik zal mUn best doen, chef! De chef staat op. neemt zijn hoed en gaat naar huls om te lunchen. Tegen twee uur komt hü terug. Reeds ran verre ziet htj een groote menschenmenlgte voor de winkeldeur. Er rijdt een ambulance- wagen weg. en een polttie-auto staat voor. Juist als hü aankomt, wordt Smit door twee politie agenten den wagen ingeduwd. De chef baant zich een weg door den dichten volksoploop en vraagt den agenten om inlichtingen. Vraag u hem het zelf, münheert WU kunnen er geen woord uitkrUsen. De chef stapt eveneens in den wagen, klopt Smit op den schouder en vraagt hem gemoe- delUk Wat is er met je aan de hand. Smit? Er kwam een klant om een brillen-étui. chef. Schildpad of paarlemoer moest hU heb ben. Ik schreeuw in den theepot om de collectie schildpadden en paarlemoer. Ik loop tesug naar den klant en vraag hem een oogenblik plaats te nemen. Hü zag niet geel, chef, en niet bleek. HU zag er patent uit. Zoo gezond als een vlsch. Ik zei hem, dat een gezonde, roode kleur altud nog geen waarborg is voor een lang leven, dat deze maand zeer verraderlUk is, een gemeene maandToen werd ie kwaad. HU „Vooruit jongens, allemaal achter mekaar de trapleuning afgeUppeld riep Tulmeltje uit en hoep, daar gingen ze hoor, allemaal netjes achter elkaar aan. Op de maat van de muziek maakten se wat gekke sprongen en langzamerhand werd de leuning heel erg glad van al dat op en neer geloop. De oude kabouterbaas had al stilletjes tegen den kok gezegd, dat het nog wel eens mis sou loopen met die ondeugden en daar had ie groot gelük in. Gerard Mayou fluisterde Jacqueline toe: „Die marineofficier is wel erg streng.” Tante Gracieuze had niet naar het gesprek geluisterd en onderbrak het nu door van tafel op te staan en naar de hal te gaan, waar de koffie gereed stond. Margaïta begaf zich naar haar vriendinnen, zü had de opmerking van Mayou gehoord en voelde zich geplqueerd. Het beviel haar nlet,> dat men zoo van hun buurman sprak en toch vond zü dat het Juist was. Dominique be schouwde de dingen niet zooals die twee Jonge heeren, onevenwichtige karakters, die tevre den, dat ri) ongedeerd uit den oorlog waren gekomen, voor alles naar de voldoening van hun grillen zochten en het ernstige van het leven vluchtten zooveel zü konden. Oom Janeki, die twee glazen champagne had gebruikt, scheen daardoor een. beetje opgewon den en riep zün nicht toe. .Maïtena. heb je gevonden wat ik in mün bouquet verborgen heb?” Opeens zwegen allen en vestigden de oogen op het jonge meisje, dat een beetje terzüde stond van de anderen; in verwachting van hetgeen komen ging, glimlachte zü, waardoor zü haar mooie tanden toonde. .Neen, oom.” „Zoek dan eens.” ZÜ schoof de roeen, de anjelieren op zU met hetzelfde ongeduldige gebaar, waarmede zü op Kerstdag haar schoentjes in den haard onder zocht en opeens riep zü uit: .Ken brief!” De enveloppe was dlchtgelakt, zü verbrak die en haalde er eerst een briefkaart uit. haar in de rede. .Eergisteren heb ik hem ont moet toen Massot uit sen lunchroom kwam en naar het station ging om Hugo Userolles en di^ps moeder te verwelkomen. U weet wel Hugo Lizerolle% de schrijver van .Het diepe Meer,” waarover zooveel gesproken wordt Mevr. Mayou had het boek gelezen en ook Leo Darringard, maar oom Janeki hield niet van romans en sei: „Daar verlies jq nl ATT f A blad s^n de versekerlngsvoorwaarden tegen /A I «I iTi /A ril Jll 11 J ongevallen verzekerd voor Mn der volgende ultkeeringen verstart tot absolute bewegingloosheid en de eenige beweging die mcgelük is, bestaat in het geluldlooze splüten der al te sterk afkoelende rotsen bü het vallen van den nacht. Geluidloos, daar er geen dampkring is, die het geluid zou kunnen overbrengen naar een menschelük oor! WU mogen de maan dan echter nog zoo goed hebben waargenomen en bestudeerd, zóó goed zelfs, dat wü het maanoppervlak met zün .kraters” en zün „zeeén" nauwkeurig in kaart hebben gebracht, als gold het een landstreek op onze eigen planeet, tóch begint reeds bü de maan voor ons het mysterie. Het is en blüft slechts ééne bolhelft van de maan, welke ons zoo goed bekend is. de andere zal ten eeuwigen dage voor ons een geheim blüven. Want de maan houdt tijdens haar loop aan den hemel ons steeds dezelfde „gelaatshelft” toegekeerd. Dit komt, doordat de maan in den tijd, waarin ze om de aarde heen loopt, precies éénmaal om haar as wentelt. Een etmaal op de maan dus een periode van zonlicht, gevolgd door een periode van duisternis duurt daar ongeveer zoo lang als een maand op aarde. Toekomstige maanrelzlgers hebben zich dus met deze eigen aardigheid vertrouwd te maken: zü zouden anders te vergeefs wachten op het vallen van de duisternis, om te kunnen uitrusten van de vermoeienissen der reis. Een gevolg van dezen langdurlgen maan-dag is, dat het maanopper vlak, voortdurend door de onbarmhartig scho nende zon bestraald, een geweldig hooge tem peratuur gaat aannemen, terwijl er op het eind van den langen maan-nacht een geweldige af koeling heeft plaatsgehad en de tempera tuur enorm gedaald is. Is er een verklaring voor dit merkwaardig verachünsel, dat omlooptüd en rotatietüd van de maan precies gelük zün? Zoo iets kan toch geen toéval zün. De oorzaak kan wel slechts daarin gezocht worden, dat de krachtige aantrekking door de aarde op de maan uitgeoefend, in zeer ver achter ons gelegen tüden, toen de maan nog niet verstard was en ook sneller om haar as wentelde, een machtige vloedgolf op de maan deed ontstaan. Zooals bekend, doet ook de veel geringere aantrekking door de maan in de oceanen der aarde een vloedgolf ontstaan. Onder deze vloedgolf door moest de maan verder draaien, zooals een wiel onder een rem- blok. Door de remming van dit „blok", de „getüdenwrüving" werd de omwenteling van de maan steeds meer vertraagd, totdat het maanllchaam ten slotte geen beweging -tan ep- schün. Matelooee steenwoeslenjjen zün het, ge-’ zlchte van de vloedgolf meer had. Deze Vloed- .j.-- WBs naimji-iyic voortdurend in de richting van de aarde gewand. En zoo ontstond de hui dige toestand, -aarbü de omlooptijd en de omwenteUngstüd precies gelijk zün. „Eskerona!” riep sü verwonderd uit. „Eskerona in Biarrltsl" „Ja, Margaïta, de oude oom heeft met «*n slag van zün tooverroede een duplicaat opge richt op de Baskische kust. Lees eens, wat er achter staat geschreven." Zü draalde de kaart om. nog niet goed be grijpend. Er stond: „Ik bied deze villa Mar guerite aan ter gelegenheid van haar twin- Ugsten verjaardag” „O, oom. wat is u goed! Het te te veel!" „Je hebt nog niet alles gevonden. Zoek verder!" Margaïta haalde nu een chéque uit de enve loppe ter waarde van drie honderd duizend francs. Jacqueline die dicht naast haar stond, om de foto van de villa te bewonderen, kon nog net het cüfer van de chéque lezen en voelde zich afgunstig. Margaïta was «eer bleek geworden. ZU kende nog niet voldoende de waarde van het geld, en het papier dat rij in de bevende handen hield, had nog geen volledige beteekenis- voor haar. Ondanks haar verblüf op het land, had sü reeds te maken gehad met de moellükheden van het leven na den oorlog, maar zü begreep toch, dat haar oom haar de middelen ver schafte om die moeilükheden te overwinnen en in welstand te leven als zü rich in Biarritz wilde vestigen. De anderen fluisterden onder .Driemaal honderd duizend!” MUnheer d’Eskerona hield zich ter tüde. Zün dochter liep naar hem toe om hem de chéque en de foto te toonen. Zün swügzaam karakter it boek ken ik niet aan," merkte zün broer Arnaud op. „Ik heb het gelezen en hoewel tk moet erkennen, dat de ztül elegant te, hoewel een beetje gezocht, houd ik niet van den in houd, die valsch is en het karakter bederft." .Dat is het moderne genre," zei mevr. Mayou. „Dat ri>Ut mü. mevrouw. Ik houd van hetgeen de harten verheft en den moed om te leven verhoogt....” „Dat is ook miJ4 zjenswüze," viel Dominique ernstig in de rede - De gasten bekeken hem, alsof zü zich ver wonderden, dat hü ook eens zün stem liet hooren. Zonder zich daarover te bekommeren, ging hü voort: „Eenigen houden Hugo Llserol- les ivoor eetr goeden schrijver van de moderne seden. Ik moet bekennen, dat ik dat oordeel niet kan onderschrijven en zelfs zou ik er tegen willen protesteeren. Dat boek .Het diepe meer”, geeft mü den Indruk van een weide versierd met bloemen, waar 'onvoorrichtlgen rich op wagen, maar waar zü een moeras vinden, waar zü gevaar loopen in de modder terecht te komen, waaruit eenigen zich niet sullen kunnen bevrijden.” lachtte haar wel toe. zü sou dan de wereld eens onder een ander oogpunt kunnen be schouwen en vooral verheugde zü rich over het groote geluk, dat haar nichtje ten deel was gevallen. „Janeki heeft gelijk,” dacht zü, „Margaïta te op een leeltüd gekomen, waarop een bruids schat. en een flinke, soms helpt om tot een gelukkig huwelijk te komen.” Een sucht ontsnapte haar bü de gedachte aan den Jongen d*Ubalde, die ver van de rijnen „in Amerika gestorven was en die niet daar heen zou zün gegaan als de petetante van zün vecloofde bü haar teven haar met sulk een tooverroede had aangeraakt. Zü verdiepte zich echter niet in die üdele herinneringen en heel eenvoudig bedankte zü den goeden God, dat Hü aan haar nicht het verdriet wilde besparen,dat haar eigen Jeugd had versomberd Met oogen fonkelend van enthousiasme juichte zü Dominique toe, die lenig en behendig als zün overleden oom, even goed de tennisracket hanteerde als de Chlatera bü het kaartspel. „Waarom komt bü niet vaker hier," dacht »U. .Margaïta sou weldra op hem verliefd worden iM yOK nze nationale hymne, het plechtige en I I vrome Wilhelmus, te ons allen hef, hoe vaak het tegenwoordig ook mis bruikt wordt bij relletjes van opgewonden jongens, die van dictaturen droomen (en niet weten hoezeer zü den geest van het lied miskennen). Een onopgeloste kwestie is echter nog steeds, wie de dichter van het schoone Ued te. In het Vaderland gaat H. Kool nog eens na, wat er al zoo van te weten valt. Eenige geschiedenis- of letterkundige boeken, alsmede liederenbundels, die Marnix van St. Aldegonde, ’sfrinsen vriend en secretaris sinds 1570, als schrijver noemen, mogen de revue passeeren. a. Oude en Nieuwe Zangen van M. Woensel Kooy, 2e dr., Lied 120; b. de Volksllederenbundel, uitgave van de Maatschappij tot Nut van *t Algemeen, naar aanleiding van de 106e alg. vergadering; (onder de onderteekenaars van de Voor rede 9e druk treffen we ook aan den ge schiedkundige dr. G. Kalff); c. de Geschiedenis der Ned. Letterkunde van dr. Groot, Leopold en Rükens, dL I, blz. 12; d. Onze Letterkunde door A. Gratama. dl. I, blz. 241. Wat oudere schrijvers betreft, moeten genoemd worden: e. Jac. Verheiden, rector te Nijmegen 1598. al te het met een beperking; immers zegt hü: „Men acht oock, dat van desen man (hier doelt hü op Marnix) dat Lledeken eertüta gesongen ter eeren van den Prince Guilielmus van Nassouwen, sy gemaeckt ende uytghegeven, als den Hertoge van Alba de Nederlanden was onderdruckende.” f. Zekere de Geytter te Mechelen schreef in 1613 onder het Wilhelmus: „1568 Ghe- componeert ende Ghemaeckt door jonekheer Philips van Mamicx, heere van sinte Alde gonde, excellent poeet.” Wie staan een weinig sceptisch t_ de uitspraak: .Marnix te de auteur Een paar mogen hier volgen: lo. de geschiedkundige medewerker van de Encyclopedie van A. Winkler Prins, 2e druk, die segt: ;m. wordt door velen voor den auteur gehouden.” 2e. F. v. Rüsens, Gesch. des Vaderlands voor Gymnasia, Mlddelb. en Lagere Scholen, 13e druk, bl. 132: „Marnix is misschien de dichter van het Wilhelmus.” In deze rubriek behoort ook m i. 3e. de studie van dr. P. Leendertz Jr. over het „Wilhelmus.” Immers luidfes^n conóhisle: „WU hebben reeds eenigen grond aangewezen voor het vermoeden, dat de dichter een theoloog was. Aan den anderen kant maakt de rid derlijke toon van het lied het haast nood- zakelük, dat de dichter een edelman was. Welnu, Marnix was theoloog en edelman tegelük. Er is dus niemand, die eerder in aanmerking komt om genoemd te worden.” De argumentatie is hier mJ. zeer zwak; op die conclusie mag M. niet als auteur aangemerkt worden. 4e. Ook *t onder d. (bl. 2) genoemde werk van A. Gratama moet ml hier genoemd worden. Immers op bl. 241 lees ik: „De psalmberijming toont, dat M. meesterschap over de Ned. taal bezat, als geen zijner.tijd- genooten. Daarom ook bestaat er geen reden om eraan te twüfelen, dat M. de dichter te van *t prachtige Wilhelmus, dat alleen door een waarachtig dlehter, als hij was, kan zün gemaakt.” Welke andere auteurs worden genoemd? A. Geraardt Brandt (1626-1685) vermeldt in de .Historie der Reformatie”, dat Johan nes Uitenbogaert (1557-1644) D. Vz Coorn- hert (1552-1590) als auteur van het Wil mus aan wees; hü zou dit van Hugo de Groot hebben vernomen. B. Anderen noemen den dichter Hou- waert:echter te dit niet meer dan een vermoeden: een Intocht van den Prins in 1578, bü welke gelegenheid men het Wilhel mus speelde is door Houwaert beschreven; meer is niet met zekerheid te zeggen. C. De veldprediker van den Prins wordt ook door enkelen als de poëet gedoodverfd; wellicht op grond van bübelsche aanha lingen. D. Een deskundige als dr. P. N. v. Eyck, sprekende over het Wilhelmus, opperde de gedachte, dat de auteur misschien een Zuid- Nederlander was en wellicht een balling, en E. de bekende letterkundige Van Vloten Bel in 1851, dat een Dultsch gedicht den citeeren, „wü willen ons zelf zün”. Daartoe helpe ons de geest, die uit ons Wilhelmus spreekt: het Vaderland en Vaderlandsche beginselen van verdraag zaamheid en vrijheidsgeest getrouw. Maanlandschap

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 7