Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterkind
den dag
I
T
DE U
VO(
:N GAAN
RB IJ I
Ik -
ALLE ABONNÉ’S ongevallen verzekerd wor een der volgende ultkeeringen F 750.-
NOORSCHE ROMANTIEK
i
«te5’
I
VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1936
4
T
IJslandsche spreuken
Pater G. van Well
Zondag a.9. 70 jaar
Itataowkew
Okemow
halen
J
De moord
op Walsh
M
’MM
Hollandsche studente, gehuwd met
een visschersjongen, leeft
thana in het barre, maar
overschoone land
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
„De verteller van
I
M-
'I
V
tijdlang in gedachten
.Kent u deze
o
maai
leend.
Pater G. van Well
een
gingen
Darrlgand wilde uitleggen,
b
1
Toen Tuimeltje, kikker Karel en Kruimeltje hun oogen open
durfden doen, laten ze boven op een grooten verhuiswagen van
een kikkerhutehouden. Die waren speciaal overgekomen om
Langzaam aan, voetje voor voetje gingen ze naar huis. Wat
zagen ae er gek uit.... Het leken net een paar boeven, die
ergens heel hard gevochten hadden. De maan, die altijd een
handje hielp als het noodig was, gaf extra veel licht en zoo
kwamen ze gelukkig zonder verdere ongelukken op het kabou-
terpalels aan.
kikker Karei naar het kikkerland terug te brengen, want de
kikkerkoning had den goeden Karei heel hard noodig.
i
by levenslange geheele t
verlies van beide armen.
1
dwt.
..Handig i
.wist je dat
verborgen had?”
..Volgens my nogal eenvoudig. In z’n kamer
vond ik niets en toen hy me z’n koker voor*
hield, was de eene kant vol met sigaretten,
terwijl er aan den anderen kant slechts twee
lagen, waarop hy s’n duim hield. Nu is bet
een gewoonte van lederen sigarettenrooker, die
presenteert, dat men eerst den eenen kant
afwerkt en eerst daarna aan de volle zijde
begint. Nu Mansell echter op die twee siga
retten z’n duim hield, wist ik direct dat hU
daarin de briljanten verborgen had, die hy uit
de manchetknoopen had gehaald. Je ziet, tis
doodeenvoudig." zoo eindigde de detective s’n
uiteenzetting en lachte daarbij fijntjes.
aan de Hollandsche leerlingen. Na zijn kort-
stondig verblijf in Zuid-Llmburg werd hy over
geplaatst naar Amsterdam, waar hy wederom
slechts voor één Jaar, als kapelaan in de Krilt-
berg-parochle werkzaam was. In 1902 ging hl]
daarop naar Marlëndaal terug, thans als leeraar
voor litteratuur en aesthetteche vakken. £ljn
ware roeping echter vond pater Van WeJL in
1908, toen het retraitehuis Manxesa werd inge
wijd en hy terstond daaraan verbonden werd\
Sindsdien, dus gedurende 28 Jaren, is hij het
retraltewerk trouw gebleven en in dien, tijd
heeft hij de waardeer in g verworven var. de
duizenden, die In die jaren Manresa als retral-
tant bezocht hebben.
In 1933 werden de verdiensten van pater Van
Well door de regeertngierkend door zijn benoe
ming tot ridder in de tOrde van Oranje-Nas
sau. i
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
is, In tijden van verval» een voortdurend luiste
ren naar het groote verhaal van Voorheen ge
worden. Bovendien zijn er geen grooter vertel
lers dan de mannen, die na de Jacht of na den
strijd aan het kampvuur zitten geen grooter
vertellers en geen grooter toehoorders.
Niet Lord Tweedsmulr, den Gouverneur-Ge-
neraal, maar John Buchan, den romanschrijver,
vereerde de stam der Orees, en thans hebben
deze geduchte jagers hem in zijn stam opge
nomen en hem den rang van hoofdman ver
leend.
Hij moest ook-een naam hebben een „oor-
logsnaam”, dien hy door zijn daden verdiend
had en welke hem plechtig door het opperhoofd
zou worden geschonken.
En daar hij een groot verteller was, wiens boe
ken door alle blanke mannen gelezen worden,
kreeg hjj den naam Okemow Utataowkew. het
geen beteekent „De Verteller van Verhalen”.
En twee Jaren geleden was hij nog maar ge
woon. John BuOMWj.
Ook kreeg hy een mantel van kralen, met
verapek dezen aan den Kpnlng als kyoningsge-.
schenk te willen toezfendén.
De Schotten zijn groote „Vertellers .van Ver
halen”. Hun land heeft de woestheid; de een
zaamheid, de onherbergzaamheid, die bet aan-
ongeschlktheld tot werken door p 7^0 bij een ongeval met P 9^0
i, belde beenen ot belde oogen V/o doodelijken afloop
f'V*‘H Hiiji
w -T - VIU1 IJsland, be-
honderd en vijftig jaar. IJsland is
blijft een wonderland, dat sinds
In de door den architect Siphons Boosten verbouwde oude kerk te Margraten
,.(L.) zijn muurschilderingen aangebracht door den M aast richtsch en kunstschilder
Harte Schoonbroed. De decoratie sluit zich fraai aan bij de architectuur en bij de
kleur van de mergelsteen. Hierboven de beschildering van den gothischen boog bo
ven het zangkoor, een voorstelling van het Laatste Oordeel, links de heiligen en
zaligen, rechts het neerstorten van de verdoemden, gesymboliseerd in de zeven
hoofdzonden
„Wat rijden al die menschee ge
vaarlijk vandaag", dacht u Immers
vanmiddag achter het stuur. (Hoe
zegt men dat ooit weer van dien
splinter.dien baUt en uw oog?...)
haar toe te luisteren: „Hoe lang duurt voor mU
dat wachten.... Ik haat de onzekerheid!”
Óp de Place d’Armes stond een tram gereed
om te vertrekken. Margaïta stapte in en op
het achterbalkon bleef zy een oogenbllk staan
om eenige ulterlyk vroolljke en onbezorgde
woorden tot baar vriendinnen te richten, maar
toen si) het hartstochtelijke en angstige ge
zicht van den jongen auteur bemerkte, vreesde
zy, dat de ontroering haar stem zou doen beven
en na met de hand vaarwel te hebben gewuifd,
ging zjj binnenin zitten naast Yocheppa.
De trouwe dienstbode zei toen op knorrigen
toon: .Het is zoo laat! Al die mooie dames en
heeren hebben je ingepalmd. Andregastin!
Waarom luister Je toch naar hen? Ik herhaal
bet: zjj kunnen Je niets goeds leeren.
Margaïta beet op haar lippen, zooals zij deed
als kind, als men aan haar grillen geen ge
hoor gaf en terwijl de tram verder reed onder
de eeuwenoude boomen van de laan Paulmy,
verdiepte zy zich in haar gedachten. Zou
haar tante met haar spreken over het bezoek,
dat zy ontvangen had? Zou zy dat Plan goed
keuren? En was dit het geval, zou haar vader
dan de noodige energie hebben om stand te
houden tegen allen? Dat smarteUjk vraagstuk
had zy nog niet opgelost, toen zy aan de halte
kwam, waar zjj moest uitstappen.
(Wordt vervolgd.)
l
Die straat was aan de eene zyde begrensd
door bogen, waaronder een aangename schaduw
was. Er stonden, tafeltjes bedekt met mooi
tafelgoed ultBeamals, waarover een glasplaat
om ze te behoeden vcor vlekken.
Al de tafeltjes waren bezet, toen een stem
Margaïta deed stilstaan: „Waar loop Je zoo
trotsch heen zonder ons te zien?”
Zy herkende Jacqueline en nog andere vrien
dinnen. Eigeniyk had zy op die ontmoeting
gehoopt.
„Je bent een vluchtelinge,” ging het jonge
meisje voort. „ledtreen dacht, dat je naar Eske-
rona teruggegaan was en wy waren daar be
droefd over vooral mynheer Userolles, die
opeens zich niet meer aan heb strand of by "de
tennisbaan vertoont."
„Stil,” fluisterde Germaine. .Als men over de
zon spreekt, ziet men haar stralen."
Ja, het was Hugo, die aan kwam slenteren
met dien achtelooaen gang, die paste by zyn
minachtend gelaat.
Er werd iets gefluisterd, hy lette er niet op.
maar keek rond, alsof hy iemand zocht.
Opeens verhelderde zyn gelaat en snel naderde
hy het groepje, dat. Margaïta omringde, terwijl
Yocheppa tegen den muur geleund op haar
meesteres scheen te wachten.
„Ha!” riep hy uit, dacht niet, dat Ik
zoo spoedig het genoegen zou smaken u terug
te zien, mejuffrouw. Men had ons wys ge
maakt, dat uw oud huis u weer tot zich had
getrokken, maar dezen morgen vertelde my
uw oom, dat het gelukkig niet zoo was.”
Margaïta was vuurrood geworden en stot-
ïen John Buchan, de Schoü^he letterkun
dige, het vorige Jaar benoemd werd tot
Gouverneur-Generaal van Canada, werd
hy tevens tot peer verheven. „Pew" beteekent
„geiyke” en ofschoon de Engelschel peers nooit
de geiyken van hun Konlng gpw^est zyn, ligt
aan het aan *t Fransch ontleende woord toch
het denkbeeld ten grondslag, dat er tusschen
hen en den Souvereln een zekere gelijkwaardig
heid bestaat. Vandaar dat meestal de „com
moner”, die tot Gouverneur-Generaal van een
der groote Dominions of tot Onderkoning van
Indlë benoemd wordt, tevens tot peer wordt ver
heven, opdat hy naar rang minderongeiyk-
soortig zal zyn aan den Konlng, dien hy per
soonlijk vertegenwoordigt.
De benoeming van John Buchan tot Gouver
neur-Generaal van Canada werd zoowel hier als
ginds met groote voldoening begroet; er bleek
immers uit, dat de hoogste en meest begeerde
ambten onder de Kroon openstaan zoowel voor
diplomaten en bestuurders als voor intellec-
tueelen, en aangezien vele diplomaten bovendien
intellectueelen zyn, nam men aan, dat een in
kan de zeis niet meer dienen en moet man
bay by den zeismaker brengen om het scherp
geheel te herstellen.
Als Je een kaars snuit en net snultsel Wyft
nog op den grond branden, raak er dan niet
aan; laat het vanzelf uitbranden. Handel 100,
want yt is een daad van liefde; en wie anders
handelt, zal zyn leven lang kwade kansen jwi<».
pen. Ziehier waardoor: er is, ergens omstreeks
het oosten, een volk, dat rust noch duur heeft,
uitgezonderd den tyd, waarin die afsnuitsels
branden. Anderen zeggen, dat de elfen er hun
lichtjes by aansteken.
J* voet koud en de andere warm is,
word Je door niemand benijd.
Als een man of vrouw kinderloos sterft, dan
krijgt de man tot straf dat hy in het Walhalla
wol moet kaarden en de vrouw, dat zy boter
moet karnen tot den jongsten dag.
Een konlng had een bekooriyke dochter, die
betooverd en in een nevel veranderd werd, zy
zal niet eer worden verlost voordat alle her
ders haar zullen segenen. Dat wil zooveel zeg
gen, als nimmer
Als een Jong gezel veel van katten houdt, dan
bewijst dit, dat hy zyn vrouw ook goed zal
behandelen.
Is je rechterwang warm, dan bewijst dit dat
men kwaad van Je «weekt; het tegendeel te
waar, wanneer Je linkerwang warm te: dat te
de wang der vriendschap.
-»-> en vreemde geval,” meende Bross, de detec-
H tlve van Scotland-Yard. Een zekere Walsh
verdwynt in October, aoodat er geen haan
naar kraait, en in Januari ontdekt men eens
klaps dat hy vermoord te.”
„Hoe kwam men dat dan te weten?” vroeg ik
„Z’n hJk werd gevonden tusschen de pyiers
van de brug in de rivier. Hy had een slag op
z’n hoofd gehad en te daarna biykbaar in de
rivier geworpen. Walsh woonde met ’nog vier
vrienden in een groote flatwoning in East-End.
Alle vyf hadden ze een joede betrekking, maar
geen geld. Kort geleden stierf een tante van den
vermoorde en vermaakte hem 2000 pond. Met
dit fortuintje besloot Walsh een vacantiereisje
naar Frankryk te maken. Hy kocht een reis
biljet en den Dinsdag daarop zei hy z’n vrien
den vaarwel.
Toen ze dien middag terugkwamen, was hy
weg; men onderstelde natuuriyk dat hy met
den trein naar Dover was gegaan. Thans vond
men z’n lyk en de vraag is nu maar, wie hem
vermoord heeft,” zei Bross.
..Natuurlek moet het iémand zijn geweest die
wist, dat de man geld geërfd had. *t Lykt me
dus het beste, om elk der vrienden afaonderiyk
aan den tand te voelen; dat zal gemakkelljk
gaan, omdat zc niet meer by elkaar wonen."
De eerste waar we heen gingen was een zekere
Jermyn, werkzaam op een makelaarskantoor.
„Wat deed U op dén dag. dat Walsh naar
Parijs zou zyn vertrokken?” vroeg Bross.
„Ik ging naar myh kantoor en daarna naar
m’n kamer. Geld om uit te gaan, had ik niet
„Hadden de anderen ook geen geld?”
,>*een, evenmin als ik.*’
„Goed, u ging naar uw kantoor; maar daar
na? Vertelt u me ^ens precies hoe u dien dag
hebt doorgebracht! Punt voor punt."
De jonge man geraakte zichtbaar in de war.
„Dat kan ik niet; ik herinner me dat niet meer
precies."
Ons tweede bezoek gold een zekeren Barry
Deze was reiziger in schoenen en gaf een vry
onvolledig overzicht van z’n doen en laten op
dep bewusten Dinsdag, waarby hy zeer zenuw
achtig was.
De derde maakte zich vreeselyk driftig. HU
was verzekeringsagent en heette Dalvers. HU
herinnerde zich zoo goed als niets meer van het
geen hy een paar maanden geleden had uitge
voerd en verzocht Bross hem met rust te laten.
De vierde, Mansell, was advertentle-relziger.
„Herinnert u zich soms,” vroeg Bross, „wat u
op dien Dinsdag, dat Walsh vermoord werd,
hebt gedaan
„Ik gttoof het wel." antwoordde deze. ,Jk
stond vroeger op dan gewoonlyk, ongeveer
half acht en ging om negen uur naar 't kan
toor. Daar las ik eenige brieven door, die voor
my gekomen waren. Daarna ging ik uit en
bezocht het groote reclame-bureau der New-
Ybrksche weekbladen. Omstreeks half elf ging
ik weer weg. Vervolgens bezocht ik eenige cliën
ten van me. o a. de firma Doddson en Fogg.
Des middags lunchte Ik met een der collega’s
van de zaak, mynheer Pallhy. Pallhy zal het
ook nog wel weten, want we kochten samen
nog een lot voor een llefdadigheidslotery en
wonnen ieder 15 pond. Hy wandelde met mij
terug naar ’t kantoor, waar we omstreeks twee
uur aankwamen. Ik dicteerde nog een paar
brieven en om half vyf ging ik weer naar een
paar cliënten, o.a. naar de firma Rangs en
Muggleton. Ik heb hiervan nog wel eenige
aanteekeningen in myn agenda. Om half zes
iveer 20.000 Crees,
vinden als Jagers
en vallenzetters. Laatstgenoemden vangen n.L
de in Noord-Amerika nog steeds zeer talrijke
bevers.
Ben volk met een groot verleden houdt steeds
veel van verhalen, zyn eigen bestaan immers
zien geven aan verhalen. Een der grootste ver
tellers van alle tyden te Walter Scott geweest.
Grootgj y2E.gl|..v^teE5f wgp Robert Louis Ste
venson en de mannen van Samoa, in wier mid
den hy ziah ngerzette, noemden hem eveneens
„De Vertener ♦ad’ Verhalen" „Tusitalk" zel
den zy.
En zelfs hier in Londen noemen wy de Schot
ten vaak „The Tellers of Tales".
I
r-j ondag 20 Sept. as. hoopt de zeereerwaarde
f pater G. van Well 8. J., een der bekend-
ste zielzorgers van het retraitehuis Man-
ïesa by Venlo, zyn zeventlgsten verjaardag te
vieren.
Geboren te Oss, trad pater van Well op 20
Sept. 1886 in het noviciaat te Marlëndaal by
Grave. Vóór zyn priesterwUdlng studeerde hy
philoeophié te Oudenbosch, was hy van 1893
rot 1806 als leeraar werkzaam op het St. Aloy-
sius-coUege te Sittard, en studeerde hy theolo
gie te Moestricht. In den zomer van 1899 ont
ving hy de H. Priesterwydlng, was daarna een
jaar in Drongen by Gent en vervolgens weder
om een jaar leeraar te Sittard. waar de Dult-
sche paters Jezuïeten het college hadden over
genomen, omdat de Hollandsche paters hun col
lege naar NUmegen hadden verplaatst. Als Hol
lander bediende Pater van Wtell te Sittard in
het bijzonder de rectoraatskerk en gaf hy lessen
UIT HET FRANSCH VERTAALD
DOOR CHRISTINE KAMP
■IIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIlilllllll
U
Hoevelen zouden haar benyden, hoevelen zou
den by het hooren van haar naam het hoofd
baar haar wenden om haar aan te zien....
Sn dan als de gedenkwaardige dag zou komen,
als hy in het .paleis Mazarin te midden der
leden van de academie zyn redevoering zou
houden by zyn verkiezing....! En in die hulde
aod rij deelen....!
Want zy voelde in zich een bron van nieuwe
Ideeën, gekweekt gedurende haar eenzame en
a“Ue jeugd, haar langdurig contact met de
tergen, de eeuwenoude eiken, de velden, de
teken, de weiden, haar knjelen op de grijze
grafsteenen der voorvaderen, waardoor zy iets
had overgenomen van den adel hunner ziel en
hunner gevoelens.
Maar die gedachten verschrikten haar niet,
“ij meende, dat ze zuiver waren en om gauw
S* toekomst tegemoet te gaan, waarheen zy
besloten was zich te wenden, zei zy. buiten
gekomen: „Yocheppa alvorens de tram te
nemen, zullen wy in de Pont-Neuf iets gaan
gebruiken.”
tellectueel zich als diplomaat bf regent zou
kunnen ontpoppen.
Voor diegenen, die in dergelyke ongerijmd
heden niet geloofden, was 1 voldoende dat John
Buchan zich, na tot peer verheven te zijn. Lord
Tweedsmulr ging noemen. Hierdoor werd de
herinnering aan zyn boos verleden als schrijver
weggevaagd.
De groote stam der Cree-Indianen, die be-
hooren tot de Algonquins, vergeten dat verleden
evenwel niet en bewonderen het zelfs. ZU waren
eenmaal een zeer machtig volk, zy woonden ten
Zuiden van de Hudson Baai en veroverden met
de wapenen, waarvan de Hudson Baai Maat
schappij hen voorzag, tegen bet eind der ze
ventiende eeuw, een groot deel van bet land ten
Noorden en ten Westen van hun oorspronkeiyk
gebied. Later leverden zy uitstekende gidsen
aan de pioniers, die het Noord-Westen explo
reerden. Er zUn thans onge'
die hun bestaan voornamelijk
terde: ,Jk logeer by myn tante in Marracq.”
Hy nam den stoel, dien een der bedienden
hem toeschoof en deed haar plaats nemen.
In bet lichte gerutech, dat de verplaatsing der
lichte stoelen veroorzaakte, fluisterde ny haar
toe: „Myn moeder la by uw tante in Bellevue....
Ik kon de onzekerheid niet langer dragen."
Nu verbleekte Margaïta en terwyi de anderen
luidruchtig hun gesprekken vervolgden, kon zy
nauweiyks iets gebruiken van hetgeen haar werd
aangeboden; met starende oogen keek suinde
menigte, die onder de bogen voorbygolfde en
hun indrukken over de winkels en het ten toon
gestelde besprak in allerlei talen, waarby het
Fransch en het Bpaansch domineerden.
Yocheppa. die tegen den muur was biyven
staan, naderde haar meesteres, toen de stoelen
achteruit werden geschoven en zei: „Laten wy
vertrekken, het te al laat....
Jacqueline had die woorden begrepen, hoe
wel zy in het Basktech gefluisterd werden en
riep: „Nog een oogenbllk.... Mynheer Ltee-
rolles heeft nog niet het Reduit gezien, eer
gisteren verklaarde hy, dat hy het niet kende.”
Een-« uitkyktorentje, begroeid door wilde
plantén te alles wat er over gebleven te van
een mooi bouwwerk, nu overgeleverd aan de
Bloopers, toch biyft het mooi; een balustrade,
waarop groote steenen vazen, te er langs aan
gebracht en geeft dentouristen gelegenheid daar
de oevers der twee rivieren te beschouwen:
links vertoont rich de stad oprijzend tegen
een achtergrond van groen, rechts de voorstad
Saint-Esprit, waar de hoOge fabrieksschoor-
steenen zich verheffen.
Een menigte schoolkinderen speelde rond het
monument van Kardinaal Lavigerte en zy zaten
te paard op de Duitsche kanonnen, die het om
geven. Mevr. Darrlgand joeg ze weg en verzamelde
haar gezelschap rond bet standbeeld van den
grooten Kardinaal, die met de rechterhand
schynt te zegenen, terwyi hy in de ander zyn
herderiyk kruis met een mooi gebaar omhoog
heft.
Mevr. Darrlgand wilde uitleggen, wat de
beeldhouwer bedoeld heeft en terwyi zy baar
waaier bewoog, zei ze: „Falgulëre heeft den
stryd willen doen uitkomen, dien de Kardinaal
geheel zyn leven gevoerd hjeft tegen de
slaverny.”
Hugo bekeek het monument met een spotten
den glimlach om de lippen.
„Bewondert u hem niet?” vroeg Margaïta
verwonderd.
„O zeker. Als beeldhouwwerk te het zeer goed
geslaagd. Maar ik vroeg mU af of de slaverny
Inderdaad zulk een groot kwaad was, sooals be
weerd wordt.”
.Maar dat was het toch! Het eigendom te zyn
van een meester, die u als speelgoed kan be
handelen, u slaan, dooden, verknopen...dat
te schandeiykl"
Hy lachte haar toe met die toegevendheid,
die sommige mannen betoonen aan vrouwen,
die zy beschouwen als minderwaardige wezens.
„Voor den slaaf was het zeker een groot kwaad.”
antwoordde hy, „maar voor den meester was
een gemak! Denk toch eens aan! Al die opstan
dige dienstboden, die tegenwoordig het hun
meesters soo. onaangenaam kunnen maken!
En terwyi het drietal van den wagen M werd geholpen, en
o
door de kikkermoeder werden verbonden, £aten de kabouters
vol ongeduld te wachten. Omdat het zop’n mooie heldere
avond was, zou er buiten een extra lekkere maaltyd worden
gehouden, maar het tafeltje van den kikker en de twee ka
boutertjes bleef leeg staan, en de anderen gingen geduldig
zitten wachten, tot ze kwamen opdagen.
ben ik nog naar myn kantoor .gegaan tot zes
uur. Toen ben ik vandaar naar huis gewan
deld en daar waren m’p vrienden Jermyn en
Barry al aanwezig
„Prachtig! Uitstekendfr riep Bross. Jk ben
heel bly dat u zich alles zoo goed herinnert;
u hebt in dit opzicht veel op uw andere vrien
den voor.”
Mynheer Mansell lachte vergenoegd.
„U bent ten minste iemand met een uit
muntend geheugen,” ging de detective vrien-
deiyk voort. „Ik
houd van intelli
gente, verstandi
ge menseben. La
ten we nu eens
veronderstellen
dat een van de
ze vrienden WaLh
vermoord heeft, wie zou u denken, kan het
dan gedaan hebben?”
Mansell bleef een
verzonken.
,Jk geloof niet dat één van hen tot zóó iets
laags in staat zou zijn, maar als iemand het
gedaan moest hebben, dan moet Jermyn bet
wezen. Hy en Walsh stonden op minder goe
den voet met elkaar.”
„U brengt me een beetje in de richting.”
zei Bross. ,.Ik zal Jermyn's gangen nagaan
en dank u zeer voor uw medewerking."
We verlieten Mansell 'en Bross belde direct
het hoofdbureau op. Den avond van den
tweeden dag gingen we samen naar Jermyn’s
kamer. Hy wds thuis.
„Ik weet waarom u komt, heeren," zei hy
zenuwachtig, .jnaar u zult hier niets wijzer
worden. Ik heb Walsh niet vermoord."
„1 Is goed.” mompelde Bross, terwyi hy alles
in Jermyn’s kamer zorgvuldig doorzocht en
aindeiyk onder het kussen van den stoel twee
gouden manchetknoopen vond met de initialen
G. W Geoffrey Walsh. Er hadden steenen cf
paarlen Ingezeten, maar deze waren er uit-
gelicht.
Jermyn werd doodsbleek,
knoopen?” vroeg Broes.
„Ja, ze zyn van Wateh. Er zaten briljanten
in, twas een erfstuk van z’n vader, waarop
hy zeer gesteld was. Maar.... ik heb ze hier
niet verstopt.”
,^oo,” bromde Broes, „eigeniyk heb ik nog
geen bewysmaterlaal genoeg om je direct in
hechtenis te nemen.”
Toen we vertrokken waren, vroeg ik ten
zeerste verbaasd aan den detective: „Waarom
heb Je hem niet gearresteerd, nu Je Walsh’
manchetknoopen by hem gevonden hebt?”
.Misschien heb je geljjk. maar ik moet nóg
meekiere zekerheid hebben. Die zekerheid aal
Mansell ons wel kunnen geven.”
Een half uur later waren we weer in diens
woning.
,Jk heb een sterk vermoeden op Jermyn."
zei Bross tot Wateh. „U hebt me daartoe vol
doende inlichtingen gegeven; ik behoef eigen
iyk uw kamer niet te doorzoeken. De wet
schrijft het nu echter eenmaal voor, hebt u
er soms bezwaar tegen?’’
.Absoluut niet, ga gerust uw gang.”
Bross zocht alles zorgvuldig door,
vond niets verdachts. Mansell haalde s’n koker
te voorschyn en stak een sigaret op.
„Hebt u er misschien voor my ook een?”
vroeg Broes.
Mansell hield hem z’n koker voor.
Broes brak de twee sigaretten, die hy ge
nomen had, midden door. In elk daarvan be
vond zich een kleine briljant.
„Arme dwaas,” zei Bross tot Mansell; „van
t eerste oogenbllk af beggeep ik dat jy de
schuldige was.”. J
.Hoe ben je tot dit inzicht gekoman?” vroeg
ik aan Bross, nadat we Manset] naar 't’politie-
bureau hadden gebracht.
.Dat zal ik Je zeggen. Uit het feit, dat Man
sell al dien tyd den dag, dat de moord sou
uitkomen, en ook de( ondervraging heeft zien
aankomen. Daarom heeft hy alles in de pun
tjes uitgewerkt. Direct toen hy zich zoo precies
herinnerde wat een maand of drie geleden ge-
oeqpl was, begreep Ik dat hy de dader waa
Tusschen half vyf en half zes heeft hy Wateh
vermoord. Dat klopt precies met zyn notities.
Ook begreep ik dat hy de schuld op een ander -
zou trachten te werpen. Daarom moest hy
echter zorgen, dat er by dien ander, Jerinyn,
een bewys werd achtergelaten, dat diens schuld
zou aantoonen. Maar ik liet niet Jermyn, maar
Mansell bewaken."
werk, Bross,” prees ik. .Maar hos
ny in die sigaretten de briljanten
Dlkwyte heb ik er naar verlangd zooals in het
Oosten zwijgende bedienden te hebben, die
letten op mijn minste wenschen en blindelings
aan myn bevelen gehoorzamen."
Met een blik keek Margaïta naar haar trouwe
Yocheppa. zy stond ter zijde, altijd ernstig
met. gefronste wenkbrauwen. Ja, zy was toege
wijd aan haar meesteres, als weinigen, toch
gehoorzaamde zy niet blindelings. Er kwamen
gevallen voor, dat zy zei: „Dat moet je niet
doen, Margaïta, dat te niet goed....”
Met een stem, die gesmoord klonk door haar
ontroering gtng Margaïta voort: „Ik geloof,
dat de Kardinaal geljjk had om voort te gaan
met zyn Strijd tegen de slavend). Wat de
grootheid der zielen uitmaakt, dat te vry te
zyn!”
Hy antwoordde niet, waarschyniyk wilde hy
niet met het jonge meisje redetwisten maar
zy voelde een beetje droefheid in haar ge
moed. Moet niet de fakkel, die de schryver
boven de menigte heft, een warme en schit
terende vlam dragen die de anderen kan ver
lichten en leiden?
Hy bemerkte, dat zy aan het nadenken was
en dadelyk boog hy zich tot haar en zei: „Wat
ik. daar even zet. is slechts een plotselinge
Inval. U moet niet alles zoo ernstig opnemen
wat ik zeg en vooral van avond niet, want Ik
ben zeer aenuwachtig.”
Zy wilde niets liever dan hem gelooven en
een glimlach ontsnapte haar somber gezicht.
Het geheele gezelschap wilde haar vergezellen
naar de tram.... Hugo maakte er gebruik van
T*. eykjavlk, 'de hoofdstad
M staat
■L»- en 1 „lllua
eeuwen de ^langstelling trekt.'De “hoofditad
is verre van vreemd-aan de moderne bescha
ving. Wetenschappen werden er reeds beoefend
toen het land zelf nog in een rustig isolement
lag. Men heeft er een hoogeschool en de cul
tuur doet er in de meeste opzichten voor an
dere landen niet onder. Het eiland zelf heeft
vooral onder de Nederlahders de laatste jaren
meer bekendheid verkregen door een heel spe
ciale propaganda. Jaar op Jaar zyn er zg
studentenwerkkampen van Nederlandsche stu
denten gehouden. Jongens en meisjes trokken
en trekken er heen om mee te helpen by het
binnen halen van het hooi, omdat de boeren
op IJsland niet voldoende werkkrachten heb
ben. De manneiyke en vrouwelyke studenten
worden over de verschillende boerderijen ver
deeld en doen daar mee aan alle voorkomende
werkzaamheden. De reis betalen rij self en de
boeren geven hun enkel koet en inwoning. Het
kan niet anders 'of hierdoor worden vriend
schapsbanden gelegd, wy kennen er, die gere
geld in correspondentie blyven, in het IJs-
landsch en die er weer heen gaan, soms
ook buiten hooitijd, om land en volk nader te
leeren kennen. Eenige Jaren geleden heeft een
der vrouwelyke studenten „kennis” gekregen
aan een IJslandschen vlsschersjongen. De col
lega's hebben daar niets van bemerkt en hoor
den het pas, toen men reeds lang in Holland
terug was en het meisje in kwestie zoo goed
en zoo kwaad als dat van den kant van den
IJslandschen Jongen ging, in het Engelsch met
hem correspondeerde. Het was aUes heel ern
stig, het Nederlandsche spreekwoord „Uit het
oog uit het hart” trof hier geen doel. Het
spreekt haast wel vanzelf, dat de ouders van
het mdlsjë eerst heel sceptisch stonden tegen
over deze geschiedenis. De vader reageerde er
aldus op: hy stelde zich in verbinding met een
bekenden professor, een IJslancLkenner, en
begon, zonder dat de professor eigeniyk wist
wat er precies gaande was, verwoed IJslandsch
te leeren. Hy wilde eerst eens poolshoogte kun
nen nemen daar in het Noordeiyke land De
professor was al heel gauw verbaasd over die
verwoedheid, waarmee aan dat IJslandsch
werd gewerkt. Het meisje «kreeg ten slotte van
haar ouders verlof om nog eens naar het eiland
te gaan, men wilde, dajrzy daar eerst eens
een IJslandschen winter zou doorbrengen. Dat
sou misschien wat nuchterder stemmen. Het
tegendeel was waar: zy te er vóór dien tyd
met haar vteschér getrouwd en de ouders brach
ten er sindsdien reeds een bezoek.
Daar ergens heel hoog noordeiyk op het
eiland leeft- nu deze van oorsprong Holland
sche vrouw, moeder reeds van twee baby’s, in
hart en nieren XJsIafldsche geworden, het niet
gemakkeiyke leven van haar man deelend. Nog
dezer dagen hoorden wy van een IJslandsche
vroegere „bootster”, die pas een trek van vyf
weken door IJsland maakte, dat zy nauweiyks
meer Hollandsch weet te spreken. Men denke
zich overigens den toestand in: daar in het
barre, maar overschoone land, als stammoeder
van een nieuw noordelyk IJslandsch geslacht,
deze Nederlandsche jonge vrouw. Het hoort
thuis in de Noorsote» romantiek met de vele
sagen en volks verbeeMlngen, waaraan nu een f -
geheel nieuw hoofdstak wetdt toegevoegd.
Eenige jaren te in de Nederlandsche bladen
veel geschreven over IJsland ter gelegenheid
van het duizendjarig bestaan. Land en Folk
zyn toen overvloedig in de publiciteit betrok
ken, zoodat we dat thans beter kunnen laten
rusten. Wel te sindsdien alweer iets veranderd
in het reizen, dat vroeger en trouwens nu nog
in hoofdzaak per paardje geschiedde. De LJs-
landsche paarden zyn van een klein, stenig,
ruwharig ras, oersterk, al moeten ze met wyze
voorzichtigheid worden behandeld door gere
geld wisselen, zoodat gewoonlyk iedere ruiter
of berijdster met twee van deze kittige gieren
op stap gaat. Tegenwoordig kent men op het
eiland ook den autobus, al gaat alles door de
gesteldheid van weg en land nog in onze oogen
primitief. Tot een der mooiste tochten door
IJsland behoort nog altyd die te paard, al
kampeerend. Het behoeft wel geen betoog, dat
men aldus het mooiste genieten kan, al valt
het kampeeren met een tent in de open lucht
niet altyd mee.
Van een land krijgt men vaak in aard en
wezen van het volk het beste begrip door’ de
spreuken en spreekwyzen, die er van ouden
stempel en nog ouderen datum zyn. Daarom
plaatsten we boven dit artikeltje den titel, die
daarop betrekking heeft. Het zyn heel oude
spreuken, die we in den tyd hebben verzameld,
juist om de volkenkundige waarde, zy volgen
hier:
Wanneer kinderen vloeken» komt er
zwarte vlek op hun tong.
Als twee personen tegeiyk, maar verschil
lende liederen zingen, dan amuseeren zy den
duivel.
Als iemand met de handen werkeloos voor
rich zit, dan heeft hy zeven duivels op zyn
schoot en wiegt er een achtsten.
Als een man zyn zeis laat staan, zonder haar
te siypen, dan verzuimt de duivel niet om aan
het scherp een of anderen trek te spelen; dan