Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterkind den dag I T DE U VO( :N GAAN RB IJ I Ik - ALLE ABONNÉ’S ongevallen verzekerd wor een der volgende ultkeeringen F 750.- NOORSCHE ROMANTIEK i «te5’ I VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1936 4 T IJslandsche spreuken Pater G. van Well Zondag a.9. 70 jaar Itataowkew Okemow halen J De moord op Walsh M ’MM Hollandsche studente, gehuwd met een visschersjongen, leeft thana in het barre, maar overschoone land AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL „De verteller van I M- 'I V tijdlang in gedachten .Kent u deze o maai leend. Pater G. van Well een gingen Darrlgand wilde uitleggen, b 1 Toen Tuimeltje, kikker Karel en Kruimeltje hun oogen open durfden doen, laten ze boven op een grooten verhuiswagen van een kikkerhutehouden. Die waren speciaal overgekomen om Langzaam aan, voetje voor voetje gingen ze naar huis. Wat zagen ae er gek uit.... Het leken net een paar boeven, die ergens heel hard gevochten hadden. De maan, die altijd een handje hielp als het noodig was, gaf extra veel licht en zoo kwamen ze gelukkig zonder verdere ongelukken op het kabou- terpalels aan. kikker Karei naar het kikkerland terug te brengen, want de kikkerkoning had den goeden Karei heel hard noodig. i by levenslange geheele t verlies van beide armen. 1 dwt. ..Handig i .wist je dat verborgen had?” ..Volgens my nogal eenvoudig. In z’n kamer vond ik niets en toen hy me z’n koker voor* hield, was de eene kant vol met sigaretten, terwijl er aan den anderen kant slechts twee lagen, waarop hy s’n duim hield. Nu is bet een gewoonte van lederen sigarettenrooker, die presenteert, dat men eerst den eenen kant afwerkt en eerst daarna aan de volle zijde begint. Nu Mansell echter op die twee siga retten z’n duim hield, wist ik direct dat hU daarin de briljanten verborgen had, die hy uit de manchetknoopen had gehaald. Je ziet, tis doodeenvoudig." zoo eindigde de detective s’n uiteenzetting en lachte daarbij fijntjes. aan de Hollandsche leerlingen. Na zijn kort- stondig verblijf in Zuid-Llmburg werd hy over geplaatst naar Amsterdam, waar hy wederom slechts voor één Jaar, als kapelaan in de Krilt- berg-parochle werkzaam was. In 1902 ging hl] daarop naar Marlëndaal terug, thans als leeraar voor litteratuur en aesthetteche vakken. £ljn ware roeping echter vond pater Van WeJL in 1908, toen het retraitehuis Manxesa werd inge wijd en hy terstond daaraan verbonden werd\ Sindsdien, dus gedurende 28 Jaren, is hij het retraltewerk trouw gebleven en in dien, tijd heeft hij de waardeer in g verworven var. de duizenden, die In die jaren Manresa als retral- tant bezocht hebben. In 1933 werden de verdiensten van pater Van Well door de regeertngierkend door zijn benoe ming tot ridder in de tOrde van Oranje-Nas sau. i bij verlies van een hand, een voet of een oog. is, In tijden van verval» een voortdurend luiste ren naar het groote verhaal van Voorheen ge worden. Bovendien zijn er geen grooter vertel lers dan de mannen, die na de Jacht of na den strijd aan het kampvuur zitten geen grooter vertellers en geen grooter toehoorders. Niet Lord Tweedsmulr, den Gouverneur-Ge- neraal, maar John Buchan, den romanschrijver, vereerde de stam der Orees, en thans hebben deze geduchte jagers hem in zijn stam opge nomen en hem den rang van hoofdman ver leend. Hij moest ook-een naam hebben een „oor- logsnaam”, dien hy door zijn daden verdiend had en welke hem plechtig door het opperhoofd zou worden geschonken. En daar hij een groot verteller was, wiens boe ken door alle blanke mannen gelezen worden, kreeg hjj den naam Okemow Utataowkew. het geen beteekent „De Verteller van Verhalen”. En twee Jaren geleden was hij nog maar ge woon. John BuOMWj. Ook kreeg hy een mantel van kralen, met verapek dezen aan den Kpnlng als kyoningsge-. schenk te willen toezfendén. De Schotten zijn groote „Vertellers .van Ver halen”. Hun land heeft de woestheid; de een zaamheid, de onherbergzaamheid, die bet aan- ongeschlktheld tot werken door p 7^0 bij een ongeval met P 9^0 i, belde beenen ot belde oogen V/o doodelijken afloop f'V*‘H Hiiji w -T - VIU1 IJsland, be- honderd en vijftig jaar. IJsland is blijft een wonderland, dat sinds In de door den architect Siphons Boosten verbouwde oude kerk te Margraten ,.(L.) zijn muurschilderingen aangebracht door den M aast richtsch en kunstschilder Harte Schoonbroed. De decoratie sluit zich fraai aan bij de architectuur en bij de kleur van de mergelsteen. Hierboven de beschildering van den gothischen boog bo ven het zangkoor, een voorstelling van het Laatste Oordeel, links de heiligen en zaligen, rechts het neerstorten van de verdoemden, gesymboliseerd in de zeven hoofdzonden „Wat rijden al die menschee ge vaarlijk vandaag", dacht u Immers vanmiddag achter het stuur. (Hoe zegt men dat ooit weer van dien splinter.dien baUt en uw oog?...) haar toe te luisteren: „Hoe lang duurt voor mU dat wachten.... Ik haat de onzekerheid!” Óp de Place d’Armes stond een tram gereed om te vertrekken. Margaïta stapte in en op het achterbalkon bleef zy een oogenbllk staan om eenige ulterlyk vroolljke en onbezorgde woorden tot baar vriendinnen te richten, maar toen si) het hartstochtelijke en angstige ge zicht van den jongen auteur bemerkte, vreesde zy, dat de ontroering haar stem zou doen beven en na met de hand vaarwel te hebben gewuifd, ging zjj binnenin zitten naast Yocheppa. De trouwe dienstbode zei toen op knorrigen toon: .Het is zoo laat! Al die mooie dames en heeren hebben je ingepalmd. Andregastin! Waarom luister Je toch naar hen? Ik herhaal bet: zjj kunnen Je niets goeds leeren. Margaïta beet op haar lippen, zooals zij deed als kind, als men aan haar grillen geen ge hoor gaf en terwijl de tram verder reed onder de eeuwenoude boomen van de laan Paulmy, verdiepte zy zich in haar gedachten. Zou haar tante met haar spreken over het bezoek, dat zy ontvangen had? Zou zy dat Plan goed keuren? En was dit het geval, zou haar vader dan de noodige energie hebben om stand te houden tegen allen? Dat smarteUjk vraagstuk had zy nog niet opgelost, toen zy aan de halte kwam, waar zjj moest uitstappen. (Wordt vervolgd.) l Die straat was aan de eene zyde begrensd door bogen, waaronder een aangename schaduw was. Er stonden, tafeltjes bedekt met mooi tafelgoed ultBeamals, waarover een glasplaat om ze te behoeden vcor vlekken. Al de tafeltjes waren bezet, toen een stem Margaïta deed stilstaan: „Waar loop Je zoo trotsch heen zonder ons te zien?” Zy herkende Jacqueline en nog andere vrien dinnen. Eigeniyk had zy op die ontmoeting gehoopt. „Je bent een vluchtelinge,” ging het jonge meisje voort. „ledtreen dacht, dat je naar Eske- rona teruggegaan was en wy waren daar be droefd over vooral mynheer Userolles, die opeens zich niet meer aan heb strand of by "de tennisbaan vertoont." „Stil,” fluisterde Germaine. .Als men over de zon spreekt, ziet men haar stralen." Ja, het was Hugo, die aan kwam slenteren met dien achtelooaen gang, die paste by zyn minachtend gelaat. Er werd iets gefluisterd, hy lette er niet op. maar keek rond, alsof hy iemand zocht. Opeens verhelderde zyn gelaat en snel naderde hy het groepje, dat. Margaïta omringde, terwijl Yocheppa tegen den muur geleund op haar meesteres scheen te wachten. „Ha!” riep hy uit, dacht niet, dat Ik zoo spoedig het genoegen zou smaken u terug te zien, mejuffrouw. Men had ons wys ge maakt, dat uw oud huis u weer tot zich had getrokken, maar dezen morgen vertelde my uw oom, dat het gelukkig niet zoo was.” Margaïta was vuurrood geworden en stot- ïen John Buchan, de Schoü^he letterkun dige, het vorige Jaar benoemd werd tot Gouverneur-Generaal van Canada, werd hy tevens tot peer verheven. „Pew" beteekent „geiyke” en ofschoon de Engelschel peers nooit de geiyken van hun Konlng gpw^est zyn, ligt aan het aan *t Fransch ontleende woord toch het denkbeeld ten grondslag, dat er tusschen hen en den Souvereln een zekere gelijkwaardig heid bestaat. Vandaar dat meestal de „com moner”, die tot Gouverneur-Generaal van een der groote Dominions of tot Onderkoning van Indlë benoemd wordt, tevens tot peer wordt ver heven, opdat hy naar rang minderongeiyk- soortig zal zyn aan den Konlng, dien hy per soonlijk vertegenwoordigt. De benoeming van John Buchan tot Gouver neur-Generaal van Canada werd zoowel hier als ginds met groote voldoening begroet; er bleek immers uit, dat de hoogste en meest begeerde ambten onder de Kroon openstaan zoowel voor diplomaten en bestuurders als voor intellec- tueelen, en aangezien vele diplomaten bovendien intellectueelen zyn, nam men aan, dat een in kan de zeis niet meer dienen en moet man bay by den zeismaker brengen om het scherp geheel te herstellen. Als Je een kaars snuit en net snultsel Wyft nog op den grond branden, raak er dan niet aan; laat het vanzelf uitbranden. Handel 100, want yt is een daad van liefde; en wie anders handelt, zal zyn leven lang kwade kansen jwi<». pen. Ziehier waardoor: er is, ergens omstreeks het oosten, een volk, dat rust noch duur heeft, uitgezonderd den tyd, waarin die afsnuitsels branden. Anderen zeggen, dat de elfen er hun lichtjes by aansteken. J* voet koud en de andere warm is, word Je door niemand benijd. Als een man of vrouw kinderloos sterft, dan krijgt de man tot straf dat hy in het Walhalla wol moet kaarden en de vrouw, dat zy boter moet karnen tot den jongsten dag. Een konlng had een bekooriyke dochter, die betooverd en in een nevel veranderd werd, zy zal niet eer worden verlost voordat alle her ders haar zullen segenen. Dat wil zooveel zeg gen, als nimmer Als een Jong gezel veel van katten houdt, dan bewijst dit, dat hy zyn vrouw ook goed zal behandelen. Is je rechterwang warm, dan bewijst dit dat men kwaad van Je «weekt; het tegendeel te waar, wanneer Je linkerwang warm te: dat te de wang der vriendschap. -»-> en vreemde geval,” meende Bross, de detec- H tlve van Scotland-Yard. Een zekere Walsh verdwynt in October, aoodat er geen haan naar kraait, en in Januari ontdekt men eens klaps dat hy vermoord te.” „Hoe kwam men dat dan te weten?” vroeg ik „Z’n hJk werd gevonden tusschen de pyiers van de brug in de rivier. Hy had een slag op z’n hoofd gehad en te daarna biykbaar in de rivier geworpen. Walsh woonde met ’nog vier vrienden in een groote flatwoning in East-End. Alle vyf hadden ze een joede betrekking, maar geen geld. Kort geleden stierf een tante van den vermoorde en vermaakte hem 2000 pond. Met dit fortuintje besloot Walsh een vacantiereisje naar Frankryk te maken. Hy kocht een reis biljet en den Dinsdag daarop zei hy z’n vrien den vaarwel. Toen ze dien middag terugkwamen, was hy weg; men onderstelde natuuriyk dat hy met den trein naar Dover was gegaan. Thans vond men z’n lyk en de vraag is nu maar, wie hem vermoord heeft,” zei Bross. ..Natuurlek moet het iémand zijn geweest die wist, dat de man geld geërfd had. *t Lykt me dus het beste, om elk der vrienden afaonderiyk aan den tand te voelen; dat zal gemakkelljk gaan, omdat zc niet meer by elkaar wonen." De eerste waar we heen gingen was een zekere Jermyn, werkzaam op een makelaarskantoor. „Wat deed U op dén dag. dat Walsh naar Parijs zou zyn vertrokken?” vroeg Bross. „Ik ging naar myh kantoor en daarna naar m’n kamer. Geld om uit te gaan, had ik niet „Hadden de anderen ook geen geld?” ,>*een, evenmin als ik.*’ „Goed, u ging naar uw kantoor; maar daar na? Vertelt u me ^ens precies hoe u dien dag hebt doorgebracht! Punt voor punt." De jonge man geraakte zichtbaar in de war. „Dat kan ik niet; ik herinner me dat niet meer precies." Ons tweede bezoek gold een zekeren Barry Deze was reiziger in schoenen en gaf een vry onvolledig overzicht van z’n doen en laten op dep bewusten Dinsdag, waarby hy zeer zenuw achtig was. De derde maakte zich vreeselyk driftig. HU was verzekeringsagent en heette Dalvers. HU herinnerde zich zoo goed als niets meer van het geen hy een paar maanden geleden had uitge voerd en verzocht Bross hem met rust te laten. De vierde, Mansell, was advertentle-relziger. „Herinnert u zich soms,” vroeg Bross, „wat u op dien Dinsdag, dat Walsh vermoord werd, hebt gedaan „Ik gttoof het wel." antwoordde deze. ,Jk stond vroeger op dan gewoonlyk, ongeveer half acht en ging om negen uur naar 't kan toor. Daar las ik eenige brieven door, die voor my gekomen waren. Daarna ging ik uit en bezocht het groote reclame-bureau der New- Ybrksche weekbladen. Omstreeks half elf ging ik weer weg. Vervolgens bezocht ik eenige cliën ten van me. o a. de firma Doddson en Fogg. Des middags lunchte Ik met een der collega’s van de zaak, mynheer Pallhy. Pallhy zal het ook nog wel weten, want we kochten samen nog een lot voor een llefdadigheidslotery en wonnen ieder 15 pond. Hy wandelde met mij terug naar ’t kantoor, waar we omstreeks twee uur aankwamen. Ik dicteerde nog een paar brieven en om half vyf ging ik weer naar een paar cliënten, o.a. naar de firma Rangs en Muggleton. Ik heb hiervan nog wel eenige aanteekeningen in myn agenda. Om half zes iveer 20.000 Crees, vinden als Jagers en vallenzetters. Laatstgenoemden vangen n.L de in Noord-Amerika nog steeds zeer talrijke bevers. Ben volk met een groot verleden houdt steeds veel van verhalen, zyn eigen bestaan immers zien geven aan verhalen. Een der grootste ver tellers van alle tyden te Walter Scott geweest. Grootgj y2E.gl|..v^teE5f wgp Robert Louis Ste venson en de mannen van Samoa, in wier mid den hy ziah ngerzette, noemden hem eveneens „De Vertener ♦ad’ Verhalen" „Tusitalk" zel den zy. En zelfs hier in Londen noemen wy de Schot ten vaak „The Tellers of Tales". I r-j ondag 20 Sept. as. hoopt de zeereerwaarde f pater G. van Well 8. J., een der bekend- ste zielzorgers van het retraitehuis Man- ïesa by Venlo, zyn zeventlgsten verjaardag te vieren. Geboren te Oss, trad pater van Well op 20 Sept. 1886 in het noviciaat te Marlëndaal by Grave. Vóór zyn priesterwUdlng studeerde hy philoeophié te Oudenbosch, was hy van 1893 rot 1806 als leeraar werkzaam op het St. Aloy- sius-coUege te Sittard, en studeerde hy theolo gie te Moestricht. In den zomer van 1899 ont ving hy de H. Priesterwydlng, was daarna een jaar in Drongen by Gent en vervolgens weder om een jaar leeraar te Sittard. waar de Dult- sche paters Jezuïeten het college hadden over genomen, omdat de Hollandsche paters hun col lege naar NUmegen hadden verplaatst. Als Hol lander bediende Pater van Wtell te Sittard in het bijzonder de rectoraatskerk en gaf hy lessen UIT HET FRANSCH VERTAALD DOOR CHRISTINE KAMP ■IIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIlilllllll U Hoevelen zouden haar benyden, hoevelen zou den by het hooren van haar naam het hoofd baar haar wenden om haar aan te zien.... Sn dan als de gedenkwaardige dag zou komen, als hy in het .paleis Mazarin te midden der leden van de academie zyn redevoering zou houden by zyn verkiezing....! En in die hulde aod rij deelen....! Want zy voelde in zich een bron van nieuwe Ideeën, gekweekt gedurende haar eenzame en a“Ue jeugd, haar langdurig contact met de tergen, de eeuwenoude eiken, de velden, de teken, de weiden, haar knjelen op de grijze grafsteenen der voorvaderen, waardoor zy iets had overgenomen van den adel hunner ziel en hunner gevoelens. Maar die gedachten verschrikten haar niet, “ij meende, dat ze zuiver waren en om gauw S* toekomst tegemoet te gaan, waarheen zy besloten was zich te wenden, zei zy. buiten gekomen: „Yocheppa alvorens de tram te nemen, zullen wy in de Pont-Neuf iets gaan gebruiken.” tellectueel zich als diplomaat bf regent zou kunnen ontpoppen. Voor diegenen, die in dergelyke ongerijmd heden niet geloofden, was 1 voldoende dat John Buchan zich, na tot peer verheven te zijn. Lord Tweedsmulr ging noemen. Hierdoor werd de herinnering aan zyn boos verleden als schrijver weggevaagd. De groote stam der Cree-Indianen, die be- hooren tot de Algonquins, vergeten dat verleden evenwel niet en bewonderen het zelfs. ZU waren eenmaal een zeer machtig volk, zy woonden ten Zuiden van de Hudson Baai en veroverden met de wapenen, waarvan de Hudson Baai Maat schappij hen voorzag, tegen bet eind der ze ventiende eeuw, een groot deel van bet land ten Noorden en ten Westen van hun oorspronkeiyk gebied. Later leverden zy uitstekende gidsen aan de pioniers, die het Noord-Westen explo reerden. Er zUn thans onge' die hun bestaan voornamelijk terde: ,Jk logeer by myn tante in Marracq.” Hy nam den stoel, dien een der bedienden hem toeschoof en deed haar plaats nemen. In bet lichte gerutech, dat de verplaatsing der lichte stoelen veroorzaakte, fluisterde ny haar toe: „Myn moeder la by uw tante in Bellevue.... Ik kon de onzekerheid niet langer dragen." Nu verbleekte Margaïta en terwyi de anderen luidruchtig hun gesprekken vervolgden, kon zy nauweiyks iets gebruiken van hetgeen haar werd aangeboden; met starende oogen keek suinde menigte, die onder de bogen voorbygolfde en hun indrukken over de winkels en het ten toon gestelde besprak in allerlei talen, waarby het Fransch en het Bpaansch domineerden. Yocheppa. die tegen den muur was biyven staan, naderde haar meesteres, toen de stoelen achteruit werden geschoven en zei: „Laten wy vertrekken, het te al laat.... Jacqueline had die woorden begrepen, hoe wel zy in het Basktech gefluisterd werden en riep: „Nog een oogenbllk.... Mynheer Ltee- rolles heeft nog niet het Reduit gezien, eer gisteren verklaarde hy, dat hy het niet kende.” Een-« uitkyktorentje, begroeid door wilde plantén te alles wat er over gebleven te van een mooi bouwwerk, nu overgeleverd aan de Bloopers, toch biyft het mooi; een balustrade, waarop groote steenen vazen, te er langs aan gebracht en geeft dentouristen gelegenheid daar de oevers der twee rivieren te beschouwen: links vertoont rich de stad oprijzend tegen een achtergrond van groen, rechts de voorstad Saint-Esprit, waar de hoOge fabrieksschoor- steenen zich verheffen. Een menigte schoolkinderen speelde rond het monument van Kardinaal Lavigerte en zy zaten te paard op de Duitsche kanonnen, die het om geven. Mevr. Darrlgand joeg ze weg en verzamelde haar gezelschap rond bet standbeeld van den grooten Kardinaal, die met de rechterhand schynt te zegenen, terwyi hy in de ander zyn herderiyk kruis met een mooi gebaar omhoog heft. Mevr. Darrlgand wilde uitleggen, wat de beeldhouwer bedoeld heeft en terwyi zy baar waaier bewoog, zei ze: „Falgulëre heeft den stryd willen doen uitkomen, dien de Kardinaal geheel zyn leven gevoerd hjeft tegen de slaverny.” Hugo bekeek het monument met een spotten den glimlach om de lippen. „Bewondert u hem niet?” vroeg Margaïta verwonderd. „O zeker. Als beeldhouwwerk te het zeer goed geslaagd. Maar ik vroeg mU af of de slaverny Inderdaad zulk een groot kwaad was, sooals be weerd wordt.” .Maar dat was het toch! Het eigendom te zyn van een meester, die u als speelgoed kan be handelen, u slaan, dooden, verknopen...dat te schandeiykl" Hy lachte haar toe met die toegevendheid, die sommige mannen betoonen aan vrouwen, die zy beschouwen als minderwaardige wezens. „Voor den slaaf was het zeker een groot kwaad.” antwoordde hy, „maar voor den meester was een gemak! Denk toch eens aan! Al die opstan dige dienstboden, die tegenwoordig het hun meesters soo. onaangenaam kunnen maken! En terwyi het drietal van den wagen M werd geholpen, en o door de kikkermoeder werden verbonden, £aten de kabouters vol ongeduld te wachten. Omdat het zop’n mooie heldere avond was, zou er buiten een extra lekkere maaltyd worden gehouden, maar het tafeltje van den kikker en de twee ka boutertjes bleef leeg staan, en de anderen gingen geduldig zitten wachten, tot ze kwamen opdagen. ben ik nog naar myn kantoor .gegaan tot zes uur. Toen ben ik vandaar naar huis gewan deld en daar waren m’p vrienden Jermyn en Barry al aanwezig „Prachtig! Uitstekendfr riep Bross. Jk ben heel bly dat u zich alles zoo goed herinnert; u hebt in dit opzicht veel op uw andere vrien den voor.” Mynheer Mansell lachte vergenoegd. „U bent ten minste iemand met een uit muntend geheugen,” ging de detective vrien- deiyk voort. „Ik houd van intelli gente, verstandi ge menseben. La ten we nu eens veronderstellen dat een van de ze vrienden WaLh vermoord heeft, wie zou u denken, kan het dan gedaan hebben?” Mansell bleef een verzonken. ,Jk geloof niet dat één van hen tot zóó iets laags in staat zou zijn, maar als iemand het gedaan moest hebben, dan moet Jermyn bet wezen. Hy en Walsh stonden op minder goe den voet met elkaar.” „U brengt me een beetje in de richting.” zei Bross. ,.Ik zal Jermyn's gangen nagaan en dank u zeer voor uw medewerking." We verlieten Mansell 'en Bross belde direct het hoofdbureau op. Den avond van den tweeden dag gingen we samen naar Jermyn’s kamer. Hy wds thuis. „Ik weet waarom u komt, heeren," zei hy zenuwachtig, .jnaar u zult hier niets wijzer worden. Ik heb Walsh niet vermoord." „1 Is goed.” mompelde Bross, terwyi hy alles in Jermyn’s kamer zorgvuldig doorzocht en aindeiyk onder het kussen van den stoel twee gouden manchetknoopen vond met de initialen G. W Geoffrey Walsh. Er hadden steenen cf paarlen Ingezeten, maar deze waren er uit- gelicht. Jermyn werd doodsbleek, knoopen?” vroeg Broes. „Ja, ze zyn van Wateh. Er zaten briljanten in, twas een erfstuk van z’n vader, waarop hy zeer gesteld was. Maar.... ik heb ze hier niet verstopt.” ,^oo,” bromde Broes, „eigeniyk heb ik nog geen bewysmaterlaal genoeg om je direct in hechtenis te nemen.” Toen we vertrokken waren, vroeg ik ten zeerste verbaasd aan den detective: „Waarom heb Je hem niet gearresteerd, nu Je Walsh’ manchetknoopen by hem gevonden hebt?” .Misschien heb je geljjk. maar ik moet nóg meekiere zekerheid hebben. Die zekerheid aal Mansell ons wel kunnen geven.” Een half uur later waren we weer in diens woning. ,Jk heb een sterk vermoeden op Jermyn." zei Bross tot Wateh. „U hebt me daartoe vol doende inlichtingen gegeven; ik behoef eigen iyk uw kamer niet te doorzoeken. De wet schrijft het nu echter eenmaal voor, hebt u er soms bezwaar tegen?’’ .Absoluut niet, ga gerust uw gang.” Bross zocht alles zorgvuldig door, vond niets verdachts. Mansell haalde s’n koker te voorschyn en stak een sigaret op. „Hebt u er misschien voor my ook een?” vroeg Broes. Mansell hield hem z’n koker voor. Broes brak de twee sigaretten, die hy ge nomen had, midden door. In elk daarvan be vond zich een kleine briljant. „Arme dwaas,” zei Bross tot Mansell; „van t eerste oogenbllk af beggeep ik dat jy de schuldige was.”. J .Hoe ben je tot dit inzicht gekoman?” vroeg ik aan Bross, nadat we Manset] naar 't’politie- bureau hadden gebracht. .Dat zal ik Je zeggen. Uit het feit, dat Man sell al dien tyd den dag, dat de moord sou uitkomen, en ook de( ondervraging heeft zien aankomen. Daarom heeft hy alles in de pun tjes uitgewerkt. Direct toen hy zich zoo precies herinnerde wat een maand of drie geleden ge- oeqpl was, begreep Ik dat hy de dader waa Tusschen half vyf en half zes heeft hy Wateh vermoord. Dat klopt precies met zyn notities. Ook begreep ik dat hy de schuld op een ander - zou trachten te werpen. Daarom moest hy echter zorgen, dat er by dien ander, Jerinyn, een bewys werd achtergelaten, dat diens schuld zou aantoonen. Maar ik liet niet Jermyn, maar Mansell bewaken." werk, Bross,” prees ik. .Maar hos ny in die sigaretten de briljanten Dlkwyte heb ik er naar verlangd zooals in het Oosten zwijgende bedienden te hebben, die letten op mijn minste wenschen en blindelings aan myn bevelen gehoorzamen." Met een blik keek Margaïta naar haar trouwe Yocheppa. zy stond ter zijde, altijd ernstig met. gefronste wenkbrauwen. Ja, zy was toege wijd aan haar meesteres, als weinigen, toch gehoorzaamde zy niet blindelings. Er kwamen gevallen voor, dat zy zei: „Dat moet je niet doen, Margaïta, dat te niet goed....” Met een stem, die gesmoord klonk door haar ontroering gtng Margaïta voort: „Ik geloof, dat de Kardinaal geljjk had om voort te gaan met zyn Strijd tegen de slavend). Wat de grootheid der zielen uitmaakt, dat te vry te zyn!” Hy antwoordde niet, waarschyniyk wilde hy niet met het jonge meisje redetwisten maar zy voelde een beetje droefheid in haar ge moed. Moet niet de fakkel, die de schryver boven de menigte heft, een warme en schit terende vlam dragen die de anderen kan ver lichten en leiden? Hy bemerkte, dat zy aan het nadenken was en dadelyk boog hy zich tot haar en zei: „Wat ik. daar even zet. is slechts een plotselinge Inval. U moet niet alles zoo ernstig opnemen wat ik zeg en vooral van avond niet, want Ik ben zeer aenuwachtig.” Zy wilde niets liever dan hem gelooven en een glimlach ontsnapte haar somber gezicht. Het geheele gezelschap wilde haar vergezellen naar de tram.... Hugo maakte er gebruik van T*. eykjavlk, 'de hoofdstad M staat ■L»- en 1 „lllua eeuwen de ^langstelling trekt.'De “hoofditad is verre van vreemd-aan de moderne bescha ving. Wetenschappen werden er reeds beoefend toen het land zelf nog in een rustig isolement lag. Men heeft er een hoogeschool en de cul tuur doet er in de meeste opzichten voor an dere landen niet onder. Het eiland zelf heeft vooral onder de Nederlahders de laatste jaren meer bekendheid verkregen door een heel spe ciale propaganda. Jaar op Jaar zyn er zg studentenwerkkampen van Nederlandsche stu denten gehouden. Jongens en meisjes trokken en trekken er heen om mee te helpen by het binnen halen van het hooi, omdat de boeren op IJsland niet voldoende werkkrachten heb ben. De manneiyke en vrouwelyke studenten worden over de verschillende boerderijen ver deeld en doen daar mee aan alle voorkomende werkzaamheden. De reis betalen rij self en de boeren geven hun enkel koet en inwoning. Het kan niet anders 'of hierdoor worden vriend schapsbanden gelegd, wy kennen er, die gere geld in correspondentie blyven, in het IJs- landsch en die er weer heen gaan, soms ook buiten hooitijd, om land en volk nader te leeren kennen. Eenige Jaren geleden heeft een der vrouwelyke studenten „kennis” gekregen aan een IJslandschen vlsschersjongen. De col lega's hebben daar niets van bemerkt en hoor den het pas, toen men reeds lang in Holland terug was en het meisje in kwestie zoo goed en zoo kwaad als dat van den kant van den IJslandschen Jongen ging, in het Engelsch met hem correspondeerde. Het was aUes heel ern stig, het Nederlandsche spreekwoord „Uit het oog uit het hart” trof hier geen doel. Het spreekt haast wel vanzelf, dat de ouders van het mdlsjë eerst heel sceptisch stonden tegen over deze geschiedenis. De vader reageerde er aldus op: hy stelde zich in verbinding met een bekenden professor, een IJslancLkenner, en begon, zonder dat de professor eigeniyk wist wat er precies gaande was, verwoed IJslandsch te leeren. Hy wilde eerst eens poolshoogte kun nen nemen daar in het Noordeiyke land De professor was al heel gauw verbaasd over die verwoedheid, waarmee aan dat IJslandsch werd gewerkt. Het meisje «kreeg ten slotte van haar ouders verlof om nog eens naar het eiland te gaan, men wilde, dajrzy daar eerst eens een IJslandschen winter zou doorbrengen. Dat sou misschien wat nuchterder stemmen. Het tegendeel was waar: zy te er vóór dien tyd met haar vteschér getrouwd en de ouders brach ten er sindsdien reeds een bezoek. Daar ergens heel hoog noordeiyk op het eiland leeft- nu deze van oorsprong Holland sche vrouw, moeder reeds van twee baby’s, in hart en nieren XJsIafldsche geworden, het niet gemakkeiyke leven van haar man deelend. Nog dezer dagen hoorden wy van een IJslandsche vroegere „bootster”, die pas een trek van vyf weken door IJsland maakte, dat zy nauweiyks meer Hollandsch weet te spreken. Men denke zich overigens den toestand in: daar in het barre, maar overschoone land, als stammoeder van een nieuw noordelyk IJslandsch geslacht, deze Nederlandsche jonge vrouw. Het hoort thuis in de Noorsote» romantiek met de vele sagen en volks verbeeMlngen, waaraan nu een f - geheel nieuw hoofdstak wetdt toegevoegd. Eenige jaren te in de Nederlandsche bladen veel geschreven over IJsland ter gelegenheid van het duizendjarig bestaan. Land en Folk zyn toen overvloedig in de publiciteit betrok ken, zoodat we dat thans beter kunnen laten rusten. Wel te sindsdien alweer iets veranderd in het reizen, dat vroeger en trouwens nu nog in hoofdzaak per paardje geschiedde. De LJs- landsche paarden zyn van een klein, stenig, ruwharig ras, oersterk, al moeten ze met wyze voorzichtigheid worden behandeld door gere geld wisselen, zoodat gewoonlyk iedere ruiter of berijdster met twee van deze kittige gieren op stap gaat. Tegenwoordig kent men op het eiland ook den autobus, al gaat alles door de gesteldheid van weg en land nog in onze oogen primitief. Tot een der mooiste tochten door IJsland behoort nog altyd die te paard, al kampeerend. Het behoeft wel geen betoog, dat men aldus het mooiste genieten kan, al valt het kampeeren met een tent in de open lucht niet altyd mee. Van een land krijgt men vaak in aard en wezen van het volk het beste begrip door’ de spreuken en spreekwyzen, die er van ouden stempel en nog ouderen datum zyn. Daarom plaatsten we boven dit artikeltje den titel, die daarop betrekking heeft. Het zyn heel oude spreuken, die we in den tyd hebben verzameld, juist om de volkenkundige waarde, zy volgen hier: Wanneer kinderen vloeken» komt er zwarte vlek op hun tong. Als twee personen tegeiyk, maar verschil lende liederen zingen, dan amuseeren zy den duivel. Als iemand met de handen werkeloos voor rich zit, dan heeft hy zeven duivels op zyn schoot en wiegt er een achtsten. Als een man zyn zeis laat staan, zonder haar te siypen, dan verzuimt de duivel niet om aan het scherp een of anderen trek te spelen; dan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 11