DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL .1 u&faal den dag Holland in den herfst DE UREN GAAN V O O R B IJ I samen RUK AAN VITAMINEN Dat gaat niet - DINSDAG 20 OCTOBER 1936 Zwervende vogels 4 sais-a In de sloppen van Brooklyn 1.1 L Toen ze drie weken In hun hut gezeteh hadden, bemerkte de nil I In de vlucht is onze reiger te herkennen aan het De blauwe reiger op zlfh nest O f BLUE BAND 43 4 UIT HET FRANSCH VERTAALD DOOR CHRISTINE KAMP UlUIIUIIIIIIIUillllllllllllllllllllllllllllllUMIIIItlIllllHI Daar Plet en Drein geen Bpoansch konden «preken, waa het hun omnogelUk om aan iemand den weg te vragen, maar ge lukkig ontmoetten ze op een kruispunt een bedelaar, die met bloemetje* lange de hulzen ging en die een beetje HoUandsch kende n zijn stemmig-ingerichte «tudeerkamer ge noot dokter Maloney van de pittige sigaar, die h<j aooeven had opgestoken. Zijn butler ging hij naar de Semaphore. Er signaal gegeven en van het Jacht de „zwarte lijst". fcoschdulf, als deze over het veld loopt, de forsche en bijna plompe bouw van het lichaam opvalt, is de vlucht dezer die ren altijd even sierlijk en beheerscht. Duiven behooren tot onze snelste en beste vliegers. Let eens op den móolen stroomlynvorm van den romp, als deze door de snelle slagen ongeveer acht per seconde der forsche vleugels door de lucht wordt voortbewogen. Terwijl een roek, die toch tot de goede vliegers behoort, moeite moet doen om een lokaaltreintje bij te houden, kan men vanuit een sneltrein soms waarnemen hoe een duif er in slaagt om deze in snelhld te evenaren. Tot de in letterlijken zin ^.vogelvrij" evfentens d«' 1 weer afleggen tegen de gewone wilde houtduif of boschdulf. Ook deze vogels ziet men nu over al over de velden rondstappen, waar zij door hun blauwgrijze kleur en den witten halsring gemakkelijk kunnen worden herkend. Die hout duiven kunnen heel wat voedsel aan; een groove krop bewaart en weekt de erwten, boonen en andere zaden welke zij op hun tochten vinden. De boer ziet ze daarom maar ongaarne, en menige boschdulf sneuvelt in deze maanden onder het moordend lood van buks of Jacht geweer, om daarna nog een smakelijk hapje te kunnen opleveren. De wet staat het, dooden de zer dieren toe; de gewone wilde duif staat met zwarte kraaien, vlaanuche gaaien, eksters en andere vogels op Terwijl bij de rustige op de Toen ze drie weken In hun hut gezeteh hadden, bemerkte aan het zinken?" Jammerde Piet. „Welnee”, antwoordde de Piet plotseling, dat het schip stil lag. „Er is een ongeluk ge- kapitein, „het -schip ligt in de haven en Jullie moeten er af.” beurd". huilde Drein. Als krankzinnig holden ze naar het dek. Tot hun verwondering bemerkten Piet en Drein, dat het „Kapitein, kapitein", bibberde Piet, wat is er gebeurd?" „Beste kerels”, zei de kapitein, „ik kan niets meer voor Jullie doen. Van nu af moet leder voor zichzelf zorgen.” „Zijn we dan iets vraagt? een andere steldl” Hij ging weer zittel voor de tafel en het ge laat in de handen verborgen probeerde hij de groote verbijstering, die in hem woelde tot kalmte te brengen. Zooals (je apostelen riep hij den Meester, Dien hy altijd getrouw had ge diend en die hem nooit verlaten had. HU uitte geen gebed In woorden, maar zijn geheele ziel zonk weg la een opwelling van nederigheid waarmee hU zijn zwakheid beleed. Langzamerhand voelde hij de golven van haat, die in hem opgewekt waren, bedaren en opeiende, zag hy de pen. die hij neergeworpen had bjj den brief van Cbenard, voor hem lig- hoofd en het was alsof hy stikte. Te lang had hij de droevige herinnering bestreden, die hij zich als een schuld aanrekende. Zijn vurigheid, die alle hinderpalen omver wierp, nu zijn on wrikbare wil die niet tegenhield, deed hem alles vergeten, wat de godsdienst in zijn hart had neergelegd. Hij was nu slechts een man met heftige instincten. „Ja,” herhaalde hij, terwijl hij de kamer op en neer liep, zooals vroeger als hij de wacht had op zijn schip, „Ja, zy zal de waarheid lee ren kennen.... Zy moet die kennenI” Hij probeerde zich de toekomst voor te stel len: Margaïta, na haar kind verloren te heb ben, steeds meer teleurgesteld wat het leven betreft, zou terugkeeren naar het oude huls om1 nieuwe krachten op te doen in de dierbare tra dities, die Ourania haar geleerd had om beter te beminnen. Dan zou de dag komen, dat haar man zich van haar liet scheiden en bevrijd van alle wetteHJke banden zou zjj haar vorige gewoonten weer opnemen. Hy zou haar tegenkomen op de wegen, in de kerk, op het kerkhof, bij de armen, overal.... Zij zouden woorden wisselen, dlej> v ----- kenis en zich verwonderen, dat er ver- waarvan reeds sprake was, behoort de blauwe reiger, dien men ook thans het polderland ziet zwerven. Let er maar op t|rieM>«M srendeltng «MieWtochRcof erger# het blauwgrijze sUhouev'van’een es vdgël kan dëH Waterkarff'te ontdekken valt. De hooge poolen en de lange, teruggebo gen hals vormen een gemakkelijk herkènnlngz- teeken, evënals de lange, scherpe snavel waar- meê het dier zijn prooi uit slooten, vaarten en plassen opvischt. Reigers zijn schuwe dieren, zoodat men wet over een kijker beschikken moet om ook de zwarte veeren te kunnen ontdekken, die op den schedel staan Ingeplant en een naar achter gerichte kuif vormen. Het aantal der blauwe reigers is in de laatste Jaren sterk atgenomen, zoowel als gevolg van den haat dien vele zoetwatervlssehers hun toe dragen om de schade welke zij aan den vlsch- stand toebrengen, als door de vermindering van het aantal der gunstige broedplaatsen. Reigers nestelen gewoöniyk in hoopopgaand geboomte, waar vaak dozijnen nesten bijeen te vinden zijn. Er zijn echter maar weinig boechelgenaars die aan deze luidruchtige, de geheele omgeving bemorsende dieren gaarne onderdak verschaf fen. gen. Hy nam die op en schreef zijn antwoord: ..Beste vriend, Ourania is geen mensch, maar geheel een ras, waarvan de Behoedster van den Haard een type is. Ik vind het nutteloos aan het publiek mede te deelen, dat een onbekende marine-officier de pen gehanteerd heeft. Geheel de uwe....” Hij had Juist den brief gesloten, toen de gong voor het diner geluld werd; de' noodzakelijk heid om in de publiek to verschijnen drukte een onbewogen' masker voor zijn gelaat. Hij ging naar beneden naar de ruime zaal, waar verspreid aan tafeltjes eenlge Engelsche en Amerikaansche families zaten. De kellner wees hem een tafeltje aan dicht bij het venster, waar hij alleen en in stilte kon dlneeren, ge heel verdiept in zjjn gedachten. Terwijl hij op het dessert wachtte. Schoof hij het gordijn ter zijde en zag toen, dat een vaar tuig ver op zee het anker had laten vallen. De verlichte patrijspoorten toekenden een ele gant silhouet af. Hij meende het Jacht te her kennen, dat hij twee uren geleden gezien had, maar in plaats van den boeg naar het Noorden te richten, waren de lichten aan bakboord ont stoken. „Ik veronderstel," dacht Dominique, „dat zij niet lang in die ondiepe plaats'zullen blijven. Als die noordenwind doorzet, zouden hun ankers daarop niet houden I" Hi) liet het gordijn dichtvallen en vroeg aan den kellner, die hem een schotel bracht: „Weet u, welk dat jacht Is?" „Ja, mijnheer, het is het Jacht La Gloire. Het is van Madeira gekomen over Vlgo en Bt. schip hen heelemaal naar Mexico had gebracht. Inplaats van gewone boomen groeiden er overal palmen en de menschen waren er bijzonder zomerach gekleed. dat het zijn engelbewaarder was geweest, die hem voor den val behoed had. Was het nu weer die onzichtbare hand, dia hem tegenhield op den rand van den duisteren droom, waar zijn geest verdwaalde? Margaïta verscheen hem geteekend met het teeken van de getrouwde vrouw. Al zou een burgerlijke rechtbank haar vrij maken van den band, die haar aan haar echtgenoot kluisterde, zou zij toch nooit het hoofd kunnen buigen onder een anderen huwelijkszegen. Zou hij dan probeeren haar thee te sleepen bulten de kerk, in dat Diepe Meer, waar op- sts^digen zich, werpen, hij, die gedurende heel zijn leven in zijn sterk geloof den moed nad geput om aan de ergste bekoringen te weer staan? Of wel, als zij hem zou afwijzen, zou hij dan niet uit haar mond dien smartelijken kreet moeten hooren: „Zyt gij het, die mU zoo O, Dominique, ik dacht, dat Je man was! Je hebt mij teleurge- van betee- zulk een overeenkomst bestond tusschen hun Indruk ken. Dan.... Maar nu bleef Dominique plotseling stil staan. Hl) gevoelde een soort duizeling, slechts te vergelijken met die, welke hij had onder vonden, kind zijnde, toen hij een mooien vlin der najoeg en bijna in een afgrond was geval len. Een onzichtbare hand had hem tegen gehouden en rijn moeder had hem verzekerd, James was druk bezig de ontbijttafel op te ruimen en rinkelde zacht met zilverwerk en poeoelein. Af en toe raadpleegde dr. Maloney de lijst van visites, die hij van plan was dezen morgen af te leggen en realiseerde zich den toestand, waarin hij enkele patiënten sinds zijn' vorige bezoek had achtergelaten Oeruischloos opende zich de zware deur, met een stroom koude lucht kwam een correct uit ziend bediende binnen, die haastig James een zwaariyvlgen brief overreikte en even stil als hij gekomen was, weer verdween. Een enkele blik overtuigde den butler van de herkomst van deze zwaar-verzegelde enve loppe, een kort kuchje volgde, en met een hou ding, die alleen zijn kaste eigen is, deinde hij in de richting van dr. Maloney. „Please, mylord,” klonk James’ geaffecteerde stem, en met een onnavolgbare buiging gaf hij den brief over. „Oh, van Anderson,” was het eenlge ant woord, dat hem bereikte en met en vaardigen zwaai werd de brief op het schrijfbureau neer geworpen. Financieels aangelegenheden inte resseerden dr Maloney maar matig, daar had hij zijn zaakwaarnemer voor, dien hij volko men vertrouwde en wiens gestes hij maar zeer oppervlakkig controleerde. Prompt om tien uur kwam James mede delen, dat de auto voorstond; hij hielp den dokter in zijn pelsjas en hield, zooals een butler betaamt, de voordeur open. Even later gleed de zware zwarte limousine de straat in. Gemakkelijk weggedommeld in de zware kussens, lette dr. Maloney in het geheel niet op wat er op den weg geschiedde, hij was wel bijzonder passief dezen morgen. Is bet mogelijk, dat soon stemming over gaat op iemand, die op circa twee meter af stand gescheiden nog door een glasruit met den rug naar je toezit? Het antwoord «op deze vraag zal wel moeilijk te geven zijn; een feit evenwel was, dat Jack Logan, zijn vertrouwde chauffeur, die reeds vele jaren in zijn dienst was en zich nog als den dag van gisteren den ‘SF. zich dezen Zelfs een onvermijdelijk lijkende aanrijding, die slechts door de tegenwoordigheid van geest van zjjn tegenligger voorkomen werd, kon hem niet uit dien apathlschen toestand wegrukken. Plotseling een gil. die door merg en been ging. Werktuiglijk remde Jack, met een schok stond de wagen, als was hij aan het asfalt vastgezogen. Een schuwe blik achterom overtuigde hem, dat de dokter verontwaardigd was over dese manier van rijden, zonder dat het blijkbaar tot hem doordrong, dat onder zijn wagen zich een mensch bevond, die wel licht.... Met een lijk-bleek gelaat boog Jack zich over bet portier, en sag in het van pijn verwron gen gezicht van een reeds bejaarden man, naar zijn ulterlijk te oordeelen een zwerver, die kreungeluiden uitstiet. Maar nog voor Jack zich den toestand, waarin hij zich bevond, zuiver kon indenken, was dr. Maloney reeds den wagen uit en knielde naast den man neer. Een vluchtig onderzoek overtuigde hem er van, dat de aanrijding wonderlijk goed was afgeloopen. slechts sen paar vleeschwonden aan de beenen en een buil op het hoofd, door den smak, waarmede hij op den weg was terecht gekomen, had de oude stakkerd opgeloopea. „Op zij, politie!" Een robuste agent drong rich door den kring van nieuwsgierigen, die zich aanstonds had gevormd; onbegrijpelijk, waar al die menschen zoo gauw vandaan kwamen. „Wat i« dat hier,” was zijn overbodige vraag. Reeds ontknoopte zijn rechterhand zijn borst zak en een notitieboekje kwam te voorschijn. „Hoe is uw naam?” richtte hij rich tot Jack. Dese knikte hulpeloos in de richting van dr. Maloney, die intusschen was opgestaan en den agent, die rich nu tot hem wendde, zijn naam kaartje haastig overreikte. Jk aal wel verder voor hem zorgen. 1 Heeft niet aoo heel veel te betrek enen. hij heeft slechts vleeschwonden opgeloopen, gebroken is er niets, t Lijkt me bet best, dat we hem daar niet langer laten liggen bij soo*n koude. Als u het noodlg oordeelt, nadere bysooderheden te weten, vervoegt u zich dan aan mijn adres." Zonder verder antwoord af te wachten, gaf hjj Jack een teeken en samen tilden se den ouden man in den auto. „AH right, dokter,” hoorde hij den agent nog seggen en reeds had dese zich omgekeerd om de nieuwsgierigen te verspreiden. „Waar woon Je?” Informeerde dr. Maloney. „Brooklyn. sir, Flowerstreet,” steunde de oude man, die Dan Pitt zeide te heeten. Twintig minuten vorderde de langzame tocht naar dat stadsdeel, dat dr. Maloney zelden beaocht. toen stopte de wagen voor een wo- nlngkaaerne. waar op het hob belige pleintje groezelige kinde ren hun spel staakten en sa mendrommend. nieuwsgierig naar den auto keken. Voorzichtig werd Dan Pitt uit den auto ge tild en verdwenen de drie mannen een oogen- blik later in de stik-donkere gang, die naar de verschillende kamers voerde. „Ongelooflijk," murmelde dr. Maloney voor zich heen. ,Jk kan me niet begrijpen, hoe de overheid zulke toestanden tolereert. Er is bijna geen ventilatie, terwijl ook geen lichtstraaltje kan doordringen. Ongelooflijk,'’ herbaalde hij. ..De eigenaar is blijkbaar onbekend." ant woordde Dan zacht, „we betalen hier tenmin ste nimmer huur.” „Dat moest er nog bij komen, huur betalen in zoon hol," stoof de dokter op. Voetje voor voetje schuifelde men verder, tot Dan eindelijk beduidde, dat ze z|jn „woning” hadden be reikt. Jack duwde met zijn vrije hand de deur open, die piepend naar binnen zwengelde. Uit een klein raampje, boven in bet muffige vertrek kwam een streep licht, die het moge lijk maakte in den hoek iets te onderscheiden, dat blijkbaar voor rustplaats diende. Dan gaf tenminste te kennen, dat hy daar wilde liggen. Het snel verband werd vervangen door nieu we windsels, onderwyl Jack er op uit werd ge stuurd om te trachten in de buurt wat levens middelen en vruchten te koopen. „Woon Je hier al lang," Informeerde de dok ter. Maar zonder op het antwoord te wachten, vervolgde hij: „Het is hemeltergend, dat het In onze verlichte eeuw mogelijk is, dat men- schen in zulke holen een onderkomen moeten zoeken. Wat blyft er over van die mooi klin kende phrasen. dis in headlines boven de kranten prijken over de enorme verbetering der sociale toestanden, terwijl hier van de eer ste begrippen van hygiëne geen spoor te vin den Is. Maar daar zal een eind aan komen! Ongelukkig degene, die eigenaar is van deze krottenverzameling, hij zal dr. Maloney leeren kennen van een zijde, die hy nooit had kun nen vermoeden!” rich nog ah den dag van gisteren den nm denzelfden middag werd doktert-koetsje door New-York reed, proef gesteld door den hevig veri.,. sn morgen ook met bepaald fit vosMeq Tjalofley. die er beslist op stond dat hem nog dienzelfden avond werd medegedeeld, wie de eigenaar was vsn die muizennesten in Brooklyn. En als hy. Anderson, daartoe niet in staat was, dan kon hy er zeker van zyn, in recordtyd er van te zyn ontheven, dr. Ma loney’s zaken te beheeren. 't Was een geruïneerde mr. Anderson, die ’s avonds om tien uur dr. Maloney telefoneer de, dat hy tot zyn allergrootste spyt moest mee dedendat door de grove nalatigheid van zijn meest vertrouwden bediende, dien hy op staan- den voet ontslagen had, verzuimd was de huur van de perceelen in de Flowerstraat te Brook lyn te Incasseeren, maar dat hy oogenbllkke- lijk opdracht had gegeven het achterstallige alsnog op te vorderen en er het saldo van dr. Maloney mee te verhoogen. Enkele weken later dreunden de muren in de Flowerstraat onder de zware mokerslagen; een nieuw arbelderswonlngen-complex. waar aan de naam Maloney onafscheidelijk ver bonden zou blijven, zou er voor in de plaats komen. T-s r zyn voortbrengselen van kunst en tech- p niek die onze aandacht boelen zoodra wy er nader mee in aanraking komen, en toch op den duur veel van hun aantrekkings kracht verliezen. Geldt dit niet mln of meer voor alle menschenwerk, dat bet vaak wel den beschaafden mensch aantrekt om de kunde en talenten die hy daarin uitgedrukt vindt, «naar dat het hem tevens ervaren doet hoe dit alles toch den stempel van eigen beperktheid draagt? Anders Is het met schoonheid van het land schep, van bosschen en weiden, bloemen en vogels. Het valt den bewoners onzer groote steden soms moeliyk om dese te kunnen be wonderen, beïnvloed als zy zyn door de kunst matigheden waarin zy opgroeiden. Maar wie met onbevangen zin, met klnderiyk-open eer bied en bewondering de vrije natuur intrekt, vindt daar schoonheden die nooit in waarde verminderen, maar telkens weer geest en hart kunnen verruimen en verrijken. En dit geldt niet alleen ik zou byna zeg gen: niet in de eerste plaats voor de officieel als natuurschoon bekende en geprezen deelen van ons vaderland. Hoeveel wegen en plekken zyn er niet te vinden waarheen men telkens weer terugkeert, omdat zy ons telkens weer Gods mildheid en grootheid door zyn Schep ping leeren bewonderen? Dit geldt ook van Jset HoUandsch polderland, waarover ik ditmaal schrijven wil. Er zyn land- genooten die door bergen en meren, door de schittering van verre kusten den smaak In deze „gewone" dingen verloren hebben. Maar ge lukkig zijn er ook die de zoo Intieme schoon heid weten te vinden van een poldervaart, die door hooge rietboorden wordt omzoomd, die de grandloos-rijke uitzichten weten te waardeeren welke onze rlvierdyken bieden kunnen, en hun oogen en ooren wyd openzetten voor de vele uitingen van planten- en dierenleven, welke hier te vinden zyn. Oók in den herfst! Het is zeker waar dat in de lente- en zomermaanden de flora en fauna zich veel rijker ontplooien. En daarom ook meenen velen dat, als eenmaal de laatste zwa luwen op hun ranke wieken zyn weggezeild, en geen margrieten of korenbloemen meer weilan den en akkers kleuren, er buiten ook niets meer te zien valt. Behalve dan het wondere tlnten- spel der najaarsbosschen en, voor den een of anderen liefhebber, de vreemde bloei der kleu rige paddenstoelen die nu overal uit den bodem ópschieten. Daarom wil ik den lezer vragen my te ver gezellen op een herfstwandellng door de Hoi- landsche polders. Hoe heeriyk wyd-open liggen ook nu de weilanden voor ons, terwyi de herfst zon alles in een puur, verstild licht doet glan zen. Dit is niet het triomfeerendq, uitbundige licht der lentedagen, maar het brengt toch als een rfjk en rijp geluk over de aarde. Dit is de tijd van den oogst, van een afsterven dat tevens winst meebrengt en de belofte van een schoone nieuwe lente in de toekomst: „O hart bewaar uw grootste goed! „Wy warden zachtkens, zachtkens oud „Bewaar dien glimlach van *t gemoed, „Dien stil-gedegen schat van goud zoo drukte Adama van Scheltema de stemming uit, welke een zonnige herfstdag In ons kan opwekken. Het grasland heeft nu een matte, rijpe kleur aangenomen, en ook thans is het zien daarvan eefi vreugde voor oogen, die meestal de grijs heid der.get^lA m .de, Stad aanschouwen. En de wilgen lings ter slocMf, dë' ♦fuchfbobnien 6di' de- hofsteden en de rijen der hooge peppels worden al meer en meer gekleurd door den „herfstbloel” van het loover. Het Is als een laatste oogst der boomen, wanneer zy van de Kkosteiyke voedingsstoffen, die in het blad wer- -den bereid met behulp van de kracht der zonne stralen, zooveel mogelyk oplossen om ze weg te voeren naar stam en wortels, waar zy wor den bewaard tot de zwellende knoppen ze weer zuUen opeisohen. Wat er met het vaHende blad nog naar beneden dwarrelt zyn dan cellulose- deelen, kalkzouten en ook kleinere hoeveelheden stikstofverbindingen, die niet meer konden worden opgelost. Een dun kurklaagje vormt zich In den bladsteel, en by de eerste krachtige windvlaag breekt deze hier af en dwarrelt het blad omlaag. Als het In den bodem door bac- teriewerklng vergaan is, zullen deze stoffen echter weer door de wortels van andere plan ten kunnen worden opgenomen, en hiermee is dan de kringloop van het in de natuur aan wezige voedsel weer opgesloten. Ook loont het de moeite nu te letten op dat, wat er nog over is van de hooggroeiende Hy had haar minder meegaand gevon den als hy gedacht had, ook haar vooruitzich ten wat betreft de erfenis vsn oom Janeki waren nu vernietigd, nu deze ronduit ver klaarde dat hy zyn fortuin wilde besteden om een ziekenhuis te stichten. Misschien probeerde hy nu om de boeien te verbreken, die hem te «waar vielen.... In de riel van Dominique roes een golf van haat op tegen hem. die hem zyn geluk ontroofd had en niets anders had kunnen doen dan het vernietigen. „Wat beteekent voor het groote publiek mijn naam?” dacht hy.,Maar haar zou Ik een weinig vreugde kunnen schenken door haar te toonen, dat: zy bemind wordt, zooals zy het waard Is. Zou dat niet een vergoeding rijn, die ik aan haar gekwetst gemoed kan aanbieden? En heeft zy daar niet het recht op na al die maan den van diepe smart, die rij doorworsteld heeft •n nog voor zich ziè't?....” Hjj stood op. het bloed steeg Jieo, omc het en vond daar zyn voormaligen matroos, die met eenlge makkers rondslenterde. „Comman dant," riep hy uit, „weet u. dat dit hetzelfde jacht la, dat wy aooeven hebben opgemerkt?" „Ja, ik weet het...." „Zy zeggen, dat zy averij hebben. Het Ia te hopen, dat zy die spoedig kunnen herstellen, want andere konden zy wel eens een kwaad uurtje doorbrengen.’’ Op dit oogenbük verlichtte een aoekUch» het vaartuig en Bldegaray riep uit: ,XUk eens, sjj laten een stoomsloep te water...." Dominique had het begrepen Ondanks den wind, die steeds sterker werd, wilde Hugo Liserolles probeeren om aan - land te k^mer*. zyn gemoed, was dus getroffen by het ontvan gen van het berieht. „Wat een dwaas idee!" hernam de vte- scher, „dat speelgoed met al dat glanzend mahoniehout en nikkel is alleen geschikt om mooie dames rond te laten varen op een aeo glad als olie.... maar vanavond zal zy zich doen gelden...." Dominique hoorde niets meer, zjjn ooren gonsden, zijn bloed klopte fel in' de aderen. Een wreede gedachte was In hem opgekomen: als een golf dat bootje te pakken kreeg, was het gedaan met de passagiers en bemanning. Dan sou later ergens op de kust weer een kruis worden opgericht sooals men se riet op de rots 1* Surprise.... Margaïta sou vrjj zijn!.... planten, die in den zomer de wegbermen en slootkanten sierden van „de wilde en onver- valschte pracht der bloemen langs de .water gracht”, waaraan Guldo Gezelle een zyiier ge dichten wydde. Thans vindt men daar de styve, dorre silhouetten van bereklauw, flultekruld, wilde peen en andere planten. De genoemde drie riet men toch wel het meest. Zy vallen al gauw in het oog: het zyn alle hooggroelenoe schermbloemlgen, waarby het bovengrondsche deel elk jaar afsterft maar nog lang de sloot kanten siert, ook als regen en wind de doode stengels geheel hebben uitgeloogd en gebleekt, en het zaad reeds lang op den bodem werd uitgestrooid. Deze sleriyke' stengelgeraamten laten het bouwtype der plantensoort, waartoe zy behoorden, aan den Wandelaar duldeiyk zien. Het Is nu echter vooral de tijd zooals ook In de komende wintermaanden om de noodige aandacht te schenken aan de vogels in het landschap. Die hebben het nu minder druk dan maanden geleden, toen een nest met kale jongen alle aandacht der ouders opelschte, en deze ook schuw maakte tegenover ieder die maar In de buurt van het nest kwam. Maar thans hebben vele vogels die schuwheid voor een deel afgelegd, terwyi over enkele maanden allerlei Interessante vogels, wanneer de honger hen drijft, tot In de steden doordringen. Wat men nu in den polder riet zyn de zwer vers, die niet zyn meegetrokken met het groote leger dat het Zuiden heeft opgezocht, en die nu den vaak niet schralen oogst binnenhalen welken de herfst oplevert. Zoo ziet men nu overal, vooral op bouwland of in de buurt van allerlei afval, de roeken rondzwerven. Dit is de meest gewone soort der zwarte vogels die het groote publiek en ook de dierkunde met den naam van „kraaien" klasseert, zy trekken nu door den polder, terwyi geen kryschende klevitten hen omzwerven omdat zy - niet ten onrechte bang zyn dat de gewiekste zwarte roovers hun nesten zullen ontdekken en plunderen. De son glanst op de veeren der roeken, als wy ze thans met plechtige stappen naar voedsel zien zoeken of met den sterken snavel zien rondscharrelen in allerlei afval. Wie goed toeziet ontdekt naast den glans der vleugels nog een ander kenmerk, dat deze kraalensoort typeert: den kalen snavel- wortel, waar witte plekken getuigen van den Uve- rigen arbeid, welken deze algemeenste onzer Inlandsche kraaien verrichten by het zoeken na*r Foedsel.. er Roeken zyn belangwekkende dieren, die meestal in troepen bijeen te vinden zyn. Alleen al om hun vliegkunst verdienen zy de aandacht van den wandelaar. Hetzy ze in lange slierten zich krassende laten zeilen op den wind, hetzy ze met zwaren. stoeren slag daartegen optornen, altyd toonen zy zich aan ons als levenslustige vogelgestalten, die den vaak harden stryd om het bestaan met groote volharding weten te voeren. Deze kraaien behooren Inderdaad door hun stevigen lichaamsbouw, hun sterken snavel en poolen en de forsche vleugels tot de vogels die het best voor den „struggle for life" zyn toegerust. Er zyn dan ook wel ornithologen ge weest die, na verschillende vogels te hebben vergeleken, een roek voor den meerdere ver klaarden van andere, door dichters' meer be zongen soorten zooals de nachtegaal. Zeker is dat de vaak vervolgde roeken zich In ons vader land wonderwel weten te handhaven; dit staat overigens ook in verband met het feit, dat een kraalenmaag gaarne alles aanvaardt wat maar eenigszins eetbaar kan heeten. In vliegkunst echter moeten de roeken Bebostlaan. Er wordt gezegd, dat zy averij aan de machine hebben, maar dle met eigen krach ten kunnen herstellen." Dominique maakte geen opmerking meer; hij werd slechts heel bleek en duwde den schotel weg. die hem werd aangeboden. Dan stond hy op en nam zyn baret, die aan een kapstok achter hem hing.... „WU mynheer geen dessert gebruiken?” vroeg de kellner. ..Neen, ik ben klaar....” Hy ging naar het terras; de woorden van den bediende hadden hem verbysterd: Wat? Dat Jacht, dat hy meende myien ver verwijderd te zyn, bevond rich opeens vlak voor de haven van Biarritz, byna binnen het bereik van zyn stem. Zyn plicht was het die buitengewone omstan digheid te benutten om aan Hugo Liserolles den emstigen toestand, waarin «yn kind zich btvond, en de droefheid van zyn vrouw te doen weten. Al kon hy op dit oogenbük niet aan land komen, zou het mogelyk zijn als de repa ratie geschied was, naar St. Jean de Lus te varen en vandaar per auto zich naar «yn plicht te begeven. Maar hoeveel kostte het den jongen officier om dien stap te doen! „Hy verdient het niet, dat hy gewaarschuwd wordt." dacht hy. terwijl hy voortging. „Als hij te laat den dood van rijn kind vernam, sou dat een rechtvaardige straf syn." En toch werd een werd geantwoord, dat men het begrepen had. Toen ging Dominique naar de visscherehaven den ingetrokken, over den romp teruggebogen hals en de naar achter gestrekte poolen. Hier door, en ook door den regelmatlgen vleugelslag, die maar zelden door een zweefvlucht wordt onderbroken, kan men den reiger tydens het vliegen onderscheiden van den ooievaar. Overi gens bestaat er thans, nu laatstgenoemde vogel soort rondzwerft in Egypte, Palestina of nog Zuldeüjker gelegen landen, geen gevaar dat men reiger en ooievaar met elkaar zou ver wisselen. En dan syn er nog andere mooie vogels die ieder, die heeft leeren letten op de rijkdommen van Gods vrije natuur, kan aantreffen in het herfstland. Wie zyn oogen goed gebruikt riet soms merkwaardige vogels waar een ander achteloos voorbygaat. Zoo verging het schrijver dezes, toen hy enkele weken geleden van een dolce far nlente genoot In het middaguur, ty dens een tocht langs de onvolprezen schoone Linge-oevers. Blanke meeuwenwleken spiegel den zich daar In de rivier, terwyi koeten en waterhoentjes tusschen de waterplanten rond scharrelden om voedsel te zoeken De uiter waarden lagen daarachter, stralende in den zachten, alles doorlichtenden gloed der herfst zon. In de verte rezen een oud en zwaar toren massief en een kruis van molenwieken uit boven de roode daken van een HoUandsch stedeke. Het was een beeld van landschapsschoon, waar van men de herinnering nog lang als kostbaar heid met zich meedraagt. Toen klonk plotseling een schelle kreet, en het was of een snelle pyi langs het water schoot, met een schittering van het zuiverste blauw, groen, wit en rood. Een ijsvogel was voorbyge- vlogen als een vreemde, wonderbare gestalte beeld van de geheel byzondere schoonheid die ons HoUandsch landschap vertoonen kan voor leder, wiens oogen en geest daarvoor openstaan. M. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 3