V I ft' s I i I I i Zoekt gij betrouwbaar Personeel? i „Omroeper” gezinnen V MI» MHkI Sa ,1 kX De avonturen van een muzikant i ,1 w Plaats dan een voor 80.’ iiiiiiinniiiiiiiiiiuiuiuiiiijiiiiiinmnnninmmnnfminnmi I Site 1 M| 4 r •utr,- ,v - A 7. Zoo'n ijdeltuitje! Eigen schuld r nmnnnnnnfflnmunfflimmiiM 5 L*J»! F W DONDERDAG 22 OCTOBER 1936 Viïl r" I i 4 J <1 i 6 i I S l> •CD if f r. i u 3 c t r I PIKT I Mussolini inspecteert het poütfecorps der «tod Rome tijden* de parade, welke op den verjaardag van dK r< En om de beurt komt er een muts. Eens om het hoekje kijken. Zoo’n lekkere vette pannekoek. Dat zou ze heusch wel lijken! Doch in een hoekje, daar staat Kriel, Bedroefd en stil te pruilen.... De anderen smullen en hij niet. Ie dat niet om te huilen? Maar eindelijk is moeder klaar. Nu kan het feest beginnen. En alle mutsjes spelen vlug, Een pannekoek naar binnen. „Goudbaard,” riepen toen enkelen, „dans jij met den wolf!” „Ja ja,” stemden de anderen in, „de wolf moet vóórdansen!" De wolf, die verbaasd midden in den kripg naast den muzikant was blijven staan, wil de zich door de vlucht redden, maar hij kon niet door den kring heen breken. Goud- baard was de konlng van de boschgeesten. Hij had tot nu toe onder een boom ge zeten om het spel af te kijken, maar nu ze hem riepen, sprong hij met een sierlijken boog boven op den rug van den wolf, die niet wist hoe zich te wenden om zijn be- En ze nam haar rokje samen. En ze danste heen en weer. En het meisje in den spiegel, Deed hetzelfde lederen keert Kleine Truitje, ijdeltuitje, ZOg een meisje lief en'fijn. En ze dacht zoo bij zich zelve. „Zou dat nu wel Truitje zijn?" En twee dikke tranen rolden langs een vuurrood neusje neer. Want zoom bons tegen je neusje. Dat doet heusch een beetje zeer! Met die mooie blonde krullen. En die wangen rose en rond? Weet je dat dat ijdeltuitje, Zich een erg lief meisje vond? Kleine Truitje, ijdeltuitje, Stond er voor het spiegelglas. En ze zag een aardig meisje. Dat er voor aan ’t dansen was. i an- hout 1 Da zuurkoolfabrieken aan mar verbogen aan zijn altijd laat in den avond vaak liep zijn weg dan 4 fl .wacht maar wat, .uilen. f - f:? .Pegasé', gebouwd bij de Kromhout motorenfabriek, en bestemming te worden vervoerd. De boot wordt aan boord geheschen Maar toen ging het Ijdeltuitje, Nóg wat dichter bij het glas. Om nóg duidelijker te kijken, Hóe lief en hóe mooi ze wast „Bons!" daar stootte ze haar neusje, T Aa.... tegen den spiegel aan. En toen was het dra met Truitje’*, Ijdeltuiterij gedaan! FOTOREPORTAGE bestemd voor Leixos, is naar Portugal Voor straf moet je maar in den hoek, Dat komt van al dat vragen. Als ik zoo druk aan 1 bakken ben. Dan mag je me niet plagen!" Maar moeder Muis zegt: Als ’t klaar is, gaan we smullen. Dan mogen jullie allemaal, Je mutzenbuikje vullen." Doch stoute Kriel, een kleine muis, Staat steeds maar door te zeuren; Tot moeder zegt: ,,’t verveelt me nu, .Je zult het straks betreuren! Moeder Muis die bakt vandaag Lekkere pannekoeken, De geur van ’t heerlijke gebak, Dringt tot in alle hoeken! rijder af te schudden, wat evenwel' niet ge lukte. „Daar gaat ie weer,” riep de muzikant, die heelemaal vergat in welk gevaar hij zich bevonden had en die dacht dat hij weer de vroolijke speelman van de bruiloft was, „vooruit met de schuit en de beentjes van den vloer!" En hij speelde zooals hij nog nooit gedaan had, een Engelsche wals, .een galop en een mazurka, een foxtrot en een tango, een polka en een rumba. De wolf dioest dansen of hij wilde of niet. Dikwijls wilde hij gaan liggen, maar dan dreef de koning van de boschgeesten hem op en hij danste en hoste tot hij van vermoeidheid neerviel en dood bleef liggen. Wat was de speelman toen blij. De dans ging verder. Het zweet parelde op zijn voorhoofd, mAar dat gaf niet, want hij was gered. Plots een roep: „Denk aan de zon!” OogenbllkkelUk was alles stil en Goud baard nam het woord: „Vrienden," zei hij, „weldra zal de zon van achter de wolken te voorschijn komen en dus wordt het tijd dat wij onze schuil plaats opzoeken. Maar voordat we verdwij nen, wilde ik voorstellen onzen vriende- lijken speelman, die ons dezen prettlgen nacht bezorgd heeft, te beloonen voor zijn welwillendheid. Ik weet dat hij arm is en best het een en ander kan gebruiken. Laat leder dus naar vermogen geven.” De anderen stemden dlrekt met dat voor stel in en één voor één kwamen ze nu met hun gaven. De een bracht wat goudstukken, de ander een edelsteen, een derde een zijden halsdoek en een volgende een gebor- duurden rok. Zij die niets kostbaars bij zich hadden, fluisterden hem iets in het oor: een recept dat hij uit kruiden klaar kon maken voor sommige ziekten of de namen van planten die eetbaar waren. Het geschenk van Goudbaard overtrof echter al i dere. Hij gaf een viool van kostbaa met een met goud bestikt foudraal. Wat stond de muzikant bedremmeld te kijken. Hij wilde allen bedanken, maar hij kon geen woord over zijn lippen krijgen. Het was ook niet noodlg, want op een wenk van Goudbaard waren allen Ineens verdwe nen en dat ging zóó vlug, dat de muzikant beslist meende alles maar gedroomd te heb ben. Neen, dat was niet zoo, want daar lagen al de geschenken en een eind verder de doode wolf. Vlug pakte hij alles in zijn rooden zak doek, deed de rest in zijn zakken en in het foudraal van de viool en rende naar huls, hard, harder, bijna zoo vlug als de wind en legde alles op tafel. Wat waren zijn vrouw en kinderen blij, dat begrijp je. Na dien tijd heeft hij echter nooit meer de boech- geohten torus gesien. Moeder zei: Jij domme meisje. Keek te veel in t spiegelglas. IJdAheid m’n kleine Truitje., Dat komt nimmer goed te vasC Tr.W, Amy Mollison, de Engelsche avlatrlce, na haar onfortuinlijke noodlanding nabü Chelsfield Het m.s. gehuil uitstiet. Zou dat zijn redding worden? dacht de muzikant en speelde verder, nu een wilder lied en de wolf begon te dansen, steeds wilder naarmate de muzikant for- scher speelde. De violist liep verder, al maar spelend en de wpjf volgde, dansend op de tonen van het Instrument. Het was een dwaas gezicht en bijna voelde de oude speelman neiging om te gaan la'chen over dat rare gedoe van den wolf, maar de toe stand was te ernstig. „In ieder geval kom ik zoo veilig thuis,” mompelde hij tusschen twee walsen door. Maar hij was er nog niet. Want opeens kwamen er nieuwe toe schouwers en luisteraars. Zachtjes, zachtjes slopen ze over den bemosten grond onhoorbaar voort naar de plaats waar die nooitgehoorde vreemde ge luiden vandaan kwamen. Zachtjes, zachtjes, zachtjes zonder dat er een twijgje kraakte, of een blaadje ritselde. Het waren de boschgeesten en andere be woners van het donkere woud, hun booze gezichten nu aandachtig opgeheven naar de strak gespannen snaren van de viool, waaruit die wondere tonen te voorschijn kwamen. Daar waren de dwergen, die met dwaallichtjes de reizigers in het moeras lok ken, de aardmannetjes die geluiden vóórt brengen als het rollen van den donder, waardoor ze den vreemdelingen schrik aan jagen, anderen die iets roepen om hen van den rechten weg af te brengen, daar waren verder.de paarden zonder kop, zwarte schapen, toovergeiten an beesten zoo lang als een slang, die de reizigers tusschen de beenen sluipen om ze te doen struikelen. Al deze vreemde wezens omringden den speelman, die verrast was blijven staan in de hoop dat ze hem zouden redden van den vreemden wolf. Opnieuw greep hij zijn viool en speelde een vroolijke wals. Dat had je moeten zien. In één, twee, drie was de geheele troe> in beweging en ze hosten en sprongen met schitterende oogen en dolle bewegingen langs hem heen. De muzikant begon nog wilder te spelen, nu *n vluggen ^tanch en de danspartij werd ook w&ster, allen door elkaar nu, de paar den zond^ kop met de boschgeesten, de dwergen met de maanelfen, de feeën met de zwarte schapen en de toovergeiten met de aardmannetjes. Het was een fraai gezicht. verkocht Woensdag werd het schip te Rotterdam ingeladen In de .Pero', om naar de plaats van De zuurkoolfabrieken aan den Langendijk hebben de laatste dagen druk werk met het inmaken van zuurkool, waarvan groote partijen o.m. ook naar Amerika worden verzonden. Het lossen aan oen der fabrieken Maar wat wilde hij met zijn oude stramme beenen beginnen als het er werkelijk om te doen was hem te pakken te krijgen. Bovendien was het nog gevaarlijk ook, want de verraderlijke boomwortels staken soms ver boven de boschpaden uit.* Even omkijken wie er wel achter hem mocht loopen. Hemel nog aan toeeen groote wolf. Zijn bek stond wijd open en de oogen van het ondier gloeiden van be geerte. Nu was beslist zijn laatste uur ge komen. Klimmen kon hij niet, hardloopen ook niet, wat nu, wat nu? „In leder geval niet doen of ik bang ben,” dacht de man, „dan springt hij me zoo achter op mijn rug.... kalm blijven, kalm blijven, ha, in mijn rugzak heb ik nog eeh grooten koek van de bruiloft.... jammer, daar had ik mijn vrouw en kinderen mee willen ver rassen niets aan te doen Voorzichtig gespte hij zijn rugzak los en haalde den verschen koek met krenten er uit. Hij brak er een brok af, mikte dit precies In den bek van den hongerigen wolf. K „Hag,” zei deze en in een paar seconden was het flinke stuk verdwenen. De wolf bleef hem volgen. Nu hoorde hij zijn adem vlak achter zich. Nóg maar een stuk koek geven. Tjoep.... precies in den wijdgeopenden muil van den wolf. Het hielp geen zier. De wolf bleef achter hem loopen en het eene brok na het andere verdween in de onverzadigbare maag van heer Isegrim. Zijn koek was al bijna op. wat moest hij nu aan vangen? Het zweet brak den armen man uit. Hij zag zich al liggen, bebloed en verscheurd, terwijl zijn J vrouw hem zocht. Hij bad een paar Wees gegroetjes en gooide het laatste stuk koek naar den gretig smakkenden wolf. Voor het laatst wilde hij echter nog een lied spelen op zijn viool, ten afscheid aan alles wat hem dierbaar was geweest. Hij wierp de kist maar weg, toen hij er het instrument had uitgehaaid. Die had hij Immers toch nooit meer noodlg. Daar klonken de eerste tonen, droevig en kla gend en rulschten langs de struiken en boomen, golfden verder door de takken en I over de toppen der woudreuzen. De wolf was blijven staan, bevend over lal zijn leden, terwijl hi> een jammerend •w-^ r leefde ergens, ja, waar, weet ik zoo H precies niet, een oude violist, die op kermissen en bruiloften de menschen vermaakte met zijn spel. Hij kon met wat hij verdiende zijn familie onderhouden en wks dus tevreden, hoewel hij natuurlijk voor zijn ouden dag graag een spaarcentje had overgehouden. Er was één bezwi beroep: hij moest s naar huls en he* door het donkere woud, dat aan het plaatsje grensde waar hij woonde. De violist was niet bang uitgevallen, maar als je fie ver halen hoorde die de ronde deden over boschgeesten en elfen, over kabouter* en aardmannetjes, over feeën en dieren*'die konden spreken, dan sloeg je toch wel een beetje de angst om het hart als je zoo heel alleen in het holst van deit nacht door het woud wandelde; Maar hij had tot hu toe altijd geluk gehad en was nooit, zoolang hU door de bosschen trok, een of ander vreemd wezen tegengekomen. Op een goeden avond kwam hij eens van een bruiloft te Knarreterp. Het was mid dernacht. De maan sche,en helder aan den hemel en vroolijk gestemd stapte hij fte- vl« door over de hobbelige paden, midden door het wilde woud. Hé hoorde hij dgar geen geluid achter zich? Ja, wel degelijk hU hoorde stappen achter zich. Hij voelde zich koud worden «n duizend-en-één verhalen van booze gees ten en boachdwergen trokken langs zijn geest. Zou hij het op een loopen zetten? H. K. H. Prinses Juliana to Radcan- walde. De Prinses in gezelschap van Prins Bernhard bij het verlaten van het slot Rechts Prinses Armgard

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 4