Wat we nog meer van leer
kunnen maken
z
T
WIJ LEEREN SCHAKEN
E
Den Dré wordt Sinterklaas
IJeRTELLINGEN van
I SIBOTAK
1
H
1
i
I
Als de rommelkast
wordt opgeruimd
En den Blauwen z 'n
zwarte knecht
JACHTPARTIJ
v
n
Fl
n
a
t
K«
5
A
Wat ze ons te vertellen heeft
r
BRABANTSCHE BRIEVEN’
1
1
n
o
B
--
I
At
i W,
a-J A
.3.
VAN HKT VORIG JAAR KN
15
I
>n
k
MARYS
I
8
7
I
6
u
itjee
4
3
2
1
r
b
d
t
h
S
I
k
1
de
nlet
zwart
OP
meer
1
Nu
I
De genadeslag
opende
DR. ALJECHIN
OPENINGEN
Réti-opening
S'
taueo.
beklemmende
la
van
IX
-c
5®
e
t
ie
id
t
t
i
zal Ik bon toch eens mee plagen."
zocht m naar meer onvoorzichtige
mingen. zoodat ze de boeken
doen, een goede en goedkoope kleefstof,
kleine tubetjes verkrijgbaar. Den zorgen
dat b aan den achterkant precies even
En hoewel Els zich nu wel iets heerlijken voor
kon stellen, pruttelde se niet tegen en toog met
reen groote mand naar boven, omdat ze er moe
der een pleizlertje mee deed.
Aan *t eind van de gang was de rommelkast.
Een groots hangkast, met een klein raampje
en planken aan den kant En met eindeloos
geduld slikte die In, wat de diverse leden van de
ar PW
le
F
10
ie
K
NB. Den brief was nog nie dicht. Ik bèn
gekoeen tot Sinterklaas, en *t to *n leutige ver
gadering geweest. Tot de naaste week.
Rc8—gé
PM—d7
PgS—ho
helgen nog nie koepabel achtte, huren haan *n
stuk, mee deus kwaaje weer bovenop 'n peerd
te zitten.” Waarop Nolleke Gomzners, ge kent
1. Pgl—f3
3. c3—cé
3. b2—b3
4- g3—g3
1
t
d7—d5
c7c6
Red—f5
PgS—fd
elfgemaakte cadeaux warden altüd extra
gewaardeerd. Wie kent niet dien uit
roep, waarin een mengeling van bewou-
dering en verrassing klinkt, wanneer de hei-
meljjk trotsche schenker vertelt, dat het zélf
gemaakt is.
Vier uur, en alles is veurbü.
Kleurloozen duister schemert en doezelt in
den vagen buiten. Koud valt den donker op
eerde, 'n Dunne vuurstreep gloeit nog uit, bo
ven de torens van de stad. En feller en witter
glanst *t maantje boven de dropzwarte bos-
schen.
Ja, deus avonden van d’Adventmaand, se
zjjn van heimelijke, van beklemmende schoon
heid. Van 'n stemming, die zwaar weegt op oew
eenzaam zielement, daar op den verlaten ak
ker, waar nog geen veugeitje te zien 1st
Is stond voor de ramen met een boos ge
zicht naar bulten te kijken, sloeg een on-
geduldigen roffel op de vensters en viel
dan ineens uit:
„Tjassee, Moeder, die ellendige regen!
heb Je nota bene vacantle om van den herfst
te genieten! Je zou zalige wandelingen kunnen
maken, maar als Je vijf minuten bulten loopt,
ben je finaal doorweekt."
.Luister eena. Els, ik weet een heerlijk werkje
voor Je.” Moeder’s oogen keken haar ondeu
gend aan.
„Nou,, wat dan?" vroeg se gretig.
Df5xf7
Kh8—h7
Kbd—h7
DH—f3
Zwart gaf de partij op.
TOCH
onze vermaakte japonnen op het eerste
veranderde jurk". Dikwijls leent een
zoodat wil zelf verrast staan over het
velours en allerlei bontsoorten, zoowel
zijn om onzen pakjes 'n gezellig en warm aanzien te geven. Bijvoorbeeld: de
mantel op het eerste plaatje, van wijnroode stof, is alleraardigst geworden door
de imitatie persianer gameering op rug en mouwen, terwijl aan den zoom een
breede rand is gezet. Willen wij den mantel tevens verwijden, dan kunnen
wij het bont tnplaats van op den rug er tusschen zetten. Ken anderen mantel van
verleden jaar kunnen we modemiseeren volgens het model op het tweede plaatje.
n.l. mouwen, shawl en ceintuur van nutria (huid of per Meter). Voor de twee
japonnetjes moet de verandering voornamelijk in kleurencombinatie of contras
teer ende stof gevonden worden; de avondjurk in drie kleuren rood of lila
met een voorbaan van velours of velvet en de jurk voor alle dagen van effen stof
kan omgetooverd worden in een aardige deux piice door er een vrooUjke ruit bij
te kiezen, zooals nummer vier aangeeft.
NIKUWl Het is heusch niet noodig, dat
gezicht al het stempel dragen van „een
model zich uitstekend voor vernieuwing,
resultaat. Vooral nu dit seizoen velvet,
ruige als geschoren, geliefkoosd materiaal
geven. Bijvoorbeeld:
Maar *k heb m’nen tijd verdaan! *k Mot nog
groenten afdoen en de gaten bijschoffelen. En
dan in den duister, in die fluweelen stilte, kniel
ik in den zuchten grond en rooi er rap m*n
spullen.
Zilveren schemer waast over de velden.
Beeft op den akker. En wit plekken m’n han
den in dat witte waas teugen den donkeren
grond, t Maantje rijst booger en booger boven
Ulvenhout, t drijft achter inktzwarte wolken
klodders, die foerlooa in de ruimte staan,
t Siert die zwarte klodders mee zilveren mon
tuur en nieuwe pracht, de schoonheid van den
Winternacht, glanst van den hoogen hemel.
■Nen klokkeslag van ons kerketorentje botst
op deuze zwartzllveren stilte. Den slag vibreert
in stervend gerucht naar d’eerde en valt stil
in den nachten akkergrond. Ik hoor den grond
klonteren onder m'n knieën, Tc hoor t winter
gewas vezelen. Ja 1 avondwlndeke hóór ik
strijken over den vollen sloot, waarop meteen
de zilveren loovers glansen vu t manelicht.
Dan d*n dag was zoo schoon, ik licht
even m’n petje en privé. Maar t is, of heel
den buiten efkens weegt op m’n gebogen rug,
daar tusschen den kool....!
En nou rap op huls aan.
De stilte is in m’n harsena gekropen. Is in
toe tig
ÜTt riünwj, wanneer "fieT dier reeiE" géval
len en schijnbaar dood ia, stoot een Jager van
ondervinding het altijd neg zijn dolk door de
keel, daar deze zwijnen de lastige gewoonte
hebben, om plotseling weer levend te worden,
op te springen, door de vijanden heen te bre
ken en in de wildernis te verdwijnen.
De wijfjes zijn selfs nog gevaarlijker dan de
mannetjes, vooral wanneer zij biggen hebben.
Zij zijn in den regel niet zoo dik en forsch,
doch nog veel vlugger en ofschoon zü niet de
lange slagtanden hebben, waarmede zjj de be
lagers het lichaam openrijten, kunnen zjj bijten
als wolven.
Indien de inboorlingen geen honden hadden,
opzettelijk voor de wilde zwijnenjacht afge
richt, en die bijzonder dapper en slim zijn,
zouden zij zelden een deaer dieren meester
worden. De honden hebben een verbazende
kracht en onverzettelijken moed en rennnen
met een ongetoofelijke snelheid blindelings op
hun dort af
Kc3
3. Pdl Kxdl Gedwongen
3. Kh8 Met de dreiging TgS. Speelt
zwart den raadsheer, dan speelt wit Tf8. Op
fl D. antwoordt wit met Tgl. Slaat zwart den
toren, dam staat wit pat. Speelt zwart op afruil
van de dame tegen toren, dan is bet spel ook
remise.
Prachtige strategie met geringe middelen.
Rectificatie. Het eindspel van Somow
in de vorige rubriek eindigt niet dat wit mat,
doch pat staat. Dus remise.
familie aan ouden rommel althans voertoopig
te bewaren hadden. Tot het de kast te machtig
werd en se op een goeien dag een gedeelte van
den Inhoud weer teruggaf, als dg deur een
beetje wild open ging. Dan weed het t«d de
kast van haar lasten te ontdoen en werd ae
opgeruimd.
Moedig ontsloot EU de deur. Meteen zeilde
een stapel boeken, die zijn steun verloor, in een
sierlijke bocht tot aan haar voeten.
JLoo, ook goeie middag; Jullie er het eerst
uit? Beet" U
Ze hurkte neer, nam een boek om den eige
naar te bepalen. „Stereometrie, Jaap van
Marie", stond er op de kaft.
Ze bladerde er even in, wilde het alweer opzij
leggen, toen haar aandacht werd getrokken door
een naam in sierlijke krulletters geschreven:
.Marianne van Delden". EU grinnikte, se rook
lont. Nieuwsgierig bladerde se door, had een
paar bladzijden verder een reuzenvangst: twee
harten door een ketting met elkaar verbonden,
daaronder in kleine lettertjes: „twee harten
gloende aeneen gesmeed,” en tusschen haakjes:
„vrij naar Vondel". In het eene hart J. M en in
het andere M. D. EU schaterde!
.De schijnheilige!" dacht se. „Een paar we
ken geleden beweerde hjj met een stalen gezicht
dat hij nog nooit verliefd was geweest. Daar
Vergeefs
ontboese-
maar weer op
stapelde en ze voor zijn deur zette, de plaats
voor rommel van een ander, waar ae geen raad
mee wUt.
Zittend op den drempel van de kast, haar
beenen op het vrij gekomen plaatsje van de
boeken, ging ze verder. Aan haar voeten lag
een stapel oude kleeren. Bovenop een jas van
Vader, dan een pet van Jaap, een blouse van
800
van
glimlachte-
den eenen kant van den riem maakt u een paar
gaatjes waar de lus uit komt en aan den an
deren kant een paar gaatjes om den knoop in
vast te zetten, te de lus? Wel. alweer twee
stukjes leerband op elkaar. Het maken van den
riem U zoo eenvoudig, dat iedereen bet kan en
bet resultaat U buitengewoon. Werkelijk aU u
het self probeert, suit u het zien.
T”i n nu 'n ceintuur. Och *t is alweer zoo een-
voudlg. Natuurlijk weer suède -maarhet
zijn zes kleine stukjes, die we kruisgewijs,
«Isof we hooge schoenen dlchtrjjgen aan elkaar
Ktten en de randen rijgen we nu eens niet één
teer maar twee keer om en dan in {tegen
gestelde richting, zoodat een half kruUje ont-
•Uat En de sluiting? Dat U een knoop, dien
se self maken, precies aU bij de tasch. te aan
5. Rflg3 Gevolgd (Joor flanchetto van den
dameraadsheer.
te wordt ook 3. g3—g3 gespeeld.
In het tournooi te NUsa in 1931
D. Noteboom aU volgt:
1. Pgl—f3 d7—d5
3. b3—b3 f7—f8
3. d3—dt Wit Is wel gedwongen, sjjn looper-
diagonaal te sluiten, daar swart anders met
e7e5 een zeer sterk centrum opbouwt. Wit
heeft dus f7tg waardeloos gemaakt, maar
daarmede U althans ten deeU ook b3—b3
minder doelmatig geworden.
3
4. Rel—b3
5. Pbl—d3
Zwart heeft niet anders.
Annotaties van deae partij zijn van dr. Euwe.
in zijn herinneringsboek gewijd aan de nage
dachtenis van Noteboom.
den
en de koperen winterzon plekt
ros*en gloei aan de rimpels op do Mark, ’t
z’arte riet pluimt heen-en-weer in gesmolten
’oud; dan huivert over den stillen, ruimen bul-
t gevezel van heimelijk windgerucht in 1
«e hout.
Dan hjjgt er deur den verlaten bulten den
*leip van onzichtbare wezens, die ”k leveraans
^ao®d, maar nieverans zie. Dan kriewelt
Oï<r zooiets deur den zwarten eerde, da ’k
naam geven kan! Dan is er iets dat de
®tbt kapot-brokkelt in duuzenden kleurscher-
en ik kan nie zeggen wat er is. Maar daar
P*1* “n wonderlijke Macht deur den bulten,
k >i.VlakbU voel en ver-“f sPeur> sJuust of
Then in ’n groote, donkere kamer, met
■Giand die ’k nie zien kan.
Internationaal Toornooi te Karlsbad. 1SS3
Geweigerd Damegamblet
Wit: dr. Aljechln. Zwart: A. Rublnsteïn.
1. d3—dé d7—dS
3. c3—cé e7—ed
3. Pgl—f3 PgS—fd
Pbl—c3 Rf8—e7
5. Rel—gS PM—dl
6. e3—e3 0—0
7. Tal—cl c7—o8
S. Ddl—c3 a7—ad
Naar mijn meenlng beter dan h7—hS.
9. a3aé Aangezien deae gelijksoortige va
riant mij had doen winnen, tegen Grünfeld.
die hier 9. a3—d» speelde, wenachte ik een ver
dediging te vermijden, die ik toen en nu nog
als de beste beschouw. Om deae reden besliste
ik ten gunste van 9. a3—aé. Een set. dien Ru
binstein in gelijken stand tegen mij had aan
gewend, sonder merkbaar resultaat.
terklazige weerdlgheld noodig. En ik heb di<
nie. Ik lach te gemakkelijk, 'k Heb er-onder
dienst zelfs ’s ’nen douw veur gekregen! Ik
kan daar niks aan doen, amlco. Zoo gauw de
menschen seerjeus gaan doen, vind ik se altiJ
‘n bietje belachelijk. Onsellevenheer heeft me
zoo gemaakt en zonder nou dat maakseltje
af te willen keuren van dat kleine „foutje”
heb ik veul last, maar ook veul piaster gehad I
Dat ging me. daar op dleén stillen, donkeren
erf, allemaal deur mijnen kop en t idee, da "k
den Dré heel geschikt sou vinden veur Sinter
klaas. als ik eigens den Dré nie was, dat idee
haakte vaster in m’n harsenpan en de smoes
om van t baantje At te geraken, wilde maar
nie in m'n kop schieten!
Afijn ik ben verom de herberg binnenge
gaan en.... was al mee algemeene stemmen
gekoaen tot Sinterklaas 1936 van Ulvenhout!
'kHeb de zaak in bedenking gehouwen, want
ik wil probeeren den Blaauwe er mee op te
knappen. Maar die heeft gisteren, onder t
kaartspul al beweerd dat le t ’n Jeuk idee"
vind, mij als Sinterklaas te zien. „Ik word dan
oewen zwarten knecht,” heeft le gezeed: „en
dan mot t gek loopen, Dré, als we *r geen lol
lig dagske aan beleven....!”
Vanavond mot ik dus beslissen en ik ben bang
dat er weinig keus veur me saj overblijven.
Veul groeten van Trui en als altjj geen
haarke minder van oewen
Ans en toen kwam ër iets wat ze niet
vluchtig bekeek: een oud, rood broekje
Hansje. Even hield ze het vast,
zachtjes voor zich heen, denkend aan den tijd,
toen dergelijke kleertjes zijn kleine, stevige fi
guurtje nog omsloten. Ze zou hem aan tafel
eens plagen, dat ze zoo'n snoezig, klein, rood
broekje van hem had gevonden. Zjjn 12-jarige
mannelijke waardigheid zou^zich natuurlijk diep
gekrenkt voelen.
En verder ging ze tot de stapel uit de kast
was verdwenen en bulten de kast was onder
verdeeld in één voor de werkvrouw en één voor
het brokkenhuis.
„Ziezoo, alweer een plaatsje leeg." En Els ging
op den grond in de kast zitten, met den drem
pel als steuntje in haar rug.
Ze trok een groote doos naar zich toe, lichtte
nieuwsgierig het deksel op.
„Oh, wat knalllg,” zei ze weer zacht in zich
zelf. „Hansje’s speelgoed!" Ze duikelde as een
beer uit op, hield hem aan een poot in de
hoogte en knikte hem eens toe: ,J5oo, ouwe
jongen, leef Jij ook nog?"
.Mij kijkH beslist zielig," dacht ze. Ja, als Je
ook eerst het troetelkind van den baas bent
en hij trapt je dan in een hoek, dat Is ook zoo’n
pretje niet.”
1 haren, zjjn groote bruine oogen. Din kbri' Jb
niet nalaten. hetfT eens even te knuffelen. Moest
je tegenwoordig eens probeeren: Je kreeg min
stens een draai om je ooren! En weer klonk
Els’ lach door de stille gang.
Maar ze moest verder, dus keek ze vluchtig
de doos nog eens door, stopte den beer er weer
in en toen zü buiten de kast stond gaf ze haar
een flinken zet, ASbdat zjj met een vaartje op
het stapeltje van de werkvrouw toezeilde.
Ze kroop dieper in de kast, tot ze tegen een
stapel schriften aanstootte: weg er mee, in de
mand; een oude inktpot en een schooltasch
volgden dezelfde route, maar een glazen stuiter
stak ze in haar zak voor Hans.
Een andere doos kwam aan de beurt; op het
deksel stond: „Brieven van de kinderen”.
„Oh, wat éénlg.” zei ze zachtjes. Ze knoopte
het touw los en den eersten den besten brief er
uit halend las ze:
„Lieve Pappie en Mammie!
Hoe gaat het er mee? Jaap is een spook, de
pruik van mün pop zat los en hü sou hem ma
ken, maar hü heeft papier in haar kop gedaan
en nu kan ze niet meer slapen. Met mü gaat
het goed. Daasaag, 100.000 zoentjes van Elsje.”
Helder klonk Els’ lach alweer door de gang,
ineens weer denkend aan haar verontwaardi
ging en haar gepijnigd poppenmoederhart, toen
ze ontdekte, dat de oogen niet meer dicht
konden.
,Jk heb het den gemeenerd eigenlük nooit
betaald gezet,” bromde ze. En wraakzuchtig
overpeinsde ze, dat ze hem best een plank in
zijn bed kon leggen vanavond.
Maar verder ging het weer, tot de kast leeg
was en de gang bezaaid met^A meest uiteen-
loopende dingen. Toen begon ze weer op te ber
gen wat bewaard moest blijven en een uurtje
daarna was de rommelkast het netste van het
heele huls.
.Maar voor hoe lang," vroeg Els zich zuchtend
af, toen ze de deur achter zich sloot. Ja, rom
melkasten hebben de onhebbelijke gewoonte
nooit netjes te willen zijn.
t k
DRR
TfS—et
Op h7ht kan wit met voordeel antwoorden:
10. RgS—fé.
10. Rfl—d3 d5xoé
11. Rd3xcé Pft—d6
IX Rg5—fé! Pd5xfé
13. eSxfé c6—c5
Deae set, die indruischt tegen den grond-
poeier. Dan stijgt daar, achter t bosch van
daan, de bleeke maneschijf. En zinkt aan deii
Westender den bloedrooien zonnebal, deur ‘nen
poel van gloeiende kleuren, achter d'eerde.
Tc zie dan de wonderbare Schepping in bewe
ging, gedreven deur 'nen Goddelijken Wil,
waaraan alles onderhevig is en waarvan hier
alles fluistert dan!
Den Novemberavond
schoonheid!
Half vier, en "nen barnsteenen gloei flak
kert uit de kerkramen. Peerlmoeren glanzlngs
schichten langs de lochten. Roerloos ligt de
rust op den donkeren akker, waar *t avond-
poeier wemelt In muggendans.
Kwart veur vier en ’nen peersen tule om-
hulft de weareld. De lochten dooven de glan-
slngs. De kerkramen staren Ujk llchtlooee
oogen over de duistere velden. En 'heimwee
kruipt over oewen kouwen rug. Heimwee naar
den korten dag. die daar sjuust, lijk *n uitge
bloeide roos, s’n blcmblaren verloor, aan glnd-
schen weeterkim. waar se liggen te vergaan in
steeds donkerder pracht.
egen den tijd, dat het snijden van den
rijstoogst aanstaande is, komen de inlan
ders de hulp der Europeeache planters in
roepen om varkensjachten te organiseeren.
Het eenlge middel om deae roovers te doen
afdeinzen en al is het dan lijdelijk uit de
streek te verjagen. Is een flriJfJacht.
Wanneer dag en uur bepaald zijn, worden
door de kamponghoofden honderden inlanders
gerequireerd om als drijvers dienst te doen en
deae treffen al de voorbereidingen, voorname-
lük bestaande uit het snijden der duizenden
randjoe'a.
Deae randjoe’a worden vervaardigd van bam-
boelatjes en zijn in den vorm van een dolk
aan belde zijden vlijmscherp toegespitst. Het
onderste deel van het latje wordt stevig in den
grond gestoken, soodat de lemmets van onge
veer 30 cM. lengte in schuine richting ge
plaatst. boven den grond uitsteken. De dolken
worden aan den boachmnd in ses of meer rijen
van plus minus 100 meter lengte en op onder
linge afstanden van 25 cM. opgesteld en vor
men een onoverkomelijke barricade, waardoor
al het grootere wild de doortocht belemmerd
wordt. Het raakt verward en wordt door de
jagers afgemaakt en neergeschoten.
Om een denkbeeld te vormen boe dit drij
ven plaats vindt, dient men bet volgende te
weten. De beach I Share inlanders worden op
onderlinge vaste afstanden in een lange rij
opgesteld. Zü veroorsaken zooveel mogelük la
waai door het slaan op leege petroleumbllk-
ken en dergelüke, langzaam voortschrijdende,
vangen de beide vleugels der linie aan, binnen
waarts te zwenken, de kring wordt steeds
nauwer. Al spoedig^ komen nu een paar der
snelste dieren aantonnen, wanhopige pogingen
doende om zich door bet dolkenveld een door
tocht te banen. De Jagers zijn echter op hun
post en maken door een paar welgemikte scho
ten, een einde aan de marteling. Nu nog eenlge
oogenbllkken en dan als eene lawine komt het
wild in drommen opzetten, doch de barrière is
onoverkomelük. Er ontsnappen slechts enkele
beesten, die tenslotte vreeeelük gehavend vluch
ten. maar door bloedverlies spoedig in het
bosch omkomen.
De buit ia dikwijls overvloedig, meestal zijn
er «eenlge herten bü. ofschoon het juist dezen
dieren meermalen gelukt door een kolossalen
sprong de hindernis te nemen en zoodoende te
ontkomen.
BegriJpelükerwüs sün deae drijfjachten wei
nig sportlef, hoofdzaak is dat de enorme vraat
zucht dezer dieren en het volkomen vernielen
der aanplantingen ophouden.
Veel gevaarlüker is de jacht op wilde zwünen
op open terrein. Het overweldigen van een vol
wassen beer (mannetjesvarken) is een taak,
die slechts enkele geroutineerde en buitenge
woon moedige woudloopers aandurven. In de
eerste plaats is een wild zwün. ondanks sün
dikte, enorm vlug in sün bewegingen, zoodat
alleen de grootste behendigheid en kalmte den
man voor de slagtanden kunnen vrijzmren. In
dien het gevecht plaats vindt in een open
ruimte inplaate van tusschen de boomen, waar
achter de jager zich kan verbergen als hü al
te vlug vervolgd wordt, dan is er zeer veel
kans, dat het dier overwinnaar blüft.
Bovendien te dit beest verwonderlük taal. Bü
heeft zulk een dikke en sterke huid, dat een
--- wanen en een vaste' hand noodig
een wertelük dooAelQke wonde
Dr. Aljechln, Rus van geboorte, Fransch-
man door naturalisatie, won in 1937 het
wereldkampioenachap van Capablanoa.
De volgende partü is ontleend aan ,Mün
Beste Schaakpartüen” van Aljechln. De voor
een ctagbladrubrlek te uitvoerige annotaties, sün
door ons verkort.
Ojlzzilng
Van de opgaaf no. 20 (wit: Kh3, Dhl, PM en
eé. pionnen cé, d3, e6, g3 en g6; zwart: Kf5,
pion g7) 1. Kg2 (interfereert de dame),
Kxeé, 2. Dbl mat
KxM. 2. Dh3 mat
KX|5, 2. Pe7 mat
De twee eerste varianten eindigen in een
economisch rein splegelmat. Alle witte offi
cieren werken in het mat mee geen enkel
veld is op meer dan één manier voor den zwar
ten koning afgesloten en alle velden rondom
den zwarten koning zün open, dat een spie-
gelmat genoemd wordt. De laatste variant ein
digt met een economisch rein mat.
EINDSPEL
L. Kabbel
regel, de beter ontwikkelde tegenpartü -
nieuwe banen te openen, is ipgegeven door
wenach, den hlnderiüken plop fé te verdrijven.
Wit, die nog niet heeft gepocheerd, kan altphm
ternauwernood verhinderen, en den pion
nemen is noodig
lé. déxcS Dd8—c7
15. 0—0 Dc7xfé
Het slaan van den c-pion was ook onvoldoende
ter handhaving van gelük spel.
16. Pc3eé! Dit plon-offer biedt wit de eenl
ge mogelijkheid om het initiatief te behouden.
16. Pd7xc5
17. Peéxcs Re7xc5
18. Rcéxd3 b7—b6
19. Rd3xh7t Kg8—b8
Deae natuurlüke zet (en niet de volgende, zoo
als de meeste berichtgevers opmerkten) Is de
beslissende fout Na Kg7—f8 had de konings-
stelling niet zooveel gevaar geloopen.
20. Rh7—eé TAS—<7.
Beter was TM.
21. b0—bé! Nu kan
adem komen.
31RcS—f8
22. Dc2—c6 Ta7—d7
23. g2—g3! Dfé—M
24. Pf3—g5! Te8—d8
25. Reég6!l De genadeslag* DMeS
26. Pg5xf7t Td7xf7
27. Rg6Xf7 De5—f3
28. Tf 1dlEenvoudig en beslissend. Td8 x dl
29. Tel x dl rvivH
30. DcSxcS
31. DcSxae
31. DcSxae
32. Da6—d3t
En nu. nu het herfstweer zoo heelemaal niet
^nlokkelük to en de schemering al zoo vroeg
valt, nu doen we
ook vroeg het licht
,«n en hebben we
lange avonden, die
ons nooden tot een
knutselwerkje.
Leerbewerklng
tets,
«oo
ps»
we
enslotte een
omslag voor
een blocnote.
Dien maken we nu
eens van gewoon
wit schapenleer en
den binnenkant
voeren we met na-
maak-peu de suède
of, wanneer u naar
een winkel voor
sloyd-benoodlgd-
heden gaat, kunt u
daar een vel stevig
en moot papier uitxoeken om er tegen te zetten.
Nu gaan we den overslag versieren met het mo
tiefje, dat ik hier geteekend heb. Dat wordt om
te beginnen in het leer gegroefd. Er bestaan
speciale heel goedkoope instrumentjes voor, een
krom-gebogen breinaald in een handvat, maar
het gaat ook met een gewone breinaald. We
teekenen dus een hoek links bovenaan en daar
in de bloemetjes. Die gaan we kleuren. En nu
zult u eens zien, hóe aardig op dat witte leer
de groene blaadjes en de gele en oranje bloe
metjes met bruine hartjes staan. De puntjes
in de hartjes worden er in gebrand met een
gloeiende breinaald. En voor het verven ge
bruiken we speciale leerverf. Voor bet omrijgen
van den omslag kunnen we nu geel band ge-
brulken en ook weer tweemaal zooals bü de
ceintuur. Aan den bin
nenkant moet u er alleen
om denken een reepje
leer te bevestigen op den
onderkant, waar de bloc
note in geschoven kan
worden.
We gaan dus aan het
werk, en onze vrienden
en kennissen worden be
dacht met een eigen ge
maakt cadeautje.
‘m. dat kleine manneke mee t groote hoofd,
mmlddellük t woord nam en beweerde dat le
„daar in kon komen en dus geren z'n eigen
aanpresenteerde om in den Help s’n plek veur
Sinterklaas te fungeeren.”
Wat weer nie kon, om dat den
meter onder de maat is!
,Meeè, Nolleke." zee den Blaauwe: unee alle
respect veur oew goeie bedoelings, maar Jong
Ulvenhout, dat Is gaan gelooven aan 'nen
zwaargewicht Sinterklaas van driehonderd
pond, kunnen we nou nie *n vedergewicht-
Slncerklaaske veur d’r snotneuskes zetten!
Waar nog bükomt,” zee den Blaauwe: „dat den
Help z'n spullen oe nooit passen. Oü zou over
den Help z’n grijzen baard struikelen en zoo!"
Toen, amlco, toen.... toen keken ae ineens
allemaal naar mü!
Den Help, onzen veurzitter, knikte al goed
keurend, maar toen ben *k efkens opgestaan en
kwansuis naar den erf gegaan, achter de „Gou
wen Koel", en *k heb daar *ns raad gezocht bü
de sterren!
Zekers, ge mot veur de goeie zaak tets over
hebben, da’s één!
En als ik eigens nie den Dré was geweest,
dan had ik ook op den Dré m'nen keus laten
vallen....! Da’s twee! Want ik kan op n
peerd zitten, den Help z’n tabaard zou me wei
passen en ik stotter nie, maar.... neeè.
daar was iets, wat me teugenhleld. Ik had t
gevoel, daar -ep -dieta maan-beschenen erf: t
ontbrak me aan de „weerdlgheld", die den po
litieker als ’nen Help, aangeboren to! Want
burgemeesters en zoo ze worden geboren en
nie gemaakt! Daar is en ik bedoel daar geen
strooike kwaad mee daar to veur 't ambt
van regent *n soortement van aangeboren Sin-
avond eigenlük, aïc
de dagen zün
veul kort, in
bezig ben
Wit begint en houdt zemtoe
Een schünbaar ónmogelijke oplossing. De
f-plon staat op promotie en dan Is het spel
voor zwart theoretisch gewonnen. Echter, men
moet in het schaakspel ook niet spoedig van
onmogelük spreken.
1. Pc3t Speelt zwart hier Kcl dan
2. Pe3t gevolgd door Pg3 en de pion komt niet
tot promotie. Op Kal, 2. Ta8f Kb2; 3. Pdlt en
f-plon gaat verloren.
1.
Nol Hen
m’n zielement gedwerreld, als t avondppeier in
den eerde, ’t Zwartsel van den nacht hangt aan
m'n oogharen, "k Voel t vernolle in m'n
kleeren.
En geren neem ik den krulwagel bü de bur-
rie's en rij ta naar t akkerpaalke, *n zilver
manestreepke nou, in den zwarten vloed weers-
züen.
Zwakken bruinen gloei wuift daar wüd weg.
boven de avondlüke stad. *n Ulvenhoutsch
lichtje hier en daar, prikt ’n berst in den
avond!
En rap spoel ik me den steenweg op, want
ik snak naar menschen.
Daar is nog *n teug leut te drinken, ten
avond!
Vergadering!
Want we zün den vorigen keer nie gereed
gekomen, mee onze plannen! De plannen veur
t Sinterklaasfeest. Dat we elk jaar weer in uni-
kaar zetten veur d'artne Ulvenhouterkers! We
zitten te mieren mee Sinterklaas eigens!
Andere jaren was daarover geen enkele
tnoellükheld! Want 'nen indrukwekkender Sin
terklaas dan den Help van driehonderd pond
to wel nie te praklzeeren. Veul vereenlglngen
die 'm ons zouwen benüen! (D’n schimmel bul
len beschouwing gelaten dan....!)
Maar den Help, ge weet, amlco! *t Is mee
z'n spraak altü nog maar zoozoo. En den
Blaauwe zee ook: ,Jiü kaaiert prachtig genog
veur den Gemeenteraad, Dré, maar veur Sin
terklaas trekt 't op niks!"
We zaten er dus 'n bietje mee, want den
Help weet nie beter, Ito ons eigen schuld.
of hü spreekt lük “nen pater Borromeus. En
oen *m nou pardoes duidelük te maken dat ie
stottert lük 'nen verstopten gootsteen,.... allez.
we akten er 'n bietje meel
Maar den Help loste t' geval gelukkig eigens
op, deur te verklaren, dat ie na z’n ziekte, A’n
waarbü niet
heel veel poea-
komt küken
kunnen het best
to de huiskamer aan
tafel doen. Maar
bovendien, en dat
«en heel voor
naam punt, to het eindresultaat van ons wer
ken sltüd zoo bevredigend; als we iets van
leer gemaakt hebben, gaat er altüd Iets voor
naams van uit, zonder dat we er zelfs zoo
bed er« Teel m°elte aan besteed hebben.
gn als we nu op zoo’n gemakkelüke ma-
nler iemand zoo’n groot plezier kunnen doen
met een zelf-gemaakt presentje, wel, dan
doen we het ook. En als, u zich misschien
niet hebt durven wagen aan de tasch, die ik
laatst beschreef, waag het dan wel eens met
bet foto-album, waar ik lets over vertellen ga.
Waar er tegenwoordig zooveel gekiekt wordt,
b een foto-album beslist een welkom geschenk.
Koop een heel eenvoudig foto-album. De om
slag mag precies even leelük zün air de ont
werpers het hebben wilden, dat' doet er niets
toe, wü maken er wel iets moois van, als de
inhoud maar goed to. Dan koopen we suède in
de kleur van het karton, een reepje, dat er
mooi bü past en In dezelfde kleur van het
kleine stukje suèije het leerband.
En nu kunnen we beginnen: bulten op het
album zien we de vouw van het omslagblad;
daar houden we een vouw, andere slaat het
blad te mdeilük om. We beginnen dan met het
poote «tuk a en het kleine stukje b aan elkaar
te maken met het leerband. Eerst aüeen maar
den voorkant Dan plakken we a op het car
ton en zorgen, dat de naad tusschen a en b
precies op <fe vouw komt. Dan b alleen aan
den voorkant opplakken, wat we met syndetlcon
in
we
breed
wordt als aan den voorkant, maken er weer een
stuk mede gelük a aan vast en plakken het ge-
ism^lük wèf |x|#t caMtx. D*t kUStaur»k;
kanoën mlkén,’'ötnrlj-’
gen Inet het leerband en dan tenslotte het
koordje nog vervangen, dat de bladen büeen
houdt. Hiervoor plakken we bet leerband op
elkander, zoodat we dus twee goeie kanten heb
ben. Aan het eind maken we een paar vlotte
kwastjes door een reepje suède tot op een
halve cM. van den bovenkant af, in reepjes te
knippen, dit rollen we op, lijmen het vast met
syndetlcon en we hebben een kwastje.