WIJ LEEREN SCHAKEN
■1W
s
■JJ
ST.NICOLAAS NADERT
AH BB
abc d e f
SIBOTAK
I
Sinterklaas krijgt
hoestbui
een
*UERTELUNGEN van
$1% IBê
li
Begrafenis-maaltijd
De eerste surprise was
voor den Fielp
Beleef dit feest, al is het
op nog zoo eenvou
dige wijze
i
What is in a name?
BRABANTSCHE BRIEVEN
rut
r
t
1
1
Vingerafdruk als hand-
teekening
4
4
I
1
1
Pto
1
dochter.
DE LAATSTE LES
8
7
7
't
5
4
3
2
1
INDISCH DRIE-FIONNENSFEL
4
Wit:
MARYE
■dten».
Rc2, Ra8;
bS—Ml
Fielp rijnen boegen hoed moest
Améco,
v
DB*-
jpen er al. X Was of den notenleer,
den erf, te wnelten stond, achter dat
l glas, daar In dieën zuren, blaauwen
a
v
C
i
I
1
1
1
I
1
1
I
Pe7xd5
Dd7—b7! De win-
Pg8—e7
Dda—e8 Om M
1
I
1
Na afloop van dezen feestmaaltijd gaven de
gasten, aooals het welopgevoeden Batakkers be
taamt, door flink hoorbare oprispingen, op on
dubbelzinnige wjjze hun gastheer te kennen,
hoe heerlijk verzadigd en prettig zü zich ge
voelden.
Enfin, wij hadden er nu genoeg van en namen
na veel dankbetuigingen voor het exquise maal,
dat w(j genoten hadden, afscheid.
veel
goed.
PdS—c3!
DWxfS
Tc8—c8
Wit heeft Been verdediging
90»
aar
•er
I
tra
de
1
der
cirl
scb
«et
in
hel
1
tel
he<
hel
log
zijl
sta
I
n de onherbergzame oorden der Karoh-lan-
den midden tusschen de nog weinig beïn
vloede Batakstammen zouden wij, wanneer
alles meeliep, zeker eenige maanden, ver van
alle beschaving en comfort, moeten vertoeven.
Het doel was, een nieuwen weg te zoeken
voor het transport van goederen naar de hoog
vlakte.
I
Hei
hei
ver
der
I
ft
smaak weinige grootmeesters, die door hun prestaties
tot candldaat-wereldkamploen gerekend werden-
Het Is moeilijk dr. Euwe alleen als schaak
speler te bespreken, want ook door mooie ka
raktereigenschappen steekt hij ver uit boven
de gewone normen.
d8xc6
c7—c8
Pxc6 is de
lippen.1 Den Guust had ze .gestift” tot den
Blaauwe z’n oorlellen toe. En als den Blaauwe
lachte veul tanden heeft ie ook al nie meer
dan keekt ge In ’nen mond, amlco, *t leek
wel *n afgetarand bosch; hier en daar nog *nen
stronk!
„Tiest, toet tie pruim nou wek,” zee den bak
ker. „Zoowas gjj pruimt, zoo pruimt er maar
éénen mensch In Brabant en als de jong dat
zien, is halles verrajen!”
Waarop Assiepan begost te grijnzen mee de
pruim tusschen z’n tanden.
Trui wlerd er Xi bietje beroerd van.I
Veur de rest zag ie er .aannemelijk" uit. Hij
had *n strak, trico broekske aan, zoodat ie
wegbeende op *n paar lange, dunne pooten, lijk
'nen sptnnekop onder *n vergrootglas.
Nou naar buiten.I Dat was *t ergste.
Kaar X wlerd me binnen zoo benaauwd, da *k
toch blij was de friseche lucht in te kunnen,
t Gekriebel hlew op en mee voldoende weer-
digheid stapte-n-lk, mee m’nen staf, uit den
Inrij van m’nen erf, mee den Blaauwe achter
me aan. den schimmel aan den teugel.
wwiwiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiii
woon, was er van m’nen Zcndagmiddagdut nle
veul gekomen.
En eerlijk gezeed: *k vond X eigenlijk wel *n
bietje ‘nen verloren Zondag. K'n eten had
me nle gesmaakt als anders, want telkens was
m*n oog gevallen op die bonte Sinterklaasuit
rusting, die Tnu netjes had klaargelegd in de
bedstee, 't Idee, da*k die vreemdsoortige rom
mel móest gaan aantrekken en zoo den weg
opgaan, zat me knap dwars. Trui vond X wel
..echt".
Maar zij hoefde ook nle als ‘nen bisschop-te-
peerd X dorp deur! Neeë X stond me niks
aan. En wat brandde m’n plattebuiske lekker.
Wat smaakte m’n pijp me kostelijk. X Ennigste
wAt me smaakte, tusschen twee haakskes!
X Raam was dik beslagen. De dampen van den
snert
daar
druip
mist.
MX
was d
zoo 0
„k
D’n Flelp en Guust Verhagen, den bartier,
hadden me aangekleed. Natuurlijk had ook
Trui zich verdienstelijk gemaakt. Want zij was
erg bezorgd dak *n kou zou pakken in dat zure
weer.
Den Blauwe zorgde veur z’n eigen.
Ge weet, die spuide veur Assiepan. veur zwar
ten knecht
Onze dragers, die met het vervoer der ge
reedschappen, proviand enz. belast waren, had
ik vooruit gezonden en wij zouden twee dagen
later te paard volgen.
Te bestemder plaatse aankomende, vonden
wij, mijn vriend Williams, een Javaansche man-
trie der triangulatie, die met het nivelleeren
van het tracé belast was en ik, allen druk in
actie en was onze verblijfplaats, een hut van
onbewerkt boschhout en palmbladen, reeds in
gereedheid gebracht.
Na een verfrisschend bad in het sterk zwavel
houdende bergwater en een stevig ontbijt begaf
ik mij den volgenden ochtend met mijn col
lega op weg. om den omtrek eens te gaan ver
kennen.
Gewapend met een paar zwaar kaliber Wln-
chester-karabünen, die men voor een eventueele
ontmoeting met tijgers of ander wild gedierte
veiligheidshalve steeds bij zich heeft, konden
wij slechts voetje voor voetje het dichte struik
gewas binnendringen, links en rechts het kap
mes hanteerende, om In het gewirwar van tak
ken met venijnige stekels en lianen een door
tocht te zoeken.
Om den weg af te snijden, liepen wjj meer
malen over boomstammen, die als het ware
bruggen vormden van de eene berghelling naar
de andere, dikwijls twintig of meer meters
boven den grond gelegen.
Na een tamelijk inspannenden tocht van een
paar uur, meermalen tot aan ons middel in het
moeras wadende, bereikten wij een open vlakte,
geheel door oerbosch omgeven, een complex
rijstvelden, waarop de kampong-bevotking druk
bezig was, den oogst binnen te halen.
Van den Sibajak, een voornaam hoofd, die
hier zijn woonstede had, vernam ik, dat zijn
vader, een gewezen kannibaal, die menigen ver
slagen vijand had helpen oppeuzelen (welk ge
bruik echter vrijwel geheel door het Neder-
landsch-Indlsch Gouvernement uitgeroeid was),
dien dag zou worden bijgezet en er te zijner
gedachtenis een groot doodenfeest zou plaats
vinden, waarop hij ons ultnoodigde, deze plech
tigheid te willen bijwonen.
Nu is het gewoonte, wanneer een* vorst tot
zijn vaderen vergaderd wordt, dat het lijk ge
durende eenlgen tijd in een ruw houten kist op
een stellage (goed tegen de wilde dieren be
veiligd) aan den boschrand wordt opgebaard
en na een paar weken tijd pas begraven wordt.
Tiest knipte Xi geruststellend
'n papier en schreef daar mee
Hndelük was ik gereed. Toen moest ik nog
efkens repeteeren mee den staf. Want ik blew
X ding nét vast, volgens den Help, als 'nen
puthaak.
X Zweet brak me uit. Dn baard, de laag
vet op m’n gezicht, die borstrokken, den rooien
mantel, den mijter, die op m’n wollen wenk-
braauwen stond X was om X af te pikken,
daar by die roodgloeiende plat te buis. X Vet
begost al van m’n bakkes te smelten en X krie
belde om er stapelgek van te worden!
Op *n oogenblik haakten m’n sporen in m’nen
tabbaard vast! En scheelde X *n haar van m’nen
baard, of ik was languit op de plavuizen ge-
sallamanderd. Den Flelp vingme op en "n
stuk van m’n ..teint’’ plekte op den mouw van
zijnen zwarten Jas. „Sodejuu, angelekraas, ge
geeft UUUk haf,” foeterde den bakker.
"n Schoon oogenblik van Assiepan om den
spiets „op te ruimen” en den hoogen hoed op
den Flelp s’nen kop te douwen.
Den Blaauwe zag eruit, om cd te schieten.
Wie
toch zoo graaa een
mofje heeft, neemt
dan van hetzelfde
bont ’n kleinen kraag,
die in een strik
eindigt
et Chlneesche namenstelsel is bijna even
Ingewikkeld als hun alphabet en blijk
baar voor den Chinees van groot SS-
wicht. Als een streng conservator eener etuem
oude volkstraditie stelt de Chinees veel Prik
op zijn namen en houdt *e in eere.
HU draagt den naam van zijn eigen vader of
van hem, die hem als zijn zoon aanneemt. All
een vrouw trouwt, neemt zij den naam van
haar man aan en voegt daaraan dien van haar
vader toe. Hetgeen dus gelijk als bij ons b.
Echter de namen der mannen verschillen
naar de betrekking waarin zij gebruikt worden.
Als een jongeman huwt, geven sfjn vrienden
of die van de familie zijner vrouw bem een
bijnaam, waarmede hjj alleen in zijn aange-
a-m - a_ a. a s
trouwde lamme DeKend is.
Een ambtenaar staat officieel alleen bekend
onder den naam, dien hij bij de aanvaarding
van zijn ambt aannam. In het particuliere le
ven worden hooge ambtenaren nooit bij hun
offlcleelen naam genoemd; dit geschiedt alleen
in officieele stukken. Heeft iemand zulk een
offlcleelen naam, dan neemt hij gewoonlijk nog
een bijzonderen naam of Lao aan, waaronder
hij b(j zijn vrienden bekend staat. Hoe boog
Iemands rang ook zij, het is strijdig met de M-
kette, dien ooit in zijn tegenwoordigheid uit
te spreken.
Sterft een officieel persoon, dan kan den
doode een nieuwe naam gegeven worden, dis
dan ook weer voorkomt in de mededeeMngen
van het overlijden.
spiets uit den
gappen.
Maar den
oogske. Nam
roet iets op.
JMe zit," zee den Fielp: ^nou den handeven
lèèrz.”
Den Tiest snee X papier rond, op pu van
den bojern van den hoed en lee X er in ónder
den spiets!
Ik had "m in’de gaten. HU zou op X leste
moment den aanspraak gappen. En de eerste
Sinterklaassurprise veur den bakker was al ge
peperd en gezouten!
Mee z’n zakdoek mg den Fielp m’n pul
veren" Hxmen nog wat op: „want, Dré,” aee-
t-le: ,ge mot p-p-p-rontjes veur den dag ko
men. Eb ikke nook haltu gedaan
Toen kwam Trui mee ’n stapeltje ondergoed
veur den dag. JDie leerzen uit,” zee ae: „eerst
twee onderbroeken aan! En hier heb ik twee
borstrokken, die schiet ge ook aan, Dré. Ik ben
nle van plan mergen mee *nen Sinterklaas
opgeecheept te Mtten.' die stijf ia van den
rtmmeltiek.”
Ondertusschen kwam Guust Verhagen bin
nen, mee ’n groote doos onder zijnen arm. Toen
wlerd X wel wat gek, om in bijzijn van X halve
dorp 'n dubbele verschoonlng aan te trekken,
zooda’k van die tweede broek Af kwam. Maar
de borstrokken, daar moest ik aan geloovenl
Daarover m’n wollen gebreide jachtvest en als
ik Trui heuren sin heelemAAl gedaan had, dan
had er op den schimmel "nen kompleeten wol-
wlnkel geklomsnen!
3 schimmel stond in onzen stal. Bles
ir weinig content over. Want 'n merakel,
rustig X beest was.
[eb dieën witte nog maar 'n volle ruif
freten gegeven,” zee Trui: „dan is ie lui en
kalm straks, als g’er op zit. Want dat ding (den
mijter) past oe maar slecht, Dré.” Ge verstaat,
amlco, da*k 'm Zaterdagavond, als den Fielp
de bullen gebrocht had, al gepast had. Berst
zakte-n-ie over m’n ooren. toen hebben we X *n
dagblad in geleed en toen nóg een en eindelijk,
ja, dan ging X; maar boe?
„Houdt ’m Xi uur op," zee Trui: „dan went
ie 'n bietje aan jou en gU aan hem!”
Zoodat, als ge Zaterdagavond onverwachts
by me binnengekomen was, ge mu daar onder
de schouw m’n püp had zien zitten rooken en
m’n krant lezen mee dat gekke ding op m’n
test! We zaten aan malkaar te „wennen."
..Houd *m vannacht ook op," zee Trui, die
me heel den avond gat te belaaitafrien.
h
WH geeft de partij op, want swart blijft een
vol stuk voor.
(Den Hertog-Euwe, Practiache Schaak.
lessen, derde deel).
SLOTWOORD
oor het gerechtshof te White-Plains is
dezer dagen uitspraak gedaan in een
Interessante erfeniskwestie.
Eenigen tUd geleden stierf in deze stad een
Russische landverhuizer, Nikolaus Roma
nowski genaamd, die tot zyn dood analphabeet
was. De man liet zijn vriend een vermogen van
5000 dollars achter. ZUn testament was niet
onderteekend, maar was door een vingeraf
druk bekrachtigd. Een ver familielid maakte
nu aanspraak op de erfenis en verklaarde, dat
een testament zonder onderteekening van geen
waarde was.
Gelukkig had men van Romanowski kort
voor zjjn dood vingerafdrukken genomen. Bij
vergelUking bleek het dat deze met die van
het testament identiek waren. De rechtbank
verklaarde nu. dat het testament rechtsgeldig
was, omdat het duidelUk bleek, dat de laatste
wilsbestemming van den Russlschen .JCruls-
JesschrUver” afkomstig was.
De 5000 dollars werden nu aan den geluk
kigen erfgenaam toegewezen.
schrikkelUk ver weg. al is het dan ook nog maar
twee dagen. Maar dat beteekent dan ook twee
maal 24 uur, voordat ze te weten komen, wat
die groote menschen daar gedaan hebben.
w-^ n dan komt tenslotte het hoogtepunt van
H de heele Sint Nicolaas-periode: 5 Decem-
ber. Dan weerklinken kei-harde bellen en
kan het gebeuren, dat iemand ons bijna van
de sokken loopt, omdat hU niet uitkijkt, als hij
vliegensvlug wég holt van de deur, waarvoor hU
stiekem een pakje had gelegd.
Dan springt plotseling een lang vergeten ader
in ons open en we slaan aan het dichten, dichten
alsof ons leven er van af hangt en we verras
sen anderen met onze verzen met onze
surprises nemen anderen er tusschen
plagen hen met hun stokpaardjes worden ge
plaagd en ontvangen dichtwerken van mede-
kunstbiweders, in wie eveneens de geest vaar
dig werd.
5 December, dat kan een avond van onver
gefelijk pleizier worden, van échte gezonde pret.
Het kin wanneer we de waarde van dit heer-
lUke Hollandsche feest beseffen en niet opzien
tegen de moeite, die het teweeg brengt, dagen
van te voren.
De moeite kan zelfs erg groot zijn, wanneer
we niet uit een Al te ruime beurs kunnen put
ten en veel zelf moeten maken. Maar toch
vier Sint Nicolaas beleef dit feest al is het
op nog zoo n eenvoudige wijze.
Plotseling was Sinterklaas mee zijnen knecht
en den schimmel verschenen in Ulvenhout.
XWm bar koud. En op den hoek van m’n huls
tochtte X als 'n sluis.
Wel vijf minuten lieten de beroerlingen ons
daar alleen staan. „Vriezen we dood, dan vrie
zen we dood. Dré,” zee den Blaauwe binnens
monds en X begost al aardig te kriebelen aan
m’nen lever. .Hou je mond.” riste ik. ^a,
doorluchtige hoogweerdtgheld,” zee X zwijn. En
toen: „we gaan eerst dat borreltje maar op
nemen, Dré, in „de Gouwen”, want ik krijg veul
kouwe beenen in dat trlcooeche broekske.”
.Hebt ge X dan niks onder, Tiest?”
.Neeë, zoo kwam m’n lijn schooner uit!”
„X Kan toch nle scheuren, hoop Ik....!”
„Alles kan!"
Toen aderden we opgemerkt.
„Slndereklaas, Sindereklaaas, Sindereklaa
aas!!” riepen de jong van Ulvenhout.
Daarop hadden ,jen gewacht. Daar kwam
de Harmonie uit „de Gouwen” (Later hoorde-
n-ik dat den Pielp daar alvast getracteerd had
op.... mijn rondje!). „Constantie” mee den
korten dikken TM veurop, naast den Flelp, die
precies twee keer aoo groot is als den Thé,
kwam de Harmonie op ons afgemarcheerd mee
X blazen van Sinterklaasliedekens.
Meneer pastoor, beeldeke van alle jaren.
kwam veur X raam; Mie schoof de gordijnen
opsij en hij lachte en knikte ons vriendelijk
toe. Ik vergat eikens da "k nou boven “m stond
vleugel verhinderen, en wil nu op 12. gt—<5,
h6—h5 antwoorden.
12. 0-0-0 b7—M
13. gég5— Een ernstige fout, waardoor
aanvalskansen van wit zeer verminderd
18. Tdgl, ter voorbereiding van
Terwijl een soort bamboe-lnstrumenten, ang.
kloengs genaamd, hun geklinklang lieten hooren
en een rabab (viool) zijn Jammerkreten uit
braakte en de vrouwen monotone dansen uit
voerden, werden wij utgenoodlgd aan den dlsch
plaats te nemen, d.v* met dubbel gevouwen
beenen plat op den grond te gaan zitten, uit
welke houding men later b|j het ópstaan half
geradbraakt overeind komt en men van geluk
mag spreken, geen splerverrekklng te hebben
opgeloopen.
Enfin, alle gasten, ook wfl, deftig met een
stuk bananenblad voor ons, dat als bord dienst
moest doen, verbeidden in opgewekte stemming
de heerlUke gerechten, die ongetwijfeld op dezen
grooten dag zouden worden geserveerd. Het be
gon dan ook al fraai!
In vier prachtig gedecoreerde slaapkamer-
meubelen, die gewoonlUk niet voor etensdoel-
elnden worden gebruikt, de trots van onzen
Sibajak, waarmede hij niet weinig geurde, al
hoewel het heel jammer was, dat er een paar
bij waren, die reeds zwarte barsten vertoonden,
werd de dampende rijst opgedlscht.
Later oader den maaltUd vertelde de vorst mij,
dat hjj dit unieke servies op een verkooping
bU een resident voor een koopje op den kop had
getikt....
Benieuwd zijnde, wat er alzoo verder ter tafel
zou verschijnen, zag ik plotseling mUn vriend
bleek om den neus worden.
Een der bediende Batakkers had vlak onder
zijn bereik een sappig bruin geroosterd hon
denkopje neergezet, een vrij dure versnapering
in deze streken.
Ik gaf mUn collega een teeken om de komen
de dingen kalm of te wachten.
Het zou echter nog onverkwikkelUker worden.
Uit het hoofdgebouw, waar in het achterge
deelte de keuken gelegen Is, naderde heel plecht
statig een stoet, bestaande uit vrouwen en kin
deren, allen nabestaanden van den overleden
vorst, waarvan er één een aarden kan droeg, die
op een met bloemen versierde gong geplaatst
was en nu onder doódsche stilte op den dlsch
gezet werd.
In de kom bevond zich een drabbig, donker
vocht, dat ik maar even behoefde te zien, om mij
plotseling de geheele toedracht van dit ceremo
nieel te herinneren.
Het is namelijk gewoonte, dat het lUkenvocht
van een groot opperhoofd verzameld wordt,
door dit met behulp van een bamboehuis, die
in een hiertoe in den bodem der kist gemaakte
opening gestoken wordt, in een aarden pot op
te vangen.
Om nu den afgestorvene eer te bewijzen,
doopt ieder, die zich daartoe gedrongen gevoelt,
een samengepersten bal rijst in dit vocht, dat
met klappermelk is aangemaakt en met de
andere spUzen tegelijk verorberd wordt.
Onze appetijt was, na het zien van dit ge
recht. beneden het nulpunt gedaald, doch om
geen* aanstoot te geven, gebruikten wij wat sap
van een suikerriet-stengel en leschten onzen
dorst met klappermelk. die best smaakte.
Wjj hebben in deze lessen getracht den m-
interesseerden lezer voldoende kennis bH te
brengen, om een behoorlijke partij schaak te
kunnen spelen.
Men meene nu niet dat er genoeg geleerd k
Niemand raakt ooit in de theorie van het
schaakspel uitgeleerd. Ideeën betreffende de
spelopenlngien veranderen.
Daarom is het zeer aan te bevelen, meester-
partijen nauwgezet na te spelen en voile aan
dacht te geven aan de annotation
Hoe dieper de kennis van bet spel ta, des tl
meer genot geeft de beoefening.
Om de lessen niet meer gecompliceerd te nst-
ken, onthielden wij ons van het bespreken der
theorie van de probleemkunst. Eenige regato
kunnen wjj hier aan den kunstvorm van hst
schaakspel wUden.
Het spreekt vanzelf, dat in schaakcoug»ri-
ties het uitwerken van ideeën en combinaties
op hooger niveau kunnen staan dan in het
partijspel. Echter zal men zonder eenlg gevoel
voor kunst dat toch een gevoelszaak is
van schaaknroblemen (waarin schoonheid bo
ven moellUkheid behoort te gaan) op den duur
niet het rechte genot kunnen hebben.
Men geloové niet dat groote, vooraanstaande
partijspelera in den regel wars zijn van proble
men. Dr. Euwe is een uitmuntend oplosser en
heeft zelf eenige problemen gemaakt. Wijlen
Weenlnk, componist en publicist van wereld-
beteekenls, was een der allerbeste Nederiand-
sche partijspelera.
Van buitenlandsche meesters kunnen wü
noemen: Lasker, Schlechter, Réti, Blackbume
en Teichmann, die goede problemen gemaakt
hebben.
Bij voldoende kennis van het schaakspel kan
men door het oplossen van problemen en het
lesen der critleken, mettertijd voldoende ken
nis van de schaakkunst verwerven.
En hiermede wordt de rubriek „Wij- keren
schaken" gesloten.
Sinds langen tijd was kant als gamee-
ring in het vergeetboek geraakt, en op
een modem toiletje werd ze zelfs niet
geduld. Tot groote vreugde van onze
Nedeflandsche kantindustrie zijn ze
weer in de mode gekomen die alleraar
digste kraagjes, revers en jabots, die
een donkere jurk zoo echt ypfleuren
Red—ad
Ded—d7
De bedoeling mp dezen set
is niet zeer duidelijk, omdat het offeren op h5
geen zin heeft. u
20. bd—bd
21. c4—C5 Tf8—h8 Zwart
wil op C5 slaan, zonder dat na Bxcd het paard
Gespeeld fe Amsterdam, Januari 1923
dr. 8. Tarrasch Zwart: dr. M. Euwe
1. d3—d4 Pgd—fd
2. Pgl—f3 g7—gd
3. c3—c4 Rf8—g7
4. Pbl—c3 0—0
5. e2—e4 d7—d«
Rfl—d3 e7—e6
7. d4—d5 a7—as Om M
te beletten en de ontwikkeling van het zwarte
paard naar c5 voor te bereiden.
h2—h3 Pbd-ad
0. Rel—e3 h7—hd Dit
dient om den ruil van raadsheer g7 te voor
komen. Wit dreigde nJ. Dd2, gevolgd door Rhd
te spelen. Thans wordt Dd2 door Kh7 beant
woord.
10. Ddl—d3 Kgd—h7
11. g2—g4 Pfd—gd Zwart
moet het openen van lijnen op den konlngs-
gebonden wordt.
22. Pel—f3? Aangewezen was hier cd; nu
neemt zwart bet Initiatief.
22
23. TclxcS
24. Thl—dl Na 24. dxed;
zwakte van d4 duidelijk.
24. cdxdS
25. eéxdS Ta8—c8
20. TcSxcd Th8xc8
27. Re3bd Beter was Dd3 met de'drei
ging Pxh5.
St.
28. Pg3—e4
nende combinatie
29. Pe4—d«
30. De2—d2
30
31. b2xc3
32. c3xM
33. RMxaS
meer, op bxaS volgt bijv. e4 en daarna Rd3.
33Rad—e2
34. M—bS Wit mocht de kwaliteit niet
redden: 34. Tel, Rd3t; 35t: KM, e4t enz.
34.Tcdxdd
-a J aast theorie betreffende de spelopenlngen
en eindspelen hebben wij partijen opgeno-
x men van de brillante combinatiespelers
Morphy en Anderssen, van den wetenschappelij-
ken Steinits, van den wijsgeerigen Lasker, van den
mathematischen Capablanca en van den univer-
seelen schaakkunstenaar Aljechin, die allen in
de door ons gebruikte volgorde, gedurende een
periode den scepter in X rijk van Caiza voerden.
In deze onze laatste les namen wU een partij
op van dr. Euwe, wiens wereldkampioenschap
op 15 December 1935 aanving, toen hU na een
mooien strijd van dr. Aljechin den titel won.
Dr. Euwe behoorde reeds vele jaren tot de
Zwarter dan den „ergsten” moriaan en h paar ik ben ’nen slechten oomediant en
knikte en salueerde mee twee vingers aaa
m’nen.... mUter! Dat was veul fout. Meneer
pastoor had veul plarier, zag ik wel, en dus
was ik content mee m’n vergissing.
Daar kwam de ruiterij, de Ulvenhoutschz M-
vereenlglng aangekletterd. Leutig roffelden de
hoeven over den keiweg.
Toen alles opgesteld stond, ik te peerd nou,
den Blaauwe aan den teugel, dan trad den
Fielp ’n paar passen naar veuren. Hij nam
s’nen hoogen hoed af, Assiepan kneep in nrt
been, en den Flelp sprak:
„Doorl doorieiitige OogweerdetUkheid, 8tn-
gerklaas! Meneer den Zwarten P. F. FtiR
Plet, zeg Ik.”
Stillekes beurde-n-lk den Blaauwe langs rt
lippen slissen: „piet plet pie-let.”
Ik get ’m ’nen trap mee de sporen sn dm
.kanariepiet” zweeg.
„Doorlóutige^gweenielUkheid (de ba»**
dee X twee keer, want hU scheen te vinden dat
X goed klonk). „Meneer den Zwarten P—«etr
Toen keek ie in s’nen hoed....
En daar lag 'n pampier, waarop de
den: „kus me de kl-klompen!”
Amlco, ik docht da "k sterven ging, bovenop
•nen schimmel!
Toen zee den bakker, na z’n rierUJke: .Door-
leutige hoogweerdigheld en meneer don
ten Piep,” toen sprak ie: „vuile sloebers!
Onze groote
De nieuwe winterjurk
voor het groote meisje
mag vooral niet op
zichtig zijn, maar ook
niet al te simpel, want
zij moet er van 's mid
dags 12 uur tot des
avonds „mee voor den
dag kunnen komen."
Deze eigenschappen
hebben de beide toi
letjes op ons plaatje:
eenvoudig en elegant
met de klokkende rok
jes en aardiae hals-
afwerking. Ook de bij
passende mantel heeft
een eenigszins klok
kenden rok en een pe
lerine kleedt
jongemeisjes
Naar onzen
echter zouden
geen mof van bont bij
een geruite shawl dra
den, doch daarvoor in
de plaats een bijpas
sende tasch of hand
schoenen kiezen.
zoO graaa
heeft,
van
w y oat de grooteren is het wat anders voor
VZ hen is Sint Nicolaas niet meer de Man,
voor wlen je hart in je keel gaat kloppen
ze voelen zich ver verheven boven de emo
ties van de kleintjes, door de zekerheid van
bet niet bestaan en de zekerheid van het ont
vangen als het eenmaal Sint Nicolaasavond is.
En toch is er een spanning, ook in de harten
van de grooteren: het kan een blUheid zUn
over een cadeautje dat ze maken, dat ze zélf
maken en waar ze trotsch op zUn het is
een spanning, die de nieuwsgierigheid teweeg
brengt, het gissen en het raden van wat de
groote menschen toch wel zouden kunnen be
praten samen.
Eens hebben ze Moeder thuis sten komen
met een tasch vol en dat waren niet enkel
en alleen maar boodschappen voor het huishou
den, zooals Moeder met een effen gezicht wou
beweren oh jee, nee want ae hadden best
gezien, dat één van die pakjes uit den bazar
kwam daar hadden ae van dat roode papier!
„Dus je kréég wel wat.... zou het misschien
die meccano-doos zijn of zou het....?” En ze
popelen!
Op een anderen keer komen ze onverwachts
binnen en wordt vliegensvlug iets weggemof
feld. Maar een rood puntje hadden ze toch
gezien en ook een haakpen.
„Stel je voor als je die trui kreeg, die je zoo
graag wou hebben!” Ki ae maken een vreugde-
sprongetje!
Op een middag mogen ae beslist niet binnen
komen. Ze begrijpen natuurlijk, dat het van
wege Sint Nicolaas is ..maar wat in de wereld
aouden ae daar binnen doen?”
Ze hooren fluisteren, lachen, geheimzinnige
geluiden en ineens lijkt Sint Nicolaas aoo ver-
de
worden.
h3—h4, met het vervolg: 13. Td—gl, Pc5; 14.
Rc2, Ras; 15. De2, Pe7; M. h4, Th8, waar
mede het paardoffer op gs gepareerd is.
13hS—h5
14. PC3—e2 PaS—c5
15. Pe2—g3 Pc5xd3t Zwart
ruilt den slechtstaanden raadsheer af voor het
sterkstaand paard. Dit is noodig, want de
raadsheer kan later sterker worden, omdat
zwart ten slotte toch op een open spel moet
aansturen.
18. Dd2xd3
17. Dd3—e2
voor te bereiden.
18. Kcl—bl
19. Tdl—cl
20. Pf3—el
*n Sneeuwlocht
hing als dood aoo
vaal en zwaar over
d eerde X Rcfclooze
takkenrag sch&erde
vaag in dézSi zuren Zondagmiddag. En
de stilte stond-Meverans tusschen de hulzekens
.en heggen, op efe velden en in de wegels.
3 Xi Usvlles trilde .mee „zenuwechokskens” over
de Mark en X witsel van den nacht zat nog op
de hokken en stallekes. op de vlonders en aan
den kool in de velden.
XWas vroegen winter!
IJzigen nevel lag zwaar op oew keel. En ik
had er 'nen rijksdaalder veur den arme veur
over gehad, als ik op deuzen moment mee de
kameraads had geneten in de „Gouwen Koet”,
tn plek van hier op den hoek van m’n huis
te etaap, als.... Sinterklaas!
*k Stond te vertinnen onder m’nen tabberd,
die als Xi vlag, zoo rood om m’n lejen hing,
te ochérm, wat piekte dieën woillgen snor en
dieën baard aan m’n stramme, geverfde bakkes.
Want m’nen asem verdikte in de kou en dan
ging te in peerltjes aan den wal van m’nen
grijzen baard en knevel hangen.
Veul beweging koet ik mee m’nen kop nle
gmken, bang als ik was m’nen mijter te ver
hezen, dtek aoo maar heel ongewoon op m’nen
int Nicolaas.... hoe oud sou die brave
bisschop eigenlijk al wel zijn? Jaren hér
tientallen van jaren was h|j al een
oud en grijs man en nu is hU het nog. Dat is
alles wat we over zijn leeftijd zeggen kunnen.
We weten ook. dat hU jaren later tien
tallen van jaren nog een oud en grijs man
zal zijn want Sint Nicolaas is niet alleen
de Bisschop met zUn langen, witten baard en
zijn kleinen, zwarten knecht, dien we op een
gegeven moment door de straten zien rUden
hij is ook een historische figuur. En de sage,
die om Sint Nicolaas geweven is, mag oud zijn
hij zal altijd ouder worden, omdat h|j het
eigendom van heel ons volk is. waarvan we
nooit afstand zullen doen, dien we altUd meer,
als een kostelijk goed, over zullen dragen aan
ons nageslacht.
De sage van Sint Nicolaas lééft en zU leeft
ieder Jaar een paar weken völop. Zoo tegen
het einde van November wordt er eerst nog
maar over heen gefluisterd en zoo nu en dan
denkt men aan hem maar als aan iemand,
die heel ver weg is. Doch hoe dichter'zijn ge
boortedag naderbij komt, hoe meer er over hem
gesproken wordt en hoe vaker aan hem gedacht
wordt. En als het eenmaal December geworden
is.dan is Sint Nicolaas overal en nergens
dan is hU de figuur, die in huis de orde helpt
handhaven, want hU is iemand, die in den loop
der eeuwen een eerbied voor zijn persoon heeft
weten te vergaren, die onaantastbaar is en
voor wlen kleine peuters een heimelijk ontzag
hebben. Oh, wee, als je ongehoorzaam bent,
als je niet netjes je bordje leeg eet, pas op,
want Sint Nicolaas zou het kunnen hooren,
Sint Nicolaas zou het kunnen zien, en hü zou
het onthouden ook, hU onthoudt alles en dat
zou verschrikkelijk zijn.
Als het eenmaal December geworden
draait het leven van de kleintjes om Sint Ni
colaas dat is de Man, voor wlen je liedjes
zingt voor wlen je een verlanglijstje mag
schrijven die op school komt en die je dan
toe zou kunnen spreken met zijn zware basstem
wlen je dan een handje zou geven wat
gebeuren zou met een hartje, dat klopt in je
keel.
Sint Nicolaas.... dat is de Man. die in alle
stilte X nachts over de daken rijdt, die zwar
ten Plet het hooi uit je schoen laat nemen,
om er een suikerbeestje voor in de plaats te leg
gen, waarvan je heelemaal niet begrUpt hoe
het toch gebeurt. Je zou den heelen nacht wel
wakker willen blijven, om toch maar even het
hoefgetrappel van het paard te hooren of een
glimp van Piet te zien, als hu het hooi weg
haalt. Maar het is aoo ongelukkig, dat Je niet
wakker kunt blijven en dan ga je dus maar
héél iri de vroegte, wanneer iedereen nog slaapt,
stilletjes naar beneden om te zien of je zoet
genoeg geweest bent.... of Sint heusch iets tn
Je schoen heeft laten doen.
Zóó beleven de kleintjes Sint Nicolaas.
Ik kan oe zeggen: Sinterklaas beeft n0*®0®**
zoo ‘nen aanval van Xi hoestbui S8****;,
dieën oogenblik. Den lach kroop onder uit mxsn
bulk naar mXien grijzen baard en schier™"
witte handschoenen heb ik Xi benaauwdnera
verwerkt, Xi benaauwdheld, dat afijn!
mensch kan nou eenmaal nle AHes opechril»®-
Gelukkig kreeg X peerd de schuld....t
Toen leidde den Tiest uit eigen beweging
knol naar „de Gouwen”, waar we toen
efkens hebben „uitgespannen".
Lieve krippot, ik hoop aooiets nooit me*
hoeven deurstaan. Ge zou er in blijven.
•s Avonds hadden we kolossaal veul eW^
haaki. Kotesaaal! Zoodat den teer toen v^
de voile 100 procent geslaagd is!
Nou is mXi velleke vot Jammer! Waas
hebben nog schandalig veul leut g’ad! AJ»
goeien zin heb, volgende week nog ■J»®"’
mededeelin0BZL**
Veul groeten van Trui sn eis
haarke minder, van oewen
Eri toen hebben we aoo gelachen, dat mXien
mijter op de plattebuls viel en er Xi verdacht
schroeiluchtje door den huis stonk.
..Nouja, dat bruine,plekske zien ae nle,” loste
Trui X géval op: ,,’t zit gelukkig van achteren!”
Afijn. Na den eten, als ik Xt bui had om te
deserteeren, kwam den Blaauwe af gezet, mee
Xi groot pakket op z’nen schouwer! Hjj sala-
manderde X pak op ’nen stoel, zee: „middag
samen” en lichtte den deksel van de kachel
en spoog er Xi straal bruin sap in. Houd ge
nog 'nen aanspraak, Dré?” vroeg ie. hü pakte
de koel dalijk bü d’horens, 'n Aanspraak....?
Daar had *k nog nle over gedocht!
„Xi Aanspraak. Blaauwe....?”
„Tuurlük! Ge mot den Burgemeester en den
Commiteit van Ontvangst en de Rüvexeenlgtng
en de Tlié-mee-z’n-muzikanten toch bedanken!
De kleine jong neem ik wel veurTn’n portie!”
,Ze kunnen naar den bliksem loopen, Tiest.
Ik zal wel ’n rondje betalen in „de Gouwen”,
daar doen se X tnaar mee!”
„Ook goed.” zee den Blaauwe: „daar krijgen
ae meer mee in dX Ujf dan mee kouwe snoes
jes!”
.Dat kan aardig duur worden." kwekte Trui
er rap tusschen!
„Heur ’ns hier, Truike,” see den Blaauwe:
,ide vrouw van Sinterklaas mag nie leggen te
pingelen op den Sint z’n weldoende gaven,
horre!”
„Vrek," zee Trui.
„Dan wordt m’n broek te kort.” vond Aasle-
pm>.
Toen kwam den Flelp binnen. In X zwart,
mee den hoogen hoed op!
Ik voelde: dat kost me ’nen aanspraak. ES
jawel! .Dré," zee den Flelp; ,4k zzal Sln-
singeleklaas toespieken. Ik zeg troespeken. Ik
heb nen schoonen spies, spiest, spiets seg ik,
hopgeschreven, hü zzit Ier hin mijnen oogen
oed en mee den oed in de and spleek ik jou
toe! Dan salet niemand nie, da "k Xn veurleea
en da’s hechter!”
Wat er gebeurt, gebeurt er, docht ik, maar
dieën spiets mot op d’een of andere manier
uit dieën hoogen hoed verdwijnen....!
„Da’i prachtig, Fielp,” zee ik enthousiast:
,Jk as oe ’nen schoonen aanspraak terug
geven!”
„Geren." ase-t-le: jde klant kromt ook!
Onze toesperaken komen dus mergen in de
dagbelajen!”
Toen begost ik m’n leerzen aan te trekken.
Onderwüle den Fielp me daaraan hielp, wees
ik over enen rug naar den Blaauwe die rij
nen kop stond zwart te maken mee X aanlaai-
aal van den deksel van de kachel dat ia de
f