fKdu&Aaal wm den ia%
Heer Bernhard
de Lippe
van
DREIN DRENTEL
I
wie
EN PIET PRIKKEL
F u-susesur -ïï.
H
F 250.-
F 750.
ALLE ABONNÉ’S
doodde g
Marco Graffi? B
Dank U!
ZATERDAG 5 DECEMBER 1936
Strenge straffen
Oude rechtsopvattingen
Katholicisme en Nationaal
Socialisme
1
bQ vertes van een hand.
Een Rembrandt in
Nederland teruggekeerd
EEN STEUNPILAAR
DER KERK
Op ouderen leeftijd ondernam hij
een kruistocht, om daarna in
het klooster te treden
Merkwaardige figuur
uit de 12de eeuw
8*-
Jong geleerd, oud gedaan
sloeg
l
9
102
191
ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen
aan het
toen
ze
die
„wie
is
de
detective,
zei
ge-
Tegen den avond fladderden er overal prachtige .vlinders. „Ik
ga er een verzameling van aanleggen”, zei Drein. Het tweetal
maakte van een rietje en hun uitgerafelde sokken een paar
vlindernetjes.
Ze bolden den heelen dag door. Opeens kwvunen ae aan een
open plek, waar een jeugdige inboorling stond, met een bordje,
waarop in goed Nederlan&ch stond geschreven: Naar de zee.
Plet en Drein besloten dus die richting in te slaan,
De vangst viel echter niet mee. Telkens als Plet of Drein
hen met het netje naderden, vlogen ae bard weg en toen ae
een keer per pngeluk een reusachtig wild zwijn, dat achter een
boom'zat, tegen zijn snuit hadden geslagen, begon de pret té
luwen en renden ae zonder schepnetje verder.
i
i
bij levenslange geheele
verlies van belde armen.
beerde hij hem zoo gauw mogelyk
biljarten te krijgen.
Doch op zekeren dag, een paar weken na
Oraye’s terugkomst In Ashendyke, riep Her
bert. toen hjj terugkwam van zijn mlddagronde
en hjj Oraye bezig vond met het laatste num
mer van het artsenblad In te kijken, hem in de
rookkamer en vroeg hem eens bij hem te komen
zitten.
.Luister eens hier, Adrian,” zei hjj, terwijl hij
zijn pijp stopte, „wij moeten eens praten. *t
Moet, begrijp je. Je weet, dat Ik geen kletskous
ben, maar een dorpsdokter moet zoo nu en dan
al eens naar zijn patiënten luisteren daar
is niets aan te doen. Nu ben Ik vanmiddag bij
den ouden Withers geweest den rentmeester van
het kasteel en of Ik wilde of niet. Ik kon den
ouden man niet van zijn praatstoel af krijgen.
Ik moet zeggen, dat het hem goed deed. HIJ
is natuurlijk op de hoogte van al wat er In dit
brave dorp gebeurt ik geloof niet, dat juf
frouw Butters in het volgende huisje met een
naald In haar vinger zou kunnen prikken, zon
der dat hjj er binnen het uur van af wist”
Oraye bromde Iets In zijn baard.
„Begin nou eens,” zei hjj. „Waarom heel die
Inleiding?”
.Best,” zei Herbert. .Maar haastige spoed is
zelden goed. Nu dan, hier komt het vei haal zon
der eenige Inleiding: Lady Wargrave is weer
op het kasteel.”
Oraye antwoordde niet, maar hij boog zich
juist voorover naar een lucifer, en toen hy
dien opnam sag Herbert, die hem scherp gade
sloeg, plotseling zijn hand beven.
et zal wel niemand ontgaan, dak
zoo ooit dan in onzen tijd, bet
algemeen welzijn bet bestaan en
den krachtlgen bloei vordert van katho
lieke Hoogescholen.
Benedlctus XV aan het
Hoogw. Episcopaat van Nederland.
Menschen, dta zóóveel heest
hebben, dot hun de tijd ontbreekt
om veilig te rijden, krijgen vaak
meenden codeeu In hospitaal of
huls van bewaring
Weder is er een Rembrandt uit Engeland in
Nederland teruggekeerd. Het is een der aeld-
i zame knapenportretten, waarschijnlijk ontstaan
in het jaar 1634, toen Rembrandt, PM gehuwd
met Saskia van Uylenburgh, zjjn palet verrijk
te en blond, zonnig en weelderig sQn sujetten
schilderde, aldus meldt men aan bet Handel
blad.
Kinderportretten zijn er niet vele betoend. Dr,
Bredius nam onder de afbeeldingen in zijn be
kende werk, met als authentiek erkende Rem
brandt’s, dit knapenportret onder een viertal op.
Bijzondere voorliefde schijnt Rembrandt in
dat Jaar voor het kinderportret gehad te heb
ben. ZU hebben alle dat blonde en zonnige van
dit kind met zijn groote open oogen. de milde
lippen en bet teedere modelé van het gelaat an
der kastanjebruin haar, door een gouden band
gehouden. De das Is zwierig gewonden met
zachten glans, bet costuum met de fijne hoogseta
is van het prachtige -embrandtleke coloriet.
Het expressieve wordt verhoogd door de hou
ding, het licht naar voren buigen van bet
lichaam, het naar den toeschouwer toegewende
gelaat, uitziend uit de ovale lijst. 0
Eens schilderde de meester dit jongetje naakt
als Amcr, een schilderij, dat lang In Nederland
was en nu waarschijnlijk In Amerika verblijft.
Andere kinderportretten van 1633 of 1634 zjjn
opgenomen oa. in de Wallace collectie te Lon
den, in de collectie Rothschild te Parijs, In de
Ermitage, in de Walbeek Abbey. Het ia dus
wel van bijzondere beteekenls, dat één ervan*ln
Nederland terug is. Het stuk is nu in de col
lectie der firma Katz te Dieren.
gen bijdroeg. Het struische geslacht der mid
deleeuwen kende geen kleurlooze en onpersoon
lijke straffen, zooals de hedendaagsche maat
schappij. De verschillende dood- en lijfstraf
fen waren rijk aan onderscheiden en variaties,
en de vrouwen kwamen er maar weinig beter
af dan de mannen. Berucht zijn de straffen
„to hut en to hare”, het berooven van oogen
en ooren, het splitten van den neus, bet afkap
pen van een of twee handen. En reeds tamelijk
kleine diefstallen, valschheid bij het spel, zelfs
landlooperjj en stroopery werden herhaaldelijk
op deze wijze gestraft. Het geeselen „mlt scar-
pen roeden”, het brandmerken .mitten slutel”
of met het wapen van de stad en de te pronk-
stelling de „caec”werden hier al dan
niet mee gecombineerd. In 1446 werd in lei
den een vrouw met het oor vastgespijkerd aan
de raadhuisdeur, tengevolge van een vonnis
wegens diefstal. ZU had dan weinig keus in
de wijze, waarop se de vrijheid kon herwinnen.
Deze straf schijnt vaker op vrouwen te zjjn
toegepast als een verzachting van nog zwaar
dere, bijzonder van de doodstraf.
Het ophangen van vrouwe lijke misdadigers
streed tegen de zede, het was slechts in Fries
land gewoonte. Elders werd de vrouw, hetzl)
onthoofd (de dood door het zwaard gold niet
als bepaald onteerend. daar deze oorspronke
lijk de straf was voor hooger geplaatste perso
nen) of ook het levend begraven, vooral, wan
neer men met een dievegge of kindermoorde
nares te doen had. Bovendien waren worging
en verdrinking in een zak doodstraffen, die
zelden aan mannen werden voltrokken, en meer
op vrouwen werden toegepast.
et oud-Nederlandsch strafrecht velde bui
tengewoon zware vonnissen voor feiten,
die heden ten dage niet meer als straf
baar worden beschouwd. Dat waren er meeren-
deeta zulke, die betrekking hadden op gods
dienst en zedelijkheid. Speciaal godloochenlng,
roekeloos zweren, meineed, waarzeggerij en ket
terij zij heetten .misdaden tegen God en
Zijn Majesteit" kwamen den delinquent
duur te staan. Ook godslastering, verberging
van misdaden, afvalligheid, simonie en alle
soorten van tooverjj vielen onder deze groep.
Ten tijde van de Republiek kwamen daar nog
by de pogingen om den bestaanden Godsdienst
te veranderen, bet gezag van de beerschende
Kerk te ondermjj^en en dan natuurlijk de hier
mee samenhangende politieke misdrijven.
Over degenen, die zich aan een dezer ver
grijpen hadden schuldig gemaakt, werden voor
ons gevoel waarlijk gruwelijke vonnissen ge
veld. Als voorbeeld zij het geval van Adriaen
Koerbach aangehaald, die in 1668 met de jus
titie In aanraking kwam wegens het verkon
digen van goddelooze stellingen in zijn werken
en die door den schout tegen zich boorde
elschen: dertig Jaar opsluiting in het tuchthuis,
verbeurdverklaring van goederen, het afbouwen
van den rechterduim en het doorboten van de
tong met een gloeienden priem l En nog In 1738
werd een zekere Robert Adriaense uit Hoorn
wegens loochening van God, zlinde „een mis
daad van gequetste Goddelijke Majesteyt", ver
oordeeld „om met een gloeyende priem de tonge
doorboort en met de koorde gestraft te werden,
dat er de dood na volgt, en verders desselfs
doode iichaem buyten tot afschrik van andere
op een radt ten toon gestelt te werden.” Bo
vendien werden zjjn goederen verbeurd ver
klaard!
TOch moet men by het beschouwen van deze
oude rechtsopvattingen in het oog houden, dat
de godsdienst vroeger een heel wat voornamer
plaatsvin het openbare leven innam dan thans,
en bovendien, dat de traditie in het rechts
leven nu niet bepaald tot humanere stemmin-
HOOFDSTUK IK
Lady Wargrave krijgt gasten
Toen Adrian Oraye, na zyns vriends aanbod
overwogen te hebben, zyn besluit nam, han
delde hjj snel dienovereenkomstig. Voor den
middag van den volgenden dag was hy terug
in Londen. Vóór den avond van denzelfden dag
had hy al zyn afspraken afgezegd,„al zyn
onderhandellngen over de huren van een flat
of van kamers afgebroken en was hy weer op
weg naar Ashendyke. En daar leefde hy bet
rustige bestaan van een dorpsdokter en werkte
er In alles wat er “te doen viel met Herbert
mee. Hy werkte hard van *s ochtends tot
avonds en was nooit zoo voldaan, als wan
neer hy aan het werk was. In hun ledige uren
boomden de vrienden veel en over van alles,
van over Graye’s reizen tot over de laatste
ontdekkingen op medisch gebied. Maar over
wat voor dingen ze het ook hadden, nooit spra
ken ae over Lady Wargrave en wanneer Her
bert de oogen van zijn vriend maar somber sag
woeden en zyn voorhoofd sag rimpelen, pro-
By de ultgevery Van Gorcum en Comp. te
Assen zal dezer dagen een vlugschrift van
Anton van Duinkerken het licht zien onder den
titel Katholicisme en Natkmaal-SoctaHsme. De
schrijver houdt zich zoo weinig mogelyk bezig
met de practlsche en politieke aspecten van
het nazl-systeem, om de aandacht geheel te
concentreeren op de zoogenaamde mystiek van
het natlonaal-soclallsme, die hy met de katho
lieke mystiek vergeiykt.
ongeschiktheid tot werken door p 7^0 ®en met
a, belde beenen al belde oogen wve" doodeiyken afloop
'aangifte~moet,jop straffe van verlies van alle rechten, geschieden uiterujk drie maal vier en twintig uur na het ongeval
combe voelde, dat zyn gesel schrok,
voorby ging.
„Welnu,” -
dame?”
Mynheer Quarendon wischte uit pure
woonte zjjn voorhoofd af.
,De Heer sta me by,” riep hy uit, „Gemma
Graffi 1”
„Juist,” zei Wlrlescombe. „Gemma Graffi en
tevens Lady Wargrave."
van myn stoel als ontroerd. Met m’ntanden op
elkaar, sloop ik naar mijn hospita. Om haar te
Jk hoop, dat u ss aardig vindt," zei ss sen-
timen teel.
„Aardig?” sel Ik. „OngeloofeWk, buitenge
woon! En dan nog wel honderd en één tegelijk.
„Honderd en één?” verschrok se. Toen grin
nikte se opeens: „O ja, nu herinner Ik bet ma.
Ik dacht, dat u weer eens een grapje maakte.
Er kwamen
steeds meer fa
milieleden en dus
steeds meer pak
jes. Mijn zenu
wen begonnen te
werken. glimla
chen verschoven
op myn gezicht en maakten er stuiptrekkingen.
Myn jongste broer bracht het tragisch mo
ment. Ik bekeek zyn geschenk van alle kanten.
„1 Ziet er schitterend uit, kerel, maar
ehwat te het elgeniyk?”
„Weet je dat niet eens? t Is een snor-be-
schermer, dien kun je op alle kopjes zetten.
Vader zaliger was altyd zoo Ingenomen met
zoo’n geschenk.”
De vrouweiyke familie traanoogde, de man
nelijke vertegenwoordiging kuchte.
„Dat te mooi van je, Alfred,” paste Ik m|j
aan, en ik dacht aan een snor op mijn boven
lip. Ik werd wee by de gedachte en kneep m'u
oogen dicht. Doch de familie reageerde daarop
met meerdere tranen en kuchjes. In het genre
onbruikbaarheid volgde dan nog een aantal
cadeaux.
M|jn schoonzusters moeder bezorgde me een
lang smal pakketje. Het was een kwelling bet
vasC te houden, overal gaf het mee en het was
griezelig week. Ik hield myn adem in. myn
lach stotterde over myn gezicht. Met alle zelf-
beheerachlng wikkelde Ik het papier er af. Br
verscheen een groen, wollen vest. Buitengewoon
wollig en buitengewoon groen, hard groen, een
groen als nog nimmer eenig gras gehad heeft.
Ik kreeg pijn in m’n oogen en boe meer Ik be
dankte. hoe meer groen ik overal sag- Ik kreeg
er tranen van in de oogen. Om zooveel dank
baarheid omhelsde me de moeder van myn
schoonzuster en zoende ma.... Ontzettend dia
Sinterklaasavonden I
Toen ik uitgeput mijn famine tot aan de deur
begeleidde by het afscheid en haar als een af
getobde grijsaard nastaarde, kwam een arme
sukkel langs, die .goede avond" wenschte.
Daar viel me een voortreffeiyke gedachte in:
„Wel oude heer, een goeden Sinterklaas ge
nad?”
„Het volgend jaar misschien, meneer, de tijden
zyn te slecht.” antwoordde de oude.
„Geen kwestie van. Kom hier, ik heb wat voor
je,” en Ik gaf hem, wat me het meeste ergerde;
den snorbeachermer. de gedichten, den kalender
dat hopelooee vest, en nog veel meer verdween
In een zak. Toen hy de deur uitstrompelde
duwde ik nog terlulks een potlood, een doos
lekkers en een pak toffees In zyn jaszakken.
.Donk u, dank u duizendmaal," zei hy telkens.
„Niets daarvan.” protesteerde ik, Jk bedank
jou juist en je hebt er geen Idee van boe hart
grondig myn „dank u” is gemeend.”
hard naar Rome om den Paos te vragen een
bisschop voor Koerland te benoemen. In bet
Zuiden van Lyfland Immers was bet rustig en
bloeide het geloof, terwyi In het Noorden de
toestand nog steeds crltiek bleef. Honorius III
verhief Bemhard tot deze waardigheid. Met ver
lof ook In de Nederlanden te prediken vertrok
Bemhard naar bet Noorden, naar Utrecht,
waar sinds 1216 zyn zoon Otto bteschop w-s. In
den winter van 1318 gaf in den 8t. Plechelmus
van Oldenzaal een zoon de consecratie tot bte
schop aan zyn ouden vader. In den volgenden
herfst wydden vader en zoon hun zoon en broe
der Gerhard tot aartsbisschop van Bremen.
Waldemar versloeg de Esthen. maar wilde nu
als leenheer erkend worden, een elsch, waarin
een deel der Zwaardbroeders wilde bewilligen.
Bisschop Albert besloot nu hulp te zoeken in
Rome, maar door de gespannen verhouding van
Paus en Keizer, kon hy by geen van belden
steun vinden, zoodat tenslotte Bemhard naar
Duitschland reisde om er een kruistocht te pre
diken. Toen hy In 1223 met een leger terugkeer
de vond hy slechts de heidenen tegenover zich;
de Zwaardbroeders hadden zich weer om den
bisschop geschaard en Waldemar was naar De
nemarken getrokken, waar zyn tegenwoordigheid
dringend veretecht werd. Bteschop Bemhard zou
echter niet lang van de rustige tyden, die zich
nu aankoncügden, getuige zyn, want reeds in de
laatste dagen van April 1224 stierf hy In zijn
bisschopsstad Selburg, een plaats halverwege
tusschen Riga en Dunaburg aan de Duna ge
legen en nu Salwen geheeten.
Abt Robert van Dunamunde kwam om bet
stoffeiyk overschot naar de abdy over te bren
gen. Toen zyn schip de Duna was afgezakt en
in de monding was aangekomen, overviel het een
noodweer, waardoor bet schipbreuk leed. Met
de meesten der opvarenden verdronk ook abt
Robert.
Thans nog dekt één grafsteen de belde vrien
den: Robert, den abt van Dunamunde en Heer
Bernard van de Lippe, den Grootmoedigen, den
bteschop van Selburg.
nlangs hebben wy by gelegenheid van de
f I jaariyksche kerkeiyke herdenking van
St. Elisabeth van Thurlngen uiteengezet,
hoe tangs verschillende wegen was aan te too-
nen, dat onze Prinses in rechte lijn een afstam
melinge is van de heilige landgravin van Thu
rlngen. Een dier wegen gaat langs de landgra
ven van Hessen-Darmstadt, van wie de eerste
tras Georg I, die na de verdeeling van het al
oude Hessen in Hessen-Kassel er. Hessen-Darm-
stadt by den dood van Philips l in 1567 de eer
ste landgraaf van Hessen-Darmstadt werd. Hy
nu was gehuwd met Magdalena van de Lippe
uit het oude geslacht van de heeren van de
Lippe, zoodat Prinses Juliana door deze gravin
ook verwant te met het geslacht van haar aan
staanden Prins-Gemaal en in rechte lyn even
eens een afstammelinge is van heer Bemhard
van de Lippe, den Grootmoedigen, een der
merkwaardigste mannen van de 12de eeuw in
Duitschland.
Over dezen voorvader zoowel van Prinses Ju-
Hana als van Prins Bemhard mogen hier eenige
byzonderheden volgen, ontleend aan de studie,
welke Pater P. Strftter 8J. ln Studiën van 1898
aan hem wydde.
Oude kronieken mogen al probeeren de ge
schiedenis van het huis van de heeren van de
Lippe op te voeren tot ln de vroege middel
eeuwen en men moge al bewyzen aanbrengen,
dat leden van dit geslacht reeds Karei den
Orooten met de wapenen dienden, vóór de 12de
eeuw zyn echter weinig byzonderheden met his
torische nauwkeurigheid vast te stellen. De oud
ste acte, welke de heeren van de Lippe vermeldt,
is die, welke de twee broeders Herman en Bem
hard teekenden in 1113 In de abdy van Corvey
ln Saksen. Bemhard vindt men daarna slechts
weinig vermeld maar Herman ontmoet men her-
haaldeiyk in de berichten over de geschiedenis
dier dagen. Deze Herman voert reeds den by-
naam: van Lippe, daar zyn goederen verspreid
lagen ln het stroomgebied van deze rivier. Wie
zyn gade was weet men niet, evenmin kent men
den naam van zyn oudsten zoon. Des te beter
is ons.echter *n jongere zoon bekend: Bemhard,
die op lateren leeftijd een der steunpilaren der
Kerk zou worden ln de missiegebieden aan de
Oostzee. Hy werd geboren omtrent het Jaar
1140 en als jongere zoon bestemd voor den
geesteiyken stand. Hy trok dan ook naar de
domschool van Hildesjieim, naar men meent,
daar hy later hier Kanunnik werd. De dood van
zyn oudsten broer was echter oorzaak, dat hy
naar huis teruggeroepen werd, om zyns vaders
opvolger te worden. Deze trok met Keizer Fre-
derlk I Barbarossa mee op diens derden tocht
naar Italië, waar hy in 1167 aan de pest be
zweek.
Intusschen Werd Bemhard betrokken ln de
onlusten, welke toen Duitschland ln beroe
ring brachten, daar hy deelnam aan de pogin
gen om de groote macht van* Hendrik den
Leeuw, den hertog van Sakseh en Beieren, te
verbrokkelen tydens oe afwezigheid des kei
zers. De Leeuw immers gold toen nog als een
vriend van Barbarossa. In den zomer van 1168
werd op den rijksdag te Wurtsburg de strijd be
slist. De Keizer gaf Heer Bernhard van de Lippe
by die gelegenheid het voorrecht op zyn allodl-
ale goederen een versterkte stad aan te leg-
■a gen, .waarvan Bemhard gebruikt maakte door
Lippstadt metJ muren te omringen en tot stad
te verheffen. Een opmerkeiyk feit, meent Pa
ter Strëter, want behalve in Vlaanderen zullen
weinig plaatsen ln deze Noordelijke gewesten
zich op zoo’n hoogen ouderdom kunnen beroe
men. Nog beter komt zyn juist Inzicht ln de
elschen zyner dagen uit in het feit, dat hy den
bewoners van Lippstadt ook vele rechten gaï.
welke hy onttoende aan de wetgeving v^n het
naburige boëht. Deze Poester Schraa, van welk
woord de beteekenls jeer duister Is, gold eeuwen
lang als de meezt vrijzinnige tetelling, die men
i wenschep kon. Zelfs Lubeck zou kort hierop
dezelfde rechten dankbaar van den keizer aan
vaarden. Ook Lemgo, in hét huidige Lippe-Det-
mold, verhief Bemhard tot denzelfderf rang als
Lippstadt, om jjpk dg verafgelegen leengoederen
van zyn vade? in deze voorrechten te doen dae-
len.
Spoedig echter zou de wankele vriendschap
van den Welf en den Hohenstauf ln vyandschap
veranderen. Toen Barbarossa tydens zyn 4den
tocht naar Italië hulp noodlg had. vroeg hy die
van Hertog Hendrik. De Keizer valt hem zelfs
te voet, maar de Leeuw weigert hem den heer
ban, zoodat 29 Mei 1176 de Keizeriyke st. Ml-
chielsbaniér moest zwichten voor de kruisvlag
van het Lombardische stedenverbond.
In de verwarring, die intusschen in Duitsch
land ontstaan was, poogde menig edelman rich
te bevoordeelen, door nu den een en dan den
ander te helpen. Bemhard stond echter als leen
man aan de zyde van den Leeuw, maar was voo^
het overige een echt rldde- uit dien tyd. De
Kelzer wist by zyn terugkeer toch weer orde
in den chaos te brengen. In 1181 ligt de Leeuw
„Weer op teet kasteel,” herhaalde Herbert, „en
er zyn logé*s ook. Je<>weet misschien, dat het
kasteel, zooals ik dat heb voorgesteld, van bo
ven tot onder vernieuwd Is. De bewindvoerder»
hebben er zich natuurlijk eerst mee bemoeid.
En nu gaat Lady Wargrave misschien wel het
heugiyk feit vieren. In ieder geval ae te er,
en ze heeft een paar logé’s meegebrachtT
Graye bromde duldeiyker.
„Wat heb ik daar mee te maken?” vroeg htj
uitdagend. „Ik begrijp niet waarom je me dat
vertelt?”
,Jk verteFhet je, om je niet voor een plotse
linge verrassing te doen staan. Ik vertel je bet
voor je eigen bestwil. Zie je, je zou Lady War-
grave wel eens ln het dorp tegen kunnen ko
men.”
„Nu en dan?” vroeg Graye.
,Jk geloof niet, dat dat goed zou zijn- Ik ge
loof zelfs, dat het heel verkeerd zou zyn," ant
woordde Herbert „en ik dacht, dat je misschien
zoolang als zy hier was liever weg zou willen
gaan. Withers zei me, dat ae niet lang zou
blijven.”
Graye keek op en Herbert zag een uitdrukking
in zyn oogen, die hem te denken gaf. Maar op
dien vluggen blik volgde nog sneller een lach.
„Als je denkt, dat ik weg zal loopen om een
vrouw. Jack, dan ben je een groote dwaas. Ik
ben hier en ik biyf hier. Ik zal mijn hoed toch
zeker wel voor Lady Wargrave af kunnen
nemen, als ik haar soms tegen mocht ko
men."
my dat van myn eigen dochter herinner, die
ik pas twee uren geleden gezien heb."
.Meel goed. Stelt u my gedurende de volgen
de dagen elk uur per telefoon op de hoogte,
waar u bent, zoodat ik me ieder oogenblik met
u ln verbinding kan stellen. Of bel me liever
lederen morgen op en zeg me dan wat uw plan
nen voor den dag zyn. En gkat u nu weg.”
,4a,” zei mynheer Quarendon gehoorzaam.
Hij ging naar de deur en bleef daar even staan.
„Wat ik wou zeggen,” fluisterde hy, „denkt....
denkt u, dat het meisje het werkeiyk gedaan
heeft?”
Wlrlescombe lachte.
,Jk denk, dat als we haar te pakken krijgen,
we op weg zyn om uit te vinden, wie werkelijk
haar grootvader vermoordde,antwoordde hy.
„Goeden morgen.”
Mynheer Quarendon bemerkte ln de eerst
volgende dagen niets byzonders.
De jonge man, die by hem kwam, was keer
kalm, gedroeg zich keurig, zeer bescheiden, cn
maakte zlch op allerlei wyze verdlensteiyk. Of
er nog andere dergeiyke jongemannen In de
buurt liepen, wist mynheer Quarendon niet.
Elgeniyk wist hy heelemaal niets, totdat hy
plotseling *n boodschap van Wlrlescombe kreeg,
die hepi vroeg 's avonds in Park Lane te ko
men aan het Oxfordstreet end.
Toen ze elkaar ontmoetten, nam de detective
hem mee naar 1 eind van de straat naar de
poort van *n bepaald huis, waar se juist aan
kwamen, toen "n auto er voor stilhield. Even
later werd de deur geopend; *n lakei ging *n
dame in kostbaar avondtoilet voor. En Wlrles-
geknleld voor Barbarossa. Voor drie jaar wordt
hy verbannen.
Tusschen al deze krijgsbedrijven door was
Bernhard rond 1174 gehuwd met Hellwig, doch
ter van Ulrik, graaf van Altenahr. Uit dit hu-
weiyk werden rijf zonen en zes dochters gebo
den. Van de zes dochters namen vier den sluier
aan. Van de vyf zorien werd Otto bisschop van
Utrecht (1316—1327). Gerhard aartsbisschop
van Bremen. Bernhard bisschop van Paderborn,
DIederik proost te Deventer, terwyi Herman zyn
vader opvolgde.
Frederlk was elndeiyk tot rust gekomen, maar
ln 1187 ging de jobsmare door heel het Westen,
dat de Sa racenen Jeruzalem hadden veroverd.
Frederlk neemt nu «Ie leiding op zich van het
Duitsche leger in den derden Kruistocht. Bem
hard ging niet mee. we! echter zyn vriend Wit-
tekind van Rheda. Deze had met Ludgerus van
Woldenberg Bernhard geholpen by het stichten
van ’t klooster Mariënfeld. dat aan Clsterclën-
sers ter bewoning gegeven werd. Vóór zyn ver
trek vermaakte Wltteklnd zyn goederen aan dit
klooster, en deed de gelofte er na rijn terugkeer
als monnik ln te treden. By Acco stierf hy ech
ter aan de pest. Slechts zyn gebeente zou nog ln
de abdy terugkeeren.
Bernhard’s leden waren met het klimmen der
jaren zoo met lamheid geslagen, dat hy nog
slechts ln een draagstoel mee ten strijde kon
trekken. In deze jaren nu deed Heer Bemhard
een gelofte een kruistocht te ondernemen en
daarna ln het klooster te treden.
De tocht ging naar de landen langs de Oost
zee. waar de christenen van Lyfland hulp be
hoefden tegen de opdringende heidenen. In 1196
trok Bemhard mee en keerde het volgend jaar
genezen terug. Hy gaf nu zyn bezittingen over
aan zjjn zoon Herman en trok zich met toe
stemming zyner echtgenoote terug in de abdy
van Mariënfeld. Hij zou hier echter zyn ouden
dag niet beleven.
In het toenmalige Lyfland, dat de gebieden
Esthland, Lyfland en Koerland omvat, waren
sinds 1158 pogingen tot kerstening ondernomen.
Meinhard werd als eerste bisschop door Bert
hold opgevolgd, die abt was geweest van Lok-
kum ln het diocees Bresnen. Met hem deden
de Bemardynen hun intrede ln Lyfland, waar zy
een klooster stichtten te Dunamunde. Berthold
werd echter spoedig door de heidenen vermoord,
waarna Albert van Apeldern hem opvolgde. Deze
verlegde den bisschopszetel van Uexkilll naar
Riga, dat hy versterkte. In 1202 stichtte hy met
abt Diederik van Dunamunde de orde der
Zwaardbroeders, die, later vereenigd met de
Duitsche Orde, zoo krachtig zou medewerken
aan de kerstening en beschaving der Oostzee-
landen.
,JEnde dese heeren droegen witte mantel met
een rood sweert ende daerop ene rode sterre,
enden dese bieten Sweertbroeders”, aldus een
oude kroniek der Duitsche qrde.
Toch bleef de toestand zorgiyk, zoodat bls-
schop Albert zich naar zyn broeders wendde in
Duitschland om hulp voor zyn christenen tegen
de heidenen. By de vele pelgrims, die op zyn
oproep in 1211 naar het Noorden oprukten, sloot
zich ook frater Bemhardus aan, nadat hy de
toestemming des Pausen verkregen had om de
bedreigde christenen ln Lyfland te hulp te ko
men. Frater Bemhardus nu naderde reeds de
70! Hy biyft na aankomst in de Oostzeelanden
achter in het klooster te Dunamunde, maar
reeds spoedig yit hy naar het Noorden, als de
christenstrijders door de heidenen by Fellln zyn
Ingesloten. Mede door zyn raad in het krijgs
beleid weet men den vyand op zyn beurt te
vangen en te vernietigen.
Om een betere geesteiyke verzorging der
Esthen mogelyk te maken, werd ab^ Diederik
tot bisschop der Esthen verheyen, waarna Bem
hard hem als abt opvolgde en de priesterwijding
ontving. In 1217 bezocht Bemhard Duitsch
land en oa. ook de abdy van Helsterbach. waar
Caesarius verschillende verhalen opteekende
naar de woorden van .Meer Bemhard van de
Lippe, abt ln Lyfland”.
In 1218 reisde hy met Albert en Diederik naar
koning Waldemar II van Denemarken om zijn
hulp in te roepen. Nadat Waldemar, die reeds
lang gehoopt had vasten voet te krijgen in Lyf
land, hun bijstand had toegezegd, trok Bem-
-E' wordt er dol van! Ik vind bet iet» ver-
schrikkeiyks, iets onuitstaanbaars; ik haat
dat leest. Dat wil zeggen, bet Ueert”. dat de
,4nen” ervan gemaakt heeft. Bovendien 1» het
voor my altyd een avond vol angst en vrees,
of myn houding myn familie, ter wille van de
op de innemendst en harteiykst denkbare
wijze te moeten bedanken.
Dat vreeseiyke woord „Dank u”.
Iemand bedanken voor het aanreiken van
het zout is gemakkeiyk en aannemelijk
noeg. Daar is ook niets sentimenteels of ont
roerends in, en je kunt het doen tot tevreden
heid van alle gasten, zonder dat men er voor
behoeft op te kijken en zelfs zonder dat men
er iets van bemerkt. JJank u" voor het zout
natuuriyk wil niet zeggen: „wat is het toch
vreeselyk goed van u om my dat zout even te
willen overreiken,” het bedoelt alleen: o. Ik rie
dat u het gedaan heeft.”
Maar dat .Dank u” op Sinterklaasavond by,
laat ik zeggen, het krijgen van een aschbokje.
Of het een zilveren of een blikken aschbok is,
maakt zelfs geen verschil. Het .Dank u” moet
ln leder geval 18-karaats zyn, het moet verras
sing Inhouden en dankbaarheid en tegeiyk de
grootste bewondering. Zelfs moet het uitdruk
ken, dat zoo’n aschbak elgeniyk het eenige
ding is. waarop je al jaren wachtte, en dat nog
steeds een gemis in je aardschs leven bleef.
Wat staat me dit jaar te wachten? Ik her
inner me de vorige Sinterklaaskwelling nog met
koude rillingen. Ik moet nu eenmaal» volgens
onze familie-traditie ook al zoo iets vreese-
lyks als oudste broer myn familie ontvangen.
1 Begon met een veel te vroegen kop thee
na het eten, een doos zoetigheid. Natuuriyk
dacht ik aan een geschenk van de meid.
Moe buitengewoon aardig van je.” zei Ik.
„O, 1 is niet van my, meneer,” giechelde se,
„maar ik mag niet zeggen van wie het wél is."
„Nou, 1 is toch buitengewoon aardig,” hield
ik vol, Jk moet er achter komen, wie dat gaf.
Aan zoolets durft een mensch haast niet den
ken.”
Toen ik naar beneden ging om myn gasten
op te wachten, werd Ik onder aan de trap zan
der meer besprongen door één van myn nich
ten, die „vooruit" gekomen was.
„Dag, oom Bob,” schreeuwde ae en
haar armen als schroeven om myn hals.
„Stel je voor, om zoo aan my te denken,”
probeerde Ik met myn jaariykschen glimlach.
Toen kreeg Ik een pakje. Myn nichtje wachtte
vol spanning tot ik de touwtjes had losgepeu
terd. Ik wikkelde tallooze papieren af en deed
myn best niet te denken, wat het kon zyn.
Het was een speldenkussen.
„Och wat aardig," mompelde Ik. als geheel
vervuld van de schoonheid en nuttigheid van
het geschenk. „Dank je wel, hoor!”
„O, Ik gaf u het verkeerde pakje,” gil-lachte
se, en ik kreeg een ander pakje ln mijn han
den. Vol moed begon Ik opnieuw.
„Ik hoop, dat het een pyp is,” grijnsde Ik.
Het was een potlood. ..Als er iets ta, wat ik nóg
liever had dan een pyp, is het een potlood. Ik
gebruik altyd een potlood. Dank je wel, hoor,
dank je wel.”
Nicht was opgetogen, doch werd verdrongen
door haar jongere broertje. Een jongen vol
goede eigenschappen, maar ik hoop, dat hy se
ook zal leeren beheerschen. Hy gaf me, ietwat
schaapachtig, ook een pakje. Ik vond het een
voudiger maar tevoren te bedanken, maar Ik
móest het openmaken.
Uk dacht het heelemaal zelf uit,” zei hy.
„Maar toch,” riep Ik, en zyn gave overtuigde
me, dat hy óók heelemaal aan zichzelf gedacht
bad. Het was nameiyk een half pond toffees.
Toen kwam m*n schoonzuster; ze bracht een
«kalender mee met drie afgrijseiyke, zwarte kat
ten erop. Ze ta dol op zulke dingen.
Het volgende prpeentje was van myn hos
pita: een bundel met 101 gedichten. Niet pre
cies honderd, doch met nóg meer opset: hon
derd één. Hoewel Ik geen seconde meer kon
denken, dat by zoo’n uitgave de bundel ook
maar één .gedicht" zou bevatten, stond ik op
32
Wlrlescombe vroeg mynheer Quarendon om
juffrouw Acock even naar de kamer te brengen,
hy haar vandaan had gehaald en dan
terug te kofnen. En toen deze terug kwam
knikte hy hem toe, alsof hy in zyn afwezig
heid tot een of andere conclusie was gekomen.
Uk geloof, dat die vrouw geiyk heeft." zei hy.
„Dat geloof ik ook. nfljnheer Wlrlescombe."
Bei de huiseigenaar. „Dat geloof ik ook.”
.Dus het meisje is in Londen, ten minste was
•r Dinsdagavond,” vervolgde Wlrlescombe. ,Mu
sou ik wel eens willen weten, waarom en hoe
dikwijls zy dien Dl Spada bezoekt. Tusschen
twee haakjes, weet u iets van hem?”
Meen heel weinig,” antwoordde Quarendon,
«elgeniyk weet Ik niets van hem dan het feit,
dat hy •n huurder is, zyn huur regelmatig be
taalt en aardig wat leerlingen sehynt te hebben.”
Wlrlescombe, die In Quarendon's korte afwe
zigheid van zyn stoel was opgestaan, en met
rijn handen ln zyn zakken op en neer liep,
king weer op den rand van zyn bureau ritten.
Hy keek zyn bezoeker peinzend aan.
„Hebt u niet ■n kantoor in het Austerlitz
flatgebouw?” vroeg hy.
Ua.”
„Waar ligt dat ln t gebouw?”
„Als je binnenkomt aan den linkerkant van
de hal.”
.Hebben de ramen "•daarvan uitricht op de
trap voor den hoofdingang?"
„Ja, mynheer Wlrlescombe, als men voor het
raam staat kan men Iedereen, die binnenkomt,
zien.”
,Mebt u ’n klerk op het kantoor?”
.Meen, Mynheer, ik houd al myn boeken zelf
by. Als l£t druk heb, komt myn dochter me
wat helpen, als *t noodlg is."
.Best,” zei Wlrlescombe, Juister, Ik wil zoo
veel mogelyk te weten komen over dien Dl
Spada. Ik wil ook te weten komen, waar we dat
meisje kunnen vinden. Ik denk niet, dat ze
daar nog naar toe zal gaan, maar hy zal naar
haar toe gaan. Nu zal Ik een geschlkten jonge
man sturen, die voor uw klerk zal moeten door
gaan. Laat hem maar doen wat hy wil. En
Iemand anders, u zult er niets van merken,
zal Dl Spada’s gangen buitenshuis nagaan. Kunt
u dal zoo regelen, Ik bedoel wat blifcen betreft?”
^Mer," antwoordde mynheer Quarendon,
die In stilte verheugd was, In zoo’n geheimzin
nige zaak betrokken te zyn. .Beker, laat hem
maar komen wanneer hy zin heeft.”
„Vanmiddag om 4 uur.” zei Wlrlescombe. ,Mu
nog wat. Zou u zelf Gemma Graffi terugken
nen
,Jk. mijn beste mynheer, natuuriyk zou ik
dat!" riep de huiseigenaar uit. .Memel ja! Ata
die vrouw ginds het kan, kan Ik het ook. Ik
herinner me haar gericht nog zoo goed als ik
<90