DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL
(Kdv&faal aan den tag
I©
wIn Holland staat een Huis”
I III
F 250.-
H
jWie doodde
I Marco Graffi?
ALLE ABONNÊ’$ F 750-
I
r
1
WOENSDAG 30 DECEMBER 1936
HARMONIE van
«s
Aan *t leven
weergegeven
BOEK EN BLAD
i
k
I
ren
15.
-75
ks.
ler
50
I
n
s.
I
Schrijf: „Holland U biy.”
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN U1TERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
A
WW
tie
1
3e
o. J.
B
O. J.
o
51
vroeg
HOOFDSTUK VIII
toch St. J<
Opgelicht
(Wordt vervolgd)
o
a
.fr’
i1
Niettemin had deze ontmoeting Piet en Drein op een idee
getocht. Ze zouden schilderijen gaan maken en probeeren, die
onderweg te verkoopen. Nauwelijks waren ze aan hun eerste
schilderij. <4 ze werden opgebracht naar de naastbij gelegen
kazerne. „Zoo”, ad de Commandant, „jullie rijn spionnen.”
O jeugd, voorbij! ZIJ sluit het raam,
ZU staat stil, vouwt haar handen saam,
alsof zU afscheid neemt. Kind ween,
Mijn arm ligt om uw schouders heen.
..Hoe komt U daar nou bij", zei Pret, „we zijn allebei kunst
schilder.” „Maak dat je tante wijs”, bulderde de commandant,
„waarom schilderen jullie dan juist de forten hier?”
56,
3e
44,
Er ia niets weg. Elk ding leeft voort.
Alles wat u heeft toebehoord.
Wees niet, is met u meegegroeid,
De prinses denkt: ik ben alleen.
Zij voelt, de jeugd sterft uit haar heen.
Z(j gaat ndar *t raam, ontsluit het zacht.
ZU ziet uit in den winternacht
Ik heb tevoren uitgerekend,
dat leder voorwerp naderhand
voor u een toegang heeft beteekend
tot de elementen van uw land.
Vrees niet, dat jeugd en kinderdroomen
voorbijgegaan zjjn voor altoos:
ZU kunnen weer te voorschUn komen,
ZU slapen slechts In de oude doos.
Eenigen tUd later verschUnt het Bruidspaar
en ontspint zich een tweegesprek als volgt:
„We wisten heusch niet, dat het een fort was”, meneer de
commandant”, zei Plet bedeesd. „Goed”, bromde de comman
dant. „dan zal Ik jullie voor dezen keer gelooven, maar denk er
om, dat ik je hier nooit meer in de buurt zie. want dan ga je
aan de galg.”
i
er:
en,
re-
ii.
en.
40
Twee rivalen in den strijd om den titel
van den besten hond op een Ameri-
kaansche tentoonstelling. 1
I
t-
II
Q.
1.60
130
Van opperste geluk vfel samenstroomen?
Heel t Volk leeft met ons mee. Ik leef met ben.
Dit doet in mU een nieuwe kracht ontwaken
Toch weet ik. dat ik een klein meisje ben,
Hoe zal ik heel het volk gelukkig maken?
halve
den
4.
in
De zolder borg hetgeen beneden
bükans van ouderdom verviel:
een klok, Mb kist, een arreslede.
een roeiboot, flets en spinnewiel.
bij levenslange geheele
verlies van beide armen.
VLAKKE MEETKUNDE, door
O. Krooshof en A. Prakken,
Uttg.: J. B. Wolters Gronin
gen, Batavia.
a
-46
al*
:h-
106
Prinses:
MU hjkt het of de wereld schoon wordt
Niet voor één dag, doch voor geheel myn levena
Zie naar de woorden op dat oude bord:
.Holland is blü.” Die zyn uit t hart geschreven.
Prinses:
Ik heb U Hef. Dit Is het eenig woord.
Dat ik mU zelf gedurig hoor herhalen.
Djt zwijgt geen oogenblik in my. Dit hoort
De stilte, die mU door den hof ziet dwalen.
W.
3e
Prins:
Zooals gij mU gelukkig hebt gemaakt.
Eenvoudig door de liefheid van uw wezen.
Biyf wie gU zUt. Prinses, die liefheid raakt
Het hart van t volk, dat diep in t hart kan
lezen
u:
m
o:
0:
él
0;
10,
17,
en
en
en
If.
„Wat denkt u daarvan?” vroeg Wirlescombe.
Graye schudde het hoofd. De detective on
derdrukte een geeuw.
„Neem me niet kwalijk* zji hU, Minaar ik heb
Alweer een werkje over Vlakke Meetkunde
voor de Ulo-school: het groote aantal uitgaven
op dit gebied groeit nog steeds aan. Dit boekje
is evenwel iets anders dan de andere, en zal
daarom allicht met ingenomenheid worden be
groet. De schrüvers hebben n.l. in de gangbare
volgorde der hoofdstukken en in de behande
ling der leerstof eenlge wUzigingen aangebracht.
De Prinses droomt van bet verleden en
grijpt in dien droom den zin voor de toekomst:
DE GRONDSTOFFEN DER WEEF
SELS (Textielvezels) door S. A.
van Hoytema en A. M. L. Bolleman
v. d. Veen. Uiig.: J. Noorduyn
en Zoon. Gortnchem.
Zoo spreekt Vrouwe „Verleden”. De Prinses
schouwt naar het weleer. Ze blikt uit ’t raam
naar het land, waar ze eena gespeeld heeft als
kind, schaatsen gereden heeft als kind, geroeid
heeft, geard heeft als kind. En „Goed” mUmert:
sldap. Ik ben al van zes uur af op. Dus u ziet,
dat Ottilia Morro er toch iefs te maken ge
had kan hebben. Ziezoo, ik ben al klaar voor
vanmorgen, en als u nu naar Ottilia op zoek
gaat, dan ga ik mee, als u het goed vindt. Ik
kan misschien helpen met iets.”
„Goed,” antwoordde Oraye. HU haalde zUn
portefeuille voor den dag. en nam er de brie
ven uit, die de oude priester hem meegegeven
had. „Laten wy naar het gasthuis gaan”, zelde
hU, en naar den rector aan wien dit briefje is
geadresseerd.”
Ze moesten eenigen tUd op den rector wach
ten. Ten laatste kwam hy een typisch asceet,
wiens scherpe oogen hen met verwondering
aankeken, en van hen naar het briefje staar
den, dat Oraye voor hem afgegeven, en van het
briefje weer naar hen.
„U wenscht haar te zien, die weleer Ottilia
Morro heette?’ zei hU klaarblUkelUk verwon
dert!. .Maar, heeren, ze is niet hier ze is
weg.”
„Weg!” riep Oraye uit. „Weg?”
.Ze is gisteravond uit Rome
antwoordde de geestelUke. ..Naar
gezelschap van een heer en een
klaarblUkelUk hetzelfde dpri hadden als u.”
vertrokken",
Londen, in
dame, die
carnaval directer en spontaner tot de ver
beelding van rijn hoorden door te. dringen
dan Nijhoff. Eigenlijk gebeurt er niet
veel in dit tweede deel, maar het geeft een
schets van het volksverheugen bij dit na
tionale feest. Al dadelijk brengt de haring
en suurman Philip la Chapelle de joviale
stemming er in, en Oscar Tournialre doet
als de orgeldraaier de dichterziel van het
eenvoudige volk spreken met orgelslinger
en jeneverflesch. Marie van Warmelo Is
het „gezag” van den veldwachter in het
ridicule. Het gevaar van het triviale dezer
kermispret bezweert van Duinkerken door
de dichterlijke samenspraak van Bruid en
Bruidegom (Paul Storm) en door de hul-
dlgingstoespraken van geestelijke (Louis
van Gasteren), Minister (Paul Huf) en
Hooggeleerde (Albert van Dal sum) als de
cultureele representanten van het volk.
Is Nijhoff de dichter van den weemoed
(bij elk bruiloftsfeest als scheiding tusschen
jeugd en nieuwe levensverantwoordelijk-
heid). Van Duinkerken spreekt de eenvou
dige blijheid van gansch het volk dichterlijk
uit en wanneer, zijn tooneelflguren zinnen;
wit te schrijven op het herinneringsbord?
dan vertolkt hij door den geest van het
Goed onder applaus uit de zaal het
geen In allen leeft.
Dat is kort maar heel bondig gezegd wat wy
meenen
Nu zich de Prinses in den echt gaat vereenen,
Heeft elk een gevoel van geluk in de zleL
Het is of Fortuna nu t wisselziek wiel
Der geschiedenis omwendt in Nederlands
voordeel.
Nu begint een gezegende tUd naar mijn oordeel.
Éen periode van voorspoed en welvaart breekt
aan.
Reeds zie ik tien ouden Oranjeboom staan
In den HoUandschen Tuin, rUk aan loover en
vruchten.
Steeds zag men den rampspoed uit Nederland
vluchten,
Zoodra heel het Volk rond Oranje geschaard
ZUn roeping begreep en den HoUandschen aard
Aan de volkeren toonde in T eendrachtig streven
Naar adel van ziel en naar eenvoud van leven.
Schrijf: „Holland is blU” en ge hebt alles gezegd
Wat het hart van dit volk in de feestviering legt
t Is eenvoudige taal, niet veel woorden, maar
waardig
En ernstig gesproken, rechtuit en rechtvaardig
GelUk steeds de taal van dit land is geweest.
Schrijf .Holland is biy.” Dat te de zin van
dit feest.
w-^eze weemoedige dlchter-emst van NtJ-
II hoff in het eerste deel wordt harmo
nisch gecompleteerd door de leu
tige. oubollige dichterblijdschap van Anton
van Duinkerken, die in het tweede deel het
Nederlandsche volk feest doet vieren in
Hollands tuin. Even dreigde hij er te veel
een Brabantsche kermis van te maken.
haijd van de bewoordingen in het leerboek, zelf
een figuur bü een bewijs teekent of een con
structie maakt, dan dat hy een figuur in bet
boek bekUkt.
Deze en eenlge andere nieuwe gezichtspunten
verdienen een aanbeveling tot een nadere
kennismaking, welke in vele gevallen wel door
een aanschaffen van het praktische en dulde-
lyke leerboek zal worden gevolgd.
de?' vroeg hy. „U zult hen zeker wel gezien
hebben?"
„ZU zaten gisterenmorgen daar, waar nu u
met uw vriend zit", antwoordde de priester. „O,
zeker kan ik ze u beschrijven, De man was
lang, en donker van ulterlUk, bleek v^n kleur
en gladgeschoren; de vrouw was knap, van meer
dan middelbare grootte, en had ook donkere”
haren en oogen. Ze waren allebei goed gekleed
en welgemanierd ik dacht aan geen kwaad.”
„Vond u ze er erg Engelsch uitzien?" vroeg
Wirlescombe. „Was hun Engelsch goed?”
De priester glimlachte.
,4a heel goed”, antwoordde hy, want ik heb
een paar jaar met pater Parent! in Engeland
gewerkt. Maar ik zelf spreek het, zooals u wel
merkt, met een accent. ZU niet. Toch zou ik
voor wat hun ulterlUk betreft niet voor Engel-
schen gehouden hebben. Ik zou eerder gezegd
hebben dat het Italiaanen warett”
Weer keken de beide bezoekers elkaar aan.
Dezelfde gedachte kwam bU hen op.
„Wat voor een verhaal vertelden ze?" vroeg
Graye. „dat zult u zeker wel weten”.
.Juist hetzelfde als u me vertelt”, antwoordde
de rector. „Ik weet er alles van want ik trad
op als tusschenpersoon tusschen hen en Ottilia
Morro Ze stelden zich voor als vrienden van
Lady Wargrave, ert beweerden, dat deze hen
ntor Ottilia had gezonden, en ten bewijze daar
van lieten zU een bepaalden ring zien, dien
OUUa Morro onmiddelüjk herkende.
Als het voornaamste doel dezer uitgave wordt
door de schrijvers genoemd: een antwoord te
willen geven op de vragen, die in het dage-
lijksch leven herhaaldelUk worden gesteld. Alge
meens vragen Inzake de herkomst der grond
stoffen, waaruit zoovele textiel-artikelen zUn
vervaardigd, het herkennen en onderscheiden
dier grondstoffen, haar eigenschappen, baar duur
zaamheid, enz. En bUzondere vragen, als: wat
is halflinnen? Hoe kan men sten of een stof
aan dankt zude het zachte aanvoelen, linnen
het gladde en koude, wol het warme? enz. enz.
Als bUkomstlg doel wordt gewaagd van een
eventueel gebruik op vakscholen, als repetitie
werk.
We willen maar aanstonds opmerken, dat zeer
zeker zU, voor wie dus het werk voornamelUk
bestemd is, n.l. .Allen die zich voor het onder
werp interesseeran,” meer dan voldaan zullen
zUn over een uitgave, die zoo degelUk en zoo
volledig alle mogelUke vraagpunten aan de orde
stelt en beantwoordt. Over de textielvezels uit
de drie rUken der natuur: katoen, vlas, kapok,
vrucht- en bladvezels uit het plantenrijk wol,
haar en zUde uit het dierenrUkasbest uit het
delfstoffenrUk. en over de kunstmatige vezel
stoffen worden in een 7-tal hoofdstukken alle
bijzonderheden besproken, terwUl een 8e hoofd
stuk over onderzoek en proeven, plus een Ute-
1 a tuur lust en een zaakregister het slot vormen
van een werk, dat aan de belangstellenden
in bovengenoemd werk ten zeerste mag worden
aanbevolen.
Mj verlies van een band,
een voet cf een ook.
ongeschiktheid tot werken door een osigeval met
i, belde beenen ot beide oogen l KJaJe doodelljken afloop
De verwondering, waarvan de twee bezoekers
bU het hooren van deze boodschap blUk gaven,
was zoo echt, en zoo duidelijk, dat de rector,
Na de indrukwekkende huldiging door de
cultureele krachten des lands, werfl het
door A. Defresne mooi geregisseerd spel
waardig afgesloten met de onvergefelijke
monumentale zegging van het Wilhelmus
door Paul HuJ.
De auteurs hebben niet anders dan een
gelegenheidsspel willen geven, maar ze
hebben daarbij vereen geschreven, die hun
eigen blijvende plaats in onze letterkunde
zullen hebben, ontdaan van het haastig
bijwerk. Ze hebben binnen een tijdsbestek,
dat anderen sou doen terugdeinzen voor
zulk een verantwoordelijke opgave, een ge
lukkig Initiatief gelukkige werkelijkheid
doen warden.
na .verschillende malen van den een naar den
ander te hebben gekeken, en nog een paar maal
het briefje vai? pater Parent! gelezen te hebben,
teekenen van ongerustheid begon te vertoonen.
,Jk hoop, dat er niets aan de hand ts. hee
ren”, zei hU. .Maar dit is toch zeer zeker een
vreemd geval. U heeft een uitstekenden aanbe
velingsbrief, maar die andere heer, en die
dameook hun geloofsbrieven waren boven
verdenking verheven."
Graye keek Wirlescombe eens aan; en deze
knikte naar hem, als om hem te beduiden, dat
hU^maar verder moest vragen.
„Wie waren die menschen, pater?”
Graye.
De priester zocht in zUn toog, en haalde er
eindelUk enkele papieren uit te voorschUn.
waartusschen-ult hU twee kaartjes haalde, die
hU aan zUn bezoekers gaf. Graye en Wirles
combe lazen ze samen.
.John Stephenson, mevrouw John Stephen
son. De Accasla's St. John’s Wood” las Graye
voor. HU keek zUn metgezel eehs aan.
„Wie kunnen die menschen zUn, Wirles
combe?" mompelde hU. .Heb je ooit van hen
gehoord?”'
.Hooit”, antwoordde de detective. „En ik heb
nooit van de Accasla's geboord ook. en Ik ken
- - ,’g Wood even goed, als ieder Ander,
die er sooals ik dertig jaar gewoond heeft. ïk
zou er zelfs op durven zweren, dat er zoo'n adres
niet bestaat”
HU wendde zich tot den priester, die onge
rust toehoorde.
„Kunt u ons dezo twee beechrUven, Eerwaar-
„Welnu, hoe kwam de moordenaar, wie ’t ook
een hU of een zU, in t bezit van dat stll-
letto? Daar zit een heeleboel in, Wirlescombe."
De detective dacht een tUdje zwijgend na.
-Ik hecht daar niet veel waarde aan”, zei
Mi toen. .Juffrouw Acock zei. dat se het stll-
letto al een tUdje niet meer gezien had, maar
zegt dat nog? We weten allebei, dat de
“nier, die Graffl als studeerkamer gebruikte,
“J- «Me waarin u toen gesoupeerd Tiebt. en ook
«Un slaapkamer, vol lagen met boeken, papieren,
mrtrumenten en allerlei prullen. Hoe licht zou
M daar ergens tusschen hebben kunnen llg-
**n Misschien heeft de moordenaar het daar
Ma °p t critieke moment ergens opgepakt.”
Graye schudde op zUn beurt het hoofd
lachte.
.Neen!" zei hU met klem. .Daarin hebt u on-
•®*Uk. Wirlescombe. Want daaruit sou volgen,
tat de moord in een plotselinge vlaag was ge-
Neegd. Maar dat was hU niet. HU 1» zeer sorg-
’Wd‘« voorbereid en gepleegd met voorbedach-
rade. Wie het ook was. die münheer Graffl
vermoord heeft, hU of zU. die het gedaan heeft,
bet stlUetto van te voren bU zich.”
welke even zoovele verbeteringen mogen heeten.
Een eerste behandeling b.v. van den cirkel on-
tnlddellUk na de inleiding over rechte,
rechte en JUnstukken", met de bedoeling,
leerlingen van het begin af te leeren teekenen
en meten met liniaal, passer en gradenboog,
waardoor .het moeilUke vak meetkunde wat
aantrekkelijker wordt gemaakt en de zwakke
broeders niet reeds onmlddellUk worden af ge
schrikt." Verder het gebruik van de klok orahgt
begrip hoek en vooral de grootte van een heek
duldeiuker by. te breqgen de gebroken lUn
met haar .JUnztukken^als grondslag voor de
veelhoeken, zoodat men definities als: „een drie
hoek is een gesloten gebroken lün. die uit drie
lUnstukken bestaat", wel als Iets heel nieuws
leert kennen. Ter bevordering der zelfwerk
zaamheid is ook de opmerking uit het Voorbe
richt van belang, dat het boekje betrekkelUk
weinig figuren bevat, wUl de auteurs het voor
een leerling veel nuttiger achten, dat hU aan de
bloed uit het heden, om de taak der Prinses
voor de toekomst aan te geven. De-boeren
wagen, waarmede ze gereden heeft, wordt
de boer (Paul Huf)vader van het Weder- ma*f ho* weet deze pleitbezorger van het
landsch gezin, wiens vrouw (Wel Knoop)
uit den ouden haard treedt en wiens zoon,
de varensgezel, de boot personifieert,
waarmede de Prinses eens heeft geroeid.
Het spinnewiel, waarmede ze heeft ge
speeld als kind, wordt de dochter des hui
zes, die aan het moderne weefgetouw in de
fabriek haar eigen bestaan gaat leven. Zoo
worden de speeltuigen uit het verleden tot
menschen, die het gezin vormen, welks lief
en leed leed niet t minst voortaan
óók het lief en leed van het Vorstenkind
zullen zijn. Eén met haar volk. Die dichter
droom komt tet haar In den bruidsnacht,
wanneer zij op t punt staat de levens-
sterkte te vinden bij den man barer liefde.
Holland is blü, maar weet dit land. hoe. ik
Het middelpunt dier blUdschap, in mUn
droomen
Al mUne vreugde naar dit oogenblik
et wm een koude avond in Februari en
de armoedig gekleede man op de bank
in ’t parket huiverde Daar gleed eer.
groote „Buick" hem zacht voorbU. De man
werd nijdig en mopperde. Dat waa nu al de
Me maal, dat die wagen langs hem was ge
reden. De chauffeur in livrei en de dikte heer,
die achterover leunde In de kuaasos, zaten
weelderig en warm in hun auto, en hu was
slecht gevoed en voelde zich ellendig.
Daar rulschte de auto weer langzaam aan
en.... hield voor den armoedig gekleeden man
stil. Da beer stapte er kalm uit en kwam op
den man toe.
„Goedenavond, vriendlief.” sprak hu min
zaam: -ben je van plan den heelen avond hier
op die bank te MUven zitten?”
Toen de man niet antwoordde, nam da beer
naast hem op de bank plaats en hernam:
„Ik zag je hier aoo zitten en aou graag een
woordje met je spreken. Maar t la hief ge
weldig koud. Ga dus met ma mee in den wa
gen, daar ia *t gezelliger.*
De aangesprokene keek op; even naar den
auto, dan naar den heer. Er vertoonde zich een
raadaelachtlge, half wezenlooze uitdrukking opz
z*n gezicht. Nu antwoordde hU:
„Vooruit dan maar."
Toen s» goed en wel in den auto zaten
haalde de eigenaar een fleach te voorschUn en
een glas, schonk bet glas vol en noodlgde
vriendelUk uit:
.K«n, beste kerel, drink dat glas cognac
leeg; t zal je goed doen.”
De landlooper, ot wat hU was, mompelde een
paar woorden tot dank en ledigde het glas.
„Dat doet me goed,” fluisterde hU-
„Laat ik je nu even zeggen,” ael de heer dat
Ik millionnair ben; ik heet Ned Gruntham
Zeker wel eena van gehoord, hè?”
De man teek hem vreemd aan en dacht
eenlge oogenbUkken na. Tben sprak hU:
„Uw naam komt me niet onbekend voor,
maar waar Ik hem wel eens gehoord heb. kan
Ik me niet herinneren.”
.Misschien in de kranten. Die syn er een
maandlang vol van geweest, toen Ik In 't bezit
van die erfenis kwam. Ja, nu ben Ik sinds een
maand mllllonnalr. Vóór dat de Fortuin me
aoo bovenmate begunstigd heeft, was ik een
zwerver, zoo arm en ellendig als Job. Toen de
heeren, die de erfenis voor my beredderden,
mU vonden, zat ik op precies dezelfde tank,
waarop JU nu ook zat.”
,Jk meen, dat ik van aoo Iets gelezen heb,”
luidde het droomerige antwoord, „maar zeker
weet ik het niet.”
„Welnu,” hernam de mlllionnair, „vanmid
dag Het ik m’n .Buick” voorkomen om eens
langs de oude tank In 't park te rijden, die
zoo vaak getuige la geweest van m’n eenzaam
heid en m’n armoede. Toen Ik Je daar zoo sag
zitten, was ik nieuwsgierig naar Jouw geschie
denis Zonder die erfenis zou ik daar nóg zit
ten. Ik wilde je helpen. Osn te beginnen moet
je nu zoo vriendelUk zUn met me mee naar
huia te gaan als mUn gast."
,Ja, doe dat”, zei de detective. „Masr zy zal
u niets vertellen. Denk dat maar niet. Als alles
is, zooals ik vermoed, dan zal Ottilia Morro niets
vertellen, dan wanneer ze als getuige en onder
eede gehoord wordt”
Graye keek hem scherp aan.
„Vermoedt! Als u vermoedt?" zei hU- „Waar
om? Wat vermoedt u? Ik begin te gelooven, dat
u denkt dat Ottilia Morro iets met den moord op
Graffl heeft uit te staan”, riep hy uit. Js dat
zoo?"
Wirlescombe lachte.
.Het Is mogeiyk, dat Ik dat doe” zei hy.
.Misschien kan Ik u morgen iets meer vertel
len. Nu ga Ik naar bed.”
Maar toen Graye den volgenden morgen uit
zUn slaapkamer kwam, was Wirlescombe niet
te vinden De morgen was al half om en de
jonge dokter begon zUn geduld al te verliezen,
toen de detective eindeiyk verscheen. HU zwaai
de met een telegram, toen hu‘<flcfiterbu kwam.
,Hler hebben we m ieder geval weer wat
nieuws,” zei hy. „Dit komt van Kenrick. Het
schynt, dat hU er vanmorgen al vroeg op uit
is getrokken Lees maar eens.” Graye liet rijn
oogen over het telegram glUden.
f I Ja” zei ’Wirlescombe. \lk geloof, dat u geiyk
I hebt. Daar had ik niet aan gedacht. Maar u
zegt: hy of zlf. Gelooft u, dat een vrouw het
gedaan zou kunnen hebben?”
„Waarom niet? Ik heb altUd geloofd, dat de
I moord op Marco Graffl het werk Is geweest
van een of andere geheime bende. Waarom
zouden zy er niet een vrotfw voor gebruikt heb
ben? Een vrouw kan zich veel geruischloozer
bewegen dan een man. Bent u nooit de levens
nagegaan van de verschillende huurders van
het Austerlitz Flatgebouw? Misschien woonde
1 er wel zoo’n Itallaansche vrouw, die een of
andere reden had, waarvan wU niets weten.
om Signor Graffl naar de andere wereld te
helpen.”
Wirlescombe ging hier niet erg op in. HU sat
Mn poosje na te denken.
„Wel, we kunnen in ieder geval een ding
doen”, zei hy. ,Jk zal dadeiyk naar Kenrick
telegrafeeren, en hem morgenvroeg allereerst
aan Lady Wargrave laten vragen, wat ze met
dat „stilletto gedaan heeft. We hadden daar
eerder aan moeten denken. Ik zal dat telegram
nu gaan versturen. Pluis ondertussebte maar
Mns uit, hoe wU het beste samen kurihen wer
ken en waarmee we kunnen beginnen.”
Toen hy terugkwam van het poatkaAtoor zag
Wirlescombe, dat Oraye klaarblUkelUk tot een
besluit gekomen was. HU keek den detective
aan als Iemand, die een doel voor oogen heelt,
én daar vastberaden op aftrekt
,Br is maar een ding, dat allereerst gedaan
moet worden. Ik moet met Ottilia Morro spre-
“?-• ,.4
De Vrouw gaat been, maar bet vuur brandt
voort
Ik ben verantwoordeiyk voor myn woord,
myn woord, myn huis. vjk herinner mU, dat
ik vroeger als kind aan het venster rat
er waren Usbloemen op het raam.
Ik schreef in de bloemen een woord, een naam,
toen rag ik, door wat ik geschreven had,
den overkant, daAtxaat. hf4 de stad,
én Ik kreeg, weM ik dbtf, Voor 1 eerW de p-
dachte,
de wereld staat op mUn woord te wachten.
Oude dingen, gy waart mUn voorbereiding.
Ik neem afscheid van u. Ik versta uw tUding.
Brandt voort, vuur, en gU. schrUf voort, mUn
hand.
Land, werk 'voor uw huls; buis, werk voor uw
land.
De zwerver scheen aan een hevige ont
roering ten prooi. Hy wreef met s'n handen
langs s’n voorhoofd en s’n oogen en keek s’n
nieuwen kennis met meer belangstelling aan
Ia toch grapple," sprak hy met heesche
«teas. .Beu paar minuten geleden, toen ik a
aoo voorbij zag rijden, schold ik u uit voor Al
les wat leelyk ia. Ik wist niet dat millionnalra
een hart kunnen hebben. Misschien Is dit b<j
u wel bet geval, omdat u ook een arme tobber
geweest bent Enfin, ik neem uw aanbod graag
aan. Ik rat er juist over na.te denken, boe Ik
aan een beetje eten en warmte kon komen.*
HU hoestte alsof hy t aan de longen had.
teen hu had uitgesproken.
Uk zou me van den heelen boel maar niets
meer aantrekken.” adviseerde de mlllionnair
vriendelUk. ,Jk zal wel voor je aorgen.”
HU gaf door de spreekbuis een order aan den
chauffeur en de
auto echoot
voorwaarts. BIn-
mkele mlnu*-
ten waren se het
park uit en op
weg naar Drury-
lane. Gmu van
beiden sprak, totdat de wagen voor een groot
gebouw stopte.
„We zijn waar we weaen moeten,” ael de nd>-
Honnair.
Hy ging voor door een groote hall naar de
lift, die hem naar de eerste verdieping bracht
Daarna duwde hy s’n metgezel een groote ka
mer binnen. Deze ultte een kreet ran verte
ring en keek, als uit een droom ontwakend,
rond. De andere sloot de deur en keek hem
doordringend aan.
„Wel. herinner je je ook iets?” vroeg hy.
De zwerver streek weer met s’n hand over
s'n voorhoofd, daarna over s’n slapen en wierp
een optnerkzamen blik op s’n gastheer.
„Ach,” riep hU, ,uu herinner ik het me; hier
woonde ik; dat U m y n flat. Ik ben Ned Grur-
tham en u.... u.... laat eens kyken.... u
bent dokter Roecoe.... maar toch.... ik be-
grUp het niet goed. Wat Is er gebeurd?"
„Ga even ritten,” zet de dokter, „maar drink
eerst nog een glaasje cognac” en hu haalde de
flesch en ’t glas weer te voorschUn.
„U had uw geheugen verloren, waarde beer.
Een maand geleden kwam u onverwachte in T
bezit ran die groote erfenis. De schok was te
hevig voor uw zenuwen. Uw geheugen liet u
in den steek en u keerde weer tot uw jaren
lang zwerversleven terug. Vanmiddag zag ik
u daar aoo op die bank in 't park ritten. Ik be
sloot u weer langzaam tot uw geheugen terug
te brengen. Was ik onmlddellUk op u toege-
loopen en had ik u direct hier heen gebracht,
dan zou de schok opnieuw noodlottig voor
hebben kunnen aijn. Nü kan Ik u de verse ke
ring geven, dat u gauw weer de oude suit we
zen. Eenlge weken rust en stevige voeding, dan
bent u weer aan *t leven weergegeven en is
alles weer In orde. En nu, mijnheer Gruntham.
wenach ik u geluk met uw fortuin en met het
begin van uw herstel."
.Lady Wargrave herinnert zich de stiletto
heel goed. Heeft hem ten geschenke gegeven
aan Ottilia Morro, die hem aardig vond.”
I m initiatief als het Rotterdamsche
I V om twee jonge erkende dichters een
1 vaderlandsch gelegenheidsstuk te
I aten schrijven, dat door de begaafdheden
I jer* ponrezochten reeds een eigen kunst-
I -nnigen waarborg bezat zulk een initla-
tie! i» ten onzent zeldzaam.
I alleen zouden we het kunnen betreuren,
dat de gelukkige opdracht zoo laat kwam.
I m Nijhoff kreeg het aanzoek half October
I en vóór hU een conceptie had en zijn me-
I aewerker had uitgezócht, gingen enkele
I reken voorbij, zoodat het al een goed eind
I m november was alvorens Anton van Duln-
I tergen (Asselbergs) kon aanvangen. Van-
I selfsprekend kon aldus ook de samenwer-
1 ring niet zóódanig zijn, als de éénheid
I toot twee gescheiden deelen elschte. Nijhoff
voltooide zijn eerste deel en nam In zijn
I werk figuren op, die nog niet geconcipieerd
I waren, toen van Duinkerken aanving het
I tweede deel te schrijven. Door welke nood-
I gedwongen haast de eenheid van het totaal
I niet zoodanig geworden Is als de schrijvers
I zelf wel gewenscht zullen hebben.
I Desondanks vulden belde auteurs won-
I derwel elkander aan en er ontstond mL
I een zeer gelukkige en gestaagde samenwer-
I king. De een gaf den fijnzinniger -dlchter-
I droom der verantwoordelijkheid van het
I mensch-wordend Prinsesje voor het geluk
I van haar volk. De ander schonk ons de
I poëtische jolijt van gansch het volk, hoog
I en laag rondom het vorstenhuwelijk: ,Hol-
I land is blij”. Verleden, heden en toekomst
I kwamen samëïFln deze allegorische revue.
I Evenmin als een historisch herdenkings-
I spel In zooveel en zooveel tafereelen een
I dramatische eenheid vormt, evenmin was
fn Holland staat een Huis” een tooneel-
I stuk in den gebrulkelljken zin. Als Langen-
I dijk schreef van Duinkerken meer naar de
I revue heen. Maar dan als waarachtig dlch-
I ter, die ook den zin van het tooneel ver-
I staat Naar de rederijkers grepen de auteurs
I terug, door „Goed” en „Kwaad” het spel
I te doen openen en sluiten en als boven-
I zinnelijke wezens bulten de realistische
I tooneelflguren aller handelingen te be-
I invloeden.
I ,Hoe raar een stuivertje rollen kan”.
I moet Nijhoff voor den geest hebben ge-
I zweefd, maar nu het vierkante ding van
I tegenwoordig het oude volksgezegde bulten
I gebruik stelde, maakte hij er een dubbeltje
I van. „Een dubbeltje op z’n kant.” En dit
I dubbeltje deed hij raar rollen uit de wol-
I ken, waar Goed (Frits van Dijk) en Kwaad
I (Dirk v. Veen) aan het „opraden” zijn:
I „kruis of munt”. .JCruis” is het koningskind
I „met lang haar” een herinnering asm de
I jeugd onzer Koningin. Zoo greep Nijhoff
I In bet elgendommelljké van ons volksleven
I om de geschiedenis van een dubbeltje te
I geven, dat op aarde rolt en zijn eigen ge-
I schiedenls beleeft in de vreugd van het
I volk over het huwelijk zijner Prinses
I (Charlotte Kohier).
Het wolkendécor van het eerste tafereel
I was door P. Koch fantasierijk ontworpen
en deze aanvang In de hoogere regionen
boven de aarde werd tot een prachtig be
gin. Als dan Goed en Kwaad op aarde neer
dalen, ontstaat die ragfijne dichterdroom
van Nijhoff, welke niet altijd over het
voetlicht is gekomen en tot het bevattings
vermogen van alle aanwezigen doordrong.
De conceptie van het eerste deeïT'door
Nyhoff’s geest geschreven, Is vol teere
L dichterlijkheid, met mooie verzen waar-
tusschen helau een enkelen keer gelegen
heidsrijm van minder gehalte. Zooals In
1 oude koningspaleizen denk aan Hanno-
ver, München, Weenen, enz. meer ge
beurt, wordt een stal of een zolder tot een
klein museum Ingericht, waar oude herin
neringen uit de jeugd van een vorst of
vorstin worden bewaard. Óp den zolder ran
het hüis der Prinses op welken zolder het
dubbeltje rolt, dat door het kamerkatje
Willy Haak wordt gevonden staat het
speelgoed te droomen uit de jeugd der
Bruid. Douairière „Verleden” een geluk-
Uge creatie van Mien Duymaer van Twist
brengt de Prinses op den‘zolder tusschen
•*1 die jeugdherinneringen en doet dit ver
leden tot een bruiloftsspel worden van he
den en toekomst. De oude voorbije dingen
worden beelden, figuren van vleesch en