DREIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL (Kdv&faal aan den tag I© wIn Holland staat een Huis” I III F 250.- H jWie doodde I Marco Graffi? ALLE ABONNÊ’$ F 750- I r 1 WOENSDAG 30 DECEMBER 1936 HARMONIE van «s Aan *t leven weergegeven BOEK EN BLAD i k I ren 15. -75 ks. ler 50 I n s. I Schrijf: „Holland U biy.” AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN U1TERUJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL A WW tie 1 3e o. J. B O. J. o 51 vroeg HOOFDSTUK VIII toch St. J< Opgelicht (Wordt vervolgd) o a .fr’ i1 Niettemin had deze ontmoeting Piet en Drein op een idee getocht. Ze zouden schilderijen gaan maken en probeeren, die onderweg te verkoopen. Nauwelijks waren ze aan hun eerste schilderij. <4 ze werden opgebracht naar de naastbij gelegen kazerne. „Zoo”, ad de Commandant, „jullie rijn spionnen.” O jeugd, voorbij! ZIJ sluit het raam, ZU staat stil, vouwt haar handen saam, alsof zU afscheid neemt. Kind ween, Mijn arm ligt om uw schouders heen. ..Hoe komt U daar nou bij", zei Pret, „we zijn allebei kunst schilder.” „Maak dat je tante wijs”, bulderde de commandant, „waarom schilderen jullie dan juist de forten hier?” 56, 3e 44, Er ia niets weg. Elk ding leeft voort. Alles wat u heeft toebehoord. Wees niet, is met u meegegroeid, De prinses denkt: ik ben alleen. Zij voelt, de jeugd sterft uit haar heen. Z(j gaat ndar *t raam, ontsluit het zacht. ZU ziet uit in den winternacht Ik heb tevoren uitgerekend, dat leder voorwerp naderhand voor u een toegang heeft beteekend tot de elementen van uw land. Vrees niet, dat jeugd en kinderdroomen voorbijgegaan zjjn voor altoos: ZU kunnen weer te voorschUn komen, ZU slapen slechts In de oude doos. Eenigen tUd later verschUnt het Bruidspaar en ontspint zich een tweegesprek als volgt: „We wisten heusch niet, dat het een fort was”, meneer de commandant”, zei Plet bedeesd. „Goed”, bromde de comman dant. „dan zal Ik jullie voor dezen keer gelooven, maar denk er om, dat ik je hier nooit meer in de buurt zie. want dan ga je aan de galg.” i er: en, re- ii. en. 40 Twee rivalen in den strijd om den titel van den besten hond op een Ameri- kaansche tentoonstelling. 1 I t- II Q. 1.60 130 Van opperste geluk vfel samenstroomen? Heel t Volk leeft met ons mee. Ik leef met ben. Dit doet in mU een nieuwe kracht ontwaken Toch weet ik. dat ik een klein meisje ben, Hoe zal ik heel het volk gelukkig maken? halve den 4. in De zolder borg hetgeen beneden bükans van ouderdom verviel: een klok, Mb kist, een arreslede. een roeiboot, flets en spinnewiel. bij levenslange geheele verlies van beide armen. VLAKKE MEETKUNDE, door O. Krooshof en A. Prakken, Uttg.: J. B. Wolters Gronin gen, Batavia. a -46 al* :h- 106 Prinses: MU hjkt het of de wereld schoon wordt Niet voor één dag, doch voor geheel myn levena Zie naar de woorden op dat oude bord: .Holland is blü.” Die zyn uit t hart geschreven. Prinses: Ik heb U Hef. Dit Is het eenig woord. Dat ik mU zelf gedurig hoor herhalen. Djt zwijgt geen oogenblik in my. Dit hoort De stilte, die mU door den hof ziet dwalen. W. 3e Prins: Zooals gij mU gelukkig hebt gemaakt. Eenvoudig door de liefheid van uw wezen. Biyf wie gU zUt. Prinses, die liefheid raakt Het hart van t volk, dat diep in t hart kan lezen u: m o: 0: él 0; 10, 17, en en en If. „Wat denkt u daarvan?” vroeg Wirlescombe. Graye schudde het hoofd. De detective on derdrukte een geeuw. „Neem me niet kwalijk* zji hU, Minaar ik heb Alweer een werkje over Vlakke Meetkunde voor de Ulo-school: het groote aantal uitgaven op dit gebied groeit nog steeds aan. Dit boekje is evenwel iets anders dan de andere, en zal daarom allicht met ingenomenheid worden be groet. De schrüvers hebben n.l. in de gangbare volgorde der hoofdstukken en in de behande ling der leerstof eenlge wUzigingen aangebracht. De Prinses droomt van bet verleden en grijpt in dien droom den zin voor de toekomst: DE GRONDSTOFFEN DER WEEF SELS (Textielvezels) door S. A. van Hoytema en A. M. L. Bolleman v. d. Veen. Uiig.: J. Noorduyn en Zoon. Gortnchem. Zoo spreekt Vrouwe „Verleden”. De Prinses schouwt naar het weleer. Ze blikt uit ’t raam naar het land, waar ze eena gespeeld heeft als kind, schaatsen gereden heeft als kind, geroeid heeft, geard heeft als kind. En „Goed” mUmert: sldap. Ik ben al van zes uur af op. Dus u ziet, dat Ottilia Morro er toch iefs te maken ge had kan hebben. Ziezoo, ik ben al klaar voor vanmorgen, en als u nu naar Ottilia op zoek gaat, dan ga ik mee, als u het goed vindt. Ik kan misschien helpen met iets.” „Goed,” antwoordde Oraye. HU haalde zUn portefeuille voor den dag. en nam er de brie ven uit, die de oude priester hem meegegeven had. „Laten wy naar het gasthuis gaan”, zelde hU, en naar den rector aan wien dit briefje is geadresseerd.” Ze moesten eenigen tUd op den rector wach ten. Ten laatste kwam hy een typisch asceet, wiens scherpe oogen hen met verwondering aankeken, en van hen naar het briefje staar den, dat Oraye voor hem afgegeven, en van het briefje weer naar hen. „U wenscht haar te zien, die weleer Ottilia Morro heette?’ zei hU klaarblUkelUk verwon dert!. .Maar, heeren, ze is niet hier ze is weg.” „Weg!” riep Oraye uit. „Weg?” .Ze is gisteravond uit Rome antwoordde de geestelUke. ..Naar gezelschap van een heer en een klaarblUkelUk hetzelfde dpri hadden als u.” vertrokken", Londen, in dame, die carnaval directer en spontaner tot de ver beelding van rijn hoorden door te. dringen dan Nijhoff. Eigenlijk gebeurt er niet veel in dit tweede deel, maar het geeft een schets van het volksverheugen bij dit na tionale feest. Al dadelijk brengt de haring en suurman Philip la Chapelle de joviale stemming er in, en Oscar Tournialre doet als de orgeldraaier de dichterziel van het eenvoudige volk spreken met orgelslinger en jeneverflesch. Marie van Warmelo Is het „gezag” van den veldwachter in het ridicule. Het gevaar van het triviale dezer kermispret bezweert van Duinkerken door de dichterlijke samenspraak van Bruid en Bruidegom (Paul Storm) en door de hul- dlgingstoespraken van geestelijke (Louis van Gasteren), Minister (Paul Huf) en Hooggeleerde (Albert van Dal sum) als de cultureele representanten van het volk. Is Nijhoff de dichter van den weemoed (bij elk bruiloftsfeest als scheiding tusschen jeugd en nieuwe levensverantwoordelijk- heid). Van Duinkerken spreekt de eenvou dige blijheid van gansch het volk dichterlijk uit en wanneer, zijn tooneelflguren zinnen; wit te schrijven op het herinneringsbord? dan vertolkt hij door den geest van het Goed onder applaus uit de zaal het geen In allen leeft. Dat is kort maar heel bondig gezegd wat wy meenen Nu zich de Prinses in den echt gaat vereenen, Heeft elk een gevoel van geluk in de zleL Het is of Fortuna nu t wisselziek wiel Der geschiedenis omwendt in Nederlands voordeel. Nu begint een gezegende tUd naar mijn oordeel. Éen periode van voorspoed en welvaart breekt aan. Reeds zie ik tien ouden Oranjeboom staan In den HoUandschen Tuin, rUk aan loover en vruchten. Steeds zag men den rampspoed uit Nederland vluchten, Zoodra heel het Volk rond Oranje geschaard ZUn roeping begreep en den HoUandschen aard Aan de volkeren toonde in T eendrachtig streven Naar adel van ziel en naar eenvoud van leven. Schrijf: „Holland is blU” en ge hebt alles gezegd Wat het hart van dit volk in de feestviering legt t Is eenvoudige taal, niet veel woorden, maar waardig En ernstig gesproken, rechtuit en rechtvaardig GelUk steeds de taal van dit land is geweest. Schrijf .Holland is biy.” Dat te de zin van dit feest. w-^eze weemoedige dlchter-emst van NtJ- II hoff in het eerste deel wordt harmo nisch gecompleteerd door de leu tige. oubollige dichterblijdschap van Anton van Duinkerken, die in het tweede deel het Nederlandsche volk feest doet vieren in Hollands tuin. Even dreigde hij er te veel een Brabantsche kermis van te maken. haijd van de bewoordingen in het leerboek, zelf een figuur bü een bewijs teekent of een con structie maakt, dan dat hy een figuur in bet boek bekUkt. Deze en eenlge andere nieuwe gezichtspunten verdienen een aanbeveling tot een nadere kennismaking, welke in vele gevallen wel door een aanschaffen van het praktische en dulde- lyke leerboek zal worden gevolgd. de?' vroeg hy. „U zult hen zeker wel gezien hebben?" „ZU zaten gisterenmorgen daar, waar nu u met uw vriend zit", antwoordde de priester. „O, zeker kan ik ze u beschrijven, De man was lang, en donker van ulterlUk, bleek v^n kleur en gladgeschoren; de vrouw was knap, van meer dan middelbare grootte, en had ook donkere” haren en oogen. Ze waren allebei goed gekleed en welgemanierd ik dacht aan geen kwaad.” „Vond u ze er erg Engelsch uitzien?" vroeg Wirlescombe. „Was hun Engelsch goed?” De priester glimlachte. ,4a heel goed”, antwoordde hy, want ik heb een paar jaar met pater Parent! in Engeland gewerkt. Maar ik zelf spreek het, zooals u wel merkt, met een accent. ZU niet. Toch zou ik voor wat hun ulterlUk betreft niet voor Engel- schen gehouden hebben. Ik zou eerder gezegd hebben dat het Italiaanen warett” Weer keken de beide bezoekers elkaar aan. Dezelfde gedachte kwam bU hen op. „Wat voor een verhaal vertelden ze?" vroeg Graye. „dat zult u zeker wel weten”. .Juist hetzelfde als u me vertelt”, antwoordde de rector. „Ik weet er alles van want ik trad op als tusschenpersoon tusschen hen en Ottilia Morro Ze stelden zich voor als vrienden van Lady Wargrave, ert beweerden, dat deze hen ntor Ottilia had gezonden, en ten bewijze daar van lieten zU een bepaalden ring zien, dien OUUa Morro onmiddelüjk herkende. Als het voornaamste doel dezer uitgave wordt door de schrijvers genoemd: een antwoord te willen geven op de vragen, die in het dage- lijksch leven herhaaldelUk worden gesteld. Alge meens vragen Inzake de herkomst der grond stoffen, waaruit zoovele textiel-artikelen zUn vervaardigd, het herkennen en onderscheiden dier grondstoffen, haar eigenschappen, baar duur zaamheid, enz. En bUzondere vragen, als: wat is halflinnen? Hoe kan men sten of een stof aan dankt zude het zachte aanvoelen, linnen het gladde en koude, wol het warme? enz. enz. Als bUkomstlg doel wordt gewaagd van een eventueel gebruik op vakscholen, als repetitie werk. We willen maar aanstonds opmerken, dat zeer zeker zU, voor wie dus het werk voornamelUk bestemd is, n.l. .Allen die zich voor het onder werp interesseeran,” meer dan voldaan zullen zUn over een uitgave, die zoo degelUk en zoo volledig alle mogelUke vraagpunten aan de orde stelt en beantwoordt. Over de textielvezels uit de drie rUken der natuur: katoen, vlas, kapok, vrucht- en bladvezels uit het plantenrijk wol, haar en zUde uit het dierenrUkasbest uit het delfstoffenrUk. en over de kunstmatige vezel stoffen worden in een 7-tal hoofdstukken alle bijzonderheden besproken, terwUl een 8e hoofd stuk over onderzoek en proeven, plus een Ute- 1 a tuur lust en een zaakregister het slot vormen van een werk, dat aan de belangstellenden in bovengenoemd werk ten zeerste mag worden aanbevolen. Mj verlies van een band, een voet cf een ook. ongeschiktheid tot werken door een osigeval met i, belde beenen ot beide oogen l KJaJe doodelljken afloop De verwondering, waarvan de twee bezoekers bU het hooren van deze boodschap blUk gaven, was zoo echt, en zoo duidelijk, dat de rector, Na de indrukwekkende huldiging door de cultureele krachten des lands, werfl het door A. Defresne mooi geregisseerd spel waardig afgesloten met de onvergefelijke monumentale zegging van het Wilhelmus door Paul HuJ. De auteurs hebben niet anders dan een gelegenheidsspel willen geven, maar ze hebben daarbij vereen geschreven, die hun eigen blijvende plaats in onze letterkunde zullen hebben, ontdaan van het haastig bijwerk. Ze hebben binnen een tijdsbestek, dat anderen sou doen terugdeinzen voor zulk een verantwoordelijke opgave, een ge lukkig Initiatief gelukkige werkelijkheid doen warden. na .verschillende malen van den een naar den ander te hebben gekeken, en nog een paar maal het briefje vai? pater Parent! gelezen te hebben, teekenen van ongerustheid begon te vertoonen. ,Jk hoop, dat er niets aan de hand ts. hee ren”, zei hU. .Maar dit is toch zeer zeker een vreemd geval. U heeft een uitstekenden aanbe velingsbrief, maar die andere heer, en die dameook hun geloofsbrieven waren boven verdenking verheven." Graye keek Wirlescombe eens aan; en deze knikte naar hem, als om hem te beduiden, dat hU^maar verder moest vragen. „Wie waren die menschen, pater?” Graye. De priester zocht in zUn toog, en haalde er eindelUk enkele papieren uit te voorschUn. waartusschen-ult hU twee kaartjes haalde, die hU aan zUn bezoekers gaf. Graye en Wirles combe lazen ze samen. .John Stephenson, mevrouw John Stephen son. De Accasla's St. John’s Wood” las Graye voor. HU keek zUn metgezel eehs aan. „Wie kunnen die menschen zUn, Wirles combe?" mompelde hU. .Heb je ooit van hen gehoord?”' .Hooit”, antwoordde de detective. „En ik heb nooit van de Accasla's geboord ook. en Ik ken - - ,’g Wood even goed, als ieder Ander, die er sooals ik dertig jaar gewoond heeft. ïk zou er zelfs op durven zweren, dat er zoo'n adres niet bestaat” HU wendde zich tot den priester, die onge rust toehoorde. „Kunt u ons dezo twee beechrUven, Eerwaar- „Welnu, hoe kwam de moordenaar, wie ’t ook een hU of een zU, in t bezit van dat stll- letto? Daar zit een heeleboel in, Wirlescombe." De detective dacht een tUdje zwijgend na. -Ik hecht daar niet veel waarde aan”, zei Mi toen. .Juffrouw Acock zei. dat se het stll- letto al een tUdje niet meer gezien had, maar zegt dat nog? We weten allebei, dat de “nier, die Graffl als studeerkamer gebruikte, “J- «Me waarin u toen gesoupeerd Tiebt. en ook «Un slaapkamer, vol lagen met boeken, papieren, mrtrumenten en allerlei prullen. Hoe licht zou M daar ergens tusschen hebben kunnen llg- **n Misschien heeft de moordenaar het daar Ma °p t critieke moment ergens opgepakt.” Graye schudde op zUn beurt het hoofd lachte. .Neen!" zei hU met klem. .Daarin hebt u on- •®*Uk. Wirlescombe. Want daaruit sou volgen, tat de moord in een plotselinge vlaag was ge- Neegd. Maar dat was hU niet. HU 1» zeer sorg- ’Wd‘« voorbereid en gepleegd met voorbedach- rade. Wie het ook was. die münheer Graffl vermoord heeft, hU of zU. die het gedaan heeft, bet stlUetto van te voren bU zich.” welke even zoovele verbeteringen mogen heeten. Een eerste behandeling b.v. van den cirkel on- tnlddellUk na de inleiding over rechte, rechte en JUnstukken", met de bedoeling, leerlingen van het begin af te leeren teekenen en meten met liniaal, passer en gradenboog, waardoor .het moeilUke vak meetkunde wat aantrekkelijker wordt gemaakt en de zwakke broeders niet reeds onmlddellUk worden af ge schrikt." Verder het gebruik van de klok orahgt begrip hoek en vooral de grootte van een heek duldeiuker by. te breqgen de gebroken lUn met haar .JUnztukken^als grondslag voor de veelhoeken, zoodat men definities als: „een drie hoek is een gesloten gebroken lün. die uit drie lUnstukken bestaat", wel als Iets heel nieuws leert kennen. Ter bevordering der zelfwerk zaamheid is ook de opmerking uit het Voorbe richt van belang, dat het boekje betrekkelUk weinig figuren bevat, wUl de auteurs het voor een leerling veel nuttiger achten, dat hU aan de bloed uit het heden, om de taak der Prinses voor de toekomst aan te geven. De-boeren wagen, waarmede ze gereden heeft, wordt de boer (Paul Huf)vader van het Weder- ma*f ho* weet deze pleitbezorger van het landsch gezin, wiens vrouw (Wel Knoop) uit den ouden haard treedt en wiens zoon, de varensgezel, de boot personifieert, waarmede de Prinses eens heeft geroeid. Het spinnewiel, waarmede ze heeft ge speeld als kind, wordt de dochter des hui zes, die aan het moderne weefgetouw in de fabriek haar eigen bestaan gaat leven. Zoo worden de speeltuigen uit het verleden tot menschen, die het gezin vormen, welks lief en leed leed niet t minst voortaan óók het lief en leed van het Vorstenkind zullen zijn. Eén met haar volk. Die dichter droom komt tet haar In den bruidsnacht, wanneer zij op t punt staat de levens- sterkte te vinden bij den man barer liefde. Holland is blü, maar weet dit land. hoe. ik Het middelpunt dier blUdschap, in mUn droomen Al mUne vreugde naar dit oogenblik et wm een koude avond in Februari en de armoedig gekleede man op de bank in ’t parket huiverde Daar gleed eer. groote „Buick" hem zacht voorbU. De man werd nijdig en mopperde. Dat waa nu al de Me maal, dat die wagen langs hem was ge reden. De chauffeur in livrei en de dikte heer, die achterover leunde In de kuaasos, zaten weelderig en warm in hun auto, en hu was slecht gevoed en voelde zich ellendig. Daar rulschte de auto weer langzaam aan en.... hield voor den armoedig gekleeden man stil. Da beer stapte er kalm uit en kwam op den man toe. „Goedenavond, vriendlief.” sprak hu min zaam: -ben je van plan den heelen avond hier op die bank te MUven zitten?” Toen de man niet antwoordde, nam da beer naast hem op de bank plaats en hernam: „Ik zag je hier aoo zitten en aou graag een woordje met je spreken. Maar t la hief ge weldig koud. Ga dus met ma mee in den wa gen, daar ia *t gezelliger.* De aangesprokene keek op; even naar den auto, dan naar den heer. Er vertoonde zich een raadaelachtlge, half wezenlooze uitdrukking opz z*n gezicht. Nu antwoordde hU: „Vooruit dan maar." Toen s» goed en wel in den auto zaten haalde de eigenaar een fleach te voorschUn en een glas, schonk bet glas vol en noodlgde vriendelUk uit: .K«n, beste kerel, drink dat glas cognac leeg; t zal je goed doen.” De landlooper, ot wat hU was, mompelde een paar woorden tot dank en ledigde het glas. „Dat doet me goed,” fluisterde hU- „Laat ik je nu even zeggen,” ael de heer dat Ik millionnair ben; ik heet Ned Gruntham Zeker wel eena van gehoord, hè?” De man teek hem vreemd aan en dacht eenlge oogenbUkken na. Tben sprak hU: „Uw naam komt me niet onbekend voor, maar waar Ik hem wel eens gehoord heb. kan Ik me niet herinneren.” .Misschien in de kranten. Die syn er een maandlang vol van geweest, toen Ik In 't bezit van die erfenis kwam. Ja, nu ben Ik sinds een maand mllllonnalr. Vóór dat de Fortuin me aoo bovenmate begunstigd heeft, was ik een zwerver, zoo arm en ellendig als Job. Toen de heeren, die de erfenis voor my beredderden, mU vonden, zat ik op precies dezelfde tank, waarop JU nu ook zat.” ,Jk meen, dat ik van aoo Iets gelezen heb,” luidde het droomerige antwoord, „maar zeker weet ik het niet.” „Welnu,” hernam de mlllionnair, „vanmid dag Het ik m’n .Buick” voorkomen om eens langs de oude tank In 't park te rijden, die zoo vaak getuige la geweest van m’n eenzaam heid en m’n armoede. Toen Ik Je daar zoo sag zitten, was ik nieuwsgierig naar Jouw geschie denis Zonder die erfenis zou ik daar nóg zit ten. Ik wilde je helpen. Osn te beginnen moet je nu zoo vriendelUk zUn met me mee naar huia te gaan als mUn gast." ,Ja, doe dat”, zei de detective. „Masr zy zal u niets vertellen. Denk dat maar niet. Als alles is, zooals ik vermoed, dan zal Ottilia Morro niets vertellen, dan wanneer ze als getuige en onder eede gehoord wordt” Graye keek hem scherp aan. „Vermoedt! Als u vermoedt?" zei hU- „Waar om? Wat vermoedt u? Ik begin te gelooven, dat u denkt dat Ottilia Morro iets met den moord op Graffl heeft uit te staan”, riep hy uit. Js dat zoo?" Wirlescombe lachte. .Het Is mogeiyk, dat Ik dat doe” zei hy. .Misschien kan Ik u morgen iets meer vertel len. Nu ga Ik naar bed.” Maar toen Graye den volgenden morgen uit zUn slaapkamer kwam, was Wirlescombe niet te vinden De morgen was al half om en de jonge dokter begon zUn geduld al te verliezen, toen de detective eindeiyk verscheen. HU zwaai de met een telegram, toen hu‘<flcfiterbu kwam. ,Hler hebben we m ieder geval weer wat nieuws,” zei hy. „Dit komt van Kenrick. Het schynt, dat hU er vanmorgen al vroeg op uit is getrokken Lees maar eens.” Graye liet rijn oogen over het telegram glUden. f I Ja” zei ’Wirlescombe. \lk geloof, dat u geiyk I hebt. Daar had ik niet aan gedacht. Maar u zegt: hy of zlf. Gelooft u, dat een vrouw het gedaan zou kunnen hebben?” „Waarom niet? Ik heb altUd geloofd, dat de I moord op Marco Graffl het werk Is geweest van een of andere geheime bende. Waarom zouden zy er niet een vrotfw voor gebruikt heb ben? Een vrouw kan zich veel geruischloozer bewegen dan een man. Bent u nooit de levens nagegaan van de verschillende huurders van het Austerlitz Flatgebouw? Misschien woonde 1 er wel zoo’n Itallaansche vrouw, die een of andere reden had, waarvan wU niets weten. om Signor Graffl naar de andere wereld te helpen.” Wirlescombe ging hier niet erg op in. HU sat Mn poosje na te denken. „Wel, we kunnen in ieder geval een ding doen”, zei hy. ,Jk zal dadeiyk naar Kenrick telegrafeeren, en hem morgenvroeg allereerst aan Lady Wargrave laten vragen, wat ze met dat „stilletto gedaan heeft. We hadden daar eerder aan moeten denken. Ik zal dat telegram nu gaan versturen. Pluis ondertussebte maar Mns uit, hoe wU het beste samen kurihen wer ken en waarmee we kunnen beginnen.” Toen hy terugkwam van het poatkaAtoor zag Wirlescombe, dat Oraye klaarblUkelUk tot een besluit gekomen was. HU keek den detective aan als Iemand, die een doel voor oogen heelt, én daar vastberaden op aftrekt ,Br is maar een ding, dat allereerst gedaan moet worden. Ik moet met Ottilia Morro spre- “?-• ,.4 De Vrouw gaat been, maar bet vuur brandt voort Ik ben verantwoordeiyk voor myn woord, myn woord, myn huis. vjk herinner mU, dat ik vroeger als kind aan het venster rat er waren Usbloemen op het raam. Ik schreef in de bloemen een woord, een naam, toen rag ik, door wat ik geschreven had, den overkant, daAtxaat. hf4 de stad, én Ik kreeg, weM ik dbtf, Voor 1 eerW de p- dachte, de wereld staat op mUn woord te wachten. Oude dingen, gy waart mUn voorbereiding. Ik neem afscheid van u. Ik versta uw tUding. Brandt voort, vuur, en gU. schrUf voort, mUn hand. Land, werk 'voor uw huls; buis, werk voor uw land. De zwerver scheen aan een hevige ont roering ten prooi. Hy wreef met s'n handen langs s’n voorhoofd en s’n oogen en keek s’n nieuwen kennis met meer belangstelling aan Ia toch grapple," sprak hy met heesche «teas. .Beu paar minuten geleden, toen ik a aoo voorbij zag rijden, schold ik u uit voor Al les wat leelyk ia. Ik wist niet dat millionnalra een hart kunnen hebben. Misschien Is dit b<j u wel bet geval, omdat u ook een arme tobber geweest bent Enfin, ik neem uw aanbod graag aan. Ik rat er juist over na.te denken, boe Ik aan een beetje eten en warmte kon komen.* HU hoestte alsof hy t aan de longen had. teen hu had uitgesproken. Uk zou me van den heelen boel maar niets meer aantrekken.” adviseerde de mlllionnair vriendelUk. ,Jk zal wel voor je aorgen.” HU gaf door de spreekbuis een order aan den chauffeur en de auto echoot voorwaarts. BIn- mkele mlnu*- ten waren se het park uit en op weg naar Drury- lane. Gmu van beiden sprak, totdat de wagen voor een groot gebouw stopte. „We zijn waar we weaen moeten,” ael de nd>- Honnair. Hy ging voor door een groote hall naar de lift, die hem naar de eerste verdieping bracht Daarna duwde hy s’n metgezel een groote ka mer binnen. Deze ultte een kreet ran verte ring en keek, als uit een droom ontwakend, rond. De andere sloot de deur en keek hem doordringend aan. „Wel. herinner je je ook iets?” vroeg hy. De zwerver streek weer met s’n hand over s'n voorhoofd, daarna over s’n slapen en wierp een optnerkzamen blik op s’n gastheer. „Ach,” riep hU, ,uu herinner ik het me; hier woonde ik; dat U m y n flat. Ik ben Ned Grur- tham en u.... u.... laat eens kyken.... u bent dokter Roecoe.... maar toch.... ik be- grUp het niet goed. Wat Is er gebeurd?" „Ga even ritten,” zet de dokter, „maar drink eerst nog een glaasje cognac” en hu haalde de flesch en ’t glas weer te voorschUn. „U had uw geheugen verloren, waarde beer. Een maand geleden kwam u onverwachte in T bezit ran die groote erfenis. De schok was te hevig voor uw zenuwen. Uw geheugen liet u in den steek en u keerde weer tot uw jaren lang zwerversleven terug. Vanmiddag zag ik u daar aoo op die bank in 't park ritten. Ik be sloot u weer langzaam tot uw geheugen terug te brengen. Was ik onmlddellUk op u toege- loopen en had ik u direct hier heen gebracht, dan zou de schok opnieuw noodlottig voor hebben kunnen aijn. Nü kan Ik u de verse ke ring geven, dat u gauw weer de oude suit we zen. Eenlge weken rust en stevige voeding, dan bent u weer aan *t leven weergegeven en is alles weer In orde. En nu, mijnheer Gruntham. wenach ik u geluk met uw fortuin en met het begin van uw herstel." .Lady Wargrave herinnert zich de stiletto heel goed. Heeft hem ten geschenke gegeven aan Ottilia Morro, die hem aardig vond.” I m initiatief als het Rotterdamsche I V om twee jonge erkende dichters een 1 vaderlandsch gelegenheidsstuk te I aten schrijven, dat door de begaafdheden I jer* ponrezochten reeds een eigen kunst- I -nnigen waarborg bezat zulk een initla- tie! i» ten onzent zeldzaam. I alleen zouden we het kunnen betreuren, dat de gelukkige opdracht zoo laat kwam. I m Nijhoff kreeg het aanzoek half October I en vóór hU een conceptie had en zijn me- I aewerker had uitgezócht, gingen enkele I reken voorbij, zoodat het al een goed eind I m november was alvorens Anton van Duln- I tergen (Asselbergs) kon aanvangen. Van- I selfsprekend kon aldus ook de samenwer- 1 ring niet zóódanig zijn, als de éénheid I toot twee gescheiden deelen elschte. Nijhoff voltooide zijn eerste deel en nam In zijn I werk figuren op, die nog niet geconcipieerd I waren, toen van Duinkerken aanving het I tweede deel te schrijven. Door welke nood- I gedwongen haast de eenheid van het totaal I niet zoodanig geworden Is als de schrijvers I zelf wel gewenscht zullen hebben. I Desondanks vulden belde auteurs won- I derwel elkander aan en er ontstond mL I een zeer gelukkige en gestaagde samenwer- I king. De een gaf den fijnzinniger -dlchter- I droom der verantwoordelijkheid van het I mensch-wordend Prinsesje voor het geluk I van haar volk. De ander schonk ons de I poëtische jolijt van gansch het volk, hoog I en laag rondom het vorstenhuwelijk: ,Hol- I land is blij”. Verleden, heden en toekomst I kwamen samëïFln deze allegorische revue. I Evenmin als een historisch herdenkings- I spel In zooveel en zooveel tafereelen een I dramatische eenheid vormt, evenmin was fn Holland staat een Huis” een tooneel- I stuk in den gebrulkelljken zin. Als Langen- I dijk schreef van Duinkerken meer naar de I revue heen. Maar dan als waarachtig dlch- I ter, die ook den zin van het tooneel ver- I staat Naar de rederijkers grepen de auteurs I terug, door „Goed” en „Kwaad” het spel I te doen openen en sluiten en als boven- I zinnelijke wezens bulten de realistische I tooneelflguren aller handelingen te be- I invloeden. I ,Hoe raar een stuivertje rollen kan”. I moet Nijhoff voor den geest hebben ge- I zweefd, maar nu het vierkante ding van I tegenwoordig het oude volksgezegde bulten I gebruik stelde, maakte hij er een dubbeltje I van. „Een dubbeltje op z’n kant.” En dit I dubbeltje deed hij raar rollen uit de wol- I ken, waar Goed (Frits van Dijk) en Kwaad I (Dirk v. Veen) aan het „opraden” zijn: I „kruis of munt”. .JCruis” is het koningskind I „met lang haar” een herinnering asm de I jeugd onzer Koningin. Zoo greep Nijhoff I In bet elgendommelljké van ons volksleven I om de geschiedenis van een dubbeltje te I geven, dat op aarde rolt en zijn eigen ge- I schiedenls beleeft in de vreugd van het I volk over het huwelijk zijner Prinses I (Charlotte Kohier). Het wolkendécor van het eerste tafereel I was door P. Koch fantasierijk ontworpen en deze aanvang In de hoogere regionen boven de aarde werd tot een prachtig be gin. Als dan Goed en Kwaad op aarde neer dalen, ontstaat die ragfijne dichterdroom van Nijhoff, welke niet altijd over het voetlicht is gekomen en tot het bevattings vermogen van alle aanwezigen doordrong. De conceptie van het eerste deeïT'door Nyhoff’s geest geschreven, Is vol teere L dichterlijkheid, met mooie verzen waar- tusschen helau een enkelen keer gelegen heidsrijm van minder gehalte. Zooals In 1 oude koningspaleizen denk aan Hanno- ver, München, Weenen, enz. meer ge beurt, wordt een stal of een zolder tot een klein museum Ingericht, waar oude herin neringen uit de jeugd van een vorst of vorstin worden bewaard. Óp den zolder ran het hüis der Prinses op welken zolder het dubbeltje rolt, dat door het kamerkatje Willy Haak wordt gevonden staat het speelgoed te droomen uit de jeugd der Bruid. Douairière „Verleden” een geluk- Uge creatie van Mien Duymaer van Twist brengt de Prinses op den‘zolder tusschen •*1 die jeugdherinneringen en doet dit ver leden tot een bruiloftsspel worden van he den en toekomst. De oude voorbije dingen worden beelden, figuren van vleesch en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1936 | | pagina 3