De kleuren van ons dundoek
DRÉIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL
tKdwtfaal van den dag
o
w
bank die huwelykszaken van kerkrechtelljk
standpunt onderzoekt en in bepaalde gevallen
de ongeldigheid van „huweiyken” idle dan
slechts schynhüweiyken waren) kan vaststellen,
wy ontleenen daaraan het volgende:
H
F 750.-
F 750.-
ALLE ABONNÉ’S ongevaUen verzeïSl toot een der
F 250.-
7
STRIJD OM HET ROOD
OF HET ORANJE
I Wie doodde
I Marco Graffi?
VRIJDAG 8 JANUARI 1937
r
Wat is de officieele vlag?
Ongeldige huwelijken
rol van het geld
IEP
Jodenhaat in Palestina
Een orkeet bekogeld
eer
n
F
Tooneelstuk van Coolen
in Duitschland
IN
-
I
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
I
7
De eerete pogingen om de roode
baan door een van oranje te
vervangen, dateer en
van 1863
j Het kunstje
van Kris i
F
,Jk moet het toch nog tens probeeren"
j
gisten.
oor-
tUJ
verhaal op uw eigen
ons
uw
58
SINDS
WW
uit te kijken!
In de gemeenteraad van 't stadje zeiden se, dat 't een schan
daal was, dat twee zulke beroemde mannen gevangen waren
gezet. Onmlddeliyk na de vergadering gingen twee wethouders
naar de gevangenis om Drein er» Piet te bevrijden.
Ze zouden er niet zoo gauw zijn uitgekomen, als Piet en Drein
intusschen niet door hun avonturen over de heele wereld bekend
waren geraakt. Ook nu werd hun arrestatie in alle kranten en
door de radio over de heele wereld besproken.
Pikeur: „Hoor een», meneer, nu moet
U niet denken, dat U al kunt rijden
men
3ro-
rap-
de
gezinder te zijn dan
>e gemeenschap- Is
bij levenslange geheele 01
verlies van belde armen.
en
geen
op
en
elt
Ike
ite
orw&krdtn tegen
ide ultkeeringen
lat
it
's .werelds
Joodache
den
was
de
eest-
ihtte
van
ligen
de
oor
liet
rü-
id
rs
»-
I-
sr
I.
lerin-
1 ge-
imber
staan
jke
en.
fer
:n-
rootste
m tijd
runnen
itands-
mchitls
11,-Dtt
im-
:un-
te
al-
ischlktheld tot werken door In *76^(1 bij een ongeval met
:1de beenen of belde oogen t sJVre“ doodeiyken afloop
Er brak voor Piet en Drein een prettige tyd aan. In 't stadje
en de heele omgeving werden ze met veel eerbied en onder
scheiding behandeld. Ze hadden den heelen dag niets anders
te doen dan. lange wandelingen te maken.
Toscanini,
het
is door
«Ün
r de
ach-
vang
het
'ten?
van
den
ver-
ver-
gis-
zijn.
te-
heid
een
oe-
r de
gint
'aar,
oeft
ztfn
eter
den
ond
:n war.
liefst
Ijls de
is vol
teen alles rustig was, zijn we zachtjes het huls
uit, naar de kamers van een vriendin van me
gegaan. Daar vermomden we ons. en vertrokken
dan naar het vasteland. Eerst later vernam ik,
dat mjjn broer in den nacht van onze vlucht
Marco Graft! had vermoord, uit bloedwraak,
want Graffl heette Cafferata. Vandaar dat ook
Carlo Cafferata als offer van de Vendetta viel.
WIJ trokken van plaats tot plaats en verdien
den den kost met zingen, totdat Gemma Sir
Robert ontmoette en met hem trouwde. En toen
heb ik toen Gemma me niet meer noodlg had.
toen heb ik me uit de wereld teruggetrokken.’*
Zij zweeg, keek verlegen rond, en boog naar
den rechter.
„Dat is allee," zei se.
Er «yn jury’s, die snel genoeg een besluit
weten te nemen. Eu Ottilia Morro was dan ook
nog niet lang voor de oogen van de opgewon
den menschen in de saai verdwenen, toen do
niet minder bewogen menigte buiten ad hoorde,
dat Lady Wargrave was vrijgesproken, en ze
haar in gezelschap van Adrian Graye zag weg
rijden.
Men schrijft one uit Berlijn:
Het ziet er naar uit. dat Antoon Ooolens
..Vreemdeling’’ een triomftocht door Duitach-
land zal doen. De „Uraufführung" van „Der
Fremde”, zooals het stuk in de Dulteche taal
heet, ging te Freiburg In Baden. Het stuk is
daar nu herhaalde malen gespeeld en de
plaatseltjke pers Is er opgelopen over. Wel
meent zy, dat in het stuk-te weinig handeling
zit, maar de filosofische ondergrond geeft het
stuk relief.
Coolens „Vreemdeling" heeft door de opvoe
ring in Freiburg de aandacht van talrijke Duit,
sche theaterdirecties getrokken. Verschillende
schouwburgen hopen, het in 1937 op de planken
te brengen. Begin 1837 aai het stuk reeds in 1
Aken gaan. Maar ook de theaters van andere
steden in Noord- en Noordwest-Dultschland
willen het stuk „brengen". Een theaterdirectle
In Berlijn houdt zich os. op het oogenblik met
het beetudeeren van het stuk bezig.
ir
Ie
n
o
n
Oranjehuis aangedaan. In dit verband -Is
de omzwaai in de houding van Fruin op
merkelijk. In 1863, bij de bespreking van
Ter Oouw's boekje had hij geen bezwaar
tegen O. W. B. mits waar zou zijn, dat men
hiermede een smaad herstelde. In zijn op
stel van 1865 zegt hij echter, dat, al zou
het zelfs waar zijn dat partijschap het
rood er in gebracht had, de tijd die sinds
verloopen is, den ellendlgen oorsprong zou
hebben uitgewischt.
„Een nieuwe verandering, een zoogenaa:
de herstelling, zou alleen een pqglng ku
nen wezen om nieuwe partijschap op
wekken.” Noemt men nu niet reeds vrij 1
gemeen het oranje blanje bleu de geuzen
vlag? Wat andere motieven er mogen aan
geroerd worden, zij zijn niet ter zake. WIJ
behoeven niet konini
onze koningin zelf.
daarenboven niet verplicht mee te doen met
welke liefhebberij van den enkeling ook.
Daarbij, het symbool onzer eenheid kan
uiteraard niet dubbel zijn. Het streven van
„De Princevlag” om eenheid onder des
noods twee vlaggen. R. W. B. en O. W. B.,
is dan ook fantasie. Zelf echter verkiest
zij O. W. B. Tèn onrechte.
dat
mannen
dingen
en
zijn,
Waar of niet?”
..Accoord van
er zijn er twee geweest.’*
„Ja," hernam m’n zwager. ,sn dat is juist
het eigenaardige. Je moet weten, dat ik heele-
maal geen portemonnaies heb laten vallen.”
„Wat hebt ge er dan mee gedaan?" verbaas
de ik me.
,,’t Spijt me erg Dirk, maar Ik heb er heele-
maal niet meer aan gedacht Ik had ze op t
buffet gedeponeerd en toen ik later thuis kwam,
heeft m’n vrouw er één van gehouden en de
andere twee aan d’r vriendinnen gegeven Maar
hier heb je je drie guldens terug. 1 Is nog een
geluk, dat ze ook die nog niet heeft ingepalmd,
vind je niet?’’
M’n gebalde vuist en de blik, waarmede Ik
m’n eerlijken zwager begunstigde, voorspelden
voor hem niet veel goeds M’n vrouw zag het.
„Nu jongens." riep ze. „zal ik jullie eens iets
heel moois laten zien?"
Ze liep naar de voorkamer en kwam terug
met een nieuwen hoed, prachtig gegarneerd en
bevederd
„Vinden Jullie 1 geen schatje?" vroeg ze.
„Prachtig," zei Kris, vol geestdrift.
„Duur?"
„Maar twintig gulden." zei ze. 1
„Tien van jou en tién van mij," sprak ik op'
mijn beurt. „Z Ij schijnt dus de weddenschap
gewonnen te hebben."
„Inderdaad." lachte Kris, „en schenk me nou
maar een glaasje van die ouwe port in
s
:d den
>u op
lub op
Óm-
Vicks
ewend
L
Jdelijk
sets
’W
..cn
ik er voor vroeg thuis te zijn. Kris zat op M’n
gemak thee te drinken en rookte een van m’n
beste sigaren.
„En.” begon ik, „hoe zit ’t met de portemoa-
nales? Zijn er twee geweest of alle drie?"
„Er zijn er twee geweest," zei Eva. „maar ik
begrijp er niets van."
„Ik dan wel.” lachte ik, „dat ik t gewonnen
heb. Geef de 20 gulden maar hier."
„Alles goed en wel,” zoo liet nu Kris zich
hooren. ..maar er zijn een paar dingen., die ik
ook niet begrijp. Je weet wat we gewed heb
ben, Dirk. Ik zou drie portemonnaies op straat
laten vallen en als er minstens twee vinders
mee aankwamen, dan won ik twee Uentjes. Als
er dus geen twee
kwamen, had Ik
gelijk gehad, toen
ik zei dat de
meeste
in kleine
leugenaars
oedriegers
nooit van mijn leven gezien, voordat ze me drie
weken geleden in Genua sjjn lijk toonden."
.Maar Lucien kende u toch?”
Lucien bracht me negen jaar geleden mee
naar Londen."
„Zoo! Mag ik vragen, waarom hij u naar
Londen bracht, en waar vandaan?"
„HU nam me mee uit Corsica. We zijn Corsi-
canen. Ik kwam met hem mee, ik ben zijn
zuster.
Onder het lichte gemompel, dat bij deze ver
klaring in de zaal oprijst, ilui .tert Civrien ury
Kenrick iets toe, en Kenrick antwoordt iets. En
Chrlsenbury schijnt zich weer meer op zijn ge-
trekt eens aan zijn mak te voelen.
.Dan zult u zeker wel met de geheimen van
Lucien Dl Spada op de hoogte geweest zijn? Als.
hy er tenminste had. Schonk hij u zijn volle ver
trouwen?”
„Lat meende ik."
Mijnheer Chrlsenbury zwijgt. Hij schijnt ge
wichtige dingen te overdenken. Als hy weer
naar de getuige opkijkt, doet hij zeer vriendelijk
en voorkomend.
.Nu wilt u zeker wel doen, zooals de rechter
heeft voorgesteld, en ons alles vertellen, wat u
van deze zaak afweet. U hebt toegegeven, dat u
Iets weet over den moord op Marco GraffL Wat
is dat dan?”
.Ik geloof, dat ik er idles van weet en ook
van den moord op Carlo Cafferata in Soho.”
Het wordt zeer rumoerig in de zaal als lü
V vonden in de Universe een belang
wekkend artikel over de werkzaam
heden der Rota, de Romelnsche recht-
van
Mijnheer Christenbury werd, welsprekend, over
tuigend, bijna pathetisch zmeekend, op haar los
gelaten, toen mijnheer Kenrick's poging mislukt
was. Maar hij had het er niet beter afgebracht.
Dttlia geeft toe. dat ze alles weet. Wat meer is. ze
belooft aldoor, dat ze. als het oogenblik geko
men is, alles zal vertellen, maar vóór dat oógen-
bLii zal men geen woord uit haar kr gen. En
het helpt allemaal niets, dat Kenrick en
Chrlsenbury haar duidelijk trachten te maken,
dat het gewoonte is, dat er van de verklaringen,
die door een getuige af zullen gelegd worden, al
nota wordt genomen, voor het eigenlijk al zoover
is. Ottilia weet niets af van rechtsgedingen, en
de ernst van procesvormen laat haar volkomen
koud. Als het oogenblik gekomen is. zal ze
spreken, tot dan moet men haar met rust laten,
opdat ze zich er op voor zal kunnen bereiden, de
waarheid te vertellen. Zoolang heeft ze zich
teruggetrokken in een klooster. Ze zal wel
komen, zegt ze. a's het uur slaat, waarin ze
haar verklaring af zal moeten leggen
Ten laatste heeft dit uur geslagen.
De menigte in de zaal gelooft al niet meer,
dat er nog iets voor Lady Wargrave aan te doen verklaren, weten we niet,
is. Of het zou moeten zjjn, dat die geheimzin
nige getuige iets belangrijks te vertellen heeft.
Al het overige is al voorbij. Lady Wargrave heeft
haar verklaring afgelegd en heeft herhaald, wat
ze gezegd heeft in Bow Street. Iedereen bewon
dert haar schoonheid en enkelen gelooven haar
onopgesmukt verhaal. Maar nu is het oogenblik
gekomen, waarop er iets zou moeten gebeuren.
Zou hét waar zijn?
„Laaf Ottilia Morro binnenkomen."
Er heerscht een groote spanning in de zaal,
als de getuige van uit de kamer, waar ze heeft
zitten wachten, door de dichte menigte heen,
naar voren wordt geleld. Er zit iets onwezen-
Hjks, iets ascetisch in haar s.- c.a. >t. Nv
veel ascetlscher is haar bleek gelaat, dat ze nu
dapper en moedig naar de volle zaal toekeert.
De menschen met goede oogen vinden haar
gezicht mager en bleek. En mager en bleek zijn
zeker haar zenuwachttge vingers. Ja, ze is
zenuwachtig, erg zenuwachtig besluiten de kriti
sche toeschouwers. En dus, ooncludeeren ae, zal,
wat ze te vertellen heeft, wel erg gewichtig zyti.
Mijnheer Chrisenbuiy, die ópstaat,, verraadt
ook teekenen van misschien wel geen zenuwen,
maar dan toch van onzekerheid. Hij kijkt een
beetje verlegen naar den rechter.
„Ik sta tegenover deze getuige In een eenlgs-
zins vreemde positie. Mylord.” «egt Chrlsenbury.
„We gelooven, dat ze een zeer waardevolle ge- I
tulge 9 décharge is, maar wit ze nu eigenlijk zal
Om een of andere
reden heeft de getuige pertinent geweigerd om
ons te vertellen, wat voor verklaring ay af aal
le.gen. Ly nee>t aueen be.oold het te. zulten
doen. Ze geeft toe, dat ze alles van deze zaak
afweet dat ze alles aal ophelderen. Zooals ik
al zei, Mylord, ik weet niet....*’
De rechter lost snel het probleem op.
.Laten we eerst de Identiteit van de getuige
vaststellen." zegt hij. „En dan kan zc ons daarna
in haar eigen woorden, vertellen wat ze wil. Ik
geloof, dat se zeer goed Engelsch spreekt."
Mynheer Chrlsenbury L
toga, kijkt eens over een paar blaadjes met
aanteekeningen heen, en wendt zich dan tot de
getuige.
„U bent Zuster Ignatia Dolores en u leeft als
ziekenverpleegster in Rome in het St Lucia
gasthuis?"
-J»-”
.Maar uw werkelyke naam is Ottilia Morro?”
«Neen.”
.Neen? Hoe is die dan?"
.Dien naam heb ik wel gedragen, en ook een
tooneelnaam. Maar mjjn werkelijke naam ia
Ottilia Dl Spada.'
,Dent u een familielid van de twee Dl
Spadas. die In deze zaak een rol hebben ge
speeld?"
^Ja. Maar Stefano, mijn neef, had ik nog
,De beschuldiging dat .geld veel kan berei
ken" wanneer een ongeldlgheldsverklarlng moet
worden verkregen kan niet staande worden ge
houden. In werkeiykheld zyn de onkosten ge
ring; zy worden naar vaste regels bepaald en
zyn veel lager gesteld dan by onze burgerlijke
rechtbanken. Als de partyen te arm zyn om
zelfs deze uitgaven te doen, worden geen kosten
in rekening gebracht. Elke priester of leek die
by deze rechtbank een taak vervult, moet een
bepaald geval kosteloos behandelen, alk hem dit
wordt opgedragen.
Statistieken ontleend aan de Acta Apostollcae
Sedis over de zes jaren, welke eindigden in 1921
en over de vier jaren, die eindigden in 1930
weerleggen zeer duldeiyk de bewering dat geld
de beslissende factor sou zyn by het verkrygen
van een ongeldlgheldsverklarlng. Dit zyn de
gegevens
In de zes jaren, eindigende in 1921:
Aantal behandelde gevallen: 117.
Aantal gevallen waarin de belanghebbenden
hun eigen onkosten betaalden: 69.
Hiervan voerden tot positief resultaat: 46 ge
vallen, of 66 procent.
Aantal gevallen waarin de belanghebbenden
zelf niet betalen konden: 48.
Hiervan voerden tot positief resultaat: 40 ge
vallen, of S3 procent.
In de vier jaren, eindigende in 1930:
Aantal behandelde gevallen: 207.
Aantal gevallen waarin de belanghebbenden
hun eigen onkosten betaalden: 111.
Hiervan voerden tot positief resultaat: 39 ge
vallen, of 36 procent.
Aantal gevallen waarin de belanghebbenden
niet betalen konden: 96.
Hiervan voèrden tot positief resultaat: 40 ge
vallen, of 41 procent.
Velen denken dat de heele procedure bestaat
in het schryven van een brief aan den Paus,
waarby dan een flinke cheque moet worden in
gesloten om het welslagen te verzekeren. Alle
gevallen die te Rome worden aangebracht wor
den behandeld voor rechters die zéér bedreven
zyn zoowel in het burgeriyk als In het ker-
keiyk recht.
De Kerk kan huweiykswetten vaststellen, mits
daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op de
waarde, door God aan dit sacrament gegeven.
Een besluit van de huweiyksrechtbank is niet
onfe^paar, en niet onherroepeiyk. Het is geen
res judicata, dat wil zeggen: het onderzoek kan
altijd worden heropend als duideiyke nieuwe
gegevens binnenkomen. Soms zou het kunnen
gebeuren dat de kerkeiyke rechtbank, zoo goed
erschrlkkelyk. zooals die broer van Eva.
m’n vrouw, kan eten! Verschrikkelijk en
ergerlyk. want hy eet nu al drie dagen
by me.
„Jy houdt van t donkere vleezch, niet?"
vroeg Kris, aan een kippenborst schrapend.
.Dat doe Ik, maar als je ’t witte vleesch niet
op kunt, laat dan Iets liggen voor de poes, als
jc wüt.”
M’n vrouw keek me boos aan, maar Kris
lachte met vollen mond,
„Weet Je." vroeg hy. „Wat Ik sinds lang ont
dekt heb? Dat byna alle mannen liegen en be
driegen. vrouwen doen het zoo erg niet.”
,Nog een beetje appelmoes. Kris?" vroeg Eva.
„Graag.” Hij nam ‘t en ging voort.
,Jk voor my vertrouw niemand; zelfs m’n
beste vrienden en m’n familie niet. Behalve
natuurlyk Eva. Als je goed oplet, zou je eens
zien, hoe de mannen tegenvallen."
.Hoor eens, Kris,” zei Ik een beetje geplkeern
ben maar een eenvoudig handelsagent, maa.
liegen en bedriegen doe Ik niet. Och, geef me
de schaal met aardappelen even aan.”
„Asjeblief," lachte Kris. „WH Je Je zelf als
voorbeeld nemen? Nu. my goed. Je bent na
tuurlyk geen érge schurk, maar.... enfin, de
meeste mannen draaien en liegen in kleine
dingen. Je reist in portemonnaies en lederwa
ren, niet?"
,Ja, maar wat heeft dat er mee te maken?"
„Laat me dan eens ’n paar monsters zien
je wel." weerde ik af. „Die koster
dit zegt. Maar men hoort de stem van den rech
ter er duldeiyk bovenuit, als hy tot de getuige
zegt: -
„Vertel
manier."
Ottilia begint Haar stem beeft. Maar het Is
zoo stil in de zaal, dat alles wat ze zegt, tot in
de uiterste hoeken verstaan wordt.
„Toen Ik al een maand of achttien tn Londen
woonde, leerde ik de Graffi’s kennen. En Ik be
gon al heel gauw erg veel van Gemma te hou
den. Ze voellife zich ongelukkig se wilde graag
naar Italië terug. Ze had het land aan Londen
en ik zelf wilde er ook liefst weg. Ik had ge
merkt, dat Luclen niet goed oppaste. Om myn
bezorgdheid en raadgevingen lachte hy. En toen
oegonnen Gemma en ik plannen te maken om
weg te loopen. zy wist niets van myn familie
verhoudingen. Ze wist zelfs niet, dat Lucien
myn broer was. Ik werkte zoo’n beetje in Soho.
En zy dacht dat ik daarmee mezelf onderhield.
We waren van plan naar het vasteland te
vluchten, en dan door zingen onzen kost te ver
dienen. We hadden allebei goede stemmen. En
we kwamen dikwyis by elkaar om er over te
praten. Ik maakte de laatste voorbereidingen
voor onze vlucht en ik wist op den avond van
den dikken mist het Austerlltzgebouw binnen te
sluipen. Ik was. om kort te gaan, al In Gemma’s
kamer verborgen, toen zy en haar grootvader
met dr. Graye binnenkwamen. Zoodra ze In de
kamer kwam, vertelde ik haar myn plannen. En
n ge-"’
y er
ver-
1 de
lirec-
en
>t de
oluut
y de
et moet voor den vreemdeling van
over de grenzen wel een groote be
koring hebben, zijn Intocht te doen
in een onzer overvloedig bevlagde steden
nu geheel Nederland zoo uitbundig zijn in
genomenheid met het huwtiyk der kroon
prinses tentoonspreidt. Het moet hem echter
een groote vraag zijn, welke de kleuren
des lands zijn In de veelkleurigheid, waar
mee steden en dorpen zich nu zoo sierlijk
hebben getooid. Breeduit immers wappert
het rood wit blauw van tinnen en transen;
scherp geteekend staan het forsche rood en
het harde blauw tegen den grijzen achter
grond onzer winterluchten, uiteengehouden
en verscherpt door de witte baan in het
midden. Naast, boven en onder het zich
overal gelijk blijvende oude, trouwe rood
wit blauw waalt het teere, lichte oranje
blanje bleu in velerlei tinten van bijna
rood wit blauw t«t de een of andere ver
schoten karikatuurvan des Prlncen van
Oraenglen couleuren.
Het moge voor den buitenlander al moei
lijk zijn zoo zonder meer het eenige natio
nale dundoek onder de vele vlaggen aan
te wijzen, het is ook voor vele Ingezetenen
des rijks blijkbaar niet duidelijk meer, welke
vlag te hljschen als de kleuren van Neder
land en Oranje. Van officieele gebouwen
wappert nog Immer de R. W. B.-drlekleur.
maar bij velen in den lande schijnt de
vraag of men niet beter ons regeerend
vorstenhuis zou eeren met O. W. B. slechts
bevestigend te kunnen worden beantwoord.
De eerste pogingen om de roode baan door
een van oranje te vervangen, schijnen te
dateeren van 1863, toen bij het eerste halve
eeuwfeest onzer onafhankelijkheid na Na
poleon sommigen vlagden met oranje blanje
bleu. Sindsdien hebben deze kleuren steeds
meer terrein veroverd, vooral bij gelegen
heid van de grootere en met bijzonderen
luister gevierde jubilea en blijde gebeur
tenissen In het Huls van Oranje. Vooral
na het 25-jarig regeeringsjubileum der
Koningin In 1923 zijn de aanhangers van
O. W. B. zoo toegenomen, dat men zich af
vraagt bp een wandeling door de hoofd
straten onzer groote steden, welke nu wel
onze nationale vlag is. Ter beantwoording
van deze vraag, van historisch standpunt
bezien, en afgezien dus van een eventueels
beslissing der regeering, mogen hier eenige
notities volgen, ontleend aan de geschriften
van eenige geschiedkundigen, die, opge
strikt door de nieuwe kleuren, zich een
uitwef hebben gezocht in het doolhof van
meeningen en moeilijkheden, welke zoo tal
rijk zijn bij de vraag naar den oorsprong
en de eerste geschiedenis onzer vlag.
De eerste, die zich meer in het bijzonder
met de herkomst onzer vlag heeft bezig
gehouden is de Rijksarchlvarls mr. J. C. de
Jonge, die In 1831 een verhandeling over
onze driekleur in het licht gaf en In 1833
in het eerste deel van zijn Geschiedenis van
het Nederlandsche Zeewezen hetzelfde on
derwerp ter sprake bracht.
De Jonge meende, dat de Nederlandsche
vlag oorspronkelijk O. W. B. is geweest,
welke kleufen ontleend zouden zijn aan het
wapen van Prins Willem. Tot na den dood
van Willem II bleef deze vlag bestaan, waar
na de bovendrijvende Loevesteinsche fac
tie in 1653 het oranje in rood zou hebben
veranderd uit afkeer van het Oranjehuis.
Zoo ontstond, aldus de Jonge de R. W. B.-
vlag, die eeuwen zou trotseeren.
Na hem hebben P. C. G. Guyot in 1859 en
D. G. Muller in 1862 gepoogd ’n twee eeuwen
hoogeren ouderdom voor onze vlag te be
wijzen. ZIJ zou ontleend zijn aan de livrei
kleuren van het B^lersche gravenhuis, dat
in de noordelijke .gewesten rood, wit en
blauw voor zijn hoflivrei zou hebben ge
bruikt. Daarenboven schijnt ook het Bour
gondische Huis deze drie kleuren In stam-
wapen en livrei gevoerd hebben.
In 1863 deed Jan ter Gouw zijn studie
over de Nederlandsche vlag verschijnen
waarin hij te velde trok tegen Guyot en
Muller en de eer verdedigde van de kleuren
van den Prins van Oranje. Muller kwam
nu weer in het geweer tegen Ter Gouw
maar zonder succes. Intusschen had Prof.
Fruin zich met zijn gezaghebbende stem in
het dispuut gemengd, door besprekingen
van de studies van Muller en Ter Gouw en
zich bij den laatste aangesloten om ten
slotte In 1865 In den Almanak der Maat
schappij tot nut van het Algemeen zich met
al zijn autoriteit te keeren tegen de ver
nieuwers en hervormers die rood door
oranje wilden vervangen.
De meening van Guyot en Muller had
nu voorgoed afgedaan, zoodat ook wij ons
er niet mee bshoeven bezig te houden. Be
palen wij ons tot de vlag waaronder de op
standelingen onder den Zwijger vochten
tegen Spanje.
Voor den opstand is er van een driekleur
als dit by de burgeriyke gebeuren kan. door
een meineedtge wordt bedrogen Een ongeldig-
heldsverklarlng die door bedrog verkregen werd
zou niet meer zyn dan een "Waardeloos stuk
papier.
Katholieken of niet-KathoUeken die met eeij*
air van onfeilbaarheid, maar zonder voldoende
onderlegd te. zyn, over reéht of theologie spre
ken, behoorden te begrijpen, hoe belacheiyk zy
zich elgeniyk maken. Normale menschen zon
der vakkennis zouden het nooit wagen om de
waarde te betwyfelen van een diagnose, die een
bekend medisch specialist opmaakte, of van de
scherpzinnige redeneerlng uit den mond van
een lid uit het hoogste gerechtshof. Maar als
de decreten der Romelnsche Congregaties ter
sprake komen, varen zy uit tegen de beslis
singen van de beste autoriteiten op het gebied
van burgeriyk en kerkelyk recht, die op de
wereld te vinden zyn.
Oordeelen veronderstelt feitenkennis,
waar deze ontbreekt hebben uitspraken
waarde.
Ten slotte een goede raad aan hen, die de
Kerk belasteren, zy mogen Katholiek zyn of
behooren tot een bepaald soort nlet-Kathoiieken.
Tracht niet op te treden ais advocaat of als
kenner van het canonieke recht als dit uw
breoep niet is.
.JSutcr ne supra crepldam" of. anders ge
zegd: „Schoenmaker, biyf by Je leest!”
Putten^"' antwoordde ik
geen sprake en ook uit de eerste Jaren der
woelingen, is geen vermelding ervan be
kend. Toch echter, te zij van 1572 nawijs
baar. By de verovering van Gouda In Juni
1572 trok een der drie geuzenvendels op
onder een Princevlagge en deze was oranje
wit en blauw. Veelvuldig wordt bovendien
deze driekleur aangegeven als „des Prlncen
van Oraenglen couleuFen”.
De vraag is nu, wat waren de kleuren
van den Prins: R. W. B. of O. W. B Wij
zullen ons niet begeven in de disputen over
de kleuren van het wapen der Oranjes.
Slechts vermelden wij, dat Pater Gorrte 8.J.
In zijn artikelen over onze vlag in Ntudlënfi
van 1931 aangeeft, dat de kleuren van het
wapen der Oranjes beslist rood, wit en
blauw zijn, waarvoor hij zich «roept op
het betoog van Ter Gouw, terwijl men er
zich bovendien van overtuigen kan in de
vele wetsbepalingen van omstreeks 1908.
waarbij de verschillende vlaggen en wapens
voor het Koninklijk Huis door de Koningin
zijn geregeld. Het veld te oranje (oorspron
kelijk goud) .maar het wapenteeken „een
jachthoorn van azuur (blauw), gesnoerd en
geopend van keel (rood) met zilver (wit)
beslagen.
„Gelijk In de geheele wapenkunde”,
aldus Bilderdijk, „te t Oranje-rood, eer
tijds menie, in de vlaggen eerst tot vermil
joen en naderhand tot nog donkerder rood
overgegaan maar de oorsprong is goud
kleur." Daarbij kan het Ter Gouw niet ver
wonderen dat de roode kleur, wanneer een
Prins van Oranje die voerde ook oranje
genoemd werd en het is dan even natuurlijk
dat die kleur zich dan ook afwisselend
rood of oranje of met twijfelachtige tus-
schentinten vertoonde. Daarenboven is er
uit 1634 éen kooporder voor vlaggendoek be
kend waarbij „rood of te orangle” gekocht
moest worden.
.Doorgaans,” aldus Fruin, „worden de
kleuren O. W. B. genoemd, maar op afbeel
dingen R. W. B. geschilderd. Als men de
boeken raadpleegt, zou men gelooven dat
voor 1650 alle vlaggen oranje waren, als
men de teekeningen en schilderijen beziet,
zou men meenen, dat de meeste vlaggen
vanouds rood zijn geweest.” Inderdaad,
sinds 1650, of beter, gelijk uit onderzoekin
gen van Fruin te gebleken, na 1630 be
houdt het rood vrijwel de overhand.
Waarom het rood overwon weet men niet;
mogelijk doordat R. W. B. duidelijker zicht
baar is, mogelijk ook doordat, aldus Pater
Gorrte, R. W. B. toch de eigenlijke kleuren
van Oranje zijn. Wat er In 1653 met de
vlag is gebeurd weet men niet precies.
Waarschijnlijk wilde men het wapen van
den Prins, dat veelal In de witte baan moet
hebben gestaan, vervangen door het wapen
der Staten. Zeker Is echter dat het niet
ging om rood of oranje, want reeds onder
Maurits en Frederik Hendrik, toen het Stad
houderlijk bawind op het toppunt van zijn
macht en populariteit stond, had het rood
het oranje verdrongen.
Door nu oranje in de vlag op te nemen
herstelt men dus geen smaad, eertijds het
„Dank
geld”
„Wees maar niet zoo weerspannig. Dirk."
ried m’n vrouw.
Al ben Ik volgens m’n grachten zwager dan
niet zoo’n braaf man. m’n vrouw kan ik moei
lijk iets weigeren. Ik stond dus op.
„Ik wou de drie mooiste hebben," hernam
Kris, en spreidde m’n heelen voorraad mohsters
portemonnaies op den grond uit. Eva hielp hem
de drie mooiste uitzoeken.
„Nu heb ik nog drie gulden noodlg." zei Kris
weer.
„Geef ze maar. Dirk," smeekte m’n vrouw.
„Hy wil je wat laten zien, een kunstje of zoo
iets.” g
„Ik geef niks," snauwde ik.
.Maar, manlief!"
Ik nam drie gulden en gaf m’n lieven
zwager.
.Merci," zei hy nonchalant. ,Nu luister. Ik
stop in iedere portemonnale een gulden en doe
•r een kaartje by met Eva’s naam en adres."
„En wat dan?" vroeg ik.
.Dan zal ik je bewijzen, dat m’n bewering
over liegen en oneeriykheid in kleine dingen
juist is. Morgenochtend verlies ik deze drie por-
temonnales op verschillende punten van de
stad, en dan wed ik dat geen een vinder de
portemonnale terugbrengt. Als er groote be
dragen in zaten, zouden velen ze terugbrengen,
maar met kleine bedragen doen ae dat niet.”
„En," vroeg ik weer, „wie vergoedt me dan
de portemonnaies en de guldens?”
„Och lieve zus," zei Kris, „mag ik nog een
stukje van dien heerlyken pudding?”
Eva gaf hem nog een stuk, zeker wel het der
de of vierde.
„Ik wed in ieder geval dat er niemand komt,"
hield Kris vol.
Op dit oogenblik schoot me een lumineus
idee te binnen.
„Ik wed om tien gulden, dat er minstens twee
van de drie de portemonnaies terugbrengen."
beweerde ik en legde een bankje van tien op
tafel.
Kris legde er een bankje by.
,Jk zal den Inaet bewaren." zei Eva, en «e
stak de twintig gulden by zich. Kris trok z’n
Jas aan, zette z’n hoed op, nam een handvcl
sigaren uit m’n kistje en zei: „Ik ga wat wan
delen. jy bent scheidsrechter. Eva. Als er twee
vinders de portemonnale terugbrengen, zyn de
twintig gulden voor Dirk. Komt er maar één
terug, dan zyn ze voor my."
Een half uur later ging Ik trictrikken in de
Vereenlgingssociëteit. Ik nam nog een paar
portemonnaies mee. Met Klaas Frederlks en
Hendrik Waltman sprak ik af dat ze den vol
genden middag een gevonden portemonnale by
m’n vrouw aouden bezorgen. Dat waren er dus
twee en de 20 gulden waren myn!
Den avond van den volgenden dag zorgde
Zooals gemeld heeft
grootste dirigent, in Palestina
orkest geleid dat daar gevormd
violist Bronislaw Hubermann.
Terwijl het orkest, uit 72 personen bestaande
per autobus op toumée was, isjhet te Nabloes,
op weg van Jeruzalem naar Haifa, door onbe
kenden met steenen gebombardeerd. Hoewel de
ruiten verbryzeld werden, is niemand ernstig
gewond. Toscanini zelf had op het laatste
oogenblik zyn vertrek naar Haifa uitgesteld en
was dus niet in de bussen aanwezig.
Men denkt, dat de Arabieren op de hoogte
zyn met de reizen, welke vooraanstaande perso
nen door Palestina ondernemen en daarvoor
een systeem in het leven hébben geroepen, dat
vertegenwoordiging bezit in alle deelen van het
land.
een ^oet ox eeo oog
h^bt bov«n w«n r«cMs naderend
verkeer HET BETEEKENT NIET, det
e neb nu als een wegdictator
N moogt misdragen en niet y
meer xoudt behoeven x