De kleuren van ons dundoek DRÉIN DRENTEL EN PIET PRIKKEL tKdwtfaal van den dag o w bank die huwelykszaken van kerkrechtelljk standpunt onderzoekt en in bepaalde gevallen de ongeldigheid van „huweiyken” idle dan slechts schynhüweiyken waren) kan vaststellen, wy ontleenen daaraan het volgende: H F 750.- F 750.- ALLE ABONNÉ’S ongevaUen verzeïSl toot een der F 250.- 7 STRIJD OM HET ROOD OF HET ORANJE I Wie doodde I Marco Graffi? VRIJDAG 8 JANUARI 1937 r Wat is de officieele vlag? Ongeldige huwelijken rol van het geld IEP Jodenhaat in Palestina Een orkeet bekogeld eer n F Tooneelstuk van Coolen in Duitschland IN - I AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL I 7 De eerete pogingen om de roode baan door een van oranje te vervangen, dateer en van 1863 j Het kunstje van Kris i F ,Jk moet het toch nog tens probeeren" j gisten. oor- tUJ verhaal op uw eigen ons uw 58 SINDS WW uit te kijken! In de gemeenteraad van 't stadje zeiden se, dat 't een schan daal was, dat twee zulke beroemde mannen gevangen waren gezet. Onmlddeliyk na de vergadering gingen twee wethouders naar de gevangenis om Drein er» Piet te bevrijden. Ze zouden er niet zoo gauw zijn uitgekomen, als Piet en Drein intusschen niet door hun avonturen over de heele wereld bekend waren geraakt. Ook nu werd hun arrestatie in alle kranten en door de radio over de heele wereld besproken. Pikeur: „Hoor een», meneer, nu moet U niet denken, dat U al kunt rijden men 3ro- rap- de gezinder te zijn dan >e gemeenschap- Is bij levenslange geheele 01 verlies van belde armen. en geen op en elt Ike ite orw&krdtn tegen ide ultkeeringen lat it 's .werelds Joodache den was de eest- ihtte van ligen de oor liet rü- id rs »- I- sr I. lerin- 1 ge- imber staan jke en. fer :n- rootste m tijd runnen itands- mchitls 11,-Dtt im- :un- te al- ischlktheld tot werken door In *76^(1 bij een ongeval met :1de beenen of belde oogen t sJVre“ doodeiyken afloop Er brak voor Piet en Drein een prettige tyd aan. In 't stadje en de heele omgeving werden ze met veel eerbied en onder scheiding behandeld. Ze hadden den heelen dag niets anders te doen dan. lange wandelingen te maken. Toscanini, het is door «Ün r de ach- vang het 'ten? van den ver- ver- gis- zijn. te- heid een oe- r de gint 'aar, oeft ztfn eter den ond :n war. liefst Ijls de is vol teen alles rustig was, zijn we zachtjes het huls uit, naar de kamers van een vriendin van me gegaan. Daar vermomden we ons. en vertrokken dan naar het vasteland. Eerst later vernam ik, dat mjjn broer in den nacht van onze vlucht Marco Graft! had vermoord, uit bloedwraak, want Graffl heette Cafferata. Vandaar dat ook Carlo Cafferata als offer van de Vendetta viel. WIJ trokken van plaats tot plaats en verdien den den kost met zingen, totdat Gemma Sir Robert ontmoette en met hem trouwde. En toen heb ik toen Gemma me niet meer noodlg had. toen heb ik me uit de wereld teruggetrokken.’* Zij zweeg, keek verlegen rond, en boog naar den rechter. „Dat is allee," zei se. Er «yn jury’s, die snel genoeg een besluit weten te nemen. Eu Ottilia Morro was dan ook nog niet lang voor de oogen van de opgewon den menschen in de saai verdwenen, toen do niet minder bewogen menigte buiten ad hoorde, dat Lady Wargrave was vrijgesproken, en ze haar in gezelschap van Adrian Graye zag weg rijden. Men schrijft one uit Berlijn: Het ziet er naar uit. dat Antoon Ooolens ..Vreemdeling’’ een triomftocht door Duitach- land zal doen. De „Uraufführung" van „Der Fremde”, zooals het stuk in de Dulteche taal heet, ging te Freiburg In Baden. Het stuk is daar nu herhaalde malen gespeeld en de plaatseltjke pers Is er opgelopen over. Wel meent zy, dat in het stuk-te weinig handeling zit, maar de filosofische ondergrond geeft het stuk relief. Coolens „Vreemdeling" heeft door de opvoe ring in Freiburg de aandacht van talrijke Duit, sche theaterdirecties getrokken. Verschillende schouwburgen hopen, het in 1937 op de planken te brengen. Begin 1837 aai het stuk reeds in 1 Aken gaan. Maar ook de theaters van andere steden in Noord- en Noordwest-Dultschland willen het stuk „brengen". Een theaterdirectle In Berlijn houdt zich os. op het oogenblik met het beetudeeren van het stuk bezig. ir Ie n o n Oranjehuis aangedaan. In dit verband -Is de omzwaai in de houding van Fruin op merkelijk. In 1863, bij de bespreking van Ter Oouw's boekje had hij geen bezwaar tegen O. W. B. mits waar zou zijn, dat men hiermede een smaad herstelde. In zijn op stel van 1865 zegt hij echter, dat, al zou het zelfs waar zijn dat partijschap het rood er in gebracht had, de tijd die sinds verloopen is, den ellendlgen oorsprong zou hebben uitgewischt. „Een nieuwe verandering, een zoogenaa: de herstelling, zou alleen een pqglng ku nen wezen om nieuwe partijschap op wekken.” Noemt men nu niet reeds vrij 1 gemeen het oranje blanje bleu de geuzen vlag? Wat andere motieven er mogen aan geroerd worden, zij zijn niet ter zake. WIJ behoeven niet konini onze koningin zelf. daarenboven niet verplicht mee te doen met welke liefhebberij van den enkeling ook. Daarbij, het symbool onzer eenheid kan uiteraard niet dubbel zijn. Het streven van „De Princevlag” om eenheid onder des noods twee vlaggen. R. W. B. en O. W. B., is dan ook fantasie. Zelf echter verkiest zij O. W. B. Tèn onrechte. dat mannen dingen en zijn, Waar of niet?” ..Accoord van er zijn er twee geweest.’* „Ja," hernam m’n zwager. ,sn dat is juist het eigenaardige. Je moet weten, dat ik heele- maal geen portemonnaies heb laten vallen.” „Wat hebt ge er dan mee gedaan?" verbaas de ik me. ,,’t Spijt me erg Dirk, maar Ik heb er heele- maal niet meer aan gedacht Ik had ze op t buffet gedeponeerd en toen ik later thuis kwam, heeft m’n vrouw er één van gehouden en de andere twee aan d’r vriendinnen gegeven Maar hier heb je je drie guldens terug. 1 Is nog een geluk, dat ze ook die nog niet heeft ingepalmd, vind je niet?’’ M’n gebalde vuist en de blik, waarmede Ik m’n eerlijken zwager begunstigde, voorspelden voor hem niet veel goeds M’n vrouw zag het. „Nu jongens." riep ze. „zal ik jullie eens iets heel moois laten zien?" Ze liep naar de voorkamer en kwam terug met een nieuwen hoed, prachtig gegarneerd en bevederd „Vinden Jullie 1 geen schatje?" vroeg ze. „Prachtig," zei Kris, vol geestdrift. „Duur?" „Maar twintig gulden." zei ze. 1 „Tien van jou en tién van mij," sprak ik op' mijn beurt. „Z Ij schijnt dus de weddenschap gewonnen te hebben." „Inderdaad." lachte Kris, „en schenk me nou maar een glaasje van die ouwe port in s :d den >u op lub op Óm- Vicks ewend L Jdelijk sets ’W ..cn ik er voor vroeg thuis te zijn. Kris zat op M’n gemak thee te drinken en rookte een van m’n beste sigaren. „En.” begon ik, „hoe zit ’t met de portemoa- nales? Zijn er twee geweest of alle drie?" „Er zijn er twee geweest," zei Eva. „maar ik begrijp er niets van." „Ik dan wel.” lachte ik, „dat ik t gewonnen heb. Geef de 20 gulden maar hier." „Alles goed en wel,” zoo liet nu Kris zich hooren. ..maar er zijn een paar dingen., die ik ook niet begrijp. Je weet wat we gewed heb ben, Dirk. Ik zou drie portemonnaies op straat laten vallen en als er minstens twee vinders mee aankwamen, dan won ik twee Uentjes. Als er dus geen twee kwamen, had Ik gelijk gehad, toen ik zei dat de meeste in kleine leugenaars oedriegers nooit van mijn leven gezien, voordat ze me drie weken geleden in Genua sjjn lijk toonden." .Maar Lucien kende u toch?” Lucien bracht me negen jaar geleden mee naar Londen." „Zoo! Mag ik vragen, waarom hij u naar Londen bracht, en waar vandaan?" „HU nam me mee uit Corsica. We zijn Corsi- canen. Ik kwam met hem mee, ik ben zijn zuster. Onder het lichte gemompel, dat bij deze ver klaring in de zaal oprijst, ilui .tert Civrien ury Kenrick iets toe, en Kenrick antwoordt iets. En Chrlsenbury schijnt zich weer meer op zijn ge- trekt eens aan zijn mak te voelen. .Dan zult u zeker wel met de geheimen van Lucien Dl Spada op de hoogte geweest zijn? Als. hy er tenminste had. Schonk hij u zijn volle ver trouwen?” „Lat meende ik." Mijnheer Chrlsenbury zwijgt. Hij schijnt ge wichtige dingen te overdenken. Als hy weer naar de getuige opkijkt, doet hij zeer vriendelijk en voorkomend. .Nu wilt u zeker wel doen, zooals de rechter heeft voorgesteld, en ons alles vertellen, wat u van deze zaak afweet. U hebt toegegeven, dat u Iets weet over den moord op Marco GraffL Wat is dat dan?” .Ik geloof, dat ik er idles van weet en ook van den moord op Carlo Cafferata in Soho.” Het wordt zeer rumoerig in de zaal als lü V vonden in de Universe een belang wekkend artikel over de werkzaam heden der Rota, de Romelnsche recht- van Mijnheer Christenbury werd, welsprekend, over tuigend, bijna pathetisch zmeekend, op haar los gelaten, toen mijnheer Kenrick's poging mislukt was. Maar hij had het er niet beter afgebracht. Dttlia geeft toe. dat ze alles weet. Wat meer is. ze belooft aldoor, dat ze. als het oogenblik geko men is, alles zal vertellen, maar vóór dat oógen- bLii zal men geen woord uit haar kr gen. En het helpt allemaal niets, dat Kenrick en Chrlsenbury haar duidelijk trachten te maken, dat het gewoonte is, dat er van de verklaringen, die door een getuige af zullen gelegd worden, al nota wordt genomen, voor het eigenlijk al zoover is. Ottilia weet niets af van rechtsgedingen, en de ernst van procesvormen laat haar volkomen koud. Als het oogenblik gekomen is. zal ze spreken, tot dan moet men haar met rust laten, opdat ze zich er op voor zal kunnen bereiden, de waarheid te vertellen. Zoolang heeft ze zich teruggetrokken in een klooster. Ze zal wel komen, zegt ze. a's het uur slaat, waarin ze haar verklaring af zal moeten leggen Ten laatste heeft dit uur geslagen. De menigte in de zaal gelooft al niet meer, dat er nog iets voor Lady Wargrave aan te doen verklaren, weten we niet, is. Of het zou moeten zjjn, dat die geheimzin nige getuige iets belangrijks te vertellen heeft. Al het overige is al voorbij. Lady Wargrave heeft haar verklaring afgelegd en heeft herhaald, wat ze gezegd heeft in Bow Street. Iedereen bewon dert haar schoonheid en enkelen gelooven haar onopgesmukt verhaal. Maar nu is het oogenblik gekomen, waarop er iets zou moeten gebeuren. Zou hét waar zijn? „Laaf Ottilia Morro binnenkomen." Er heerscht een groote spanning in de zaal, als de getuige van uit de kamer, waar ze heeft zitten wachten, door de dichte menigte heen, naar voren wordt geleld. Er zit iets onwezen- Hjks, iets ascetisch in haar s.- c.a. >t. Nv veel ascetlscher is haar bleek gelaat, dat ze nu dapper en moedig naar de volle zaal toekeert. De menschen met goede oogen vinden haar gezicht mager en bleek. En mager en bleek zijn zeker haar zenuwachttge vingers. Ja, ze is zenuwachtig, erg zenuwachtig besluiten de kriti sche toeschouwers. En dus, ooncludeeren ae, zal, wat ze te vertellen heeft, wel erg gewichtig zyti. Mijnheer Chrisenbuiy, die ópstaat,, verraadt ook teekenen van misschien wel geen zenuwen, maar dan toch van onzekerheid. Hij kijkt een beetje verlegen naar den rechter. „Ik sta tegenover deze getuige In een eenlgs- zins vreemde positie. Mylord.” «egt Chrlsenbury. „We gelooven, dat ze een zeer waardevolle ge- I tulge 9 décharge is, maar wit ze nu eigenlijk zal Om een of andere reden heeft de getuige pertinent geweigerd om ons te vertellen, wat voor verklaring ay af aal le.gen. Ly nee>t aueen be.oold het te. zulten doen. Ze geeft toe, dat ze alles van deze zaak afweet dat ze alles aal ophelderen. Zooals ik al zei, Mylord, ik weet niet....*’ De rechter lost snel het probleem op. .Laten we eerst de Identiteit van de getuige vaststellen." zegt hij. „En dan kan zc ons daarna in haar eigen woorden, vertellen wat ze wil. Ik geloof, dat se zeer goed Engelsch spreekt." Mynheer Chrlsenbury L toga, kijkt eens over een paar blaadjes met aanteekeningen heen, en wendt zich dan tot de getuige. „U bent Zuster Ignatia Dolores en u leeft als ziekenverpleegster in Rome in het St Lucia gasthuis?" -J»-” .Maar uw werkelyke naam is Ottilia Morro?” «Neen.” .Neen? Hoe is die dan?" .Dien naam heb ik wel gedragen, en ook een tooneelnaam. Maar mjjn werkelijke naam ia Ottilia Dl Spada.' ,Dent u een familielid van de twee Dl Spadas. die In deze zaak een rol hebben ge speeld?" ^Ja. Maar Stefano, mijn neef, had ik nog ,De beschuldiging dat .geld veel kan berei ken" wanneer een ongeldlgheldsverklarlng moet worden verkregen kan niet staande worden ge houden. In werkeiykheld zyn de onkosten ge ring; zy worden naar vaste regels bepaald en zyn veel lager gesteld dan by onze burgerlijke rechtbanken. Als de partyen te arm zyn om zelfs deze uitgaven te doen, worden geen kosten in rekening gebracht. Elke priester of leek die by deze rechtbank een taak vervult, moet een bepaald geval kosteloos behandelen, alk hem dit wordt opgedragen. Statistieken ontleend aan de Acta Apostollcae Sedis over de zes jaren, welke eindigden in 1921 en over de vier jaren, die eindigden in 1930 weerleggen zeer duldeiyk de bewering dat geld de beslissende factor sou zyn by het verkrygen van een ongeldlgheldsverklarlng. Dit zyn de gegevens In de zes jaren, eindigende in 1921: Aantal behandelde gevallen: 117. Aantal gevallen waarin de belanghebbenden hun eigen onkosten betaalden: 69. Hiervan voerden tot positief resultaat: 46 ge vallen, of 66 procent. Aantal gevallen waarin de belanghebbenden zelf niet betalen konden: 48. Hiervan voerden tot positief resultaat: 40 ge vallen, of S3 procent. In de vier jaren, eindigende in 1930: Aantal behandelde gevallen: 207. Aantal gevallen waarin de belanghebbenden hun eigen onkosten betaalden: 111. Hiervan voerden tot positief resultaat: 39 ge vallen, of 36 procent. Aantal gevallen waarin de belanghebbenden niet betalen konden: 96. Hiervan voèrden tot positief resultaat: 40 ge vallen, of 41 procent. Velen denken dat de heele procedure bestaat in het schryven van een brief aan den Paus, waarby dan een flinke cheque moet worden in gesloten om het welslagen te verzekeren. Alle gevallen die te Rome worden aangebracht wor den behandeld voor rechters die zéér bedreven zyn zoowel in het burgeriyk als In het ker- keiyk recht. De Kerk kan huweiykswetten vaststellen, mits daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op de waarde, door God aan dit sacrament gegeven. Een besluit van de huweiyksrechtbank is niet onfe^paar, en niet onherroepeiyk. Het is geen res judicata, dat wil zeggen: het onderzoek kan altijd worden heropend als duideiyke nieuwe gegevens binnenkomen. Soms zou het kunnen gebeuren dat de kerkeiyke rechtbank, zoo goed erschrlkkelyk. zooals die broer van Eva. m’n vrouw, kan eten! Verschrikkelijk en ergerlyk. want hy eet nu al drie dagen by me. „Jy houdt van t donkere vleezch, niet?" vroeg Kris, aan een kippenborst schrapend. .Dat doe Ik, maar als je ’t witte vleesch niet op kunt, laat dan Iets liggen voor de poes, als jc wüt.” M’n vrouw keek me boos aan, maar Kris lachte met vollen mond, „Weet Je." vroeg hy. „Wat Ik sinds lang ont dekt heb? Dat byna alle mannen liegen en be driegen. vrouwen doen het zoo erg niet.” ,Nog een beetje appelmoes. Kris?" vroeg Eva. „Graag.” Hij nam ‘t en ging voort. ,Jk voor my vertrouw niemand; zelfs m’n beste vrienden en m’n familie niet. Behalve natuurlyk Eva. Als je goed oplet, zou je eens zien, hoe de mannen tegenvallen." .Hoor eens, Kris,” zei Ik een beetje geplkeern ben maar een eenvoudig handelsagent, maa. liegen en bedriegen doe Ik niet. Och, geef me de schaal met aardappelen even aan.” „Asjeblief," lachte Kris. „WH Je Je zelf als voorbeeld nemen? Nu. my goed. Je bent na tuurlyk geen érge schurk, maar.... enfin, de meeste mannen draaien en liegen in kleine dingen. Je reist in portemonnaies en lederwa ren, niet?" ,Ja, maar wat heeft dat er mee te maken?" „Laat me dan eens ’n paar monsters zien je wel." weerde ik af. „Die koster dit zegt. Maar men hoort de stem van den rech ter er duldeiyk bovenuit, als hy tot de getuige zegt: - „Vertel manier." Ottilia begint Haar stem beeft. Maar het Is zoo stil in de zaal, dat alles wat ze zegt, tot in de uiterste hoeken verstaan wordt. „Toen Ik al een maand of achttien tn Londen woonde, leerde ik de Graffi’s kennen. En Ik be gon al heel gauw erg veel van Gemma te hou den. Ze voellife zich ongelukkig se wilde graag naar Italië terug. Ze had het land aan Londen en ik zelf wilde er ook liefst weg. Ik had ge merkt, dat Luclen niet goed oppaste. Om myn bezorgdheid en raadgevingen lachte hy. En toen oegonnen Gemma en ik plannen te maken om weg te loopen. zy wist niets van myn familie verhoudingen. Ze wist zelfs niet, dat Lucien myn broer was. Ik werkte zoo’n beetje in Soho. En zy dacht dat ik daarmee mezelf onderhield. We waren van plan naar het vasteland te vluchten, en dan door zingen onzen kost te ver dienen. We hadden allebei goede stemmen. En we kwamen dikwyis by elkaar om er over te praten. Ik maakte de laatste voorbereidingen voor onze vlucht en ik wist op den avond van den dikken mist het Austerlltzgebouw binnen te sluipen. Ik was. om kort te gaan, al In Gemma’s kamer verborgen, toen zy en haar grootvader met dr. Graye binnenkwamen. Zoodra ze In de kamer kwam, vertelde ik haar myn plannen. En n ge-"’ y er ver- 1 de lirec- en >t de oluut y de et moet voor den vreemdeling van over de grenzen wel een groote be koring hebben, zijn Intocht te doen in een onzer overvloedig bevlagde steden nu geheel Nederland zoo uitbundig zijn in genomenheid met het huwtiyk der kroon prinses tentoonspreidt. Het moet hem echter een groote vraag zijn, welke de kleuren des lands zijn In de veelkleurigheid, waar mee steden en dorpen zich nu zoo sierlijk hebben getooid. Breeduit immers wappert het rood wit blauw van tinnen en transen; scherp geteekend staan het forsche rood en het harde blauw tegen den grijzen achter grond onzer winterluchten, uiteengehouden en verscherpt door de witte baan in het midden. Naast, boven en onder het zich overal gelijk blijvende oude, trouwe rood wit blauw waalt het teere, lichte oranje blanje bleu in velerlei tinten van bijna rood wit blauw t«t de een of andere ver schoten karikatuurvan des Prlncen van Oraenglen couleuren. Het moge voor den buitenlander al moei lijk zijn zoo zonder meer het eenige natio nale dundoek onder de vele vlaggen aan te wijzen, het is ook voor vele Ingezetenen des rijks blijkbaar niet duidelijk meer, welke vlag te hljschen als de kleuren van Neder land en Oranje. Van officieele gebouwen wappert nog Immer de R. W. B.-drlekleur. maar bij velen in den lande schijnt de vraag of men niet beter ons regeerend vorstenhuis zou eeren met O. W. B. slechts bevestigend te kunnen worden beantwoord. De eerste pogingen om de roode baan door een van oranje te vervangen, schijnen te dateeren van 1863, toen bij het eerste halve eeuwfeest onzer onafhankelijkheid na Na poleon sommigen vlagden met oranje blanje bleu. Sindsdien hebben deze kleuren steeds meer terrein veroverd, vooral bij gelegen heid van de grootere en met bijzonderen luister gevierde jubilea en blijde gebeur tenissen In het Huls van Oranje. Vooral na het 25-jarig regeeringsjubileum der Koningin In 1923 zijn de aanhangers van O. W. B. zoo toegenomen, dat men zich af vraagt bp een wandeling door de hoofd straten onzer groote steden, welke nu wel onze nationale vlag is. Ter beantwoording van deze vraag, van historisch standpunt bezien, en afgezien dus van een eventueels beslissing der regeering, mogen hier eenige notities volgen, ontleend aan de geschriften van eenige geschiedkundigen, die, opge strikt door de nieuwe kleuren, zich een uitwef hebben gezocht in het doolhof van meeningen en moeilijkheden, welke zoo tal rijk zijn bij de vraag naar den oorsprong en de eerste geschiedenis onzer vlag. De eerste, die zich meer in het bijzonder met de herkomst onzer vlag heeft bezig gehouden is de Rijksarchlvarls mr. J. C. de Jonge, die In 1831 een verhandeling over onze driekleur in het licht gaf en In 1833 in het eerste deel van zijn Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen hetzelfde on derwerp ter sprake bracht. De Jonge meende, dat de Nederlandsche vlag oorspronkelijk O. W. B. is geweest, welke kleufen ontleend zouden zijn aan het wapen van Prins Willem. Tot na den dood van Willem II bleef deze vlag bestaan, waar na de bovendrijvende Loevesteinsche fac tie in 1653 het oranje in rood zou hebben veranderd uit afkeer van het Oranjehuis. Zoo ontstond, aldus de Jonge de R. W. B.- vlag, die eeuwen zou trotseeren. Na hem hebben P. C. G. Guyot in 1859 en D. G. Muller in 1862 gepoogd ’n twee eeuwen hoogeren ouderdom voor onze vlag te be wijzen. ZIJ zou ontleend zijn aan de livrei kleuren van het B^lersche gravenhuis, dat in de noordelijke .gewesten rood, wit en blauw voor zijn hoflivrei zou hebben ge bruikt. Daarenboven schijnt ook het Bour gondische Huis deze drie kleuren In stam- wapen en livrei gevoerd hebben. In 1863 deed Jan ter Gouw zijn studie over de Nederlandsche vlag verschijnen waarin hij te velde trok tegen Guyot en Muller en de eer verdedigde van de kleuren van den Prins van Oranje. Muller kwam nu weer in het geweer tegen Ter Gouw maar zonder succes. Intusschen had Prof. Fruin zich met zijn gezaghebbende stem in het dispuut gemengd, door besprekingen van de studies van Muller en Ter Gouw en zich bij den laatste aangesloten om ten slotte In 1865 In den Almanak der Maat schappij tot nut van het Algemeen zich met al zijn autoriteit te keeren tegen de ver nieuwers en hervormers die rood door oranje wilden vervangen. De meening van Guyot en Muller had nu voorgoed afgedaan, zoodat ook wij ons er niet mee bshoeven bezig te houden. Be palen wij ons tot de vlag waaronder de op standelingen onder den Zwijger vochten tegen Spanje. Voor den opstand is er van een driekleur als dit by de burgeriyke gebeuren kan. door een meineedtge wordt bedrogen Een ongeldig- heldsverklarlng die door bedrog verkregen werd zou niet meer zyn dan een "Waardeloos stuk papier. Katholieken of niet-KathoUeken die met eeij* air van onfeilbaarheid, maar zonder voldoende onderlegd te. zyn, over reéht of theologie spre ken, behoorden te begrijpen, hoe belacheiyk zy zich elgeniyk maken. Normale menschen zon der vakkennis zouden het nooit wagen om de waarde te betwyfelen van een diagnose, die een bekend medisch specialist opmaakte, of van de scherpzinnige redeneerlng uit den mond van een lid uit het hoogste gerechtshof. Maar als de decreten der Romelnsche Congregaties ter sprake komen, varen zy uit tegen de beslis singen van de beste autoriteiten op het gebied van burgeriyk en kerkelyk recht, die op de wereld te vinden zyn. Oordeelen veronderstelt feitenkennis, waar deze ontbreekt hebben uitspraken waarde. Ten slotte een goede raad aan hen, die de Kerk belasteren, zy mogen Katholiek zyn of behooren tot een bepaald soort nlet-Kathoiieken. Tracht niet op te treden ais advocaat of als kenner van het canonieke recht als dit uw breoep niet is. .JSutcr ne supra crepldam" of. anders ge zegd: „Schoenmaker, biyf by Je leest!” Putten^"' antwoordde ik geen sprake en ook uit de eerste Jaren der woelingen, is geen vermelding ervan be kend. Toch echter, te zij van 1572 nawijs baar. By de verovering van Gouda In Juni 1572 trok een der drie geuzenvendels op onder een Princevlagge en deze was oranje wit en blauw. Veelvuldig wordt bovendien deze driekleur aangegeven als „des Prlncen van Oraenglen couleuFen”. De vraag is nu, wat waren de kleuren van den Prins: R. W. B. of O. W. B Wij zullen ons niet begeven in de disputen over de kleuren van het wapen der Oranjes. Slechts vermelden wij, dat Pater Gorrte 8.J. In zijn artikelen over onze vlag in Ntudlënfi van 1931 aangeeft, dat de kleuren van het wapen der Oranjes beslist rood, wit en blauw zijn, waarvoor hij zich «roept op het betoog van Ter Gouw, terwijl men er zich bovendien van overtuigen kan in de vele wetsbepalingen van omstreeks 1908. waarbij de verschillende vlaggen en wapens voor het Koninklijk Huis door de Koningin zijn geregeld. Het veld te oranje (oorspron kelijk goud) .maar het wapenteeken „een jachthoorn van azuur (blauw), gesnoerd en geopend van keel (rood) met zilver (wit) beslagen. „Gelijk In de geheele wapenkunde”, aldus Bilderdijk, „te t Oranje-rood, eer tijds menie, in de vlaggen eerst tot vermil joen en naderhand tot nog donkerder rood overgegaan maar de oorsprong is goud kleur." Daarbij kan het Ter Gouw niet ver wonderen dat de roode kleur, wanneer een Prins van Oranje die voerde ook oranje genoemd werd en het is dan even natuurlijk dat die kleur zich dan ook afwisselend rood of oranje of met twijfelachtige tus- schentinten vertoonde. Daarenboven is er uit 1634 éen kooporder voor vlaggendoek be kend waarbij „rood of te orangle” gekocht moest worden. .Doorgaans,” aldus Fruin, „worden de kleuren O. W. B. genoemd, maar op afbeel dingen R. W. B. geschilderd. Als men de boeken raadpleegt, zou men gelooven dat voor 1650 alle vlaggen oranje waren, als men de teekeningen en schilderijen beziet, zou men meenen, dat de meeste vlaggen vanouds rood zijn geweest.” Inderdaad, sinds 1650, of beter, gelijk uit onderzoekin gen van Fruin te gebleken, na 1630 be houdt het rood vrijwel de overhand. Waarom het rood overwon weet men niet; mogelijk doordat R. W. B. duidelijker zicht baar is, mogelijk ook doordat, aldus Pater Gorrte, R. W. B. toch de eigenlijke kleuren van Oranje zijn. Wat er In 1653 met de vlag is gebeurd weet men niet precies. Waarschijnlijk wilde men het wapen van den Prins, dat veelal In de witte baan moet hebben gestaan, vervangen door het wapen der Staten. Zeker Is echter dat het niet ging om rood of oranje, want reeds onder Maurits en Frederik Hendrik, toen het Stad houderlijk bawind op het toppunt van zijn macht en populariteit stond, had het rood het oranje verdrongen. Door nu oranje in de vlag op te nemen herstelt men dus geen smaad, eertijds het „Dank geld” „Wees maar niet zoo weerspannig. Dirk." ried m’n vrouw. Al ben Ik volgens m’n grachten zwager dan niet zoo’n braaf man. m’n vrouw kan ik moei lijk iets weigeren. Ik stond dus op. „Ik wou de drie mooiste hebben," hernam Kris, en spreidde m’n heelen voorraad mohsters portemonnaies op den grond uit. Eva hielp hem de drie mooiste uitzoeken. „Nu heb ik nog drie gulden noodlg." zei Kris weer. „Geef ze maar. Dirk," smeekte m’n vrouw. „Hy wil je wat laten zien, een kunstje of zoo iets.” g „Ik geef niks," snauwde ik. .Maar, manlief!" Ik nam drie gulden en gaf m’n lieven zwager. .Merci," zei hy nonchalant. ,Nu luister. Ik stop in iedere portemonnale een gulden en doe •r een kaartje by met Eva’s naam en adres." „En wat dan?" vroeg ik. .Dan zal ik je bewijzen, dat m’n bewering over liegen en oneeriykheid in kleine dingen juist is. Morgenochtend verlies ik deze drie por- temonnales op verschillende punten van de stad, en dan wed ik dat geen een vinder de portemonnale terugbrengt. Als er groote be dragen in zaten, zouden velen ze terugbrengen, maar met kleine bedragen doen ae dat niet.” „En," vroeg ik weer, „wie vergoedt me dan de portemonnaies en de guldens?” „Och lieve zus," zei Kris, „mag ik nog een stukje van dien heerlyken pudding?” Eva gaf hem nog een stuk, zeker wel het der de of vierde. „Ik wed in ieder geval dat er niemand komt," hield Kris vol. Op dit oogenblik schoot me een lumineus idee te binnen. „Ik wed om tien gulden, dat er minstens twee van de drie de portemonnaies terugbrengen." beweerde ik en legde een bankje van tien op tafel. Kris legde er een bankje by. ,Jk zal den Inaet bewaren." zei Eva, en «e stak de twintig gulden by zich. Kris trok z’n Jas aan, zette z’n hoed op, nam een handvcl sigaren uit m’n kistje en zei: „Ik ga wat wan delen. jy bent scheidsrechter. Eva. Als er twee vinders de portemonnale terugbrengen, zyn de twintig gulden voor Dirk. Komt er maar één terug, dan zyn ze voor my." Een half uur later ging Ik trictrikken in de Vereenlgingssociëteit. Ik nam nog een paar portemonnaies mee. Met Klaas Frederlks en Hendrik Waltman sprak ik af dat ze den vol genden middag een gevonden portemonnale by m’n vrouw aouden bezorgen. Dat waren er dus twee en de 20 gulden waren myn! Den avond van den volgenden dag zorgde Zooals gemeld heeft grootste dirigent, in Palestina orkest geleid dat daar gevormd violist Bronislaw Hubermann. Terwijl het orkest, uit 72 personen bestaande per autobus op toumée was, isjhet te Nabloes, op weg van Jeruzalem naar Haifa, door onbe kenden met steenen gebombardeerd. Hoewel de ruiten verbryzeld werden, is niemand ernstig gewond. Toscanini zelf had op het laatste oogenblik zyn vertrek naar Haifa uitgesteld en was dus niet in de bussen aanwezig. Men denkt, dat de Arabieren op de hoogte zyn met de reizen, welke vooraanstaande perso nen door Palestina ondernemen en daarvoor een systeem in het leven hébben geroepen, dat vertegenwoordiging bezit in alle deelen van het land. een ^oet ox eeo oog h^bt bov«n w«n r«cMs naderend verkeer HET BETEEKENT NIET, det e neb nu als een wegdictator N moogt misdragen en niet y meer xoudt behoeven x

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 35