I
a
I ri
I
y
3
E
I
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
HET TEEKEN VAN DE WIJSHEID
voor 80.
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
f
4
4
Nieuwe aanwinsten
DONDERDAG 14 JANUARI 1937
1
der zalen
een
van
l
Blindemannetje
Fi'
Een Afrikaansche legende,
naverteld door C Damen
H.
77^-
*1
1
Tv. r.
1
f
/A Ül
1
55*^
De huwelijksgeschenken, welke H. K. H. Prinses Juliana en Z. K.IH.
Prins Bernhard ontvingen, zijn in een der zalen van het paleis
Kneuterdijk te den Haag ter bezichtiging gesteld
t
e
FOTOREPORTAGE
I
ij
I
i
*-T
SralMoMe
ei en hei
H *u>Af
„meester grimbaard*
o
ts
DE V.P.D.
SS
U
4 Jc
In het algemeen wordt de adelaar aeld-
0*
I
Bi
De zitting van het Amerikaansch Congres te Washington ter behandeling ven de
verbod van wapenuttvoer near Spanje
Keet moet hem zijn; een zakdoek wordt
Voor d'oogen vlug gedaan.
Wat rondgedraai en dan mag Keet
De anderen zoeken gaan.
We deden zooveel spelletjes,
Maar dat verveelt soms wel.
En nu vraagt ieder om de beurt:
„Wie weet een ander spel?"
het
een
Zoo speten aa een heel» poos,
*n hebben dolle pret.
Laat *t weer na koud en somber stfn,
Zr wordt niet op gelet!
JkT zegt plots Jan, „ik weet wat leuks,
We spelen blindeman.
Kent kijken wie geblinddoekt, mf)
Of Gerard pakken kan!"
k
d
(fl-
meer
4
HU loopt voorzichtig dan voor uit,
D'and’ren gaan op de vlucht.
Zn Keet grijpt hier en daar naar een.
Maar telkens grijpt hij lucht!
Tot eindelijk de kleine Piet.
Zich zoo maar pakken laat.
Zn die m dra in feesfe’s plaats,
dis blindeman daar staat!
O, o wat is ‘t een akelig weer,
Zoo donker en zoo guur.
En steeds in huis te zijn is heusch
Niet prettig op den duur.
oi
U
i
c.
Uai
sau
V
Prl
vee
ten
het
hie
Ind
ken
het
toe
var
de
mei
ken
11
«e
de
peil
iv«
het
sch
den
van
tige
sier
uitf
poe.
glai
ven
we
▼an
E
Wk
inn<
da
her
Lee
het
H
de i
ken
1OO
eeu
gro
I
rln
Ne
gel
wel
nür
kei
Kr
•eti
pal
eer
het
lect
tnel
latt
Ma.
H
Juli
oog
cm
dar
Zwl
Si
1
in
bm
ina
«e
■A
„Niets vah aan!”
„Nu laten we eens meten en zien wie
.gelijk heeft.’’
De slang richtte zich op en het konijn
hield den tak tegen haar aan, alsof hij haar
de maat wilde nemen.
Toen knoopte hij zoo gauw als hij kon
een touwtje om den kop van de slang en het
bovenste eindje van den tak.
„Laat me los, laat me los,” kermde de
'slang, terwijl zij zich krampachtig om den
tak kronkelde. Maar het konijn legde het
vrachtje over zijn schouder en trok er zoo
gauw mogelijk mee naar Zuzubu.
„Hoe heb je dat gedaan gekregen?’’ vroeg
de toovenaar, die zijn eigen oogen niet kon
gelooven, toen hij het konijn dasu- met een
Hei nu. .Msetsuycker', voor rekening der Kon. Paketvaart Mij. bij de Ned. Dok Mij. te Amsterdam
gebouwd, vertrok Woensdag naar zee om een driedaagschen technischen proeftocht te maken
p 1
1
„Zie je wel, dat ik slim genoeg ben?” zei
het konijn.
„Neen, eerst moeten wij nog eens een
andere proef nemen. Breng mij morgen
een zwerm bijen!”
Het konijn rende weg en ging op zoek
naar een grooten pompoen. Hij boorde er
een gat in en holde hem heelemaal uit.
Daarna liet hij den pompoen vol honing
ken, menige kip of eend wordt de buit van
den, grooten mooien roover met zijn bruin
veerenkleed, voorzien van verticale strepen
aan de onderzijde. Zooals bij alle roofvo
gels, is het wijfje grooter dan het man
netje.
Zij kwamen nu bij de zoogdieren. „Wat ia
dat voor een beest?” vroeg Rob verbaasd
en wees naar een grijsachtig dier (flg. 3)
met zwarte strepen langs den kop.»
„Een das" was het antwoord. „Dat is nu
een van die dieren waar je een heelen tijd
naar kunt kijken en telkens wat anders
aan ontdekt' Aan zijn tanden kun je zien,
dat hij een roofdier is, familie van de mar
ters en wezels. Zijn platte logge lichaam*
maakt hem echter voorbestemd om traag
te zijn; van vlugge dieren kan hij dus niet
bestaan. Zijn groote graafnagels wijzen er
op dat hij een groot deel van zijn voedsel
*ult den gsond haalt.
Inderdaad krijgt
loopen, bond hem aan een langen stok en
zette dien in de nabijheid van ’n bijenkorf.
Toen de bijen den zoeten geur van de ho
ning roken, vlogen zij er op af en verdron
gen elkaar om in den pompoen te komen
en zich te goed te doen aan den zoeten kost.
Toen ze er zoo wat allemaal in waren, maak
tb het konijn de opening dicht en bracht
den pompoen aan Zuzubu.
De toovenaar zette alweer groote oogen
op!
„Zie je nu wel, dat ik wijs genoéè ben!”
zei het konijn.
„Ja, nu ben ik er van overtuigd,” sprak
de toovenaar, „en je zult nog wijzer wor
den, want wie zijn verstand goed gebruikt,
zal het steeds meer ontwikkelen."
Terwijl hij dit zeide, raakte Zuzubu den
kop van het konijn aan en meteen ver
scheen er tusschen de ooren een klein wit
plekje.
„Dit zal van nu af het teeken zijn Van
je wijsheid, sprak de toovenaar en zoo
komt het, dat alle Afrikaansche konijnen
zoo’n wit stukje haar midden op hun kop
hebben.
De eerste Engelsche locomotief, ge
noemd neer Koning George VI, nadert
te Swindon zijn voltooiing
~T~ir.>' ".-J
De Ondernemingsraad van Ned. Indië
heeft Woensdagavond aan de in ons
land vertoevende Indische vorstelijke
gasten een diner aangeboden, waarbij
wij bovenstaande opname maakten
maakt hfj In hooge boomen en aueen waar
die groeien, kan men dus den havik vin
den. Ook voor hem geldt wat van den ade-
uitzonderlng In ons land geschoten werd, laar werd gezegd: voor de menschen scha
delijk, voor de dieren nuttig. Menig kui-
n Afrika leefde eens een konijn, dat een
soort verstand had, hetgeen zelden voor
komt bij beesten met lange ooren. Nie
mand .ag nem dan ook voor verstandig
aan, wat het konijn erg hinderde.
Daarom besloot hij op zekeren dag naar
Zuzubu, den toovenaar te gaan en hem om
raad te vragen.
„Groote toovenaar," sprak Wj, shoe kan
ik toch aan de menschen laten zien, dat ik
zooveel verstand heb, iedereen ziet mij voor
dom aan.”
„Heb jij zooveel verstand, Langoor?" dat
wil ik dan ook wel eens zien. Laten wij
maar eens een proef nemen. Breng mij mor
gen dus een levende slang."
Het konijn sprong haastig weg. In het
woud raapte hij een langen tak op, klemde' levende slang aan zag komen,
die tusschen de tanden en ging op zoek
naar de slang.
Het beest lag in elkaar gerold boven op
een boomstronk.
„Goede morgen, beste slang,” sprak het
konijn vriendelijk.
„Goede morgen, mijnheer konijn, wat
*aagt u daar in uw bek?”
„Ben tak, die nog langer is dan u.”
f i
„Gaan jullie vanmiddag mee naar
nieuwe museum kijken? Er moet
heele serie pleuwe dingen te zien zijn.” Met
die woorden begroette Henk van Voorden
de overige leden van de Vereenlging voor
Plant en Dier.
Gedurende de vacantle was de afspraak,
dat ze geregeld eens per week bij elkaar
zouden komen en zoo waren ze ook nu weer
bijeen.
Niemand had bezwaar tegen het voorstel
en om twee uur ging het troepje, bestaan
de uit Kees, Bram, Mlentje, Evelien en Rob
onder aanvoering van Henk, naar het mu
seum.
Het was inderdaad de moeite waard de
nieuwe aanwinsten te zien. De beeren die
in het museum werkten, waren juist bezig
een mooie plaats uit te zoeken voor de
nieuwe aanwinsten. In de eerste plaats was
het een arend, een gewone steenarend (flg.
1), die een plaats moest hebben. Henk wist
te vertellen, dat die vogel alleen bij hooge
zaam ook in Midden Europa. Het feit, dat
hij lammeren en andere kleine zoogdieren
vangt en meeneemt en zelfs voor men
schen gevaarlijk kan wezen, heeft een
scherpe vervolging van den .vogel ten ge
volge gehad. De tijd dat de Zwitsers ade
laarsnesten gingen uithalen om hun be
kwaamheid in het klimmen te toonen, be
hoort tot het verleden.
„Of zulke roofvogels nog nut hadden?”
vroeg Evelien.
„Dat is een moeilijk te beantwoorden
vraag, die toch eigenlijk met ja beantwoord
moet gorden”, antwoordde Henk. „Maar
niet alle menschen zullen het met me eens
zijn. Het nut dat ze doen, is zwakke En zie
kelijke dieren opruimen. Welke dieren zul
len het gemakkelijkst een prooi van de
roofdieren worden? Natuurlijk, die minder
vlug en zwakker zijn dan de andere. Die
zwakkere worden vaak door ziekten aan
getast. en zouden de sterkste ook ziek kun
nen maken, door besmetting. Zoo werken
de roofdieren mee om de gezonde dieren
gezond te doen blijven.
Maar de huisdieren gaan, omdat ze door
de menschen verzorgd worden al gauw op
minder vlugge diereh lijken en worden dus
ook een ge makkelijke prooi voor roofvogels
en roofdieren en dan wordt die nuttigheid
voor ons menschen al gauw twUfelachtlg."
De volgende aanwinst was een haglk
guur 2). Dat was volgens Henk eeft t
inheemsche vogel. Een havik komt, al is
hij zeldzaam, nog in ons land voor. Zijn
horst, zooals zijn nest genoemd wordt.
zooals hjj in de sage van Relnaard den
Vos wordt genoemd, zijn kostje hoofdzake
lijk van slakken, insektenlarven, eetbare
knollen en dergelijk voedsel. Hij moet er
een grooten voorraad van op doen, want in
den winter houdt de das een winterslaap
waarin hij geen voedsel opneemt en op
zijn vet teert. Jammer dat de menschen dit
dier zoo sterk vervolgen om zijn mooien
pels en hgren waarvan bont jassen worden
gemaakt.
En kijk,daar is Reintje de Vos zelf
ook aanwezig (flg. 4), het is nog maar een
jong dier maar het hoort hier thuis. Zoo’n
vos is een echte rakker. Maar hij eet meer
schadelijke dieren dan de menschen wel
denken.
We zullen nog maar eens goed rondkij
ken, dan ontdekken we misschien meer
nieuws."
Nog wel een uur bleef de club in het mu
seum rond kijken. Voor Rob en Evelien was
het hun eerste bezoek, dus hadden zij nog
allerlei te vragen.
Kees wees heel trotsch op een neet met
levende mieren. Dat mierennest had hij in
dertijd ten geschenke gegeven aan het mu
seum. Spoedig begon bet donker te wor
den en na nog even een blik geworpen te
hebben op het verlichte aquarium met de
mooie baarzen en goudvisschen, ging de
club huiswaarts.