I HET TEEKEN VAN DE WIJSHEID I gij betrouwbaar Personeel? IBP 1 Ii voor 80. Plaats dan een „Omroeper” gezinnen Nieuwe aanwinsten w l B - I? f immiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiniiii Blindemannetje Een Afrikaansche legende, naverteld door C. Damen iiiinimiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiinimiiiiimimnnnimiiiiiil DONDERDAG 14 JANUARI 1937 (.a W I FOTOREPORTAGE „meester grimboard" 1 DE V.P.D. V meten en zien wie elkaar Zoo spelen ze een heele poot. En hebben dolle pret. Laat *f weer nu koud en somber zijn. Kees moet hem zijn; een zakdoek wordt Voor d’oogen vlug gedaan. Wat rondgedraai en dan mag Kees De anderen zoeken gaan. maakt hij in hooge boomen en alleen waar die groeien, kan men dus den havik vin den. Ook voor hem- geldt wat van den ade laar werd gezegd: voor de menschen scha delijk, voor de dieren nuttig- Menig kui- We deden zooveel spelletjes, Maar dat verveelt soms wel. En nu vraagt ieder om de beurt: „Wie weet een ander spel?" Hij loopt voorzichtig dan voor uit, D’and’ren gaan op de vlucht. En Kees grijpt hier en daar naar een, Maar telkens trUpt hij lucht! ,Jk" zegt plots Jan, „ik weet wat leuks, We spelen blindeman. Eens kijken wie geblinddoekt, mü Of Gerard pakken kan/" O, o wat is 't een akelig weer. Zoo donker en zoo guur. En steeds in huis te zijn is heusch Niet prettig op den duur. iiiiiiiiiiiittüini n Afrika leefde eens een konijn, dat een soort verstand had, hetgeen zelden voor komt bij beesten met lange ooren. Nie mand zag nem dan ook voor verstandig aan, wat het konijn erg hinderde. Daarom besloot hij op zekeren dag naar Zuzubu, den toovenaar te gaan en hem om raad te vragen. „Groote toovenaar,” sprak hij, „hoe kan ik toch aan de menschen laten zien, dat ik zooveel verstand heb, iedereen ziet mij voor dom aan.” „Heb jij zóóveel verstand. Langoor?” dat wil ik dan ook wel eens zien. Laten wij maar eens een proef nemen. Breng mij mor gen dus een levende slang.” Het konijn sprong haastig weg. In het woud raapte hij een langen tak op, klemde die tusschen de tanden en ging op zoek naar de slang. Het beest lag in elkaar gerold boven op een boomstronk. „Goede morgen, beste slang,” sprak het konijn vriendelijk. „Goede morgen, draagt u daar in uw bek?” _Een tak, die nog langer is dan u.” Tot eindelijk de kleine Piet, Zich zoo maar pakken laat. En die nu dra tn Keesje’s plaats, Als blindeman daar staat! Toen de bijen den zoeten geur van de ho ning roken, vlogen zij er op af en verdron gen elkaar om in den pompoen te komen en zich te goed te doen aan den zoeten kost. Toen ze er zoowat allemaal in waren, maak te het konijn de opening dicht en bracht den pompoen aan Zuzubu. De toovenaar zette alweer groote oogen op! „Zie je nu wel, dat ik wijs genoeg benl” zei het konijn. „Ja, nu ben ik er van overtuigd," sprak de toovenaar, „en je zult nog wijzer wor den, want wie zijn verstand goed gebruikt, zal het steeds meer ontwikkelen.” Terwijl hij dit zeide, raakte Zuzubu den, kop van het konijn aan en meteen ver scheen er tusschen de ooren een klein wit plekje. „Dit zal van nu af het teeken zijn van je wijsheid, sprak de toovenaar en zoo komt het, dat alle Afrikaansche konijnen zoo’n wit stukje haar midden op hun kop hebben. „Niets van aan!” „Nu laten we eens gelijk heeft.” De slang richtte zich op en het konijn hield den tak tegen haar aan, alsof hij haar de maat wilde nemen. Toen knoopte hij zoo gauw als hij kon een touwtje om den kop van de slang en het bovenste eindje van den tak. „Laat me los, laat me los,” kermde de slang, terwijl zij zich krampachtig om den tak kronkelde. Maar het konijn legde het vrachtje over zijn schouder en trok er zoo gauw mogelijk mee naar Zuzubu. „Hoe heb je dat gedaan gekregen?” vroeg de toovenaar, die zijn eigen oogen niet kon gelooven, toen hij het konijn daar met een levende slang aan zag komen. „Zie je wel, dat Ik slim genoeg bqn?” zei het konijn. „Neen, eerst moeten wij nog eens een andere proef nemen. Breng mij morgen een zwerm bijen!" Het konijn rende weg en ging op zoek mUubae» konijn, watj naar een grooten pompoen. Hij boorde er een gat in en holde hem heelemaal uit. Daarna liet hij den pompoen vol honing ken, menige kip of eend wordt de buit van den grooten mooien roover met zijn bruin veerenkleed, voorzien van verticale strepen aan de onderzijde. Zooals bij alle roofvo gels, is het wijfje grooter dan het man netje. Zij kwamen nu bij de zoogdieren. „Wat is dat voor èen beest?” vroeg Rob verbaasd en wees naar een grijsachtig dier (tig. 3) met zwarte strepen langs den kop. „Een das” was het antwoord. „Dat is nu een van die dieren waar je een heelen tijd naar kunt kijken en telkens wat anders aan ontdekt. Aan zijn tanden kun je zien, dat hij een roofdier is, familie van de mar ters en wezels. Zijn platte logge lichaam maakt hem echter voorbestemd om traag te zijn; van vlugge dieren kan hij dus niet bestaan. Zijn groote graafnagels wijzen er op dat hij een groot deel van zijn voedsel uit den grond haalt. Inderdaad krijgt „Gaan jullie vanmiddag mee naar nieuwe museum kijken? Er moet rekening der Kon. Pakotvaart Mij. bij de Ned. Dok Mij. te Amsterdam gebouwd, vertrok Woensdag naar zee om een driodaagschen technischon proeftocht te maken O het een heele serie nieuwe dtngen te zien zijn.” Met die woorden begroette Henk van Voorden de overige leden van de Vereenlglng voor Plant en Dier. Gedurende de vacantie was de afspraak, dat ze geregeld eens per week bij zouden komen en zoo waren ze ook nu weer bijeen. Niemand had bezwaar tegen het voorstel en om twee uur ging het troepje, bestaan de uit Kees, Bram, Mientje, Evelien en Rob onder aanvoering van Henk, naar het mu seum. Het was inderdaad de moeite waard de nieuwe aanwinsten te zien. De heeren die in het museum werkten, waren juist bezig een mooie plaats uit te zoeken voor de nieuwe aanwinsten. In de eerste plaats was het een arend, een gewone steenarend (fig. 1), die een plaats moest hebben. Henk wist te vertellen, dat die vogel alleen bij hooge uitzondering in ons land geschoten werd. In het algemeen wordt de adelaar aeld- der zalen van het paleis Noordeinde te den Haag ter bezichtiging gesteld, van welke gelegenheid De huwelijksgeschenken, welke H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard ontvingen, zijn in zaanuook in Midden Europa. Het feit, dat hij lammeren en andere kleine zoogdieren vangt en meeneemt en zelfs voor men schen gevaarlijk kan wezen, beeft een scherpe vervolging van den vogel ten ge volge gehad. De tijd dat de Zwitsers ade laarsnesten gingen uithalen om hun be kwaamheid in het klimmen te toonen, be hoort tot het verleden. „Of zulke roofvogels nog nut hadden?" vroeg Evelien. „Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag, die toch eigenlijk met ja beantwoord moet worden”, antwoordde Henk. „Maar niet alle menschen zullen het met me eens zijn. Hef nut dat ze doen, is zwakke en zie- kelijke dieren opruimen. Welke dieren zul len het gemakkelijkst een prooi van de roofdieren worden? Natuurlijk, die minder vlug en zwakker zijn dan de andere. Die zwakkere worden vaak door ziekten aan getast. en zouden de sterkste ook ziek kun nen maken, door besmetting. Zoo werken de roofdieren mee om de gezonde dieren gezond te doen blijven. Maar de huisdieren gaan, omdat ze door de menschen verzorgd worden al gauw op minder vlugge dieren lijken en worden dus ook een gemakkelljke prooi voor roofvogels en roofdieren en dan wordt die nuttigheid voor ons menschen al gauw twijfelachtig.” De volgende aanwinst was een havik (fi guur 2). Dat was vofgens Henk een meer inheemsche vogel. Een havik komt, al is hij zeldzaam, nog in ons land voor. Zijn horst, zooals zijn nest genoemd wordt, zooals h(j in de sage van Reinaard den Vos wordt genoemd, zijn kostje hoofdzake lijk van slakken, insektenlarven, eetbare knollen en dergelijk voedsel. Hij moet er een grooten voorraad van op doen, want in den winter houdt de das een winterslaap waarin hij geen voedsel opneemt en op zijn vet teert. Jammer dat de menschen dit dier zoo sterk vervolgen om zijn mooien pels en haren Faarvan bontjassen worden gemaakt. En kijk, daar is Reintje de Vos zelf ook aanwezig (fig. 4), het is nog maar een jong dier maar het hoort hier thuis. Zoo’n vos is een echte rakker. Maar hij eet meer schadelijke dieren dan de menschen wel denken. We zullen nog maar eens goed rondkij ken, dan ontdekken we misschien meer nieuws." Nog wel een uur bleef de club In het mu seum rondkijken. Voor Rob en Evelien was het hun eerste bezoek, dus hadden zij nog allerlei te vragen. Kees wees heel trotsch op een nest met levende mie/en. Dat mierennest had hij in dertijd ten geschenke gegeven aan het mu seum. Spoedig begon het donker te wor den en na nog even een blik geworpen te hebben op het verlichte aquarium met de mooie baarzen en goudvisschen, ging de elub huiswaarts. loopen, bond hem aan een langen stok en I ES De Ondernemingsraad van Ned. Indië heeft Woensdagavond aan de in ons - land vertoevende Indische vorstelijke gasten een diner aangeboden, waarbij wij bovenstaande opname maakten De sitting van het Amerikaansch Congres te Washington ter behandeling ven de neutralrtertswet on hot verbod van wapenultvoer naar Spanje 'i 5

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 4