a I 3 m 1 'W 5 i fl I 1 1 Zoekt gij betrouwbaar Personeel? „Omroeper” gezinnen ^4 iT III Indisch bezoek aan PIETERTJE PEUTERS HEEFT GELUK I Enm 1 1 Marken. r L 'A 1 r. F r F r Plaats dan een voor 80. DONDERDAG 21 JANUARI 1937 I "V e Z - ’T? ijs «s* Een oud sprookje X A Hongerlijden is geen pretje i NAA* 4* I, I 'ij i d - c pos vati •'i' I J.» •- I - I ’v 4 naa* LAHi) OER FOTOREPORTAGE HÉ :.s I 4- <1* i I *3 ■- •t ,s<ï r jg£££j| jr*«W I Uit i Klopte de Koning hem op den schouder I loond worden! o I d« ver- Buzlau 60 jaar. De groots komiek bereidt In zijn kleedkamer zijn optreden voor in de nieuwe Bouwmeesterrevue .Knal’ I In het laad der wUzen woonden alleen maar heel geleerde menschen. ZU droegen breedge rande brillen, snuffelden dag en nacht in etof- Voor ons op aarde komt zoo’n toasch Meestal erg ongelegen; Wij zien veel liever 'zonneschijn En mopp’ren op dien regent PIET BROOS Dra tikken nu de druppeltjes Gestadig naar beneden, En vallen tikke, takke, tok. Op landen, dorpen, steden. Dan komen ze met emmertjes En goudgebiesde gieters En dragen water af en aan In tobben, heele liters. i 1 1 1 1 1 ..Nou, dan ga ik maar," zei Peul echten valt het best mee. Per slot t kan ik leaen en de tafel van twee en daarbij ik kan klimmen, dat moet een van die wijzen me nog maar eens nadoen. Zoo ging Peutertje dus naar het land der wijzen. De en P wach n U k B d t< 4 Als alles flip.k gewasschen is. Gemangeld en gewreven. Hangen de hemdjes ep de lijn. Straks worden ze gesteven. c d c v t d t Me kring over te ve gewei self i deelli sou 1 1 mi ver ha, nie det der kle inr: me PO6 w* Ni over beri< Kon was. schu gewe Ds schei gauv mor, dan gevoi deze teru, beric brucl brucl Inns naar dus Inns jtertje, „mis van rekening „Nee,” zei Peutertje, „maar weet Je wat ik kan? Ik kan klimmen!" „Maak dat je wegkomt!** brulde de schild wacht. „Puh,” zei Peutertje en trok zijn neus op, „ik kom er toch wel in!" Voorzichtig liep hjj langs den stadsmuur. Zoodra hjj meende uit het gezicht van den schildwacht te zijn, trok hij zijn schoenen uit, bond die op zijn schouders en klom toen tegen den muur op. Dat was gemakkelijker ge in de Lente en den Zomer Hoor je blij getierelier. Heb je van dat zingen, denk je, Dan niet heel veel meer plezier? P B. tot hjj eindelijk bij een bordje kwam: Naar het land der Wijzen. „H’m," meende Peutertje, „dat is een zeld zaam geval. Moet ik daar nu naar toe gaan of is het beter dat ik maar hier blijf?" Hij krabde eens achter zijn groote ooren en ging in het gras zitten, om een goed idee te krijgen. Je weet wel, dat krijg je altijd als je achter je ooren krabt. Plots viel zijn oog op de vele lappen, waaruit zijn broek samengesteld was. Dat kwam van dat klimmen. Iedere week moest zijn moeder een nieuwen lap in zijn broek zetten. „Ik zal *t eens aftellen." aei Peutertje, ,Jk ga wel ik ga niet ik ga ik ga niet In -de barre winterkoude Zonder huis of vaste woning. Hongerlijden, vind je dat nu Wel een dankbare belooning Voor de zomer fluitconcerten, Die wij krijgen te genieten Van de merels, vinken, sijsjes, Van de meezen, putters, sprieten? Eenige kostbare exemplaren voor do 51ste pluimvee, tentoonstelling van „Avicultura* in den Haagschen Dierentuin, worden In hun tijdelijke woning ondergebracht De heer J. Maltha, oen der slacht offers van do vliegtuigramp der P.H.— M.A.G. I geen huis, geen toren, geen dak, geen schoor- I steen of telefoonpaal in het dorp, of Peutertje was er tegen opgeklauterd. Hoeveel maal de veldwachter hem al niet achterna gezeten had. omdat hU weer hier of daar opgeklommen was. wat hij streng verboden had, wist hij zelf niet. Flipsen stond altijd met bibberende knieën toe te kijken hoe Peutertje naar boven klom, soms zelfs tegen den kerktoren op. om in de nesten van de uilen en kauwen te kijken, en al dreig de hij dan ook al met zijn grooten wijsvinger, Peutertje moest eerst boven geweest zijn en had voor den man van de wet totaal geen res pect. Wanneer hij dan weer beneden kwam, volgde er meestal een flink pak slaag, en dat verdroot Peutertje. Het eenlgste wat hij goed kon, klimmen, dat mocht hij niet. Al het an dere wat hij niet kon, dat moest hij. „Peutertje,” zei hij op een goeien dag, .Jon gen, Je moest er maar vandoor gaan. Geen mensch houdt het immers uit, als ze maar eeuwig op je broek timmeren, als jezelf nog in die broek zit!" Hij stopte thuis zijn zakken vol etenswaren, sneed een dikken stok in den tuin en ging op stap, fluitend van: „Laat nu de boeren maar dorschen De wereld is wijd en vol goede dingen. Er waren hooihoopen, waar Peutertje *s nachts in kon slapen, er stroomden beekjes, waar hu uit kon drinken. Er groeiden bramen, bessen, appelen, peren, wortelen, pruimen en noten die hij kon eten. En.er stonden overal hooge boomen waar hij in kon klimmen, zonder dat cr altijd een veldwachter onder stond, om hem onder handen te nemen. Dat was nog het fijn ste van alles. Intusschen raakte Peutertje hoe langer hoe verder van huis. Hij wandelde langs onbekende dorpen, over uitgestrekte heidevelden, door Als ’t waschdag in den hemel is. Is ’t ploeteren en plassen. Dan zijn de engeltjes heel druk Hun hemdjes aan het wasschen. zegd dan gedaan. Want de muur was steil en de steenen puntig. Zjjn vingers deden zeer, maar Peutertje trok zich er niets van aan. Klimmen dat deed hem niemand na. Na tien minuten zat hj reeds boven en loerde voorzich tig of er iemand was, die hem kon zien. De menseben binnen de muren waren ech ter veel te opgewonden om op hem te letten; iedereen liep gejaagd door de stkaten, want er was gestolen In de stad. Dat was de laatste 360 jaar niet meer voorgekomen En nu. nu was er zelfs gestolen van den.koning. In den vroegen ochtend was de koning bezig geweest met het oppoetsen van zijn gouden kroon met kostbare diamanten en edelsteenen en om hem te drogen, had hij hem even voor zichtig in de vensterbank gelegd, waar de stee nen prachtig blonken In de zon. Dat had de klapekster gezien, die haar nest had op den „hoogen kerktoren van de kerk vlak tegenover l en uit bek V Da burgeroorlog In Spanje. Gevangen genomen regeerlngssoldaten worden te Porcuna voorgeleld, om door nationalistische legerautoriteiten boord te worden De kleine Prins van Luik, de jongste zoon van den Koning van België, die zijn vader vergezelt tijdens het winter verblijf te Montana Ver mala in Zwit serland Hjj trok zijn Jasje en schoenen uit, stroopte zijn hemdsmouwen In de hoogte en begon te klimmen. Meter voor meter vorderde hij, ter wijl de burgers uit het land der wijzen met den koning aan het hoofd, met open monden ston den te kUken en ieder oogenbllk verwachtten dat Peutertje naar beneden zou vallen. Maar Peutertje viel niet. HU klom al booger en hooger en trok er zich niets van aan dat de wind door zjn boezeroentje speelde en dat de bronzen klokken nijdig gromden omdat ze In hun middagdutje gestoord werden. Eindelijk bereikte hU het nest. HU haalde er voorzichtig den steen uit liet hem even in de zon blinken en riep: „Hier is ie!" En beneden riepen de de koning en de bur gers: .Hoera, leve Peutertje!" Toen liet Peu tertje zich langzaam zakken. Den steen had hU in zUn pet gedaan. Weer stond hU voor den troon, maar nu klop te de koning hem op den schouder, haalde zelf den opperhofkleermaker en Peutertje werd in een nieuw pak gestoken, met een broek van teer. HU werd benoemd tot opperhofkllmmer en mocht *s middags naast de prinses aan tafel zitten. En zUn heele leven lang is bU in net land der wijzen gebleven. Ze zeggen, maar dat weet ik niet zeker, dat hu ten slotte de wijste van allemaal geworden lel -1 k denk wel dat Peutertje Pieters eigenlUk Pietertje Peuters heette, maar in ieder ge val werd hU altUd Peutertje genoemd met zUn voornaam. Dat was geen wonder, want hU was maar een goeden meter groot. Alleen zUn ooren. die waren flink wUd en ter van zUn hoofd gegroeid. Nu zou je zeggen: Iemand die zulke groote ooren beeft, moet ook wel verbazend slim zUn; hu hoort immers alles bet beste. Maar dat was bU Peutertje niet het geval. Hij was niet dom, niet zoo oliedom dat je er bUna van moet gaan hullen. Maar die groote ooren maakten dat bU hem altijd alles bet eene oor in en het andere uit ging. Reke nen en schrUven kon hu heelemaal niet, alleen leaen ging een beetje, maar dan ook nog alleen als het woordjes waren van niet meer dan twee letters. HU zat op de achterste bank en dat vond hU maar wat gezellig. Als hU midden in zat. kreeg hu toch maar geregeld straf, omdat hU niet stil kon zitten en de anderen hinderde, maar daar achteraan kon hU draaien en woelwateren zooveel hU wilde. ZUn broek glom dan ook altUd als een opgepoetste kastanje. Er was iets dat hU als de beste kon: klim men! Daar kon niemand tegen op. Geen boom. Z. H. Pangeran Adipati Arlo Mangkoe- negoro'Vll bracht Woensdag met zijn echtgenoote en dochter een bezoek aan het eiland Marken. Een snapshot tijdens de bezichtiging van de merk waardigheden lUk Van Snuggerestein met het beste voorstel kwam: ze zouden het beest neerpaffen. Waarom stond het oude kanon anders op bet voorplein. Toch waarachtig niet om te verroesten I Dat was nog eens een raad, het land der wUzen waardig. Het kanon werd tot voor den toren gesleept, de loop van binnen en buiten gepoetst en ge olied, een heele zak krult verdween In zUn binnenste en zoo bleef het een heelen dag staan onder bewaking van een eskadron huzaren. Voor het paleis moest eerst een tribune ge bouwd worden en.het plein werd met touwen en palen af gezet. Je kon niet weten! Als de brave kanonniers eens misschoten! OnderwUl roffelden de trommen rompelde- pompeldepom en schetterden de trompetten van retteketetteke. En rondom het marktplein stonden de men- schen een heelen dag en een heelen nacht, wachtend op de dingen die zouden komen. Den volgenden ochtend verscheen de koning op zUn troon en naast hem zaten de koningin en de prinses. Daaromheen de ministers, dat waren de wU-sten onder alle wUzen uit het land der wUzen. De koning stak zUn hand op ten teeken dat het schot gekist kon worden. Het volk zweeg en de voorbereidselen begonnen. De eene kanonnier schreeuwde: Omhoog met dien loop, en de andere: Omlaag! Een derde meende naar links en een vierde duwde uit alle macht naar rechts! Het volk stond met open mond, want het dacht dat alles er bU hoorde zoo. Peutertje stond met zUn neus voorop. HU zag dat gedoe een tUdje aan en zei toen hardop: ,,'tls stom!” De menschen om hem been keken hem met groote oogen aan. „Hoor je wat die daar zegt?" fluisterden ze tot elkaar, „die beweert Ijskoud „*tis stom!"" Als een loopend vuurtje breidde ztch dat nieuws langs de rUen: „Iemand heeft gezegd: „lis stom!"” Van de burgers kwam het bU de ministers en de oudste onder hen zei het aan de prinses; die vertelde het aan de koningin en zU fluis terde het haar man In het oor. Je begrUpt dat de koning vreeselUk boos werd. HU had Immers het plan goedgekeurd en dus sloeg die domheid op 'hem zelf. „Laat dien misdadiger voor me brengen," be val hU norsch. Dat was gauw gezegd, maar niet z°o gauw volbracht. De een wees den ander als zegsman aan, maar tenslotte kwam het dan uit dat Peutertje de misdaad bedreven had. HU werd gegrepen en voor den troon van den koning geleid. .Z-oo," zei de vorst en trok zUn grooten neus °P, „ben JU de man die gezegd heeft „*t is stom!"?" •Jawel," antwoordde Peutertje. „En waarom? Levenslange gevangenisstraf staat je te wachten, wanneer je je niet behoor lijk verantwoorden kunt!" Peutertje raakte nu over zUn verlegenheid heen. „Wel," zei hu, ,als ze met het kanon schie ten, valt de heele toren naar beneoen en de steen gaat vast verloren of stuk. Om dien te krUgen is er niets anders noodlg dan wat durf en een paar stevige handen en beenen!” De koning keek hem verwonderd aan. ,JIoe wou je dat aanleggen?* vroeg hjj. „Heel eenvoudig,* meende Peutertje, Jk klim langs den bliksemafleider naar boven 1* J>at bestaat niet,* zei de koning, „als je dat klaarspeelt zul je een belooning ontvangen, aoo- als zelfs een koning je benUden soul* Dat was wat voor Peutertje. EindelUk sou zUn kiimkunst dan toch eens gewaardeerd en be- Irwtnri wrtrHdtn I Kijk die vlugge zomergasten Kouwlijk bij elkander hokken. Op den hardbevroren bodem Vinden zij nu toch geen brokken. Maar gelukkig zijn er altijd Toch nog trouwe- kleine klanten Die met korstjes brood en kruimels Zorgen voor de muzikanten. het paleis. ZU was naar beneden gevlogen had den kostbaarsten en grootsten steen de kroon gepikt en was daarmee in haar 1 weer naar boven gevlogen. Nu was Leiden in last. De steen moest den toren gehaald worden, dat stond vast.... maar hoe? Gespannen werkten de hoofden onder de krullende pruiken. De een was er voor om den toren af te breken, eert ander wilde het beest laten verhongeren, een derde vond het geschlk- ste: Uitrooken. Maar steeds was er Iemand, die er bezwaar tegen In wist te brengen. Tot einde- Koning Leopold van België (links) tijdens de beoefening der wintersport te Montana Vermala in Zwitserland rriT1 tige boeken, om den loop van zon, maan en sterren na te gaan, dachten lang, diep en breed na over dingen die wel en die niet bestaan etf deden nog een hoop dingen meer, die wU®e en geleerde menschen met zware brillen en lange pruiken allemaal doen. Toen Peutertje voor de stadspoort stond, hield een schildwacht hem tegen. „Werda,” baste hu met zware stem, „werda,” cn daarbij velde hU zUn zware lans en keek roo grimmig, dat Peutertje er beduusd onder woelige steden, over heuvels, door diepe dalen, werd. „Hè,-* zei hU en hield zUn hand achter zUn oon ,Jk vraag wie je bent,” schreeuwde de schild wacht. „O,” zei Peutertje, „ik ben Peutertje Pieters en Ik ben weggeloopen, omdat ik steeds maar slaag krUg.” „Ken je Iets?" vroeg de schildwacht verder. .Xezen,” antwoordde Peutertje, ,en de tafel van twee.” „H’m.” zei de schildwacht verachtelUk, „heb je iets uitgevonden? *t Buskruit of het stop garen of de waschwringer?” „Nee,” zei Peutertje bedremmeld. .En kun JU denken of dikke boeken vol schrU- tk ga ik ga niet ik ga was t laatste, ven en LatUnsche geschriften vertalen?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 12