I
H
I
te .4:
Aanvaring op de Westerschelde.
f*/4
«33
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
p
□rij
I
1
H
r
i
S1’
pp
4
I I
O
_x
voor 80.
Plaats dan een „Omroeper”
gezinnen
I
sz?
S
I S
I
1
B -2
T
4
1
V
A
A
T
zU
DONDERDAG 4 FEBRUARI 1937
I
HF
HniiiiiiniiiiiiHiiiniiiitiiiiiiiiiHtiiiiiirrnnnnnTnTTTTfflTfflTTmnrnnnnninnnTTTTTnnTiiiinmnmrni
HR fc;
->
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllfllllllllllltlHIIII
I
I
K
t tr
A
I
J
f
horizon
i
f
4
I
M
M
Het vorstelijk echtpaar op huwelijksreis. H. K. H. Prinses Juliana eh Z. K. H. Prins Bernhard tijdens Imm
verblijf in Krakau, weer zij o.m. de merk we er dig heden der stad bezichtigden
1
te
dei
he
na
str
Oei
dei
5
1
1
ata
doe
leir
1
lev<
I
nle
rten
var
swi
doe
ver
r
d<
<M
di
R
1
He
ch
ter
•te
Mil
1
las
bai
ge<
hij
1
I
Do
dei
wil
er
wil
eer
dei
1
hel
d<x
1
ge?
«oc
het
ver
He
der
woi
de
1
te i
2
ZOO
der
dig
1 FOTOREPORTAGE
UI
ge
1
vo
op
we
do
dk
ni<
we
1
dit
wt
BH
rei
coi
rcx
tre
Be»
sta
act
De heer Ch. Jamei Laming, sedert
’t92T Mwsuf Van Grteot Brtttanrrië en
Ierland, te op 56-jarigen leeftijd te
Aerdenhout overleden
Eén der twee paarden, die door de
Prov. Ver. ter Bevordering der Paarden
fokkerij te Wanthuizen (Gr.) als huwe
lijksgeschenk aan H. K. H. Prinses
Juliana on- Z. K. H. Prins Bernhard zijn
aangeboden
F J.
„een volgenden keer zal Ik beter op den
goeden raad van den vogel letten.”
Intusschen verliepen er jaren en Jaren
en uit den kleinen Jongen was een flinke
jongeman gegroeid, die nog steeds met zijn
pleegvader de zeeën bevoer. De nachtegaal
zong nog maar zelden en was stokoud.
Op zekeren dag liet hij zijn stem weer
eens hooren en de jongen die er naar luister
de schrok geweldig, want de vogel zong
dat er twaalf schepen met zeeroovers onder
weg waren, die hen wilden overvallen. Hij
liep zoo vlug mogeiijk naar den kapitein en
vertelde hem wat de vogel gezongen had.
’En dezen keer was de kapitein verstandig
genoeg te luisteren en hij liep de eerste de
beste haven binnen.
Nauwelijks had hij zijn schip in veilig
heid gebracht of aan den horizon dreven
twaalf schepen voorbij.
In dien tijd woonde toevallig de koning
van het land in de havenstad en toen de
bemanning aan land ging, reed juist een
j
Me). M. Pluygers passeerde Woensdag
als 6000ste de oontrdle op de Bosch-
plan, tentoonstelling In de Militiezaal te
Amsterdam. De wethouder voor Publieke
Werken, de heer S. R- de Miranda
bood haar het boek .Amsterdam' aan
a
Verschrikt keken de ouders elkaar aan en
stuurden den jongen terstond naar bed.
Het waren erg domme menschen en
beeldden zich in, dat er een vloek rustte op
hun gezin. Samen bespraken zij wat er met
den jongen moest gebeuren, want zij wil
den in geen geval de ondergeschikten zijn
van hun zoon. Tenslotte besloten zij hem
weg te jagen en midden in den nacht na
men zij hem zonder dat hij het merkte uit
zijn bed, legden hem in een roeiboot en
stieten die van aval. Zij woonden aan de kust
van een groote zee en de 'golven namen de
boot met zich mee ver weg den oceaan op.
„Iemand zal hem wel vinden,” zei de hard
vochtige man.
De nachtegaal zag wat er met zijn klei
nen vriend gebeurde en hij wrong en rukte
net zoolang, tot het deurtje van zijn kooi
opensprong. Regelrecht vloog hij naar de
roeiboot, die al maar verder in zee dreef,
en bleef er boven vliegen, tot hij moe werd
en op den rand ervan ging zitten.
Eindelijk, na al uren en uren in zee ge
dobberd te hebben, voer een groot zeilschip
voorbij en gelukkig voor den .jongen be
merkte de kapitein hem en bracht hem
aan boord. Hij was danitf in zijn schik met
zijn onverwachte vondst en hij besloot den
jongen als zijn eigen zoon aan te nemen.
„Kapitein,” zei de jongen den volgenden
dag tot zijn nieuwen vader, „kapitein, de
nachtegaal heeft gezongen dat er een zwa
re storm op til is, die al de masten zal bre
ken en de zeilen zal scheuren.”
Het was prachtig weer en zoo op het eer
ste gezicht leek het er niet op dat er storm
op komst zou zijn. En de kapitein lachte
eens en zei dat de vogel zeker wel eens
droomdg. Maar binnen een uur brak er ech
ter zoo’n storm los dat al de masten braken
en de zeilen verscheurd werden, nog voor de
matrozen tijd hadden om ze in veiligheid
te brengen. Het scheelde maar een baartje
of het heele schip was op de klippen te
pletter geloopen. „Nou,” dacht de kapitein,
Ten slotte probeerde hij bet nog eens in
deze havenstad, maar het was te vergeefsch;
ook naar hier waren de raven gevlogen en
nu krasten en spektakelden ze om den
ouden toren van het koninklijks paleis.
De Jongeman wilde den koning graag hel
pen, maar hij wist ook niet boe; toen hij
evenwel ’s avonds in zijn bed lag, begon de
nachtegaal te zingen en toen het lied uit
was viel hij dood op den grond. De jonge
man was daar-heel bedroefd om, maar In
tusschen had hij de laatste woorden van
den vogel goed in zijn ooren geknoöpt.
Den volgenden ochtend liet hij zich bij
den koning aandienen.
„Majesteit”, zei hjj, „ik geloof dat ik het
middel ken om de raven te verdrijvenI”
De koning keek wel wat wantrouwend
naar den eenvoudigen zeeman, maar bij
zichzelf dacht hij: „Die menschen hebben
heel wat van de wereld gezien, wie weet
heeft hij wel de macht om die verwenschte
vogels weg te krijgen.”
„Weet je wel,” zei hij, „dat er al tiental'-
len scherpschutters en anderen in de_ ge
vangenis zuchten, die ook allemaal gepro
beerd hebben hetzelfde te doen wat Jij van
plan bent en die ook allemaal gefaald heb
ben?”
„Zeker weet ik dat,” antwoordde de jonge
zeeman,” en ik wil de raven ook maar op
die voorwaarde verdrijven, dat u al deze
menschen, die u toch hebben willen helpen,
op staanden voet vrij laat!”
De koning beloofde dit en toen klommen
zij naar boven.
Een tijdlang Weef de Jongeman toen
staan en keek naar de vechtende vogels, die
elkaar met hun snavels vreeseltyk toetakel
den. Tenslotte zei hij:
„Zoo, zoo, dat is dus de heele kwestie. Kijk
eens majesteit, er is een oorlog onder de vo
gels uitgebroken en nu zijn zij in twee par
tijen vèrdeeld
„Klets niet,” viel de koning boos uit,
„tracht me niet voor den gek te houden!"
Onverstoord ging de Jongeman verder:
"....en nu is er een ravenpaar dat een
heel dapperen en sterken zoon heeft en nu
beweert de moeder dat de zoon van haar
is en de vader zegt dat hem het kind toebe
hoort. Omdat de zoon koning gekroond moet
worden en dus óf naar den vader óf naar
de moeder moet heeten, hebben zich twee
partijen” gevormd, de een die het met den
vader en de ander die het met de moeder
eens is. De partij die gelijk heeft aal voor
eeuwig de voornaamste zijn in het raven
rijk."
„Kan zijn,” zei de koning, „maar wat heb
1 k daar nu mee te maken en hoe raken we
die lastposten kwijt?”
„Majesteit, de vogels hebben besloten dat
gij uitspraak moet doen en zij zullen u niet
met rust laten voor en aleer gij u van die
taak gekweten hebt,” antwoordde de jonge
zeeman.
„Had ik dat eerder geweten,” riep de ko
ning uit, „natuurlijk behoort de soon aan
den vader toe, aan den vader!”
Nauwelijks had hij deze woorden gespro
ken of het lawaai verminderde en de ra*
ven legers trokken weg.
Wat was d^_ koning in zijn schik! Maan
den had hij al niet meer kunnen slapen
door het geweld dat de vogels om* zijn ver
blijfplaats maakten en nu was bij op zoo’n
gemakkelijke manier er van verlost.
De jonge zeeman kreeg terstond de helft
van het rijk en daar hij natuurlijk goede
vrienden bleef met den koning, kwam hij
er dikwijls aan het hof en nam tenslotte de
knappe prinses als zijn bruid mee naar dJn
eigen paleis. Er werd toen een nationaal
•feest afgekondigd en de jonge koning wil
de dat zijn ouders er bij tegenwoordig wa
ren. Hij zadelde dus een paard en reed
zonder gevolg alleen naar zijn geboorteland
en bereikte tenslotte de stad waar hij ge
boren was. Daar nam hij zijn intrek in het
duurste hotel dat er te vinden was. De waard
en. zijn vrouw, twee oude vriéndelijke
menschjes, waren niet weinig in hun schik
met zoo’n voornamen gast en de man liep
terstond naar den waterput om frisch water
te halen, waar de gast om gevraagd had en
zijn vrouw zocht in de linnenkast naar den
mooisten handdoek.
Toen zaten ze wat gezellig bij elkaar en
Informeerde de koning of zij ook een zekere
familie kenden, die in die en die straat ge
woond had en die heel vroeger haar zoontje
had verloren.
De vrouw werd doodsbleek en barstte in
snikken uit. „Je.... je.../ bent.... onze
zoon.... ik zie het," stamelde zij en de
jongen die hen toen ook herkende omhels
de hen allebei en riep: ,4a hoor ik ben het
In levenden lijve, Jullie Jongen!”
Door de vrefigde van het weerzien was
alles vergeten wat vroeger geschied was
maar*wat de vogel het eerst gefloten had,
was in leder geval ultgekotnen, al dachten
zij daar dan ook niet meer aan.
Op de Westerachelde is het Fransche
s.s. .Condé' in aanvaring gekomen
met het Zweedsche s.s. .Bullaren*.
Belde schepen hepen ernstige schade
op. D» .Condé' werd tegen de Mid-
delplaat voor Terneuzen gg^et
heraut voorbij, die op zijn hoorn blies en
daarna het volgende bekend maakte:
„De helft van het koninkrijk wordt aan
dengene geschonken, wien bet gelukt de ra
ven van de vensters van het koninklijke slot
te verwijderen. Wie zich aanmeldt en de op
dracht niet volbrengt, wordt in de gevan
genis geworpen.”
In het rijk waren veel scherpschutters en
met hun achterladers wilden zij wel eens
een poging wagen om een half koninkrijk
te verdienen. Maar dat was gemakkelijker
gezegd dan gedaan. Want de vogels schud
den eventjes met hun veeren, wanneer een
lading schroot hen getroffen had en deden
of er niets gebeurd was. En het werd hoe
langer hoe erger. lederen dag groeide de
kolonie aan en het was een gekrijsch en een
rumoer om den ouden toren van het slot
dat hooren en zien er je verging en niemand
er zijn eigen woorden meer kon verstaan.
Dat was niet alleen bij dezen toren. Maar
ook in de residentie, waar de koning an
ders altijd verblijf hield, hadden de ra
ven ’n geweldig lawaai gemaakt. De vorst,
die ten einde raad zijn woning ergens an
ders ingeriebt had, om van de beesten af
te zijn, was bedrogen uitgekomen, want de
vogels waren hem netjes gevolgd en in
welke plaats hij ook ging wonen, overal vlo
gen de zwartgerokte vogels met hem utee.
Door hot rijden mot te groote snelheid reed Woensdagavond aen
kixe-auto te Amsterdam op den Singel nabij het Koningsplein door
het hek tewater, waarbij twee personen om het leven kwamgn.
Do verongelukte auto, nadat zij door de brandweer op het droge
was gebracht
De hoeren J. E. F. de Kok en H. Schmidt
Cr arts vertrokken Woensdag van het
vliegveld Ypenburg voor oen vliegtocht
naar Ned. India en China
X
et gebeurde op zekeren dag dat het
zoontje van een rijken koopman al
leen thuis was. Hij zat wat voor het
raam te spelen, tot hij plotseling een slang
langs het klimop omhoog zal kruipen, die
het blijkbaar- gemunt had op den nachte
gaal, die tegen dén muur in een kooltje
hing. De jongen schrok in het begin erg en
wilde wegloopen. maar toen hij zag wat de
slang van plan was, greep hij den wandelstok
van zijn vader en timmerde het dier daar
zoo geducht mee op zijn kop, dat het dood
naar beneden viel.
Plotseling hoorde de jongen een stem ach
ter zich of boven zich, hij wist het zelf niet
en hij zag ook niemand.
„Dank je wel' hoor,” zei de ztem^.Je hebt
mijn leven gered en als beloonlng daarvoor
zul je in het vervolg altijd mijn woorden
kunnen verstaan!”
De woorden kwamen uit het vogelkooitje
en het was warempel de nachtegaal, die zoo
sprak.
„Wat raar,” dacht de jongen, „ik heb wel
niet veel aan zoo’n beloonlng, maar het is
in ieder geval toch beter dan niets en als
vader en moeder weg zijn, heb ik ietna/id
om eensie te tegen te kunnen zeggen.”
Er gingen een paar dagen voorbij en op
een goeden middag, toen zij met zfjn drieën
aan tafel zaten zong de nachtegaal een lied
je. Het klonk nogal droevig, maar toch mooi
en zjj luisterden er met aandgcht naar.
„Sjonge,” zei de vader,'„wat mooi, het was
me wel honderd gulden waard als ik de taal
van dien vogel verstond en wist wat hij al
tijd zong.”
De kleine Jongen hoofde dat en aarzelend
vertelde hij toen wat er met de slang ge
beurd was en hoe hij als beloonlng de taal
van den nachtegaal kon verstaan.
„En wat heeft hjj nu dan gezongen,” vroeg
de vader.
A „Br zal eens een tijd komen dat je ouders
je zullen dienen en dat Je vader Je water
gal brengen en Je moeder Je een handdoek.”
■/V
I
-r
I
•II
Je-
«w-