I.I 'IISKI IIII BAI.
’Nen ouwerwetschen middag
ERTELLINGÏN van
SIBOTAK
KINDERARBEID IN DE
VEREENIGDE STATEN
1
Gepropt en gevoetbald
tegelijk
L
Gtoote invloed der nieuwe
a rbeidswetten
'N MELKKOKER MET SIRENE
BRABANTSCHE BRIEVEN
ZINGEN IS GOED' VOOR DE
SPIJSVERTERING
HOE SOVJET-RUSLAND
ZICH VERDEDIGT
Ervaringen van een kunstschilder
in een Hotel in de binnen
landen van West-Java
Y
Waarheen zouden deze fox-terrier» zoo gespannen kijken?
per
1
Ze
1
1
ont-
Zondag
ver-
I
1
J
I
1
I
I
1
i zijn slaapkamer komende, meer-
'eerige blikken naar zijn bed ge-
Het nieuwste snufje. De hoed met den
ritssluiting
den Fielp.
weer volgedaan
échten gelijk"
1
1
i
i
i
3
1
1
1
1
1
1
1
1
I
1
I
1
K a.
PR*
leden bedroeg toen 2.950.000 welk
OctaMK 1936 was gestegen tot op
>en *WP*yi het thans zeker nog
sultaat dat met de nieuwe wetgeving werd be
oogd, is daarom nog te merkwaardiger, wyi de
vijftig afzonderlijk naast elkander staande wet
ten thans geheel zijn opgeheven.
Om misbruiken by het aanstellen van leer
lingen in het vak te voorkomen zal een juiste
omschrijving van den leertijd worden gegeven,
terwyi een minimum loon voor deze nieuwelin
gen zal worden bepaald.
Eveneens zal de verhouding worden aange
geven tusschen het aantal beginnelingen en er
varen arbeiders.
In de verdediging of de weermacht van Sov
jet-Rusland kan men drie vormen onderschei
den. Allereerst bezit de Sovjet „Het Roode Le
ger" dat de rechtstreeksche weermacht vormt,
vervolgens de militaire opleiding van de massa
en tenslotte een algemeene opleiding tot weer
baarheid van geheel het volk.
Het Roode Arbeiders en Boerenleger neemt
steeds meer den vorm aan van een geregeld le
ger. Op grond van den algemeenen dienstplicht
moet men van zyn 19e tot zijn 40e jaar onder de
wapenen biyven d.w.z. van de 19 tot de 21 jaar
komt men in den voorbereidenden dienst, van 22
26 jaar in actieven flenst, terwyi men van zyn
27e tot 40e jaar by de .reserve” wordt Ingedeeld.
Ieder jaar bereiken in Sovjet-Rusland 1200.000
Jongens den leeftyd, waarop zy onder de wape
nen moeten komen. Van hen zyn er ongeveer
800.000 voor den dienst geschikt. Wanneer men
deze 800.000 man in het staande leger twee ja-
ren dienst zou laten verrichten, dan zou men op
een legersterkte komen van 1600.000 man. Maar
zoo’n ontzagiyk leger zou Rusland niet kun
nen onderhouden, zelfs niet al zou men dat
willen. Derhalve worden ieder jaar 800.000 Jon
gens in het kader-leger gebracht of by de twee
andere groepen, maar geen enkele ook maar
eenigszins geschikte persoon wordt van de mili
taire opleiding vrygesteld. Het Kader-legpr en
de mllitietroepen tellen te zamen 562.000 man.
Daar de opleiding van deze troepen twee tot vier
Jaar duurt worden leder jaar slechts 260.000 re-
cruten onder de wapenen gebracht die een nog
langeren diensttyd hebben te vervullen. Het
aantal arbeiders en communisten in het Roode
leger neemt steedd toe.
In tegenstelling met t leger en de uitrusting
der Sovjet-Unle is van één organisatie in t bui
tenland nagenoeg niets bekend: namelijk van de
..Ossoviachlm”. Zy is in 1927 ontstaan uit de
fusie_van verschillende organisaties. In het be
gin beperkte zy zich slechts tot demonstraties;
het aantal
aantal op 1
twaalf millioen
grooter is. Het aantal vrouwen dat in deze or
ganisaties haar militaire opleiding ontvangt
neemt voortdurend toe en is thans reeds de 25
procent overschreden. t
zy kan niet ’n tweede leger worden genoemd
doch heeft tot taak t vaderland strydvaardlg te
maken en de weerbaarheid van het volk te ver-
grooten. zy financiert zich zelf, bezit haar eigen
leiders, terwyi enkele reserve-officleren van het
Roode Leger de algemeene leiding in handen
hebben, zy werkt nauw samen met de Konso-
mol, de party en de vak-organlsaties.
Na onzen opwindenden tocht met de Java-
sqhe bergpaardjes uit de havenplaats naar een
stadje in het binnenland van West-Java, waar-
by myn reisgezel de kunstschilder, die voor het
eerst de tropen bezocht, nog maar net aan een
groote gevaar ontsnapt was, vonden wy tegen
den avond een onderdak in een klein hotel,
hetwelk door een Singkeh Chinees werd be
heerd.
Tameiyk vermoeid zynde zochten wy al spoe
dig onze logeerkamer op.
Na een verkwtkkenden slaap genoten te heb
ben, was ik alweer vroeg ter been en wel be
nieuwd te vernemen, hoe myn vriend Willy zijn
eersten nacht na aankomst in Nederlandsch-
Indië in dit primitieve hotelletje had doorge
bracht.
Daar het althans in het landeiyke gewoonte
is, om by zonsopgang op te staan, bevreemdde
het my, dat zyn kamer nog' potdicht was en
myn geroep onbeantwoord bleef.
Een flinke roffel op de deur had echter meer
uitwerking en ten slotte verscheen hy bleek en
afgemat op de voorgalery.
Na op ’n luien stoel te zyn neergeploft, ver
telde hy by stukken en brokken het volgende:
Uitgeput van de hitte en den emotlevollen
dag, had hy, in
dere malert beg<
worpen, doch daar alles hem zoo vreemd leek,
noopte hem dit eerst nog eens rond te kyken.
Dat zwakke houten gevaarte, met op de hoe
ken vier opstaande latten, verbonden door een
houten raam, waarover een goor gelapt, mus-
kietengordyn was opgehangen, sou dat nu zyn
ledikant zyn!
En dap. die matras, zoo hard en dun als een
rytutgkussen, zag er ook al niet erg aanloitke-
Ujk uit.
De verlichting was ook niet bepaald up to
date te noemen.
Aan een roestigen spyker was een walmend
olielampje made in Japan opgehangen en
verder, om den boel te completeeren, stond er
op een mank knaapje een smerig geschonden
glas, half met water gevuld, waarin op een laag
zwarte stinkende cocosolie te midden van aller
lei insecten een klein pitje ronddreef.
Denkende dat alles nu in orde was, wilde hy
zyn deur sluiten. Maar jawel! Hy draalde den
sleutel in het slot om en om, maar t gaf niets.
Ook hier kwam Kromo hem weer te hulp; hy
sloot de beide vleugels der deur, haalde uit een
hoek der kamer een zware houten lat, stak het
eene uiteinde in een gat van den deurpost en
legde het andere in een klamp aan de tegen
overgestelde zyde.
Hierna lichtte hy het eenvoudige toestel er
weer af en verliet na mynheer goeden nacht
toegewenscht te hebben, het vertrek.
Een goeden nacht in Indië, het mocht wat,
terwyi hy nu reeds het gegons der muggen
hoorde!
Hy voelde reeds, dat deze bloeddorstige in
secten zelfs niet wachten konden tot by in bed
lag, maar nu al door zyn kleeren heen staken.
Eindelyk stond hy dan toch op het punt in
bed te stappen, maar wat zag hy!
Twee grauwe platte hagedissen met groote
koppen en uitpuilende oogen klauterden tegen
den wand op en bleven hem daarna aanstaren.
De nieuwe arbeidswetten in Amerika heb
ben een grooten invloed gehad op de regeling
van den kinderarbeid. Tot nog toe was de kinder
arbeid niet geregeld door een bondswet doch
had iedere staat een afzonderiyke regeling ge
troffen. Het gevolg daarvan was dat deze wet
gevingen zeer sterk uit elkander liepen en
grootendeels alleen betrekking hadden op zeer
jeugdige personen beneden de 16 jaar. Vol
gens de jongste gegevens waren in 1930 meer
dan 2 millioen kinderen tusschen de 10 en 17
jaren tegen loon werkzaam. Waarschyniyk
geeft het getal niet de juiste verhoudingen weer,
omdat de kinderen die by de verbouwing van
suikerriet en anderen landarbeid werkzaam
zyn, hierby niet zyn berekend.
.Kóóóóólbrulde d’n radio.
„Dames en Heeren, vyf minuten voor de rust
maken onze jongens gelyk!” Enz.
„Hoe.... hoe.... wisten guilie dat vyf mi
nuten gelejen al, oplichters?” vroeg d’n Fielp.
Afjjn, amlco, zoo hebben wy weer *ns ge-
propt-en-gevoetbald tegeiyk!
Dn Fielp moest ’t heel den
gelden.
Maar als d’n echten en beslulteiy ken gelijk
maker kwam, dan hebben we gejubeld, ge
jubeld.... of wy eigens ’m gemaakt hadden.
;W»t w’ er van meenden, weet ik nie, maar in
Dusseldorp hebben ae nie meer leut g’ ad, dan
wy.
Kom, ik schei er maar af. ’t is wellekes zool
Veul groeten van Trui en als alty gew*
haarke minoer van oewen
In een Fransch blad beveelt de Parysche
dokter Beautemps aan maagiyders of aan hen
die te kampen hebben met een sléchte spys-
verterlng ten zeerste aan, direct na den maal-
tyd een tydje te zingen.
Volgens dezen Paryschen specialist moeten wy
na het diner en souper (na het ontbyt schynt
de stemming daarvoor niet aanwezig) onge
veer tien minuten uit volle borst eenige liederen
ten beste geven, daar de zang een buitengewoon
goede pltwerklng heeft op de spysverterlng.
Deze aanbeveling van Dr. Beautemps is een
proefneming waard. Kostbaar is ze in elk geval
niet en bovendien ze brengt ,meer vreugde in
het leven. Misschien ligt hier ook een dankbare
taak Voor de radio-vereeniglngen. Deze zouden
dageiyks op vastgestelde tyden enkele populaire
nummers moeten uitzenden, die door de be
langhebbenden thuis kimden worden meege-
eengen.
dragen tot verhooglng onzer weerbaarheid tegen
infecties en ons kracht en energie moeten toe
voeren. Biyf dus op uw hoede, ook al heeft u
den koker met sirene in gebruik.
Laat de melk gedurende een minuut flink
doorkoken en dan afkoelen, zoo mogeiyk in koud
water. Het vlies er door roeren als de melk
kookt. Staat de melk te koelen en moet u toe-
valllgerwyze in de keuken zyn, dan weer het
vlies, dat zich vormde, door de heele hoeveel
heid roeren. U vennydt dan de vorming van
een hoornachtig vel, waarmede u elgenlyk geen
raad weet, omdat maar weinige hulsgenooten
er prys op stellen. Geeft u zoo’n vel aan de
kat, dan zyn de voedingsstoffen eenzydig ver
deeld en heeft het dier het eene deel en u het
andere. Dat zal toch ook niet de bedoeling zyn?
Al dragen we poes nog zoo’n warm hart toe.
wy willen toch graag met haar gelyk opdeelen,
wanneer het ons beste voedsel der natuur be
treft.
Ulvenhout, 5 Febr. □I
Amlco,
Nou da’s den
lesten Zondag Iets
geweestI Sode-
mearelnogaantoe
Zoonen ouwerwet
schen, slorzlgen prop-en-voetbalmlddag op
den .Atelier” van den bakker.
Als den Fielp Zondagmorgen de centen op-
vischte In z’n collectezakske en hy kwam by
mij ik heb t „hoekske” in de dertiende
ry dan fluisterde-n-le in m’n oor, terwijl ie
over me henen hong, om heel de rij .Af te vis-
scben”: „wacht na de mis efkens op t kerk
plein.”
*k Dee net of ik niks hoorde.
„Na de mis op t kerkplein, sufferd,” blaasde-
*-ie nog wanner In m’n oor.
Toen trapte-n-’k maar ’ns „per ongeluk” op
S*n teenen en t scheen goed aan te komen.
Want t belleke klingelde heel de „gemoeds
aandoening” van den Fielp, mee veul lawyt,
deur den stillen tempel.
Z’n voeten zochten efkens naar die van my,
maar daar was ik op-verdacht.*k had ze
onder t bankske geschoven. En boe ik ook
verdiept was in m’nen missaal toch voelde-
n-ik hoe valach ie me „hypnotiseerde," als ie
rij twaalf ging afdreggen naar centen en
knoopen!
Afijn. Als de kerk gedaan was, achulfelde-n-lk
op m’n dooie gemakske achter al t volk aan en
kwam ik als een van de lesten op de stoepen.
Ck Denk, da Tc ’n bietje t> tretterbul had....).
Boven aan den trap nog, zag Ik t span al
■taan: d’n Blaauwe, d’n Joep, dli Jaan, d’n
Help. Db propclub In plenum.
Dn Blaauwe stond heimeiyk te lachen, dus
keek ie „buitengewoon gewoon." Dn Jaan wees
mee z’nen dikken vinger naar my, als ge-
pensloenneerd sherlf „betrapte” le alles nog op
.Jieeterdaad". d’n Joep keek ongeduldig, want
z’n vrouw en twaalf bloeien van klnders (waar
van hy d’n oudste is....!) zaten op hum te
wachten mee d’n koffie.
En d’n Fielp sprak teugen allemaal tegelyk,
welke redevoering eindigde, toen ik naderbij
was gekomen, mee deuz’ woorden: „....en daar
ebben wie den ulchelèér."
Ook "nen goeienmorgen, jongens!" zee ik.
,Dn Dré, d’n Dré, d’n Dré,” was 1 antwoord en
d’n Fielp groette: „zoow?" Hy was deftig in 't zwart
en z’n bolhoeike stond op den punt van z’n neus.
En toen ik me bukte, om zóó. onder den hoed-
rand in z’n oogen te kunnen kyken, lichtte d’n
Blaauwe, achterlangs den Fielp z’nen eigen rug,
’t hoeike-n-af. En als dan d’n Fielp z’n eigen
woelend omdraaide, dan had den Blaauwe t
hoeike al naar den overkant gezeild, vlak voor
den Fielp z’n winkeldeur!
Z’n Kee, die sjuust ’ns kyken kwam, waar
den baas bleef, raapte t dlngske nydlg op,
keek efkens of er niks „aan” was en riep toen,
zwaaiend mee *t hoeike: .Komde nou haast of
hoe zit t, oewen koffie staat koud te worden!”
„Vrek,” zee d’n Fielp: ,Jk zou toch gezworen
ebben, Blaauwe, da gy mee m’nen oed in oew
pooten stond.’’
„Ge wordt oud en lastig, Fielp,” zee d’n
Blaauwe, mee *n vies gezicht: „d’n Dré, die nie
wist wat *r aan 't handje is, is daarom ’nen
...ulchelèér en ik, die gemoedereerd mee oe
sta te klasjeneeren, ik zou oewen .oed ge- I
mold hebben.:..! Gy wordt "n achterdochtig I
ouwmanneke.”
BedenkeWk keek den Fielp naar mij. Eb ik]
'n zeker punt in dén mallemolen volgden,
rolden door z’nen kop.
Toen liet Kee ’t hoeike maar even brengen.
Want t was koud en.... ze is «finig op dTen
bakker. Maaj den Blaauwe, die overal oogen
heeft, had ’t hoeike al zien aankomen, dus hy
nam 't aan en zette ’t weer achterlangs, op den
Fielp z’nen glibbert.
Dn Fielp keek eerst omhoog. Toen voelde-n-ie
op zynen kop. Toen keek le naar den Blaauwe,
maar hy had net zoo goed naar *t achterend
van ’n verken kunnen zien en toen sprak d’n
Fielp, ’nen pas achteruitgaande, de diepzinnige
woorden: „borst! Hallemaal!” Viel daarop z’n
eigen in de reden en zee: ..nog nie. Maar komt
vandenmiddag om alf twee in de bakkery, dan
proppen we daar, want ’t is vandaag Duitsch-
landOUand. ’k Zal m’nen luidsplekert op den
musterd-oop zetten. En nou stikt halle vier
de lamp aan!”
En schrikkelyk beleefd en voorkomend vrterd
nou natuuriyk geantwoord, vierstemmig:
„goeien morgen Fielp. smakeiyk gebruik!”
Toen llchtte-n-ie naar ons de slippen van
z’nen jas op, onderwyle op ’n holleke naar z’nen
kouwen koffie spoelend.
Ja, amlco, als t toevallig zoo mot zyn, dat ae
de koppen by malkaar steken hier, dan zyt ge
nog nie gelukkig! Dan vliegt ge 'r In, mee ’nen
vievelefors, om er draaierig van te worden.
En Zondagmorgen had d’n Fielp dan de
„beurt.”
s Middags was ik weer den leste, wat kwam,
omdat Trui te laat mee t eten was. Te laat,
nou Ja. ik wou ’n uurke vroeger eten en by Trui
is alles zóó geregeld, dat *t alty moeiiyk is, om
van die regeling* af te wyken.
Precies kwart voor tweeën stap-n-ik de bak
kery binnen.
De kaarten lagen al gedeeld, de kameraads
zatten om de werkbank en *t was er lekker
droogwarm, zooals dat in tl bakkery zyn kan.
„Middag-samen," zee ik.
^Clddag-aUeen," zee d’n BlaauWo,
Ditzelfde gekit voor kinderen beneden de 10
jaar, wkarvan er biykbaar nog een groot aantal
thuis werkzaam zyn. Om een einde te maken
aan den arbeid voor deze jeugdige personen
en tevens aan de gevaren, die hieraan verbon
den zyn, werden in 1916 en 1919 twee bonds-
wetten aangenomen, die na korten tyd echter
niet uitvoerbaar bleke».
Thans is evenwel door een nieuwe wetgeving
een diepgaande verandering In dezen kinderar
beid in de Vereenigde Staten gebracht.
Naar het ^Internationaal Arbeidsoverzlcht”
In een beschouwing over deze wetgeving mede
deelt js de toelatlngsleeftyd tot het verrichten
van arbeid vry algemeen bepaald tot 1O jaar.
By zwaren of geyaariyken arbeid is de leef-
tydsgrens 18 jaar. Dit voorschrift geldt hoofd-
zakeiyk voor de bediening van hout- en me
taalmachines.
Voor den gevaariyken arbeid in de bruin-
koolmynen wordt de mlnimumleeftyd van 17
Jaar voorgesohreveo, In twaalf verschillende
bedryfsordeningen is de leeftyd van 18 jaar de
minimum leeftyd. Het gevolg van deze regeling
is dat thans meer dan 100.000 jeugdige perso
nen tusschen 14 en 16 jaar de scholen nog
biyven bezoeken, terwyi op vele plaatsen waar
16-jarigen en 18-Jarigen hun beroep op moes
ten geven, volwassenen de plaatsen konden in
nemen.
In de textlel-lndustrie en suikerplantages
heerschen nog ernstige misstanden.
Hier werden tallooze kinderen onder zeer
slechte arbeidsvoorwaarden te werk gesteld.
Door de nieuwe wettelyke bepalingen is hier
verbetering in gebracht. In den houthandel en
bouwondernemingen alsmede in de verschillende
takken van de staalindustrie zyn de jeugdige
personen niet meer zoo ernstig aan de gevaren
van hun beroep blootgesteld.
De landbouw is niet in de nieuwe arbeids
regelingen opgenomen. In dit bedryf zyn niet
minder dan 470.000 kinderen werkzaam, Het re-
op C W»**»»*'***^rww - w---
'nen zekeren distantie tusschen ’nen dbodge-
wonen gendarm en 'n edelachtbaar raadslid.I).
De oogen van den Fielp keken ons aan, at te
rimpelde m’n voorhoofd, trok m’nen kop schuld,
zette 'n pruimemondje en beduidde zóó: „tja,
den Blaauwe kóst wel ’ns gelyk hebben....!"
D’n Joep keek alty nog ongeduldig, die had
dus per ongeluk ’n tronie die uitgelegd kost
worden als: „dat wist ïk al zoo lang" en den
Jaan keek ’n bietje verlegen den anderen kant
(tenslotte biyft er ook na *t pensioen nog
Als we geklonken hadden en geproefd, daa
zee den Joep doodnuchter: „wy kunnen nog~
makkelyk gelyk maken, vóór den rust.”
Weer zat d’n Fielp styf. Mee bolle wtmgen,
want hy vergat z’n slokske door te slikken!
„Wat zltte gy verwaand te kijken....?"
lee den Blaauwe dat uit.
Dn Fielp slikte door, kneep z’n oogskes half
toe en vroeg toen kalm van ingehouwen drift:
,^eg, blaauwe ezelstraal, hebt gy mij ver
nikkeld?”
,^Ja, t wlerd hoog tyd, dat er "ns ingescbon-
ken wlerd,” zee d’n Blaauwe: ,Aeg nou zelf.
Fielp Beeckers, gastheer van janlekmevestje.’
„Dat noemt z’n helges nouw oewen vriend,
Dré....!”, zee d’n bakker dramatisch.
En even plechtig antwoordde-n-lk: ,Aeg mü
wie uwe vrienden zyn en ik zal zeggen wie gU
zyt."
„Sloebersss!” siste-n-ie. Eki hy stond op,
pakte de kruik, sloeg d’n stop erit), of ie er
nooit meer uit hoefde en.... brocht de kruik
de bakkery uit!
„Juichen, juichen,” fluisterde d’n Blaauwe;
Weer moest Kromo op de proppen komen, die
een geducht standje kreeg, omdat hy verzuimd
had de kamer van dit ontuig te zuiveren, maar
die begon te lachen en wees n£ar het plafond,
waar nog wel een twintig van die lugubere
beesten rondtippelden. Hy pakte een paar ha
gedissen en wierp ze het raam uit, maar dit
was natuuriyk onbegonnen werk.
Er schoot hem niets anders over dan maar te
probeeren in deze menagerie te gaan slapen. Nu
verwonderde hy zich er over, dat hy nog ont
waakt was. Er was geen plekje aan zyn lichaam
dat niet stak of gloeide.
Een bad zou hem wel weer opknappen, doch
door een misverstand haalde hy zich het mis
noegen van den hotelbaas op denhals. Inplaats
van met een emmertje het water uit den bak te
scheppen en zich hiermede te overgieten, kroop
hy in den bak door een gat in het deksel, zoo
doende etteiyke kubieke meters water veront
reinigende.
Enfin, iedereen begaat als Singkeh (nieuwe
ling) wel eens dergeiyke domheden, daar alles
niéuw en vreemd voor hem is.
’s Middags nuttigden wy hier een eenvoudige,
doch zeer smakelyke rysttafel. Wanneer nu een
Europeaan voor het eerst deze sterke kruiden
proeft, doen zy hem wezeniyke pyn, bet is zoo
als onze kunstschilder beweert of mond en
maag in brand staan; men heeft een gevoel als
of men gloeiende kolen heeft gegeten.
Door te drinken maakt men den brand slechts
erger en verspreidt dien door het geheele
lichaam.
Intusschen bedaart deze aandoening lang
zamerhand en als men den moed heeft de proef
te herhalen, wordt men weldra Kan dit dieet
gewend, zoo zelfs dat het gebruik dezer spece-
ryen, die trouwens uitnemend den eetlust op
wekken, onmisbaar wordt.
Nog dienselfden middag zouden wy dit plaats
je verlaten, daar ik niet gaarne het risico op my
zou laden, myn vriend Willy nogmaals
bloot te stellen aan al die onaangename beleve
nissen van den laatsten nacht Nog steeds was
hy vervuld van het akelige geschreeuw der
vleermuizen rond zyn kamer, het eentonig ge
piep der hagedissen en de doorstane nachtmar-
rie.
Wy hadden echter nog even tyd de markt
plaats te bezoeken.
Op dit afgelegen plaatsje waren de markt-
gebouweb van gewoon vierkant bekapt hout op
getrokken en de daken met roode pannen af
gedekt
Verder waren ze geheel open en de vloeren
niet van cement, maar van gewoon aangestamp
te aarde vervaardigd.
De diverse goederen werden hier meestal op
matjes op den grond uitgespreid, doch ook wel
op houten tafels of rekken tentoongesteld. Al
direct zagen wy ons weer omringd door de
zelfde koopiiieden die hunne waren in het hotel
hadden aangeboden.
Bulten een menigte inlandsche artikelen voed
men hier ook vele Europeesche en Japansche
goederen, doch nagenoeg alle van Inferieure
kwaliteit. Een van de schilderachtigste uitstal
lingen was wel die van een Soendaneeschen
koopman in manden, alle van bamboe gevloch
ten platte kolfjes, kegelvormige mandjes, waar
in de rijst door middel van stoom gekookt
wordt; zeeften, keurige doosjes om het kleine
geld in te bewaren, sieriyke werkmandjes, le
pels van kokosnootschalen en hout en honderd
dergelyke zaken.
Af en toe zag men hier étalages welke be
paald het oog boeiden door schittering der ver
ven en verguldsels, door het fraaie donkerzwar
te of roode lakwerk^
Wat onze kunstschilder hier in de eerste
plaats interesseerde was wel de Soendanees zelf.
üfooie harmonisch gevormde lichamen, fyn
gespierd, met onberispeiyke vormen, breeds
krachtige schouders.
Wanneer men deze natuurkinderen zoo bezig
ziet, moet men onwillekeurig denken aan de be
vallige standen der bronzen antieke groepen.
Er kwamen wel eens klachten van huisvrou
wen, dat het koken van melk zoo bemoeiiykt
wordt door het ontbreken van een waarschu-
wlngs-slgnaal, waardoor men zou kunnen hoo-
ren dat de vereischte temperatuur bereikt is.
Tevergeefs had men het geprobeerd met den
fluitketel; nu was het wachten op een kook-
toestel met sirene.
Dames, die verlangend naar een .Jluitmelk-
koker” hebben uitgezien, zullen verheugd zyn
te vernemen dat een dergeiyk apparaat sinds
eenigen tyd in den handel is; een sirene mét
doordringend geluid verkondigt dat de melk
„opkomt” en brengt het heele huis in opschud
ding, zooals een brandweerauto een rustige
straat. Denkt u vooral niet, dat deze vergelij
king overdreven is! Ook deze sirene vestigt de
aandacht op gevaar niet voor het kooktoestel
maar voor de melk zelf. Immers, zoodra het
sein zich laat hooren, bestaat de kans dat de
melk oververhit wordt, waardoor een groot deel
van de goede voedingsstoffen verloren dreigt
te gaan. Want deze voedingsstoffen zyn gevoelig
voor oververhitting. Daardoor veranderen ze
van samenstelling en gaan teloor. Wij kunnen
deze stoffen evenwel niet missen, omdat zy by-
a 1 gaat het by ons in Nederland niet zóó
lustig toe in de Januari-maand als in
Weenen en in andere plaatsen in het
buitenland, al wordt er niet avond aan avond
Sedanst gedanst wórdt er. In het Zuiden van
het land meer dan in het Noorden, dat is waar
maar bals zyn er en speciaal gemaskerde
bals.
Een bal-masqué biedt vele mogeiykheden,
maar ook moeliykheden, want een geschikt pak
je uitzoeken valt niet mee. Daarom geef ik hier
een drletsji pakjes die uitstekend zelf gemaakt
kunnen worden.
Allereerst dan de Turksche achoone. Haar
wyde broek is van groen .satin du théAtre” ge
maakt. dat is een glanzende, satynige stof,
blykbaar speciaal gemaakt voor het bal-masqué.
want het is erg goedkoop «i tóch toont het veeh
Het blousje. wordt van de een of andere gele
stof gemaakt en dan het Jasje weer van rood
satin. Kosteiyk zal dat staan al die felle kleu
ren tegen elkaar. Het jasje heeft dit byzondere
dat de eene mouw een kimono-mouw is en de
andere kort en strak is en overgaat in een
wyde, poevende mouw van tarlatan, die op de
pols by elkaar genomen is en als dan het
Jasje opgestikt Is met „goud-band”, misschien
is het dan zoo mooi geworden dat we het haast
zonde vinden om op eën bal-masqué aan te
trekken. Dan de ceintuur nog^ die me het mooi
ste lykt als zy ook van een roode kleur wordt
genomen en versierd met hetzelfde goud-band
van het Jasje. En last not least komt de hoofd
doek om het cachet van de Turksche kleèder-
dracht te vervolmaken. Maar nóódig is het niet
en misschien zal het wel een beetje warm zyn
hoéwel het staat zeer bekooriyk en ten
slotte ig dat ook'wat waard. En zoo is dit eerste
pak dan klaar, wel wat bewerkelyk misschien
maar als het af is, dan is het ook beeldig.
Dan als tweede de nar. Heel lange paarse
kousen, een groene in punten geknipte rok met
koperen bellen, ’n gele narre-kap, ook met bel
len en u hebt een orlglneele narren-kleedlng,
zooals u haar voor de tweede maal niet zoo licht
tegen zult komen. Misschien geeft de kap wel
eenige moeliykheden om die mooi passend te
krygen. maar als u haar eerst van krantenpa
pier knipt zal het met een beetje handigheid
best gaan.
Als laatste van 1 drietal komt een Chineesche
dame. In een blauw zyden jas, waar we ook al
weer het satin de théAtre voor gebruiken. De
jas bestikken we met kleurige lappen, zoodanig
dat we 'n impressie van het Chineesche draak-
motlef trachten te bereiken, dan nog afwerken
met *n breeden rand en de Jas is klaar. Voor de
broek nemen wa weer tarlatan, dat wil zeggen,
voor de wyde strooken. Het niet symmetrische
maakt een grapplgen indruk en als u er net
zoo’n mooien waaier by kunt krygen dan hebt u
een volmaakte Chineesche vrouw hoewel
geen moderne, maar dat hoeft ook niet.
Wy juichten of de koningin voorby kwam!
Op *n kiepedrafke kwam d’n Fielp terug, de
kruik in d' hoogte. „Gelyk, mannen?"
Wy juichten door (Hy mocht den radio nie
hooren....) „Is..., t.... ge....iykl?" blèërde-
n-le. wy knikten en Joelden!
„Uitdrinken,” commandeerde
Wat we daiyk dejen. Als ie
had, dan.... dan kwalh den
maker.
.Kóóóóól
„I/n Dré," zee d’n Jaan. „Ook ’nen mid
dag," d’n Joep. Eki d’n Fielp groette: „middag.
Baron."
Als ik *m vragend aankeek: „jawel, da’s van
daag den tweeden keer, hekaelenste, da Tc op
jou wochten mot."
Ik zweeg maar.
Toen weer: „k zit al "n kertier mee deus
kaarten aan tafel en.... stop, ou je bakkes, ze
beginnen!"
t Wilhelmus wierd gespeld. „Nou komen onze
mannen *t veld in.” expliceerde d’n bakker, d>
z’n eigen gastheer voelde: joot maart
wienneerlandsbloed."
„Da’s *t wllhblm....” wou *k zeggen.
.Kunde nou nie efkens oewen kop ouwen?”
vroeg d’n Fielp lastig. Toen: „oor man
nen..., hoe ze meezingen d’Ollanders! "k Schat,
da’s wel tweeduuzend man. Toemaargeld
genogt.”
„t zyn er twintigduuzend, Fie....'
„Vrek, kunde gy nou eelegaar niemeer zwy-
gen, Dré?"
Na de Volksliederen, daar in Dusseldorp van
weerskanten fanatiek meegezongen, wierd ons
trjee 'n omfloerste tranenstem door den luid
spreker verteld, dat „wy” moesten sjotten mee
drie invallers.
^Ea daar aal ik nou dat ding voor ier," viel
d’n Fielp uit. En hy stond op, om d’n radio af
te breken en de bakkery uit te brengen.
Maar daar kwam de heele propclub teugen
op!
.Denken guilie," vroeg d’n Fielp, „dk "k hier
ga zitten voetballen mee hallemaal hlnval-
ders....? Denkte dak t Ier eb, soms?"
„Laat nou staan, dat ding, Fielp," vroeg d’n
Blaauwe.
,Jk denk *r nie over! Ja, ik zal in mijn uls
die Ollanders mee moedwil laten hafmaken
daar in da Dusselendorp!”
.Dn anders zyt ge zoo biy ato ze *t verliezen.”
zee Janus nuchter!
„Wiedes! As *t teugen m’n Belze kameraads
gaat! Dén, ja! Maar wat eb ik mee die Duit-
schers te schaften?”
Toen trok ie den stop los.
„Zlede nou, Fielp, dat ge’n vervelend, brom
merig ouwmanneke wordt?” vroeg d’n Blaauwe:
„’n wantrouwend, bang, zeurderig pletje-snot!”
.Dn gy zeg me datte in m’n heigen uls?"
groeg d’n Help fel.
',4a,” zee d’n Blaauwe: „en morgen vertel ik
*t heel Ulvenhout rond. Ons beste raadslid
wordt kindse.hl"
Stop er in!!
En.... „wy" waren in den aanval!
„Mannen, we speulen gelyk hop!” riep d’n
Fielp nou enthousiast. We laten ons heigen nie
inmaken! Eki.... ik.... pp.... nou veuruit dan
maar, ik plek!”
„Ik pas.” Dn Jaan lummelde, d’n Blaauwe
riep: „piekmee” en d’n Joost paste ook. „Ik
kom uit,” riep d’n Fielp: „Kwata, nie bang, d’n
aas voorop!”
Nou, dleën slag had ie! Allicht. Nou mocht
ie geenen slag meer halen. Toen brocht ie vóór^
harte-zes.
Den Blsauwv nam ’m mee d’n boer. „Die
binne benne benne blime," zee-t-le. Hy had óók
zynen piek.
Ik keek ‘ns.... had geen harten meer. En *k
meende aan den Joep z’n berekenend mulzen-
gezicht te zien, dat die ook zonder harten zat.
Wy keken malkaar ’ns aan.... we wisten
genoeg! Als "r harte gebrocht wier, spuiden de
piekers er malkander wel in.
Maar den Blaauwe, ook nie gek, brocht kla
ver. De drie! Dn Joep gooide twee, ik had de „want die kruik mot terugkomen!”
vier...., dus.... als d’n Fielp klaver had. was
ie zuur. En die had ie. Woelend keek ie den
Blaauwe aan, die er toch niks aan doen kost.
En wat ik docht, gebeurde....! Dn Fielp
brocht nou, om den Blaauwe te tergen, ’n klein
harteke. Dn Blaauv'e nAm ’m, zee: „den éénen
dienst ie den anderen wèèrd" en.... smeet
harte zeuren op tafel! Dn bakker.... vrat *m!
Kwam weer terug mee ’n harteke.... d’n
Blaauwe beet er in! En zoo, amlco, zaten die
twee malkaar af te maken om.... om.... om
t in oew broek te doen!
Op *t end had den Blaauwe vyf slagen, d’n
bakker zes en wy, d’n Joep en ik. twee. Dn
Fielp was spierwit. „Zeg, stuk ongeluk." vroeg
ie zoetsappig: „waarom moeste nou sjuust uit
komen in m’n zwakste kaart?"
„Omda "k m’n klavers nie op kan freten,
velend potje snert!"
„Wel «odejuut Nou istuit zekkoe!" Eta d’n
Fielp sloeg op tafel.... „kóóóól....!!!" rie
pen ze deur den radio. En mee z’nen vuist In
d-hoogte bleef d’n Help stijf zitten.
„Voor wie, mannen? Voor wie??”
■n den Blaauwe, die langzamerhand trek in
’n borreltje begost te krygen, zee: „voor ons,
natuuriyk!"
D’n Help vloog op, riep naar den radio:
„stakkers, wy zullen t’oe Wel leeren" en toen
ging ie de kruik halen.
i <1 -i
r