DE MISDAAD IN DE GROENE HUT gezinnen Zoekt gij betrouwbaar Personeel? I Plaats dan een „Omroeper voor 80. BEROUW Hoe vind je die muizenval? Een mooie map om onze teekeningen te bewaren Oplossing raadsels van de vorige week a DONDERDAG 4 MAART 1937 het concert ide vertelling) (Een en onderzocht alles nauwkeurig CEDA. Grubu 10. 8. 7. zag Neringa de> muzikanten Vinden jullie *t niet erg prettig om zelf een map voor je teekeningen te maken? Het staat zoo keurig als onze teekeningen netjes in zoo’n map gerangschikt zijn. En niet alleen teekeningen kunnen wij er in bewaren, neen, ook weekbladen of uitknip sels uit onze jeugdrubrieken vinden er een Die stilstaan. De koe, omdat ee met vier koevoeten opgetild wordt. De slak. Drie muzikanten. Omdat hij van achteren geen oogen beeft. D oper met op v min; teen van KC hu ra hai me eer I Va epr led en gev an< lan de w< de on m. sur in hee 1 hee drij E ach dat kon C nat len. tenl reel H na li sch< w vroe L hooi wan tent «U i title toes heei EX rige rens waai kern wacl betn de i oper tot Te kom «eer betn het stele mint dat rum café dier, beve brig: bui te de s eene De ache genl erg na d buit, hoog Is stral niste teljji vraa De ten De den had roep inga kreg •eiyi Er stral De in i den men in h had als In Men nad. De de Voa dat zóó de 1 m mee geru take gevr Verk aflei bewi daar heef Oer Vaai klar Hi eci Jan had met zijn proppenschieter. Vele ruiten reeds geraakt. Deuken in de keukenpannen En ook in ‘t behang gemaakt. Jan was een heel stoute jongen, Plaagde dieren, iederen dag. Tot hij op een zekeren morgen In ’t kozijn een vogel zag. „Pang", zei het geweer van Jantje, En het beestje viel op straat. 't Arme dier kon niet meer vliegen Toen kreeg Jan het toch te kwaad. Voor het venster knielde Jantje, Bad, al huilend, „Lieve Heer" Geef dat arme, lieve diertje Alstublieft zijn vleugel weer." Zie, vlak voor ’t open venster. Daar waar huilend Jantje stond. Zetten twee nog zulke vogels Zich bij 't beestje op den grond. Eén droeg het gewonde diertje In zijn snavel ntiar de heg. En de tweede liep als wachter Heen en weer, steeds op den weg. Jantje stortte dikke tranen En hij snikte eenmaal luid Jan stond op en in twee stukken. Vloog ‘t geweer het venster uit. F. P. 1MANDT voren een stukje kaats gedaan hadden. En ik verzeker je, bij bosjes hebben we ze gevangen. Zoo hebben we alle muizengaten „afge- vlscht” en we zijn ze fijn kwijt geraakt. Hebben jullie ook last van muizen? Pro beert dan ook onze muizenval eens! *k Zal je eens even vertellen, hoe wij het aangelegd hebben, toen we het vorig na jaar als het ware door de muizen „opge geten" werden. Wij hebben *n oud stuk fietsband geno men en dit met het eene einde in het mui zengat gestopt, maar zóó, dat de opening open bleef. Het andere eind duwden we in een gebarsten weckflesch, waarin we te- In tegenwoordig! ster De Monchy hetgeen men er in denkt te bewaren. Hierin laat ik jullie dus geheel vrij. De bovenzijde van het karton wordt beplakt met het gekleur de papier (behangselpapier is ook goed) en moet eerst goed droog zijn voor wij verder gaan. Dan snijden wij met een scherp mesje in leder vel karton vier ron de gaatjes, niet te dicht bij den kant boor, anders scheurt bet graag in. Door deze acht rondjes halen wij een mooi gekleurd zijden lint op de wijze, zooals op onze tee- kenlng is aangegeven en onze teekenmap is klaar. Is dat niet vlug gegaan? „Waarom is hij niet naar gegaan?” „Om de hut niet onbewaakt te laten, want er is een flinke voorraad levensmid delen in." „Laten we dien eens bekijken”, zei Ne ringa. Allen begaven zich toen naar de voor raadschuur, doch op den drempel gaven zij een gil van schrik. De schuur was ge heel leeg. Het was dus wel duidelijk, dat de misdaad gepleegd was om te stelen. „Morgen zal ik terugkomen en zullen wij verder zien", zei Neringa en ging weg. Op den terugweg ontmoete hij Orubu, den concertdirecteur. „Het spijt mjj reusachtig, beste Neringa", zei deze uiterst vriendelijk. ,Jk werd juist weggeroepen om met iemand te spreken over een concert U begrijpt ik heb het altijd ontzettend druk. Oa met mij mee Neringa en laten wij een heldekruidje eten op uw gezondheid.” „Dank je, Orubu, ik heb nu geen tijd, er Is een zekere Tritrl vermoord, weet jel” „Wat u zegt, en wanneer?” vroeg Orubu. „Vannacht, gedurende het concert." „Verschrikkelijk! Alweer een andere moord, ja er zijn altijd dieven, die er ge bruik van maken dat* allen naar het con cert zijn, om te stelen. Nu, tot ziens!” riep Orubu en liep haastig heen. Neringa sliep dien nacht weinig. Zou het waar zijn, dacht hij, dat er bijna altijd tij dens het concert een moord gepleegd wordt? Dat moeten wij toch eens onderzoeken. Bij het opgaan van de zon brachten twaalf vlinders wel *n vijftig politiemieren op hun vleugels naar alle richtingen om overal te onderzoeken of het waar was, wat Orubu beweerde. Onderwijl kwam dokter Meikever den rooden doorn terugbrengen. Hij zeide, dat de plant nergens In de nabijheid te vinden was, doch dat zoo’n soort struik groeide aan den oever van de blauwe beek. Neringa bedankte den Meikever voor zijn onder zoek en gaf hem een goede belooning. Na een paar uur kwamen de politie-agen- ten van hun vlindervlucht terug en ver telden, dat er in den eersten tijd geduren de oe concerten nooit iets gebeurde, doch dat er den laatsten tijd bijna lederen avond een diefstal, dikwijls ook een moord, plaats vond. Nu wist Neringa, wat hem te doen stond. Hij ging meteen een bezoek brengen bij Orubu en kwam te weten, dat de zanger goed plaatsje. Men houdt zoodoende alles goed bij elkaar en het opgeborgene blijft in goeden staat. Daarom denk ik, dat al mijn jeugdige lezers en lezeressen vlug aan den slag gaan om de mooie map van onze teekening te maken. Wij hebben noodlg twee stevige vellen karton, twee vellen keu rig bedrukt papier, twee linten en wat glu ten. Ik heb geen maten aangegeven, om- a Den in het krekeldorp kenden Grubu. den grooten zanger. Wanneer hij een concert gaf, Dep het heele dorp uit om hem te hooren. Op zekeren dag ech ter liep Orubu een verschrikkelijke ver koudheid op, z’n stem werd rauw en heesch en hij kon sedert dien .dag geen fatsoen lijk geluid meer vóórtbrengen. Iedereen zou in zijn plaats heelemaal uit het veld geslagen zijn, maar Orubu niet. Hij riep *n dertigtal krekels bij elkaar, noodigde eenige bijen, wespen, muggen en vliegen uit en vormde zoo een modern or kest. Grubu had een heel leger hommels tot zijn dienst, die het vUegende orkest bracht, waar hij het maar hebben wilde. Op een avond daalde het gezelschap neer in de nabijheid van een mierenhoop. Zoo gauw het nieuws zich verspreidde begaven zich alle mieren naar de plaats, waar de muzikanten reeds bezig waren hun instru menten te stemmen. Ook de inspecteur van politie, Neringa, een echte slimme mier, was tegenwoordig. Het begon met een fluit concert van muggen, begeleid door een laag gegons van bromvliegen. Dan vielen de bijen in met zacht getril van hun gou den vleugels, dat werd afgewisseld door het zoemen van de wespen en het zachte snorren van de vliegen. Tenslotte vielen de krekels in met mandollnen, guitaren en violen. En het mooiste kwam nog, toen ze allen gezamenlijk een prachtigen dans uitvoerden. Toen dit nummer nog niet ten einde was, drong een kleine mier tusschen het publiek door en fluisterde den inspec teur iets in het oor. „Ik kom dadelijk”, zei Neringa. 'Hij wilde echter eerst even Orubu goe- jheld van minister Slotemaker de Bruine en burgemee- Monchy had Woensdag te den Haag de onthulling en over- 's-Gravenhage, plaats van het dennacht zeggen en hem gelukwenschen met het succes van dien avond. Doch de directeur van het orkest was nergens te vinden. Neringa ging dus gauw met de kleine mier mee. „En”, vroeg hij onderweg, „wie is er ver moord?” „De krekel Tritrl, die in de groene hut woont; hjj heeft een dolksteek in de borst.” Niemand kon precies verteUen, wat er in de groene hut bad plaats gehad. De po litie was gewaarschuwd door het zoontje van de arme Tritrl, die met zijn vader thuis was gebleven, terwijl de anderen naar het concert waren. Toen hij even een boodschap was gaan doen en terug kwam, vond hij zijn vader dood op den grond liggen. Wie de misdadiger was, kon hij dus ónmogelijk zeggen. Neringa onderzocht alles nauwkeurig bij het licht van een lantaarn. De dolk stak nog in de borst van Tritrl. Hij trok hem er uit en bekeek hem aanüachtlg. ^Het was een doorn van een roodachtige kleur, zoo als hij er nog nooit een gezien had. Breng dezen doorn onmiddeUljk aan dokter Meikever en zeg, dat hij onderzoekt tot welk soort planten hij behoort, zei de in specteur tot een agent. Vervolgens richtte de Inspecteur van po litie zich tot de familieleden: „Had Tritrl geen vijanden?” vroeg hij. „Geen enkele”, was het antwoord, JUj stond bij iedereen in de gunst.” bu en de anderen in de donkere hut. Neringa bezette onmiddellijk met zijn mannen den ingang. Toen Orubu en de zijnen zagen, dat zij gevangen waren, be gonnen zij geweldig te keer te gaan, doch Neringa maakte daar gauw een eind aan en riep: „Wie nog een kik durft te geven, schie ten wij meteen neer.” De anderen hielden zich stil als muisjes, maar Grubu smeekte: „Och goede Neringa, laat ons vrij, wij zullen het nooit meer doen.” „Als het de eerste keer was, zou ik het vergeven, sprak de inspecteur, maar Orubu, je hebt al te veel misdaden op je geweten. Eindelijk zul je moeten boeten.” Orubu en zijn medeplichtigen werden dus ter dood veroordeeld en voordat de kop van den krekel onder den scherpen kant van een scheermesje viel, bekende hij aan Ne ringa, dat hij al de concerten gegeven had met de bedoeling om in de hutten, waar van de bewoners afwezig waren te gaan stelen. Hij vroeg hiervoor vergiffenis stierf in vrede. Op zomeravonden hoort men in het gras langs de sloten nog wel het gezang van de krekels, maar geen enkele geeft meer een concert en de oude krekels verteUen nog wel eens van Orubu, den grooten zanger, die, jammer genoeg, ook een groote boos doener was. aan den oever van de blauwe beek woonde. „Daar je zoo afgelegen woont, zul je toch wel wapens dragen", zei Neringa heel gewoon. „Natuurlijk”, antwoordde Orubu, maar hij liet de wapens niet zien, zooals Neringa gehoopt had. Toen de inspecteur van politie weer thuis was, bracht men de boodschap, dat er dien avond weer een concert zou plaats vinden in de groene wel. „Goed”, sprak Neringa, „laten vijftien vlinders 180 gewapende mannen naar de wel brengen.” Toen deze er aankwamen, beval Neringa den mieren zich op de bladeren der hoo rnen te zetten en goed te letten op wat er zooal tijdens het concert gebeurde. Het concert had plaats bij maanlicht en tijdens het laatste nummer eenige beweging onder komen. Terwijl de dans van de vlinders, wespen en muggen aan den gang was, ver wijderde Grubu zich met eenige andere krekels. Onmiddellijk beval Neringa aan een paar vlinders om Orubu te volgen, want het was nu wel haast zeker, dat deze niet al leen de leider was van de muzikanten, maar ook van de dieven. Even later zagen zij hem voor een leege hut stilstaan en eenige krekels naar binnen sturen. Een oogenbllk daarna kwamen deze terug en s De commandant van het Veld leger, lultenant-generaal jhr. W. Röell, die 31 Maart a.s. den militairen dienst gaat verlaten, heeft Woensdag afscheid ge nomen van het garnizoen te Ede, waarvan hierboven een foto De Engelsche gezant, sir Hubert Mont gomery, heeft Woensdag aan H. M. de Koningin zijn geloofsbrieven overhan digd In verband met de troonswisseling in zijn land Het motortankschlp .Erodona', te Krimpen aan den IJssel gebouwd voor de Kon. Shell, heeft Woensdag zijn officieelen proeftocht ge maakt 0

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 12