E
I
V
Eindhoven.
te
F
L
1
Zoekt gij betrouwbaar
KONIJN
333
Personeel?
Demonstraties met de G. 1 te
VAN DEN WOLF, DE SCHILDPAD
EN EEN
HENK VERTELT OVER
WATERVOGELS
Plaats dan een „Omroeper
voor 80.000 gezinnen
4ri
z
1
ZOO N MALLE POES
I I
ZT WORDT LENTE!
DE V. D.P?
iiiiiiiiiiiiiiiiniiiuiiuni^
B
^ninmnnnnuiiuniiiiraiirminmiiiniinnninimmtnnimnnnniinmnniö DONDERDAG 1 APRIL 1937
A44.ottx.iy ai
W tl
De bekende koorjaars-bijenmarkt ie Tilburg werd Woensdag onder
groote belangstelling gehouden. Een aardig snapshot tijdens de
bezichtiging der korven
Uk -
ftp
ft
FOTOREPORTAGE
s
floepweg was konijn Wip.
konijn
PIET BROOS.
den
R. Fr. W.
en
hij
rf
Paaschvacantie in den Londenschen dierentuin. Een ritje per olifant behoort nog steeds tot de meest
gezochte attracties
zien
die
Ook zie ie hier en daar al
Wat kleine bloempjes staan.
Dat heeft geloof ik stellig
De lentefee gedaan!
De boomen en de struiken,
Eerst zwart en dood en kaal,
K rif gen weer kleine knopjes,
Ze groeien allemaal!
hooren, de familie van de rallen is nog veel
uitgebreider. Er behooren nog toe: het por-
celeinhoentje, het kleine en het kleinste
waterhoentje en de waterrat Al die vogels
moeten we maar eens gaan bekijken in het
Miepsie Snor, een dikke kater.
Kreeg op zekeren dag plezier
Om de menschen na te apen
En hij mauwde: „kijk eens hier.
Waarom loopen alle menschen
Met een hoed en met een jas?
Waarom draagt een poes niet zoo iets,
Ik vind, dat komt niet te pas!
I
ovt
teli
me
afg
ree
arb
Ik ga ook een jasje koopen,
En een bloesje en een hoed,
'k Wed, zoo’n hoed en wandelstokje
Staan me stellig heel'erg goed!’’
oom,”
moeder
op.
en
Den
klarint
ïeman
Indiscl
den, z
voordo
Hoera, het wordt weer lente,
Het is zoo zacht vandaag,
Dat 'k vast m’n muts wel af mag,
Als ik het moeder vraag!
SS
Wie houdt niet van de lente?
Ik geloot, er is geen kind
Dat onzen mooien lentetijd
Niet 't allerfijnste vindt!
Zijn geluid lijkt op „crex, crex” of soms op
„sners, sners”. De meeste kwartelkoningen
verdwijnen in het najaar. Het zijn flinke
loopers, diè tusschen het hooge gras goed
vooruitkomen. Even goed als loopen, kun
nen zij zwemmen. Eten doen ze allemaal
zoo wat hetzelfde: slakken, wormen, zaden
en insekten. In sommige boeken vind je
echter, dat de kwartelkoning er ook minder
mooie praktijken op na houdt. Hij is name
lijk een eierropver en nestvernieler, die het
zijn soortgenooten moeilijk maakt. Het nest
ligt tusschen gras of graan verborgen, de
zes tot tien eieren zijn groenachtig wit of
bleekbruin en kleiner, dan die van het wa
terhoentje. De volwassen kwartelkoning is
ongeveer 25 centimeter, het waterhoentje
32 centimeter lang.
De familie, waartoe de waterhoentjes be-
Het .konijn liep zoo hard hij kon, maar
door de vele eieren die hij opgegeten
had, schöot hij niet hard op en spoedig
de voetstappen van de wolf
De
vaarl
werdi
herbe
«ellii
van
Indië
verde
een t
Me:
bet c
maak
«ien
Alle
Christ
het v
(V. I
een
Neder
benad
van
heel 1
het oc
Alge
aan
econoi
al ble
tig n
niet a
De
vond
uitslui
DORP
e venal*
de kort
naar z
gecrir.g
JANSS
heid de
de toef
ter sle<
geval i
vallen
noodlijt
werden
tholiekt
lasten
pleitte
winsten
kers er
sprak o
uitkome
noo«ijd
Het
gluren,
pansche
penetra
derhanc
drag? I
Mendels
Een a
Ronde-1
stige st
door dei
Ned. In
krijgen?
vóór, m
schuwde
vulbere
einddoel
nen Rij!
hoe stol
niet opg
De he
enthousi
beleid; i
siemaati
dat de
trouwen
Indië d
dan hlei
worden
deze zijr
dat ook
gen vooi
de N. S
vergader
varen, w
Colijn zi
dische d
aanval i
klaarde
De N.
«oo verk
Colijn a
trouwen
Nieuw
ten won
MINIS
had, den
fing te 1
Europee:
de Mini
heeft zie
volking 1
zich van
defensie
de grens
stand! t
doen?
De be1
zwaar h
na lisme
mocht
o n natio
B-. den
mach tast
blijkbaar
in hooge
..Moet
de heer
„Wórd
Uw pers
Behalve waterhoentjes zie je ook altijd
meerkoeten. Die zijn grooter en zwarter van
kleur. Boven den snavel hebben zij ’n witte
vlek. Hun eieren zijn ook grooter, dan die
van het waterhoentje. Meerkoeteieren zijn
ongeveer vijf centimeter lang, die van het
waterhoentje vier. De meerkoet komt ook
in alle veenpiassen voor, hij kraait niet,
maar laat een soort keffend geluid hooren,
dat als „koet, koet” klinkt. Ook maken
meerkoeten wel een geluid, dat klinkt, alsof
iemand met een hamer op een paaltje slaat.
De teenen zijn door breedere zwemvliezen
omgeven.
De nesten van meerkoeten staan gewoon
lijk in het water en zijn gemaakt van doo-
de bladeren en stengels.”
„Ik heb eens een kwartelkoning (Fig. 3)
gezien” vertelde Bram. „Die is immers fa
milie van de waterhoentjes?" „Ja zeker,
maar de kwartelkoning is veel lichter van
kleur, meer geelbruin. Hij is een echte trek
vogel, die pas in Mei in het land komt.
Over 1
Viel no
maar
Het ai
olie voni
Haar he
®en bel
«bn.
de
schoot
hoorde hij
achter zich.
Gelukkig zag hij net bijtijds een hollen
boom en
De ingang was te smal voor den wolf en
daar stond hij nu.
Daar kwam de schildpad aan.
„Nicht Schildpad,’’ riep Isegrim, „je hebt
zeker wel gemerkt dat neef Wip al je eieren
gestolen heeft. Ik zag het net en wilde hem
daarvoor straffen, maar nu is hij hier in
dit gat gekropen. Als jij nu even oplet,
ga ik naar huis om een bijl te halen en
dezen boom om te hakken.”
Vergeten is de winter,
ThuisblijvenNiets daarvan,
't Is nu alleen de lente
Die ons wat schelen kan!
47 onderwijsinstellingen te Amsterdam namen deel aan de schoolschaakwedstrijden,
welke deze week in het Hervormd Lyceum in dt hoofdstad werden gehouden. Een kijkje tijdens de
match
Miepsie Snor ging naar een winkel.
En hij kocht een keurig stel
Menschenkleeren en die stonden
Hem, zoo dacht hij, wonderwel!
Zoo loopt Miepsie Snor, de kater.
Keurig uitgedost op straat,
Waar een iedereen het poesje
Vol verwondering gadeslaat!
En een elk lacht zich om Miepsie
Met z’n malle kleeren slap.
Alle poesen roepen vroolijk:
„Kijk die Miepsie, wat een grap!
Kjjk z’n hoed eens en z’n jasje,
Neen maar, wat een malle piet.
Is ’t niet om je slap te lachen,
Als je daar dien Miepsie ziet!’’
Toen is Miepsie Snor, de kater.
Stilletjes naar huis gegaan.
En hjj bromde: „neen, die kleeren
Doe ik voorloopig niet meer aan!"
En hij trok z’n bloes en jasje
Uit en borg ze in de kast.
En dat hij werd uitgelachen,
Daarvan had hij nooit meer last!
museum, ik geloof, dat ze daar allemaal
voorkomen. Bulten zie je ze lang niet zoo
vaak als waterhoentjes en meerkoeten.
Maar kijk, de-régen heeft opgehouden en
de zon schijnt. Wat zonden jullie er van
zeggen, als we nog even een eindje om
liepen??"
Daar had niemand wat op tegen, ze liepen
met flinken pas een eind om en kwamen
juist bijtijds voor het eten thuis.
De G. 1, het nieuwe gevechtsvliegtuig
der Nederlandsche Luchtmacht, maakte
Woensdagmiddag op het vliegveld
Welschap te Eindhoven demonstratie
vluchten
Henk was weer eens overgekomen en na
tuurlijk.... regende het, dat het goot.
Dat was een teleurstelling voor de club,
die een wandeling had willen maken. Maar,
geen nood, in de kamer was het gezellig.
Kees, Bram, Mientje en Toos waren bijeen,
de andere clubleden hadden geen gelegen
heid gehad, om te komen, 't Kostte niet veel
moeite Henk aan het praten te krijgen. „Ik
heb onderweg weer zooveel watervogels ge
zien” begon hij. „Overal waar spooksloten en
plassen waren, kon je waterhoentjes (Fig.
1) en meerkoeten (Fig. 2) zien. Waterhoen
tjes zijn toch zulke grappige dieren. Hun
kleur is bronsgroen en ze hebben boven den
snavel een rood plaatje. Wisten jullie, dat
de naam waterhoentjes niet alleen op hun
lichaamsvorm slaat, maar ook op het ge
luid, dat het mannetje maakt? HIJ laat
heusch een kraaiend geluid hooren. In het
voorjaar hoor je zijn „krie, krie” soms heel
hard en aanhoudend, zelfs ’s nachts.
Met zijn lange teenen (Fig. 1) loopt hij
over de groote waterleliebladeren, de plom-
pebladeren. Nesten maken de waterhoentjes
op de hooge bulten, die je in de fhoerassen
vindt en waar de zeggen, die grassen met
driekantige stengels, waar je je zoo leelljk
aan snijden kunt, op groeien. Soms kiezen
ze voor hun nestbouw boomstompen uit en
zelfs maken sommige waterhoentjes hun
nest in boomen.
plaatsen schildpadnesten vol
wolf bewaarde ze zorgvuiHio
„Waarom
het konijn.
,Jk houd er niet van als ze rauw zijn
antwoordde de wolf, „maar ik kook ze er
dan zijn ze heerlijk!"
Ze wandelden verder en vonden op ver
■ehillende
eieren. De
Nauwelijks was de wolf weg, of het ko
nijn riep vanuit den boom:
„Nicht Schildpad, luister eens. De wolf
heeft zelf je eieren gestolen, hoor! Kijk
hier maar in dit gat of er ook een van je
eieren te vinden is.”
De schildpad stak haar kop naar binnen,
maar vlug wierp het konijn haar fijne hout-
molm in de oogen, zoodat zij niets meer
kon zien en maar in haar oogen wreef.
Van die gelegenheid maakte het konijn
dankbaar gebruik om de plaat te poetsen.
Na enkele minuten kwam de wolf terug
en vond niemand meer.
Ja, daar bij de rivier stond de schildpad
haar oogen uit te wasschen. Hij werd zoo
boos op haar, dat hij met opgeheven bijl
op haar losstormde. De schildpad liet zich
vlug in het water zakken, maar nog net
raakte de wolf haar staart, zoodat er een
flink stuk afgehakt werd. En sedert dien
tijd hebben al de schildpadden zoo’n kort
staartje. Als je het niet gelooft vertel ik
nooit meer iets....
Kapitein luitenant ter zee J. G. v. d.
Berg, die als opvolger van kolonel
L A. C. M. Doorman belast is met het
commando der Onderzeedienst-kazerne
te den Helder f
roeger waren konijnen lang niet zoo
dom als tegenwoordig en menig dier
werd door hen voor den mal gehou
den. Ik zal je eens zoo’n gevalletje ver
tellen.
Een konijn had eens flinken honger,
maar kon niets vinden om zijn knorrende
maag mee te vullen. Ten einde raad ging
het maar naar den wolf, die nog zoo’n
beetje familie van hem was.
„Wie is daar?” riep de wolf toen het ko
nijn aanklopte.
,;Neef Wip," riep het konijn.
„Wat moet je,” zei de wolf wrevelig,
want hij wou het konijn niet binnen laten,
omdat hij net aan zijn laatste stukje
vleesch bezig was en daar het konijn niet
van mee wilde laten proeven.
,4a.... he....” antwoordde het konijn,
die wel hoorde dat Isegrim In niet al te
beste stemming verkeerde, „ik wou Je vra
gen of je misschien mee ging om schild
padeieren te zoeken.” A
„Wat anders,” riep de wolf en een mo
ment later stond hij al met een schop en
een mand naast het konijn.
Samen gingen ze op stap en na een fer
me wandeling bereikten ze een bosch.
„Waar moet je nu die schildpadeieren
zoeken?” vroeg de wolf, wel wat verlegen
dat hij dat niet eens wist.
,4e kunt ze zoo niet zien,” zei het konijn,
„want de schildpad is slim. Die legt haar
eieren in den grond en gooit er dan wat
zand en bladeren over heen. Maar ze ver.
geet bij het weggaan haar spoor uit te
wisschen en dus weet ik altijd precies
waar ze te vinden zijn. Kijk, hier is weet
zoo’n spoor en daar verderop, die kleine
verhooging, dat is vast en zeker een nest.’
Ze gingen kijken en waarempel, er lag
een heele partij versche eieren.
De wolf legde zijn aandeel in het mandje,
maar het konijn schrokte de zijne direct op
bewaar jij je eieren?” vroeg
maar het konijn schrokte ze allemaal
Eindelijk hadden ze er genoeg van
gingen naar huis.
Het konijn vond het echter zonde van
de eitjes in den mand en zon op een mid
del om ze in zijn bezit te krijgen.
„Zeg oom,” zei hij tenslotte, „ik had
mijn moeder beloofd een stuk of tien
eie’ren mee te brengen. Dat ben ik totaal
vergeten. Zou ik er geen tien van jou kun
nen krijgen?”
„Best,” antwoordde de wolf, „als je ten
minste nog eens eieren met me gaat zoe
ken. Want jij kunt dat beter dan ik.”
Het konijn beloofde dat en sprong naar
huis. Daar legde hjj de eieren neer en liep
toen vlug terug naar de hut van Isegrim.
Hij ging vlak voor dp deur liggen en gilde zoo
hard dat de wolf ijlings naar buiten kwam.
.Auwwww.” huilde het konijn, „auwwww.
mijn buik doet zoo zeer. Ik ben vast ver
giftigd door de eieren. Auwwww, haal den
dokter, anders ga ik beslist dood!”
De wolf ging direct op zoek naar
dokter en het konijn, dat wist hoe ver de
dokter woonde, ging op zijn gemak naar
binnen om de eieren van Isegrim op te
eten.
Maar nauwelijks had hij er een stuk of
tien naar binnen gewerkt of daar hoorde
hij Isegrim al aankomen:
„Wat een bof, dokter Nllpardia, dat ik
je net onderweg trof. Neef konijn ligt op
sterven.... hij heeft vreesdijke buikpij
nen.”
Het konijn wist eerst niet waar zich te
redden, maar gelukkig stond het venster
open en met één sprong was hij naar bui
ten en liep wat hij loopen kon.
Toen de wolf binnen kwam zag hij dat
zijn eieren gestolen waren.
„Bedrieger schreeuwde hij „als ik je te
mokken kriie nou