Het Zeemonster van Nagasaki <KctcebAaal can den daq H F 250.- F 750.- Een week vol verschrikkingen 4L NAAR HET ENCELSCH van De oorzaken kanker ZATERDAG 17 APRIL 1937 Generaal Bertrand In het Britsch museum IS Belangrijke nagelaten manuscrip ten over Napoleon Russische onderzoekingen Kardinaal en dictator ATT f A TX^KTATT? °P <Ut blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7 Cf) bij levepslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7Cf) bjj een ongeval met /X I .1 ,r, riV/| 1 I w l« O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies‘van beide armen, belde beenen of beide oogen A sJ\Ja doodelljken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 1 222 I „Medicus”. o werd. alle gezwellen op voorzichtigheid M. B. en va 1 meenam. Maar er gebeurde niets. Den volgenden morgen werden Drein Piet om vijf uur gewekt en vervolgden ze hun weg. Het en zeemonster was thans reeds aan. beiden gehecht, zoodat ze er niet veel moeite mee hadden. 3 Val?.... verschrikkelijke kwelling (Wordt vervolgd) Ook Piet Prikkel stapelde van alles voor zijn deur. Bovendien legde hij achter de deur een blaasbalg, waaraan een trompet was verbonden. Als er nu een struikrooover zou komen, trapte hij op de blaasbalg en dan zou de trompet Piet Prikkel wakker maken. - (Faarom was Val zoo in alle stilte weggi Waarom had hij, ook in zijn brief, een* vri! van om vuur deze in mijn leed, dat ik in op den voortgang van steeds voor mjj uit was be va irJ 19 pr Er 81, m< nx are wi art pl w< la en bc 01 10 VI va M t J 0 h ▼1 of SC I* n< m* W Maar dit zijn slechts gissingen. De oplossing ui het raadsel zal wellicht een volgende gene- itie hooren. Op dit oogenbllk liggen de mé- oires van generaal Bertrand welbewaard in n safe van een groote bank te Parijs. het hem ik u dat eenigszins geen Gertrude gezegd had, en vrij onstuimig riep ik nu weer: .jiatuurlUkl Ik kan je niet dwingen, het mij te vertellen. Bewaar je geheim, danl Ongelukkiger wijs hoor ik niet tot die zachte, lieve schep seltjes. die een blind vertrouwen hebben in de bij verlies van een hand, een voet of een oog. ravin von Zwinzler had de knappe dame, f y die in hetzelfde hotel als zij logeerde, al meermalen aandachtig gadegeslagen. Zij herkende pertinent in haar het boeiende type van een geboren aristocrate, die volkomen de kunst verstond zich zoo te gedragen, als haar omgeving noodzakeUjk maakte. En Oravln von Zwinzler hield uitermate van dit genre, daar ook zij een Ingeboren afkeer had van alle stijve conventie en onnatuurlijke. protocolatre om gangsvormen. Van haar kamenierster was ze te weten gekomen, dat de dame in kwestie zich Genevieve Laranche noemde en de echtgenoote van een vooraanstaand antiquair was. öf ze inderdaad van voorname afkomst was. was haar niet’ met zooveel woorden medegedeeld, maar in dit opzicht vertrouwde gravin von Zwinzler volkomen op haar eigen waarnemingen. En zoo was het de gravin in het geheel niet onwelgevallig, toen op den derden middag van haar verblijf te Nice madame Laranche op het fraaie hotelterras een gesprek met haar aan knoopte. dat zoo afwisselend en zoo charmant werd gevoerd, dat eerst de bel voor het diner er een einde aan maakte. „Ik houd het dus voor afgesproken, madame, dat mij morgenochtend de eer te beurt valt met u een wandeling te gaan maken.” toen had gravin von Zwinzler haar nieuwe kennisse har- telijk de hand gedrukt en was, opgewekter dan zij zich in weken gevoeld had, de dlner-zaal binnengegaan. "t Was den heeren heusch niet kwalijk te ne men als zij even langer dan de goede manieren gedoogden, hun blik gevestigd hielden op de beide dames, die, gekleed in een met verfijnden -smaak samengesteld wandelcoetuum, vroolijk en ongedwongen langs den breeden boulevard wan delden. Nu en dan weerklonk een kristal-hel- dere gulle lach, die aan de jongste der beide da mes werd toebedacht, hoewel dit lang niet ze ker behoefde te zijn. Het gesprek had Juist zijn climax bereikt, de nieuwste modesnufjes waren ter sprake geko men. toen madame Laranche in eens enkele pas jes ter zjjde deed en dan met een verrukt ge baar haar hand vooruitbracht. .Dag Leon! Dat is waarlijk een verrassing, jou hier te ontmoeten. Hoe komt het eigenlijk wel, dat jij hier in de Rivièra toeft? Ik dacht dat je in Londen was. Maar excuseer, laat me je eerst evell aan deze dame voorstellen: mr. Leon Duvaliergravin von Zwinzler.” Over en weer werd „heel aangenaam” gezegd, waarop Leon Duvalier den dames verzocht hem de eer te willen aandoen, met hem een kop koffie te drinken, een uitnoodiging die niet dan na eenig tegenstribbelen werd aanvaard. Toen moest Gravin von Zwinzler erkennen, dat da kennissen van madame Laranche minstens even interessant waren als zij zelf. Leon Duvalier zag er uit als door een ringetje te halen en was een vlot, maar bovenal amusant causeur, die het gezelschap met zijn gevatte opmerkin gen uitstekend wist te vermaken. Eenlge dagen later het weer leende zich, allerminst tot een wandeling zaten de belde dames weer bijeen In de tuinzaal van het res taurant. Een onverwachte wending In het ge sprek bracht Leon Duvalier in het geding. „Nu we toch over hebben, wil iets zeggen, u wel mannen in het algemeen en ook kan ik niet voorgeven, dat ik met iets ingenomen ben, als dit in waarheid niet zoo is; dus Is het je eigen schuld, als hier onaangenaamheden tusschen ons uit voortkomen.” Hij nam zijn hoed en het hart klopte mij in de keel bij de gedachte, dat hij, zonder een woord meer te zeggen, zou gaan; maar hij kwam terug, toen h(j halverwege de deur was en zich over mij heenbuigend, kuste hjj mjjn koud, half-afge- wend gezicht. „Ik zou geen onaangenaamheden tusschen ons kunnen velen, liefste! Om bij je te zijn en toch op een afstand te blijven, zou mij een Tantalus kwelling wezen; dus, totdat deze onverkwikke lijke zaak van de baan is, geloof Ik, dat Ik maar bij Je wegblijf." „Blijf dan maar weg, zoolang als je wilt!” zei ik nijdig, geprikkeld door zijn kalmte, „en kom geen oogenbllk eerder terug, dan Je eigen gevoe lens je dit ingeven!' „Wreede, kleine Bunny!” was al wat hij zei, ging, en trok de deur achter zich toe. Ik stond met de hand op mijn kloppend hart, tot ik de voordeur hoorde dichtslaan en een paar minuten later het tuinhek eveneens.... HU was weg; onherroepelijk wég!.... Ik liet mij in een stoel vallen, hevig ontsteld. Wat had ik gedaan? Was dit een volslagen breuk?.... O, wat een onuitstaanbare ge dachte Misschien dat hij nu Gertrude Man ning het hof maakte.... „Bunny, mijn kind, begin niet achterdochtig te worden! Ik geloof niet méér in geheimen dan I, jij, maar ik denk, dat Brentmore's stilzwijgen het gevolg is van overhaasting en vergeetachtig heid. Morgen zal je van hem hooren, of anders zal hij Je alles vertellen, wanneer hij terug is. Weigert h(j dit, dan is het nóg tljds genoeg, om over .geheimhouding,” enz.-je gaan praten. Roep geen moeilijkheden op. kleine meld!” .Dat zal ik ook niet doen!” riep ik vastbeslo ten. .Met het grootste geduld zal ik wachten, tot hij terugkomt en ik zal naar geen enkele booze toespeling luisteren! Hij zal mij zeker alles vertellen, als ik er hem naar vraag.” HOOFDSTUK II Val bleef drie dagen weg en toen hij terug was, kwam hij regelrecht van het station bij mij aan. Toen ik hem op het tuinpad zag, voelde ik, dat al mijn twijfel en mijn achterdocht een groot onrecht waren geweest jegens hem; en toen hij zijn krachtige armen om mij heensloeg en mij vasthield, of hij mij niet meer wilde laten gaan. voelde ik mij bitter beschaamd over mijzelve. Maar toen wij al bijna een half uur bijeen waren geweest, zich reeds een paar pauzes in het gesprek hadden voorgedaan en hij nog niets verteld had van de reden van zijn afwezig heid, begon ik te denken, dat mijn twijfel mis schien toch nog niet zoo ongegrond was. Hij hield zich in ieder geval niet aan onze overeenkomst, dat wij geen geheimen voor elkaar zouden hebben. Zou ik hem nu op den man af mij dat er iets schaamt!" „Maar Bunny!” „Ja, natuurlijk, dat is zoo!” draafde ik door. ,4e houdt je doen en laten niet zoo verborgen, als er niets achter steekt.” Alweer trad hij naar het venster, maar, toen h(j nu ditmaal terugkwam, legde hjj mij de han den op de schouders en zei met grooten nadruk: „In je drift zeg je dingen, waar je spijt van zult hebben, als je weer tot kalmte bent-’geko- men. Er is niets .minder fraais” aan dit bezoek van mij aan Londen; maar ik heb er mijn rede nen voor, om te verlangen, dat je er liever nog niet alles van weet. Misschien gaat het mij nog meer ter harte dan jou. dat ik de eerste moet zijn, die onze afspraak vai> wederzjjdschen onbe grensd vertrouwen moet schenden. Kan je nu niet zonder nadere toelichting in mij gelooven. Bunny?” Terwijl ik hem in de oogen keek, voelde ik gedurende een halve minuut, dat ik hem ook waarlijk vertrouwen kón.... Maar, helaas, daar kwam de herinnering weer bij mij op aan het- vragen, waar hij geweest was en wat hij gedaan had?.... Waarom niet?.... Mijn nieuwsgierig heid was niet meer dhn natuurlijk; dus vroeg ik hem dan ook: „Waar heb je je zoo lang schuil gehouden sinds Maandag?” .Schuil gehouden?” vroeg hij en keek wat ver rast bjj die uitdrukking. „Ja, zeker. Ik kan er geen anderen term voor vinden „Ik ben het grootste deel van den tijd in Lon den geweest.” Op onverklaarbare wijze wist ik. dat mijn vraag hem niet aanstond. Toen ik dit besefte, kwam mijn achterdocht met vernieuwde kracht boven. Maar nü stond het dan ook bij mij vast, dat ik alles weten zou. „Dit is al een heel welnlg-zeggende toelichting voor een afwezigheid van drie dagen, Val,” zei ik, met een poging tot glimlachen. .Heb je mij niet wat meer te vertellen, dan dat je het groot ste deel van den tijd in Londen bent geweest?" In plaats van dadelijk te antwoorden, stond hij op en trad aan het venster: „Om zijn schuld bewust gelaat te verbergen," klonk er een stem in mij. „Hoor eens hier. Bunny," zei hij, zich ineens weer tot mij wendend, ,4k heb niet graag, dat je mij verder vragen doet betreffende mijn uit stapje." „Zoo?” zei ik sarcastisch. „Niet alleen, dat ik je vragen zal doen, ik heb ze ook graag beant woord! Jijzelf hebt toch die afspraak gemaakt, dat er geen geheimen tusschen ons zouden zijn? Nu moet je er je opk aan houden!” Een auto, die rechts van den weg stilstaat, be hoeft geen andere verlichting te voeren dan aan zijn llnkerzljwand een naar voren wit en naar achteren rood licht gevende lamp (gerekend van de bestuurderszltplaats af. (Indien geen enkel deel van den wagen verder dan 30 meter van een brandende straatlantaarn verwijderd is, mogen MIe lichten gedoofd zijn.) Nu kwamen er weer andere moeilijkheden voor de beide vrienden, die intusschen Arable hadden bereikt. Men was daar echter niets gesteld op vreemde indringers en reeds aan de grens werden ze door een soldaat aangehouden, die zei, dat ze niet verder mochten. De litteratuur over Napoleon heeft tn de hon derd jaren na zijn dood zulk een omvang aan genomen. dat zij slechts nog door specialiste:! in haar geheel te overzien is. Des te eigenaar diger moet men wei he‘t feit vinden, dat er tot op den huidigen dag een verzameling mémoires aan ontbreekt, welke 'ongetwijfeld tot de be langrijkste behooren, namelijk die van Generaal Bertrand. Bertrand is het. van wien de Keizer eenmaal gezegd heeft„Zijn naam is onafscheidelijk verbonden met den mijnen. Zoolang ik in de herinnering voortleef, zoolang zal ook Bertrand herdacht worden." Bertrand is als grqptmaarschalk een der meest intieme vrienden van den keizer geweest en hem menschelijk nog nader gekomen gedu rende de jaren In ballingschap; Bertrand was het ook. die tezamen met Montholon en Mar chand. door Napoleon tot voltrekker van zijn testament werd aangewezen. Welnu, generaal Bertrand, die den Keizer 23 jaar overleefde, heeft een belangrijke reeks van manuscripten nagelaten. Het zijn werken over strategie, berichten over zijn veldtochten, de geschiedenis van zijn eigen leven en derge; lijke. Maar het belangrijkste daarvan moeten ongetwijfeld zijn mémoires over Napoleon „As ik het je vertelde, Bunny, dan zou ik maar eindigen met je ongelukkig te maken en dit sou ik niet graag doen!” .Door die hatelijke geheimzinnigheid maak je juist ongelukkig! Daardoor ga Ik denken, er iets achter schuilt, waar Je Je over blijven staren, tot de terugkeer van vader mij uit mjjn droomerjjen wekte. „Wel, Bunny." riep hij opgeruimd als altijd wanneer hjj zijn „oogappel” toesprak, „wat is er gebeurd, kindje? Er is bijna geen vuur meer in den haard en Je ziet er uit, of het leed van heel de wereld, op je schouders rustte Ik belde, dat ze den haard nog zouden red den van den ondergang en zei toen ,Het spijt mij erg, vader, dat ik het vuur ver geten heb...." „Vergëten?.Terwijl Jeer vlak bij zat? Hoor eens. Bunny,” en hij hield de hand onder mijn kin en trok mijn gezicht naar zich toe, „wat heeft je zoo ongelukkig gemaakt?” Ik zou hem niet hebben kunnen antwoorden, zonder in snikken uit te barsten; dus overhan digde ik hem Vai's briefje, zonder een woord te spreken en bleef hem gadeslaan, terwijl hij las. „Dwaas kindje, dat Je bent! Is die tragische uitdrukking op je gezichtje te voorschijn geroe pen door zoon onbeduidende afwezigheid van Ik dacht op z'n minst, dat hij naar Australië was vertrokken, of dat je er hem op betrapt had, dat hij het hof maakte aan een ander.” „Het gaan op zichzelf vond ik nu niet zoo erg, vader, maar het geheimzinnige van het geheel. Hij zegt er geen woord van, waar hij heengaat en om welke reden; hij heeft ook niet geschreven, dat hij graag wat van mij zou willen hooren gedurende zijn afwezigheid.” Vader trok mij naar zich toe en zei hoogst- ernstig: inzichten om te smeden. Dezelfde smeuling. die uitlaaide in den brand van duizenden kerken: een heldensch offervuur bjj de hekatomben vaif zoovelen, die hun leven aan God hadden toe gewijd. Twee moeilijk te vergelijken figuren, hoe wel ze allebei wal zeer vreedzaam, als gewone bezoekers van een beroemd museum, herhaalde malen naast elkaar zullen hebben plaats ge nomen. De man der gehoorzame, pijnlijk consciëntieuze arbeid, de goede knecht die met zijn geestestalenten wist te woekeren, naast de man in wien toen reeds een vulkanisch vuur moet hebben gegloeid. Maar die toch ook een man was van scherp, logisch inzicht, die vol keren omvatte met zijn blik en geheime werkin gen wist té bespeuren, welke pas na jaren ten volle openbaar zouden worden. En die in ijzeren training van den eigen wil de kracht moet hebben gevonden, om als een transfor mator deze spanningen te kunnen opvoeren tot onweers-sterkte. Aan wien zal het nageslacht met meer liefde denken? Aan den toegewijden beschrijver van zooveel eerbiedwaardige tradities, die altijd nog levenskracht aan het grijzende Europa schen kel? Of aan den ras-omwentelaar, die een ge heel nieuwe wereld op rookende puinhoopen wilde grondvesten? Wjj zullen deze vragen niet verder onder zoeken, al was het alleen maar omdat deze mannen inderdaad al zéér moeilijk met elkaar te vergelijken zijn! Maar toch leek het ons, of we in den volgeling van Benedictus van Nurcla en in den Russischen revolutionnalr de symbolen konden zien van krachten, welke de wereld kunnen genezen of tot onherstel bare ziekten kunnen voeren. zijn, over de laatste regeerlngsjaren in de Tul le néén, over het keizerlijke hof en de dagen der ballingschap op St. Helena. Wat nu deze mémoires betreft, zij zijn hoege naamd onbekend gebleven en slechts weinig biografen van Napoleon maken melding van het feit dat zjj bestaan. Hoe komt het, dat deze belangrijke getuigenissen zoo geheel aan de pu bliciteit onttrokken zijn gebleven? Toen Bertrand in '44 stierf (een soldaat van het oude slag heeft zijn vooroordeelen. en Ber trand was er ook in zijn ouderdom niet toe te bewegen warm ondergoed te dragen, zoodat een gewone verkoudheid de oorzaak werd van zijn dcfcxi) heeft hij bij testament zijn mémoires ver maakt aan zijn dochter. En tegelijk beschikt, dat zij niet gepubliceerd mochten wtorden. De dochter van Napoleon s grootmaarschalk huwde met den Amerikaan Tayer, die zich in Frankrijk liet naturaliseeren en op hoogen leeftijd lid van den Franschen Senaat Het manuscript over Napoleon werd nu nog strenger bewaakt dan vroeger. Na den dood van haar man wilde Madame Tayer het geheim zinnige werk niet langer in huis bewaren en zij gaf het aan een ouden en toegewijden vriend, een beambte op het Ministerie van Financiën. Vier jaar later stierf Madame Tayer. De huis vriend hield het hem toevertrouwde pand in zijn brandkast en beschikte in zijn testament, dat zijn zoon hetzelfde zou doen. Deze zoon van Madame Tayer's vertrouwden vriend, een Monsieur R heeft tot op vandaag 't manuscript nog in zijn bezit. Het spreekt vanzelf, dat het niet ontbroken heeft aan pogingen om hem dit kostbaar stuk te ontlokken: beroemde bibliotheken hebben er groote sommen voor geboden. Amerikaansche verzamelaars nog grootere. Ook de Fransche Staat heeft zich niet onbetuigd gelaten. Maar dit alles heeft niet de minste uitwerking gehad op mijnheer R., die, volgens zijns vaders laat- sten wil, het manuscript getrouwelijk aan de oogen van zijn medemenschen onttrekt en eer der van zins schijnt, het gedeeltelijk te ver nietigen. dan het ter publicatie te geven. Natuurlijk zijn er rondom deze verborgen mé moires allerlei geruchten ontstaan. Als waar schijnlijk neemt men aan. dat de Napoleon van Bertrand niet identiek is met den held, dien alle schoolkinderen ter wereld in hun geschie denisboeken vinden. Men zegt, dat deze Napo leon niets anders is. dan een gewoon, al te ge woon. door avonturen en ziekte gesloopt mensch. vol leelijke trekken en bitterheid. Ook Wordt wel vermoed, dat er een geheel ander pijnlijk geheim door Bertrand werd opgeteekend, n.l. 't geheim van Napoleon's dood, van zijn verwqeste ingewanden, die door de artsen, die de sectie verrichtten, verwonderd bekeken werden; van het testament, waarin de keizer, door donkere voorgevoelens gedreven, de sectie zelf geëlscht het kankervraagstuk hiermede zal nog een lange weg van proefnemingen te bewandelen zijn voor men op een ongevaarHjke manier deze nieuwe geneeswijze ook bij men- schen kan toepassen. Bovendien fs het natuur- Hjk nog de vraag of deze by den mensch ook effect heeft. Maar al zou onverhoopt blijken dat dit niet het geval is. dan mag men toch hopen, dat de door deze Russische onderzoekers aangegeven richting de oogen van andere ge leerden voor nieuwe mogelijkheden zal openen en zoodoende toch zal medewerken tot het ver krijgen van de reeds lang verbelde, doeltref fende geneeswijze. .Jk kan u niet zeggen, Edelachtbare,” ver klaarde de gravin von Zwinzler later voor het gerecht, „hoe blij ik.was eenlge voorzorgsmaat regelen te hebben genomen. De gedachte, die madame Laranche mjj ontvouwde, heb ik aan vankelijk als bijzonder oorspronkelijk gewaar deerd. Ik besloot toen de comedie te vervolma ken en betrok twee vrienden in mijn plannetje. Zij zouden zich op de gang verdekt opstellen en Leon Duvalier bjj het verlaten van mijn kamer op hun beurt mijn toiletten ontnemen. Ik voel de er niets voor die soirée in „Westminster" ter- wille van zoo n naïeveling mis te loopen. En zie, de verliefde Leon heeft zich zoo vergist, dat hjj in plaats van mijn japonnen, mijn juweelen En hoewel mijn vrienden vanzelf sprekend daar ook niet op waren voorbereid, geloof ik toch wel, dat ze zich met meer ple zier dan anders van hun opdracht hebben ge kweten Met Leon Duvalier, die een geroutineerde ho teldiet van internationale reputatie bleek te zijn, werd madame Laranche als zjjn echtgenoote en medeplichtige ontmaskerd en gevonnist. «■ssessstssesasssissttsstsssstssssssisttsssiatsKsstg^ I De charmante kennissen "aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaata»* „J zal verbazen”” Geamuseerd zag madame lAfkn- che Je gravin aan. „Zoo? Laat maar eens hooren.” „Toen u Leon gisteren ontmoette, hebt u met hem klaarblijkelijk gesproken over het bal- champétre, dat morgenavond in Westminster gegeven wordt." „Dat kan wel zijn. En wat zou dat?” „Het heeft hem wel eenigszins teleurgesteld, dat u daar heen ging met een ander dan hem. Ik weet niet waaraan hij het recht ontleende tot het maken van deze opmerking, maar hij heeft het mij precies zoo gezegd." De gravin trok even met haar wenkbrauwen. „En weet u wat die naïeveling nu van plan Is?" Even zweeg madame Laranche en observeerde haar dlschgenoote scherp. Dan vervolgde ze fluisterend .Hij wil morgenavond, kort voor u zich naar het soirée denkt te begeven, bij u Inbreken en uw baltoiletten rooven. zoodat u niet kunt uit gaan! Eigenlijk had ik dit krijgsplan voor u gehétm moeten houden, maar van den anderen kant wil ik u toch een onaangename sensatie, die eigenlijk niets te beduiden heeft, besparen. Ik zou u willên advlseeren: gaat u rustig op die comedie in. Leon brengt u den volgenden dag uw japonnen toch weer terug!” Voelde Gravin von Zwinzler eerst niet veel voor dit denkbeeld, allengs helde ze er toch naar over. En zoo wachtte ze den volgenden avond met ongeveinsde belangstelling op de dingen die komen zouden. Hoe zeker ze ook was van Leon Duvaller’s komst, toch schrok ze wel even, toen een ge maskerd man door het geopende venster haar hotelkamer binnendrong. Onmiddelljjk richtte hij een revolver op de gravin en beval: „Draalt u zich oogenblikkelijk om, madame. Waagt he£ nlet om hulp te roepen, want dan zal ik geen moment aarzelen van mijn vuur wapen gebruik te maken!” Gedwee volgde de gravin het bevel op en hoorde hoe achter haar rug de man de kasten opende en daar eenigen tijd in rond zocht. Dan verdween hij even schielijk uit de kaber als hij er gekomen was. Het volgende oogenbllk hoorde zjj op de gang een oorverdoovend lawaai, be sloten met een hartstochteljjken woedenden schreeuw. Twee mannen hadden den .Inbreker” gevat en hem zijn buit afhandig gemaakt. grijpen. In alle wetenschappelijke centra dan ook naarstig naar de oorzaken ontstaan van kanker gezocht, omdat terecht beschouwt als de eerste schrede op den weg die voert naar een doeltreffende the rapie, een therapie n.l. die de zaak in de kern aanvat. Ondertusschen blijft de ziekte dagelijks haar slachtoffers efschen Des te vreUgdevoller stemt ons dus het be richt uit het Microbiologische Forschungs- institut te Moskou, dat men daar, met over-' slaan van bovenbeschreven eerste etappe, er in geslaagd zou zijn, sommige, kunstmatig ver wekte gezwellen bij dieren op eén orlglneele manier te doen verdwijnen. Voor we echter in nadere bijzonderheden hier over treden, zullen we eerst in enkele korte trekken schetsen wat ons tegenwoordig over kanker bekend fs. Zooals de meeste lezers wel zullen weten is kanker een bepaald soort kwaadaardig gezwel. Voor goed begrip diene het volgende: Cellen zijn microscopisch kleine levende deel tjes van ons organisme. Zooals de steenen een huis bouwen, zoo bouwen de cellen het men- schelijk lichaam op. Men heeft verschillende ■oorten cellen. Een groep gelijkvormige cellen vormt tezamen een weefsel. Verschillende weefsels groepeeren zich op bepaalde wijze tot organen. Bij een gezwel zien we nu, dat één soort cel len in het een of andere orgaan zich uitermate sterk vermeerdert. Dit geschiedt niet bij dezelfde manier. Er zijn twee verschillende soorten We moeten namelijk onderscheid maken tusschen goed- Jhardlge en kwaadaardige gezwellen Ze verschil len In gedrag tegenover de omringende weefsels. De goedaardige gezwellen verdringen deze, schuiven ze opzij, maar groeien er niet fa, ver nietigen ze dus niet. Bjj de kwaadaardige gezwellen zien we daaren tegen, dat de gezwelcellen tusschen de cellen van het andere weefsel ingroeien en door niets te bedwingen voortwoekeren. Zelfs van orgaan tot orgaan! Wat is nu de oorzaak van het ontstaan deze gezwellen? Men kent er verschillende; slechts twee te noemen: 1. Chronische prikkeling (Virchow). 2. Het gaan woekeren van cellen die op een of andere wijze te midden van een weefsel te recht zijn gekomen waar ze niet thulshooren. Hoe of het nu echter komt dat de normale eel de eigenschappen van een gezwel aanneemt, weet men niet. Soms zijn er erfelijkheids factoren in het spel. Deze ontbreken echter ook vaak, want men kan experimenteel gezwellen verwekken bij dieren, die stammen uit families, waarin geen gezwellen voorkomen. Dan is er dus van erfelijkheid geen sprake. Een gezwel kan men ook van het ééne op het andere dier over dragen door het overenten van gezwelcellen. Van een overdracht Jn den zin van infectie is echter geen sprake. Men neigt daarom tegen woordig algemeen tot de meening, dat er tot het ontstaan van kwaadaardige gezwellen een zekere bereidheid bij de weefsels bestaat dat deze neiging tot gezwelvormlng kan zijn aangeboren of verworven (b.v. door chronische prikkeling). De mogelijkheid, een gezwel wille keurig te verwekken, maakt een nauwkeurige studie van verschillende problemen mogeltjk daar men op deze wijze den groei, den Invloed van geneeskrachtige preparaten, enz. kan be- Studeeren. Na deze lange inleiding thans iets over de onderzoekingen, die in bovengenoemd instituut in Moskou verricht zijn door G. Roskin en K Romanowa. Zjj gingen van de wetenschap uit, dat de kankercel zich in vele opzichten van normale cellen onderscheidt, bijzondere eigen schappen heeft. Zjj vermenigvuldigt zich snel ler, verbruikt veel meer voedingsstoffen, enz. Zfj hoopten nu onder deze nieuwe eigenschap pen er één te vinden, die de cel voor bepaalde invloeden gevoeliger maakte dan de normale cellen. Inderdaad slaagden zij er in zoon zwakke plek te vinden. Hierop richtten zjj hun aanval. Zij besmetten 45 muizen met Schizotrypkmum cruzf, een parasiet die zeer nauw verwant is aan den verwekker van de gevreesde slaapziekte in Afrika. Hij leeft in het bloed en in de organen van het besmette dier. Tegelijkertijd werden deze muizen geënt metkanker. Nu bleken de gezwellen bij 30 van de 45 muizen geheel te verdwijnen. (Veel plezier beleefden de muizen daarvan evenwel niet, want na verloop van tijd overleden zij aan gevolgen van de infectie). Voor contröle had men ook 45 muizen alleen met kanker geënt. Deze overleden hier alle aan. De Infectie had dus wel degelijk invloed op de gezwellen. De grootste kabeljauw, welke ooit tn de waierenrwii Santa Catalina gevangen zou zijn Alom, ook in de leekenwereld, is de vrees voor den kanker algemeen en met een zekere beklem ming zien wij, dat er van jaar tot Jaar meer menschen aan overlijden. Hoe kan men deze ontwikkeling stuiten? Dit Is tot nu toe nog niet bekend. Men weet dit kwaad dus nog niet radicaal te bezweren, al zijn er met de chirurgische the rapie. vooral in de begin-stadla. zeer fraaie re sultaten te boeken, die in vele gevallen tot blij vende genezing leiden. Natuurlijk is men hiermede nog lang niet tevreden, maar stelt men als uitelndelijk doel, een geneeswijze te vinden 41e de ziekte In de’ kiem aantast en niet slechts door verwijdering van de ziekte deelen genezing brengt. Dat men hierin nog niet slaagde. Is vooral te wijten aan onvoldoende bekendheid van het mechanisme van het ontstaan. Men weet nog niet van welken kant men de ziekte aan moet i wordt van het men dit op oe het Britsch Museum te Londen niet alleen belangwekkend is door den steen van Rosette, het gebeeldhouwde fries van het Parthenon en zooveel andere kunstschat ten, door Albion's zonen uit vrijwel alle lan den ter wereld met evenveel verzamelwoede als gebrek aan piëteit hierheen gesleept, leerde ons een belangwekkend stukje van John Gib bons in de Universe. De bekende journalist be schrijft hierin verschillende bezoekers, die hij vroeger geregeld in het Britsch Museum ont moette. De twee voornaamste daaronder, die later leder op eigen terrein zich be roemdheid zouden verwerven, waren een ze kere „Abbé” Gasquet en een zekere mijnheer Lenin. „Jaren geleden, toen hU-nog gewoon „Abbé” was, zag ik geregeld een reeds bejaarden heer in het Britsch Muvum Ik behoorde daar zelf tot de vaste bezoekers; het hoorde zoo bij mijn vak daar te zijn en anderen terecht te helpen, en aldus leerde men de stamgasten goed ken nen. Daar zag men den man die later de Lenin zou worden, wiens lichaam wordt be waard op het Roode Plein te Moskou en wiens naam door millloenen wordt gekend, en ik heb vaak naast hem gezeten. En daar was ook de priester met het onvernjD^eliJke kalotje, wiens r.aam maar weinig bekend is, en hij zit daar als het ware nog, gebogen over zijn monumen taal wetenschappelijk werk.” Wonderlijke samenloop van omstandigheden, en bijna symbolische tegenstelling! Wjj kennen den geleerden Benedictijner-Kardlnaal slechts uit zijn „Korte geschiedenis der Katholieke Kerk in Engeland”, maar de lezing van dit in zijn soort bewonderenswaardige werkje, deed ons reeds iets begrijpen van diens geheel bijzondere gaven en verdiensten. Hier spreekt de man der gerijpte inzichten, die eeuwen overziet en in hartstochtlooze, maar niet on bewogen bewoordingen ons een hooger licht weet te toonen, dat telkens door de duister nissen en nevels der geschiedenis van een I groot volk komt heenbreken. De fijne, door wetenschappelijke methoden gescherpte en verhelderde geest, wiens gevolgtrekkingen juist door hun weloverwogen voorzichtigheid de scherpte krijgen van een mes dat verdeelt, en waarheid en dwaling weten te schiften met de zekerheid, waarmee een ervaren expert zijn edelsteenen keurt. •En naast hem: Lenln. De ondanks alles heroïsche figuur, wiens invloed men lezen kan uit den verbeten trek op het bleeke gezicht van een werklooze, waaronder een geheim schijnt te smeulen. Hetzelfde vuur dat man als een bekwaam smid wist te bezigen om een groot deel van Europa en Azië naar zijn len ■wogen bewaard omtrent het eigenlijk doel van zijn reis, de plaats van zijn bestemming en den dag. dat hij terugkeerde?.... Als hjj zelf niet zoo geheimzinnig was geweest, dan zou él wal Gertrude gezegd had, totaal z’n indruk op mij gemist hebben; maar nu voelde ik mij diep ellendig, want steeds Veerklonk in mijn ooren die opmerking van den dominee: „Een verbor gen verleden staat bijna altijd gelijk met een ■lecht verleden!" Gedurende de zes weken, die achter mij lagen, had ik „Val Brentmore steeds meer lief gekre gen, met al de warmte van mijn vurig tempe- tament; ik had hem zóó hoog verheven, dat de ♦rees alleen, dat hij van zijn voetstuk zou kun nen vallen, mij een Was. Zóó verdiept was ik het geheel niet lette den tijfl en dat ik Dergelijke gunstige resultaten bereikte men ook bij infecties met een serum dat men met deze trypanosotnen bereidde. De gezwellen maken den indruk langzaam weg te smelten. Nu moet men na lezing van bovenstaande J?!'* ,me?nen dat cle therapeutische zijde van opgelost is. Er 220

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1937 | | pagina 22