Het Zeemonster van Nagasaki
<KctcebAaal can den daq
H
F 250.-
F 750.-
Een week
vol verschrikkingen
4L NAAR HET ENCELSCH
van
De oorzaken
kanker
ZATERDAG 17 APRIL 1937
Generaal Bertrand
In het Britsch museum
IS
Belangrijke nagelaten manuscrip
ten over Napoleon
Russische onderzoekingen
Kardinaal en dictator
ATT f A TX^KTATT? °P <Ut blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7 Cf) bij levepslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7Cf) bjj een ongeval met
/X I .1 ,r, riV/| 1 I w l« O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies‘van beide armen, belde beenen of beide oogen A sJ\Ja doodelljken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
1
222
I
„Medicus”.
o
werd.
alle
gezwellen op
voorzichtigheid
M. B.
en
va
1
meenam.
Maar er gebeurde niets. Den volgenden morgen werden Drein
Piet om vijf uur gewekt en vervolgden ze hun weg. Het
en
zeemonster was thans reeds aan. beiden gehecht, zoodat ze er
niet veel moeite mee hadden.
3
Val?....
verschrikkelijke kwelling
(Wordt vervolgd)
Ook Piet Prikkel stapelde van alles voor zijn deur. Bovendien
legde hij achter de deur een blaasbalg, waaraan een trompet
was verbonden. Als er nu een struikrooover zou komen, trapte
hij op de blaasbalg en dan zou de trompet Piet Prikkel wakker
maken.
- (Faarom was Val zoo in alle stilte weggi
Waarom had hij, ook in zijn brief, een* vri!
van
om
vuur
deze
in mijn leed, dat ik in
op den voortgang van
steeds voor mjj uit was
be
va
irJ
19
pr
Er
81,
m<
nx
are
wi
art
pl
w<
la
en
bc
01
10
VI
va
M
t
J
0
h
▼1
of
SC
I*
n<
m*
W
Maar dit zijn slechts gissingen. De oplossing
ui het raadsel zal wellicht een volgende gene-
itie hooren. Op dit oogenbllk liggen de mé-
oires van generaal Bertrand welbewaard in
n safe van een groote bank te Parijs.
het
hem
ik u
dat
eenigszins
geen Gertrude gezegd had, en vrij onstuimig
riep ik nu weer:
.jiatuurlUkl Ik kan je niet dwingen, het mij te
vertellen. Bewaar je geheim, danl Ongelukkiger
wijs hoor ik niet tot die zachte, lieve schep
seltjes. die een blind vertrouwen hebben in de
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
ravin von Zwinzler had de knappe dame,
f y die in hetzelfde hotel als zij logeerde, al
meermalen aandachtig gadegeslagen. Zij
herkende pertinent in haar het boeiende type
van een geboren aristocrate, die volkomen de
kunst verstond zich zoo te gedragen, als haar
omgeving noodzakeUjk maakte. En Oravln von
Zwinzler hield uitermate van dit genre, daar
ook zij een Ingeboren afkeer had van alle stijve
conventie en onnatuurlijke. protocolatre om
gangsvormen. Van haar kamenierster was ze te
weten gekomen, dat de dame in kwestie zich
Genevieve Laranche noemde en de echtgenoote
van een vooraanstaand antiquair was. öf ze
inderdaad van voorname afkomst was. was haar
niet’ met zooveel woorden medegedeeld, maar
in dit opzicht vertrouwde gravin von Zwinzler
volkomen op haar eigen waarnemingen.
En zoo was het de gravin in het geheel niet
onwelgevallig, toen op den derden middag van
haar verblijf te Nice madame Laranche op het
fraaie hotelterras een gesprek met haar aan
knoopte. dat zoo afwisselend en zoo charmant
werd gevoerd, dat eerst de bel voor het diner
er een einde aan maakte.
„Ik houd het dus voor afgesproken, madame,
dat mij morgenochtend de eer te beurt valt met
u een wandeling te gaan maken.” toen had
gravin von Zwinzler haar nieuwe kennisse har-
telijk de hand gedrukt en was, opgewekter dan
zij zich in weken gevoeld had, de dlner-zaal
binnengegaan.
"t Was den heeren heusch niet kwalijk te ne
men als zij even langer dan de goede manieren
gedoogden, hun blik gevestigd hielden op de
beide dames, die, gekleed in een met verfijnden
-smaak samengesteld wandelcoetuum, vroolijk en
ongedwongen langs den breeden boulevard wan
delden. Nu en dan weerklonk een kristal-hel-
dere gulle lach, die aan de jongste der beide da
mes werd toebedacht, hoewel dit lang niet ze
ker behoefde te zijn.
Het gesprek had Juist zijn climax bereikt, de
nieuwste modesnufjes waren ter sprake geko
men. toen madame Laranche in eens enkele pas
jes ter zjjde deed en dan met een verrukt ge
baar haar hand vooruitbracht.
.Dag Leon! Dat is waarlijk een verrassing,
jou hier te ontmoeten. Hoe komt het eigenlijk
wel, dat jij hier in de Rivièra toeft? Ik dacht
dat je in Londen was. Maar excuseer, laat me
je eerst evell aan deze dame voorstellen: mr.
Leon Duvaliergravin von Zwinzler.”
Over en weer werd „heel aangenaam” gezegd,
waarop Leon Duvalier den dames verzocht hem
de eer te willen aandoen, met hem een kop
koffie te drinken, een uitnoodiging die niet dan
na eenig tegenstribbelen werd aanvaard. Toen
moest Gravin von Zwinzler erkennen, dat da
kennissen van madame Laranche minstens even
interessant waren als zij zelf. Leon Duvalier zag
er uit als door een ringetje te halen en
was een vlot, maar bovenal amusant causeur,
die het gezelschap met zijn gevatte opmerkin
gen uitstekend wist te vermaken.
Eenlge dagen later het weer leende zich,
allerminst tot een wandeling zaten de belde
dames weer bijeen In de tuinzaal van het res
taurant. Een onverwachte wending In het ge
sprek bracht
Leon Duvalier in
het geding.
„Nu we
toch over
hebben, wil
iets zeggen,
u wel
mannen in het algemeen en ook kan ik niet
voorgeven, dat ik met iets ingenomen ben, als
dit in waarheid niet zoo is; dus Is het je eigen
schuld, als hier onaangenaamheden tusschen ons
uit voortkomen.”
Hij nam zijn hoed en het hart klopte mij in
de keel bij de gedachte, dat hij, zonder een woord
meer te zeggen, zou gaan; maar hij kwam terug,
toen h(j halverwege de deur was en zich over mij
heenbuigend, kuste hjj mjjn koud, half-afge-
wend gezicht.
„Ik zou geen onaangenaamheden tusschen ons
kunnen velen, liefste! Om bij je te zijn en toch
op een afstand te blijven, zou mij een Tantalus
kwelling wezen; dus, totdat deze onverkwikke
lijke zaak van de baan is, geloof Ik, dat Ik maar
bij Je wegblijf."
„Blijf dan maar weg, zoolang als je wilt!” zei
ik nijdig, geprikkeld door zijn kalmte, „en kom
geen oogenbllk eerder terug, dan Je eigen gevoe
lens je dit ingeven!'
„Wreede, kleine Bunny!” was al wat hij zei,
ging, en trok de deur achter zich toe.
Ik stond met de hand op mijn kloppend hart,
tot ik de voordeur hoorde dichtslaan en een paar
minuten later het tuinhek eveneens.... HU was
weg; onherroepelijk wég!....
Ik liet mij in een stoel vallen, hevig ontsteld.
Wat had ik gedaan? Was dit een volslagen
breuk?.... O, wat een onuitstaanbare ge
dachte Misschien dat hij nu Gertrude Man
ning het hof maakte....
„Bunny, mijn kind, begin niet achterdochtig
te worden! Ik geloof niet méér in geheimen dan
I, jij, maar ik denk, dat Brentmore's stilzwijgen
het gevolg is van overhaasting en vergeetachtig
heid. Morgen zal je van hem hooren, of anders
zal hij Je alles vertellen, wanneer hij terug is.
Weigert h(j dit, dan is het nóg tljds genoeg, om
over .geheimhouding,” enz.-je gaan praten.
Roep geen moeilijkheden op. kleine meld!”
.Dat zal ik ook niet doen!” riep ik vastbeslo
ten. .Met het grootste geduld zal ik wachten,
tot hij terugkomt en ik zal naar geen enkele
booze toespeling luisteren! Hij zal mij zeker
alles vertellen, als ik er hem naar vraag.”
HOOFDSTUK II
Val bleef drie dagen weg en toen hij terug
was, kwam hij regelrecht van het station bij mij
aan.
Toen ik hem op het tuinpad zag, voelde ik,
dat al mijn twijfel en mijn achterdocht een
groot onrecht waren geweest jegens hem; en toen
hij zijn krachtige armen om mij heensloeg en
mij vasthield, of hij mij niet meer wilde laten
gaan. voelde ik mij bitter beschaamd over
mijzelve.
Maar toen wij al bijna een half uur bijeen
waren geweest, zich reeds een paar pauzes in
het gesprek hadden voorgedaan en hij nog
niets verteld had van de reden van zijn afwezig
heid, begon ik te denken, dat mijn twijfel mis
schien toch nog niet zoo ongegrond was.
Hij hield zich in ieder geval niet aan onze
overeenkomst, dat wij geen geheimen voor elkaar
zouden hebben. Zou ik hem nu op den man af
mij
dat er iets
schaamt!"
„Maar Bunny!”
„Ja, natuurlijk, dat is zoo!” draafde ik door.
,4e houdt je doen en laten niet zoo verborgen,
als er niets achter steekt.”
Alweer trad hij naar het venster, maar, toen
h(j nu ditmaal terugkwam, legde hjj mij de han
den op de schouders en zei met grooten nadruk:
„In je drift zeg je dingen, waar je spijt van
zult hebben, als je weer tot kalmte bent-’geko-
men. Er is niets .minder fraais” aan dit bezoek
van mij aan Londen; maar ik heb er mijn rede
nen voor, om te verlangen, dat je er liever nog
niet alles van weet. Misschien gaat het mij nog
meer ter harte dan jou. dat ik de eerste moet
zijn, die onze afspraak vai> wederzjjdschen onbe
grensd vertrouwen moet schenden. Kan je nu
niet zonder nadere toelichting in mij gelooven.
Bunny?”
Terwijl ik hem in de oogen keek, voelde ik
gedurende een halve minuut, dat ik hem ook
waarlijk vertrouwen kón.... Maar, helaas, daar
kwam de herinnering weer bij mij op aan het-
vragen, waar hij geweest was en wat hij gedaan
had?.... Waarom niet?.... Mijn nieuwsgierig
heid was niet meer dhn natuurlijk; dus vroeg
ik hem dan ook:
„Waar heb je je zoo lang schuil gehouden sinds
Maandag?”
.Schuil gehouden?” vroeg hij en keek wat ver
rast bjj die uitdrukking.
„Ja, zeker. Ik kan er geen anderen term voor
vinden
„Ik ben het grootste deel van den tijd in Lon
den geweest.”
Op onverklaarbare wijze wist ik. dat mijn
vraag hem niet aanstond. Toen ik dit besefte,
kwam mijn achterdocht met vernieuwde kracht
boven. Maar nü stond het dan ook bij mij vast,
dat ik alles weten zou.
„Dit is al een heel welnlg-zeggende toelichting
voor een afwezigheid van drie dagen, Val,” zei
ik, met een poging tot glimlachen. .Heb je mij
niet wat meer te vertellen, dan dat je het groot
ste deel van den tijd in Londen bent geweest?"
In plaats van dadelijk te antwoorden, stond
hij op en trad aan het venster: „Om zijn schuld
bewust gelaat te verbergen," klonk er een stem
in mij.
„Hoor eens hier. Bunny," zei hij, zich ineens
weer tot mij wendend, ,4k heb niet graag, dat
je mij verder vragen doet betreffende mijn uit
stapje."
„Zoo?” zei ik sarcastisch. „Niet alleen, dat ik
je vragen zal doen, ik heb ze ook graag beant
woord! Jijzelf hebt toch die afspraak gemaakt,
dat er geen geheimen tusschen ons zouden zijn?
Nu moet je er je opk aan houden!”
Een auto, die rechts van den weg stilstaat, be
hoeft geen andere verlichting te voeren dan aan
zijn llnkerzljwand een naar voren wit en naar
achteren rood licht gevende lamp (gerekend
van de bestuurderszltplaats af. (Indien geen enkel
deel van den wagen verder dan 30 meter van een
brandende straatlantaarn verwijderd is, mogen
MIe lichten gedoofd zijn.)
Nu kwamen er weer andere moeilijkheden voor de beide
vrienden, die intusschen Arable hadden bereikt. Men was daar
echter niets gesteld op vreemde indringers en reeds aan de
grens werden ze door een soldaat aangehouden, die zei, dat
ze niet verder mochten.
De litteratuur over Napoleon heeft tn de hon
derd jaren na zijn dood zulk een omvang aan
genomen. dat zij slechts nog door specialiste:!
in haar geheel te overzien is. Des te eigenaar
diger moet men wei he‘t feit vinden, dat er tot
op den huidigen dag een verzameling mémoires
aan ontbreekt, welke 'ongetwijfeld tot de be
langrijkste behooren, namelijk die van Generaal
Bertrand.
Bertrand is het. van wien de Keizer eenmaal
gezegd heeft„Zijn naam is onafscheidelijk
verbonden met den mijnen. Zoolang ik in de
herinnering voortleef, zoolang zal ook Bertrand
herdacht worden."
Bertrand is als grqptmaarschalk een der
meest intieme vrienden van den keizer geweest
en hem menschelijk nog nader gekomen gedu
rende de jaren In ballingschap; Bertrand was
het ook. die tezamen met Montholon en Mar
chand. door Napoleon tot voltrekker van zijn
testament werd aangewezen.
Welnu, generaal Bertrand, die den Keizer
23 jaar overleefde, heeft een belangrijke reeks
van manuscripten nagelaten. Het zijn werken
over strategie, berichten over zijn veldtochten,
de geschiedenis van zijn eigen leven en derge;
lijke. Maar het belangrijkste daarvan moeten
ongetwijfeld zijn mémoires over Napoleon
„As ik het je vertelde, Bunny, dan zou ik maar
eindigen met je ongelukkig te maken en dit sou
ik niet graag doen!”
.Door die hatelijke geheimzinnigheid maak je
juist ongelukkig! Daardoor ga Ik denken,
er iets achter schuilt, waar Je Je over
blijven staren, tot de terugkeer van vader mij
uit mjjn droomerjjen wekte.
„Wel, Bunny." riep hij opgeruimd als altijd
wanneer hjj zijn „oogappel” toesprak, „wat is
er gebeurd, kindje? Er is bijna geen vuur meer
in den haard en Je ziet er uit, of het leed van
heel de wereld, op je schouders rustte
Ik belde, dat ze den haard nog zouden red
den van den ondergang en zei toen
,Het spijt mij erg, vader, dat ik het vuur ver
geten heb...."
„Vergëten?.Terwijl Jeer vlak bij zat? Hoor
eens. Bunny,” en hij hield de hand onder mijn
kin en trok mijn gezicht naar zich toe, „wat
heeft je zoo ongelukkig gemaakt?”
Ik zou hem niet hebben kunnen antwoorden,
zonder in snikken uit te barsten; dus overhan
digde ik hem Vai's briefje, zonder een woord te
spreken en bleef hem gadeslaan, terwijl hij
las.
„Dwaas kindje, dat Je bent! Is die tragische
uitdrukking op je gezichtje te voorschijn geroe
pen door zoon onbeduidende afwezigheid van
Ik dacht op z'n minst, dat hij naar
Australië was vertrokken, of dat je er hem op
betrapt had, dat hij het hof maakte aan een
ander.”
„Het gaan op zichzelf vond ik nu niet zoo
erg, vader, maar het geheimzinnige van het
geheel. Hij zegt er geen woord van, waar hij
heengaat en om welke reden; hij heeft ook niet
geschreven, dat hij graag wat van mij zou willen
hooren gedurende zijn afwezigheid.”
Vader trok mij naar zich toe en zei hoogst-
ernstig:
inzichten om te smeden. Dezelfde smeuling. die
uitlaaide in den brand van duizenden kerken:
een heldensch offervuur bjj de hekatomben vaif
zoovelen, die hun leven aan God hadden toe
gewijd.
Twee moeilijk te vergelijken figuren, hoe
wel ze allebei wal zeer vreedzaam, als gewone
bezoekers van een beroemd museum, herhaalde
malen naast elkaar zullen hebben plaats ge
nomen. De man der gehoorzame, pijnlijk
consciëntieuze arbeid, de goede knecht die met
zijn geestestalenten wist te woekeren, naast de
man in wien toen reeds een vulkanisch vuur
moet hebben gegloeid. Maar die toch ook een
man was van scherp, logisch inzicht, die vol
keren omvatte met zijn blik en geheime werkin
gen wist té bespeuren, welke pas na jaren ten
volle openbaar zouden worden. En die in
ijzeren training van den eigen wil de kracht
moet hebben gevonden, om als een transfor
mator deze spanningen te kunnen opvoeren tot
onweers-sterkte.
Aan wien zal het nageslacht met meer liefde
denken? Aan den toegewijden beschrijver van
zooveel eerbiedwaardige tradities, die altijd nog
levenskracht aan het grijzende Europa schen
kel? Of aan den ras-omwentelaar, die een ge
heel nieuwe wereld op rookende puinhoopen
wilde grondvesten?
Wjj zullen deze vragen niet verder onder
zoeken, al was het alleen maar omdat deze
mannen inderdaad al zéér moeilijk met elkaar
te vergelijken zijn! Maar toch leek het ons,
of we in den volgeling van Benedictus van
Nurcla en in den Russischen revolutionnalr
de symbolen konden zien van krachten, welke
de wereld kunnen genezen of tot onherstel
bare ziekten kunnen voeren.
zijn, over de laatste regeerlngsjaren in de Tul
le néén, over het keizerlijke hof en de dagen
der ballingschap op St. Helena.
Wat nu deze mémoires betreft, zij zijn hoege
naamd onbekend gebleven en slechts weinig
biografen van Napoleon maken melding van het
feit dat zjj bestaan. Hoe komt het, dat deze
belangrijke getuigenissen zoo geheel aan de pu
bliciteit onttrokken zijn gebleven?
Toen Bertrand in '44 stierf (een soldaat van
het oude slag heeft zijn vooroordeelen. en Ber
trand was er ook in zijn ouderdom niet toe te
bewegen warm ondergoed te dragen, zoodat een
gewone verkoudheid de oorzaak werd van zijn
dcfcxi) heeft hij bij testament zijn mémoires ver
maakt aan zijn dochter. En tegelijk beschikt,
dat zij niet gepubliceerd mochten wtorden.
De dochter van Napoleon s grootmaarschalk
huwde met den Amerikaan Tayer, die zich in
Frankrijk liet naturaliseeren en op hoogen
leeftijd lid van den Franschen Senaat
Het manuscript over Napoleon werd nu nog
strenger bewaakt dan vroeger. Na den dood van
haar man wilde Madame Tayer het geheim
zinnige werk niet langer in huis bewaren en zij
gaf het aan een ouden en toegewijden vriend,
een beambte op het Ministerie van Financiën.
Vier jaar later stierf Madame Tayer. De huis
vriend hield het hem toevertrouwde pand in
zijn brandkast en beschikte in zijn testament,
dat zijn zoon hetzelfde zou doen. Deze zoon
van Madame Tayer's vertrouwden vriend, een
Monsieur R heeft tot op vandaag 't manuscript
nog in zijn bezit.
Het spreekt vanzelf, dat het niet ontbroken
heeft aan pogingen om hem dit kostbaar stuk
te ontlokken: beroemde bibliotheken hebben er
groote sommen voor geboden. Amerikaansche
verzamelaars nog grootere. Ook de Fransche
Staat heeft zich niet onbetuigd gelaten. Maar
dit alles heeft niet de minste uitwerking gehad
op mijnheer R., die, volgens zijns vaders laat-
sten wil, het manuscript getrouwelijk aan de
oogen van zijn medemenschen onttrekt en eer
der van zins schijnt, het gedeeltelijk te ver
nietigen. dan het ter publicatie te geven.
Natuurlijk zijn er rondom deze verborgen mé
moires allerlei geruchten ontstaan. Als waar
schijnlijk neemt men aan. dat de Napoleon van
Bertrand niet identiek is met den held, dien
alle schoolkinderen ter wereld in hun geschie
denisboeken vinden. Men zegt, dat deze Napo
leon niets anders is. dan een gewoon, al te ge
woon. door avonturen en ziekte gesloopt mensch.
vol leelijke trekken en bitterheid. Ook Wordt
wel vermoed, dat er een geheel ander pijnlijk
geheim door Bertrand werd opgeteekend, n.l. 't
geheim van Napoleon's dood, van zijn verwqeste
ingewanden, die door de artsen, die de sectie
verrichtten, verwonderd bekeken werden; van
het testament, waarin de keizer, door donkere
voorgevoelens gedreven, de sectie zelf geëlscht
het kankervraagstuk hiermede
zal nog een lange weg van proefnemingen te
bewandelen zijn voor men op een ongevaarHjke
manier deze nieuwe geneeswijze ook bij men-
schen kan toepassen. Bovendien fs het natuur-
Hjk nog de vraag of deze by den mensch ook
effect heeft. Maar al zou onverhoopt blijken
dat dit niet het geval is. dan mag men toch
hopen, dat de door deze Russische onderzoekers
aangegeven richting de oogen van andere ge
leerden voor nieuwe mogelijkheden zal openen
en zoodoende toch zal medewerken tot het ver
krijgen van de reeds lang verbelde, doeltref
fende geneeswijze.
.Jk kan u niet zeggen, Edelachtbare,” ver
klaarde de gravin von Zwinzler later voor het
gerecht, „hoe blij ik.was eenlge voorzorgsmaat
regelen te hebben genomen. De gedachte, die
madame Laranche mjj ontvouwde, heb ik aan
vankelijk als bijzonder oorspronkelijk gewaar
deerd. Ik besloot toen de comedie te vervolma
ken en betrok twee vrienden in mijn plannetje.
Zij zouden zich op de gang verdekt opstellen en
Leon Duvalier bjj het verlaten van mijn kamer
op hun beurt mijn toiletten ontnemen. Ik voel
de er niets voor die soirée in „Westminster" ter-
wille van zoo n naïeveling mis te loopen. En zie,
de verliefde Leon heeft zich zoo vergist, dat hjj
in plaats van mijn japonnen, mijn juweelen
En hoewel mijn vrienden vanzelf
sprekend daar ook niet op waren voorbereid,
geloof ik toch wel, dat ze zich met meer ple
zier dan anders van hun opdracht hebben ge
kweten
Met Leon Duvalier, die een geroutineerde ho
teldiet van internationale reputatie bleek te zijn,
werd madame Laranche als zjjn echtgenoote
en medeplichtige ontmaskerd en gevonnist.
«■ssessstssesasssissttsstsssstssssssisttsssiatsKsstg^
I De charmante
kennissen
"aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaata»* „J
zal verbazen”” Geamuseerd zag madame lAfkn-
che Je gravin aan.
„Zoo? Laat maar eens hooren.”
„Toen u Leon gisteren ontmoette, hebt u met
hem klaarblijkelijk gesproken over het bal-
champétre, dat morgenavond in Westminster
gegeven wordt."
„Dat kan wel zijn. En wat zou dat?”
„Het heeft hem wel eenigszins teleurgesteld,
dat u daar heen ging met een ander dan hem.
Ik weet niet waaraan hij het recht ontleende
tot het maken van deze opmerking, maar hij
heeft het mij precies zoo gezegd."
De gravin trok even met haar wenkbrauwen.
„En weet u wat die naïeveling nu van plan Is?"
Even zweeg madame Laranche en observeerde
haar dlschgenoote scherp. Dan vervolgde ze
fluisterend
.Hij wil morgenavond, kort voor u zich naar
het soirée denkt te begeven, bij u Inbreken en
uw baltoiletten rooven. zoodat u niet kunt uit
gaan! Eigenlijk had ik dit krijgsplan voor u
gehétm moeten houden, maar van den anderen
kant wil ik u toch een onaangename sensatie,
die eigenlijk niets te beduiden heeft, besparen.
Ik zou u willên advlseeren: gaat u rustig op die
comedie in. Leon brengt u den volgenden dag
uw japonnen toch weer terug!”
Voelde Gravin von Zwinzler eerst niet veel
voor dit denkbeeld, allengs helde ze er toch naar
over. En zoo wachtte ze den volgenden avond
met ongeveinsde belangstelling op de dingen
die komen zouden.
Hoe zeker ze ook was van Leon Duvaller’s
komst, toch schrok ze wel even, toen een ge
maskerd man door het geopende venster haar
hotelkamer binnendrong. Onmiddelljjk richtte
hij een revolver op de gravin en beval:
„Draalt u zich oogenblikkelijk om, madame.
Waagt he£ nlet om hulp te roepen, want dan
zal ik geen moment aarzelen van mijn vuur
wapen gebruik te maken!”
Gedwee volgde de gravin het bevel op en
hoorde hoe achter haar rug de man de kasten
opende en daar eenigen tijd in rond zocht. Dan
verdween hij even schielijk uit de kaber als hij
er gekomen was. Het volgende oogenbllk hoorde
zjj op de gang een oorverdoovend lawaai, be
sloten met een hartstochteljjken woedenden
schreeuw. Twee mannen hadden den .Inbreker”
gevat en hem zijn buit afhandig gemaakt.
grijpen. In alle wetenschappelijke centra
dan ook naarstig naar de oorzaken
ontstaan van kanker gezocht, omdat
terecht beschouwt als de eerste schrede op
den weg die voert naar een doeltreffende the
rapie, een therapie n.l. die de zaak in de kern
aanvat. Ondertusschen blijft de ziekte dagelijks
haar slachtoffers efschen
Des te vreUgdevoller stemt ons dus het be
richt uit het Microbiologische Forschungs-
institut te Moskou, dat men daar, met over-'
slaan van bovenbeschreven eerste etappe, er in
geslaagd zou zijn, sommige, kunstmatig ver
wekte gezwellen bij dieren op eén orlglneele
manier te doen verdwijnen.
Voor we echter in nadere bijzonderheden hier
over treden, zullen we eerst in enkele korte
trekken schetsen wat ons tegenwoordig over
kanker bekend fs.
Zooals de meeste lezers wel zullen weten is
kanker een bepaald soort kwaadaardig gezwel.
Voor goed begrip diene het volgende:
Cellen zijn microscopisch kleine levende deel
tjes van ons organisme. Zooals de steenen een
huis bouwen, zoo bouwen de cellen het men-
schelijk lichaam op. Men heeft verschillende
■oorten cellen.
Een groep gelijkvormige cellen vormt tezamen
een weefsel. Verschillende weefsels groepeeren
zich op bepaalde wijze tot organen.
Bij een gezwel zien we nu, dat één soort cel
len in het een of andere orgaan zich uitermate
sterk vermeerdert.
Dit geschiedt niet bij
dezelfde manier.
Er zijn twee verschillende soorten We moeten
namelijk onderscheid maken tusschen goed-
Jhardlge en kwaadaardige gezwellen Ze verschil
len In gedrag tegenover de omringende weefsels.
De goedaardige gezwellen verdringen deze,
schuiven ze opzij, maar groeien er niet fa, ver
nietigen ze dus niet.
Bjj de kwaadaardige gezwellen zien we daaren
tegen, dat de gezwelcellen tusschen de cellen
van het andere weefsel ingroeien en door niets
te bedwingen voortwoekeren. Zelfs van orgaan
tot orgaan!
Wat is nu de oorzaak van het ontstaan
deze gezwellen? Men kent er verschillende;
slechts twee te noemen:
1. Chronische prikkeling (Virchow).
2. Het gaan woekeren van cellen die op een
of andere wijze te midden van een weefsel te
recht zijn gekomen waar ze niet thulshooren.
Hoe of het nu echter komt dat de normale
eel de eigenschappen van een gezwel aanneemt,
weet men niet. Soms zijn er erfelijkheids
factoren in het spel. Deze ontbreken echter ook
vaak, want men kan experimenteel gezwellen
verwekken bij dieren, die stammen uit families,
waarin geen gezwellen voorkomen. Dan is er dus
van erfelijkheid geen sprake. Een gezwel kan
men ook van het ééne op het andere dier over
dragen door het overenten van gezwelcellen.
Van een overdracht Jn den zin van infectie is
echter geen sprake. Men neigt daarom tegen
woordig algemeen tot de meening, dat er tot
het ontstaan van kwaadaardige gezwellen een
zekere bereidheid bij de weefsels bestaat
dat deze neiging tot gezwelvormlng kan zijn
aangeboren of verworven (b.v. door chronische
prikkeling). De mogelijkheid, een gezwel wille
keurig te verwekken, maakt een nauwkeurige
studie van verschillende problemen mogeltjk
daar men op deze wijze den groei, den Invloed
van geneeskrachtige preparaten, enz. kan be-
Studeeren.
Na deze lange inleiding thans iets over de
onderzoekingen, die in bovengenoemd instituut
in Moskou verricht zijn door G. Roskin en K
Romanowa. Zjj gingen van de wetenschap uit,
dat de kankercel zich in vele opzichten van
normale cellen onderscheidt, bijzondere eigen
schappen heeft. Zjj vermenigvuldigt zich snel
ler, verbruikt veel meer voedingsstoffen, enz.
Zfj hoopten nu onder deze nieuwe eigenschap
pen er één te vinden, die de cel voor bepaalde
invloeden gevoeliger maakte dan de normale
cellen. Inderdaad slaagden zij er in zoon zwakke
plek te vinden. Hierop richtten zjj hun aanval.
Zij besmetten 45 muizen met Schizotrypkmum
cruzf, een parasiet die zeer nauw verwant is aan
den verwekker van de gevreesde slaapziekte in
Afrika. Hij leeft in het bloed en in de organen
van het besmette dier. Tegelijkertijd werden
deze muizen geënt metkanker. Nu bleken de
gezwellen bij 30 van de 45 muizen geheel te
verdwijnen. (Veel plezier beleefden de muizen
daarvan evenwel niet, want na verloop van tijd
overleden zij aan gevolgen van de infectie).
Voor contröle had men ook 45 muizen alleen
met kanker geënt. Deze overleden hier alle
aan. De Infectie had dus wel degelijk invloed
op de gezwellen.
De grootste kabeljauw, welke ooit tn de waierenrwii Santa Catalina gevangen
zou zijn
Alom, ook in de leekenwereld, is de vrees voor
den kanker algemeen en met een zekere beklem
ming zien wij, dat er van jaar tot Jaar meer
menschen aan overlijden.
Hoe kan men deze ontwikkeling stuiten? Dit
Is tot nu toe nog niet bekend.
Men weet dit kwaad dus nog niet radicaal te
bezweren, al zijn er met de chirurgische the
rapie. vooral in de begin-stadla. zeer fraaie re
sultaten te boeken, die in vele gevallen tot blij
vende genezing leiden.
Natuurlijk is men hiermede nog lang niet
tevreden, maar stelt men als uitelndelijk doel,
een geneeswijze te vinden 41e de ziekte In de’
kiem aantast en niet slechts door verwijdering
van de ziekte deelen genezing brengt.
Dat men hierin nog niet slaagde. Is vooral te
wijten aan onvoldoende bekendheid van het
mechanisme van het ontstaan. Men weet nog
niet van welken kant men de ziekte aan moet
i wordt
van het
men dit
op
oe het Britsch Museum te Londen niet
alleen belangwekkend is door den steen
van Rosette, het gebeeldhouwde fries van
het Parthenon en zooveel andere kunstschat
ten, door Albion's zonen uit vrijwel alle lan
den ter wereld met evenveel verzamelwoede als
gebrek aan piëteit hierheen gesleept, leerde
ons een belangwekkend stukje van John Gib
bons in de Universe. De bekende journalist be
schrijft hierin verschillende bezoekers, die hij
vroeger geregeld in het Britsch Museum ont
moette. De twee voornaamste daaronder, die
later leder op eigen terrein zich be
roemdheid zouden verwerven, waren een ze
kere „Abbé” Gasquet en een zekere mijnheer
Lenin.
„Jaren geleden, toen hU-nog gewoon „Abbé”
was, zag ik geregeld een reeds bejaarden heer
in het Britsch Muvum Ik behoorde daar zelf
tot de vaste bezoekers; het hoorde zoo bij mijn
vak daar te zijn en anderen terecht te helpen,
en aldus leerde men de stamgasten goed ken
nen. Daar zag men den man die later de
Lenin zou worden, wiens lichaam wordt be
waard op het Roode Plein te Moskou en wiens
naam door millloenen wordt gekend, en ik heb
vaak naast hem gezeten. En daar was ook de
priester met het onvernjD^eliJke kalotje, wiens
r.aam maar weinig bekend is, en hij zit daar
als het ware nog, gebogen over zijn monumen
taal wetenschappelijk werk.”
Wonderlijke samenloop van omstandigheden,
en bijna symbolische tegenstelling! Wjj kennen
den geleerden Benedictijner-Kardlnaal slechts
uit zijn „Korte geschiedenis der Katholieke
Kerk in Engeland”, maar de lezing van dit
in zijn soort bewonderenswaardige werkje,
deed ons reeds iets begrijpen van diens geheel
bijzondere gaven en verdiensten. Hier spreekt
de man der gerijpte inzichten, die eeuwen
overziet en in hartstochtlooze, maar niet on
bewogen bewoordingen ons een hooger licht
weet te toonen, dat telkens door de duister
nissen en nevels der geschiedenis van een I
groot volk komt heenbreken. De fijne, door
wetenschappelijke methoden gescherpte en
verhelderde geest, wiens gevolgtrekkingen juist
door hun weloverwogen voorzichtigheid de
scherpte krijgen van een mes dat verdeelt, en
waarheid en dwaling weten te schiften met de
zekerheid, waarmee een ervaren expert zijn
edelsteenen keurt.
•En naast hem: Lenln. De ondanks alles
heroïsche figuur, wiens invloed men lezen kan
uit den verbeten trek op het bleeke gezicht van
een werklooze, waaronder een geheim
schijnt te smeulen. Hetzelfde vuur dat
man als een bekwaam smid wist te bezigen om
een groot deel van Europa en Azië naar zijn
len
■wogen bewaard omtrent het eigenlijk doel van
zijn reis, de plaats van zijn bestemming en den
dag. dat hij terugkeerde?.... Als hjj zelf niet
zoo geheimzinnig was geweest, dan zou él wal
Gertrude gezegd had, totaal z’n indruk op mij
gemist hebben; maar nu voelde ik mij diep
ellendig, want steeds Veerklonk in mijn ooren
die opmerking van den dominee: „Een verbor
gen verleden staat bijna altijd gelijk met een
■lecht verleden!"
Gedurende de zes weken, die achter mij lagen,
had ik „Val Brentmore steeds meer lief gekre
gen, met al de warmte van mijn vurig tempe-
tament; ik had hem zóó hoog verheven, dat de
♦rees alleen, dat hij van zijn voetstuk zou kun
nen vallen, mij een
Was.
Zóó verdiept was ik
het geheel niet lette
den tijfl en dat ik
Dergelijke gunstige resultaten bereikte men ook
bij infecties met een serum dat men met deze
trypanosotnen bereidde. De gezwellen maken
den indruk langzaam weg te smelten.
Nu moet men na lezing van bovenstaande
J?!'* ,me?nen dat cle therapeutische zijde van
opgelost is. Er
220